Home
>
GGP Italy SPA
>
Brush Cutter
>
GGP Italy SPA Brush Cutter TB 25 - TB 25CX, BJ 250 - 250D Instruction Manual
GGP Italy SPA Brush Cutter TB 25 - TB 25CX, BJ 250 - 250D Instruction Manual
Have a look at the manual GGP Italy SPA Brush Cutter TB 25 - TB 25CX, BJ 250 - 250D Instruction Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 893 GGP Italy SPA manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.
– Sluit de tank goed af en draai de doppen goed vast. – Start de machine op een afstand van tenminste 3 meter van de plaats waar u de tank bijgevuld hebt. 4.Vervang defecte geluidsdempers van de uitlaat. 5.Elke keer dient u, voordat u de machine gaat gebruiken, deze te controleren en wel in het bijzonder de uitrustingen, het maaiorgaan, de beschermingen en de bevestigingselementen: dit om u ervan te ver- zekeren dat die niet versleten, beschadigd zijn of niet goed vast zitten. Controleer altijd of de gashendel en de STOP/START knop goed werken. Controleer of de blokkeringshendel van de gashendel (veiligheidshendel) goed werkt: de gashendel mag niet werken als de veiligheidshendel gelegen op de boven- kant van de handgreep niet tegelijkertijd wordt inge- drukt. 6.Controleer of de handvaten en het bevestigingspunt van het draagstel goed op de juiste plaats zitten, en of de machine goed in evenwicht is. 7.Vergewis u van de juiste afstelling bij het minimum aantal toeren van de motor, zodat het trimelement ophoudt te draaien als u het gashendel loslaat. C) GEBRUIK 1. Laat de motor niet lopen in een dichte of onvol- doende geventileerde ruimte waarin zich het giftige gas koolmonoxide (kolendamp) kan opeenhopen. 2.Werk alleen bij daglicht. 3.Gebruik, voor zover dat mogelijk is, de machine niet op nat terrein. 4.Behoud tijdens het werken met de machine een vei- lige afstand tussen uw lichaam en het maaiorgaan: deze afstand hangt af van het bevestigingspunt van de draagriem. 5.Loop rustig, ren nooit en zorg ervoor dat u altijd in evenwicht staat. Let goed op obstakels zoals stenen, stronken e.d. waarover u zou kunnen struikelen. 6.Gebruik de machine niet op schuin aflopende oppervlakten waarvan de helling gevaar zou kunnen opleveren. Kijk op een helling goed uit waar u uw voe- ten zet en werk in een stabiele houding. Werk steeds in zijwaartse richting, nooit naar boven of naar bene- den. 7.Het is aan de gebruiker de mogelijke gevaren van het terrein waarop gewerkt wordt te beoordelen en alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen te treffen om zijn eigen veiligheid niet in gevaar te brengen. Dit isvooral belangrijk voor hellingen, oneffen, glad of onvast terrein. 8.Het gebruik van metalen trimelementen (zoals bij- voorbeeld een drietandsschijf, een viertandsschijf of een cirkelzaagblad) houdt het gevaar in dat de machi- ne plotseling omhoog komt als hij op hindernissen (stenen, stronken, etc.) stuit. De bosmaaier komt omhoog in de richting tegenovergesteld aan de draai- richting daarvan. 9.Breng nooit wijzigingen in de afstelling van de motor aan om die op te voeren. 10.Voordat u de motor start, dient u zich ervan te ver- gewissen dat er in een omtrek van 15 meter van de machine niemand is, dat het trimelement de grond niet raakt en dat de machine in evenwicht is. 11.Omdat het trimelement draait kan dit ten gevolge hebben dat als er iets op de grond ligt, dat wegge- slingerd wordt. Neem een veiligheidsafstand van ten- minste 15 meter tussen machine en personen of die- ren in acht. Gebruik de bosmaaier nooit in nabijheid van voertui- gen of andere zaken die door rondvliegende delen beschadigd zouden kunnen worden. 12.Start voorzichtig de motor waarbij u de gebruiks- voorschriften nauwgezet in acht dient te nemen en niet te dicht bij het trimelement te komen. 13.De bosmaaier dient tijdens de werkzaamheden altijd aan het draagstel vast te zitten. 14.Zet de motor af en koppel de draad van de bougie los in de volgende gevallen: – Alvorens interventies uit te voeren op het maaior- gaan. – Alvorens de bosmaaier schoon te maken, te contro- leren, af te stellen of te herstellen. Alleen het afstellen van de carburator en van het mini- mum gebeurt terwijl de motor loopt. Tijdens deze handelingen moet de transmissie-as gemonteerd zijn en dient u zich er bovendien van te vergewissen dat het gereedschap nergens tegenaan komt en dat de machine ergens stevig op rust. – Nadat u met de machine een voorwerp geraakt hebt dient u het maaiorgaan en de transmissie-as te con- troleren om na te gaan of er schade is opgetreden. Voer eventueel de nodige reparaties uit voordat u de machine opnieuw gebruikt. – Als de bosmaaier abnormaal begint te trillen, dient u onmiddellijk de oorzaak van dit trillen op te sporen en het probleem te verhelpen. 15.Zet de motor af: – Telkens wanneer de bosmaaier onbeheerd achter- gelaten moet worden. – Wanneer de brandstoftank gevuld moet worden. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN89NL
– Tijdens verplaatsing van het ene naar het andere werkterrein. 16.Gebruik de machine niet te lang achter elkaar. Stop zo nu en dan en zet dan de motor uit. D) ONDERHOUD EN OPSLAG 1. Zorg dat alle schroefbouten en schroeven goed vast zijn aangedraaid om voor veilige gebruiksom- standigheden te zorgen. Regelmatig onderhoud is van essentieel belang voor de veiligheid en voor een opti- maal blijvend prestatieniveau. 2.Gebruik de machine nooit als er onderdelen beschadigd of versleten zijn. Onderdelen dienen ver- vangen en niet gerepareerd te worden. De trimelementen moeten altijd het merk van de fabri- kant hebben evenals een verwijzing naar de maxima- le gebruikssnelheid. 3.Draag altijd dikke handschoenen als u het trimele- ment demonteert of monteert. 4.Plaats de bosmaaier met brandstof in de tank nooit in een ruimte waar de benzinedampen in contact zou- den kunnen komen met vlammen, vonken of een uitermate hete warmtebron. 5.Zet de bosmaaier weg in een schone en droge ruimte, buiten het bereik van kinderen. 6.Laat de motor eerst afkoelen voordat u de machine wegzet. 7.Om het brandrisico te verminderen, dient u blade- ren stukjes gras en overbodige olie van de bosmaaier te verwijderen, met name van de motor, de koelribben daarvan, de uitlaatpijp, evenals de brandstoftank. 8.Als de brandstoftank geleegd moet worden, dient u dit in de open lucht te doen en moet de motor afge- koeld zijn. 9.Voeg geen enkel machineonderdeel toe, haal ook geen enkel element weg of breng daar wijzigingen in aan. Dit zou ten gevolge kunnen hebben: – etsel aan u of andere personen in de buurt; – schade aan de machine. En ongeldigheid van de garantie. 10.Als de machine weggezet of vervoerd wordt, dient u de maaischijf altijd met de bescherming af te dekken om te voorkomen dat iemand zich per ongeluk ver- wondt. 11.Tot behoud van het milieu dient u geen olie of ben- zine in het riool, afvalkanalen of rechtstreeks op de grond te laten lopen. Een benzinestation bij u in de buurt kan de olie en benzine volkomen veilig verwer- ken. 90VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN / INSTRUCTIES VOOR DE MONTAGENL INSTRUCTIES VOOR DE MONTAGE Voor een correct en veilig gebruik van de bosmaaier bent u verplicht de montageaanwijzingen van de beschermings- en veiligheidsonderdelen nauwkeurig op te volgen. De fabrikant wijst alle verantwoordelijkheid ten aanzien van het gebruik van de bosmaaier zonder de hierboven beschreven beschermings- en vei- ligheidsonderdelen van zich af. VOORSTE HANDGREEP De bosmaaiers worden standaard geleverd met de voorste handgreep gedemonteerd en bijgevoegd in de verpakking. Deze moet dan als volgt gemonteerd worden (zie illustratie). MONO BOSMAAIERS (Fig. 1) De voorste handgreep met bescherming moet gemonteerd worden (barrière). Op de transmissiebuis !LET OP!ligt een afstandshouder (E) die de minimumafstand garandeert tussen de voorste en achterste hand- greep. De voorste handgreep moet voor deze afstandshouder op de transmissiebuis geplaatst wor- den. Plaats de vierkante moeren in de invoegplaatsen op de handgreep en plaats dan de schroeven met rin- getjes. Draai de schroeven vast op een graduele en uniforme wijze. Alvorens ze definitief volledig vast te draaien moet u de stand van de voorste handgreep instellen. Blokkeer dan de handgreep volledig door de schroeven met gelijke mate volledig vast te draaien. De afstandshouder mag niet gewijzigd of beschadigd worden. De minimumaf- stand tussen de handgrepen moet behouden blij- ven. DUPLEX BOSMAAIERS (Fig. 2) De voorste stuurvormige handgreep moet bevestigd worden. Bedien de knop A (fig.2) door de vergrende- !LET OP!
ling van de handgreep los te draaien. het is niet nodig de bevesti- gingsschroef helemaal vast te draaien. Het is voldoen- de de schroef wat los te zetten zodat het mogelijk is de handgreep in te voeren in het blokkeersysteem. Breng de twee helften van de stuurvormige handgreep in de houder en controleer of ze goed verbonden zijn. Bedien opnieuw de knop A en draai vast, zonder te overdrijven. Regel de positie van de stuurvormige handgreep en draai hem vast tot hij veilig vastzit. Werk nooit met loszittende of verkeerd bevestigde handgrepen. Op de transmissie werd, ter hoogte van het bevestigingspunt van de voorste handgreep, een afstandshouder (ref. E fig. 2) vast- gemaakt op de transmissiebuis. Deze afstandhou- der wijst op de correcte positie van de handgreep. Verander de correcte positie van de voorste hand- greep niet. VOORSTE BESCHERMING (Fig. 3) Voor een correcte stand van de draadafsnijder en bescherming van de bediener moet de bescherming op een correcte wijze gemonteerd worden. Werk nooit zonder de bescherming. De bescherming moet gemonteerd worden met behulp van de bijgeleverde schroeven en ringetjes. De bescherming moet zowel geschikt zijn voor het machinemodel in kwestie als voor het gebruikte maai- orgaan. Wanneer de draadkop gebruikt wordt, is het noodza- kelijk de bescherming met draadsnijder te monteren. Wanneer de metalen maaischijf gebruikt wordt, moet de specifieke voorste bescherming zonder draadsnij- der op de machine gemonteerd worden. Deze bescherming wordt met de machine geleverd en zit in de verpakking. MAAIORGANEN Gebruik van een ander maaior- gaan dan tweedraadskoppen of metalen maaischijven kan vroegtijdige slijtage of beschadiging van de machine ten gevolge hebben.BELANGRIJK !LET OP! !LET OP! !LET OP! OPERMERKING METALEN MAAISCHIJVEN (Fig. 4) Trek een paar veiligheids- handschoenen aan voordat u de metalen maai- schijf in uw handen neemt. a)Plaats op de kopas de gesleufde moer (A), de metalen maaischijf (B), de moer (C), de vaste beker (D) en de hexagonale bevestigingsmoer met ring (E), door deze in tegenwijzerzin aan te draaien. b)Voor een veilige blokkering moet de rotatie van de as verhinderd worden: plaats de ronde staaf (H) (bij- geleverd) in het gat op de zijkant van de moer A, laat het gereedschap langzaam draaien totdat de ronde staaf in het gat dringt op de zijkant van de kop, zodat de rotatie van het gereedschap verhin- derd wordt. Draai de moer vast en verwijder de ronde staaf uit het gat. MAAIKOP MET NYLONDRAAD (Fig. 5) a) Plaats de gesleufde moer (A) en de metalen maai- schijf (B) op de kopas en draai vervolgens de draadkop (C) vast in tegenwijzerzin (linksdraaiende schroefdraad). b)Voor een veilige blokkering moet de rotatie van de as verhinderd worden: plaats de ronde staaf (H) (bij- geleverd) in het gat op de zijkant van de moer (A), laat het gereedschap langzaam draaien totdat de ronde staaf in het gat dringt op de zijkant van de kop, zodat de rotatie van het gereedschap verhin- derd wordt. MONTAGE VAN DE STANG (Modellen met scheid- bare stang – Fig. 6) Richt de uitsparing (A) van de verbinding (B) uit met het merkteken in reliëf (C) onderaan op de stang (D). Verwijder de blokkeerpen (E) en duw de onderkant van de stang (D) in het gat (F) van de stang tot de blok- keerpen (E) vast klikt. Deze handeling kan vergemakkelijkt worden door de onderkant (D) lichtjes in beide richtingen te draaien; bij een volledige invoering is de blokkeerpen (E) volledig naar binnen gericht. Na deze handeling de knop (G) stevig vastzetten. DRAAGRIEM (Fig. 7) De bosmaaier wordt geleverd met een enkelvoudige draagriem. Leg de draagriem op de linkerschouder en breng hem tot op de rechterheup. Bevestig dan de klem aan de haak op de transmissiebuis van de bos- maaier. Stel de riemen in volgens uw lengte en lichaamsbouw om efficiënter en veiliger te werk te kunnen gaan.!LET OP! !LET OP! INSTRUCTIES VOOR DE MONTAGE 91NL
Bij het gebruik van de bosmaaier moet bescher- mingskledij gedragen worden tegen de impact van voorwerpen die weggeslingerd kunnen wor- den door het gereedschap (bv. stenen). Draag veiligheidsschoenen met antislipzool, hand- schoenen, een veiligheidsbril (een gezichtsmas- ker alleen beschermt de ogen niet voldoende) en nauw aansluitende kledij. Draag geen wijde kledij, sjaals, dassen, juwelen of halskettingen die in de struiken verstrikt kun- nen raken. Lag haar moet bijeen gebonden en beschermd worden. Draag beschermingsmidde- len voor het gehoor, bijvoorbeeld oorbescher- mers. Bij snoeien, omzagen of verwijderen van struik- gewassen of andere werkzaamheden op plaat- sen waar er voorwerpen naar beneden zouden kunnen vallen is het dragen van een veiligheids- helm verplicht. INSPECTIE VAN DE MACHINE Vergewis u ervan dat alle schroeven goed aan- gedraaid zijn en dat de mechanische organen goed gesmeerd zijn. Controleer de maaischijf, vergewis u ervan dat het goed scherp is en geen tekenen van beschadiging vertoont. Controleer of de bescherming van het zaagblad op zijn plaats zit. Controleer de luchtfilter: die moet schoon zijn. Door een vuile luchtfilter kunnen de prestaties van de machine afnemen. BRANDSTOF Deze machine is uitgerust met een tweetaktmo- tor. U dient dus een mengsel te gebruiken dat bestaat uit benzine en smeerolie voor tweetakt- motoren. Gebruik alleen brandstof en smeermiddelen van een goede kwaliteit om de prestaties van de motor op peil te houden en de levensduur van de mechanische organen te garanderen. Gebruik NOOIT enkel de benzine voor uw auto. Deze zal permanente schade aanbrengen aan de motor en zal de garantie van het product doen vervallen. Gebruik NOOIT mengsels die meer dan 60 dagen voor- heen bereid werden. BELANGRIJK BELANGRIJK Een aantal standaard benzinesoorten zijn reeds gemengd met zuurstofverrijkende stoffen zoals alcoholen, ethers of andere bestanddelen die zorgen voor een reine lucht. Uw motor werd ont- worpen om perfect te werken met gelijk welke benzinesoort bestudeerd voor de aandrijving van autovoertuigen, inclusief de met zuurstof verrijk- te benzinesoorten. Gebruik van loodvrij benzine. MOTOROLIE Gebruik uitsluitend synthetische olie van uitste- kende kwaliteit voor tweetaktmotoren. Uw leverancier beschikt over verschillende soor- ten hoogwaardige oliesoorten die speciaal ont- worpen zijn om de mechanische organen goed te beschermen en dus voor een langdurige effi- ciëntie van de motoren zorgen. Wend u dus altijd tot uw vaste leverancier SAMENSTELLING MENGSEL GEBRUIK EEN MENGSEL VAN BENZINE EN SPECIFIEKE SYNTHETISCHE OLIE VAN HOGE KWALITEIT VOOR TWEETAKTMOTO- REN MET EEN PERCENTAGE VAN 2% PER- CENTAGE BENZINE-OLIE 50:1 = 2% OLIE. = 2% di olio. (SYNTETIC OIL 2T) Als u voor de bereiding van het mengsel niet over synthetische olie voor tweetaktmotoren beschikt en u gebruikt een minerale olie specifiek voor het smeren van tweetaktmotoren, dan is het nodig een mengsel te bereiden met een percentage van 4% olie. PERCENTAGE BENZINE-OLIE 25:1 = 4% olie. Ontvlambare vloeistof! Bewaar de brandstof in daartoe geschikte recipi- ënten op een veilige plaats, ver uit de buurt van warmtebronnen of vrije vlammen. Houd de reci- piënt buiten het bereik van kinderen.!GEVAAR! BELANGRIJK 92VOORBEREIDINGEN VOOR HET WERKNL VOORBEREIDINGEN VOOR HET WERK
BRANDSTOFMENGING Giet olie in een tank geschikt voor olie en benzi- ne en voeg vervolgens de benzine toe. Schud goed met de tank zodat het mengsel goed gemengd wordt. Het mengsel is aan veroudering onderhevig. Dat betekent dat de brandstof geleidelijk zijn karak- teristieken verliest. Maak geen grote hoeveelhe- den mengsel aan, maar ongeveer de hoeveel- heid die u in een maand nodig hebt. Zo zult u altijd brandstof van optimale kwaliteit en met uit- stekende prestaties hebben. Voordat u gaat bijvullen dient u de tank krachtig heen en weer te schudden zodat de olie / benzi- ne goed gemengd wordt. De druk die binnen de tank ontstaat. VULLEN VAN DE BRANDSTOFTANK Als gevolg van een te hoge omgevingstemperatuur kan de druk in de brandstoftanks oplopen. Haal de dop voorzichtig los om te voorkomen dat er benzine naar buiten spuit. Sla de brandstof in een frisse ruimte op en laat deze nooit in de zon staan. – Plaats het toestel op een stabiele wijze met de opening van de brandstoftank naar boven toe gericht (fig. 8). – Maak de dop van de tank en de zone daar rond schoon om ervoor te zorgen dat er niets anders in de tank kan komen. – Vul de tank in een daarvoor geschikt vat om te voorkomen dat er brandstof gemorst wordt. – Benzine is uitermate brandbaar en onder bepaalde omstandigheden explosief. – Vul de brandstoftank in een goed geventi- leerde ruimte terwijl de motor uit staat. Rook niet, zorg ervoor dat er geen vlammen of vonken ontstaan in de ruimte waar de brandstoftank wordt gevuld en waar de brandstof wordt bewaard. – Vul de brandstoftank nooit te veel. Na bij- vulling moet u controleren dat de dop van de tank correct en veilig gesloten wordt. – Let erop bij het vullen geen brandstof te morsen. De gemorste brandstof of de damp daarvan kan vlam vatten. Als er brandstof gemorst is, dient u zich ervan te vergewis- sen dat die zone droog is voordat u de motor gaat starten. – Zorg ervoor dat uw huid niet te lang in con- !GEVAAR! !LET OP! !LET OP! tact is met de brandstof en dat u de damp ervan niet inademt. – Houd de brandstof ver buiten het bereik van kinderen. HET STARTEN Voordat u de motor gaat starten dient u te controleren dat er rondom de machine geen mensen of zaken aanwezig zijn waarvoor u een gevaar zou kunnen zijn. Start de motor op wanneer de machine zich in een vlakke en stabiele stand bevindt. Om te voorkomen dat de trekker van de gashen- del per ongeluk aangeschakeld wordt, is deze voorzien van een beveiliging: als u niet op de vei- ligheidshendel die aan de andere zijde van de handgreep zit drukt, kan het gashendel niet aan- geschakeld worden. Voordat u de machine gaat starten, dient u zich er altijd van te vergewissen dat het veiligheidshendel goed werkt. KOUD STARTEN – Plaats de STOP/START knop gelegen op de handgreep waarop de gashendel ligt op de stand «START» (fig. 9). – Terwijl gelijktijdig de veiligheidshendel (ref. 1) en de versneller (ref. 2) bediend worden, druk op de toets STOP VERSNELLER (ref. 3). Houd de versneller ingeduwd en los de versnellings- hendel tot de blokkering bekomen wordt. Deze handeling zorgt voor een voorversnelling van de carburator. (fig. 9). – Draai aan de luchthendel (ref. 4) op de carbu- rator (rotatiezin naar de motorbehuizing toe) (fig. 10). Raak de versnellingshendel niet aan. Door de versnellen kan de pal van de versneller intrekken. – Druk 6-7 keer op de plastic primer (ref.5) gele- gen op de onderkant van de carburator. Deze handeling zorgt voor vers mengsel in de car- burator waardoor het starten makkelijker ver- loopt (fig. 10). – Uw machine beschikt over een luchthendeltje (choke) met 2 standen: CLOSE “--” en RUN I.. Breng dit hendeltje in de stand CLOSE “-“ (fig.10). – Houd de motor stevig vast met uw linkerhand. Grijp met uw rechterhand de starthendel beet. (fig.11). – Geef een stevige ruk aan de starthendel tot de eerste startsignalen waargenomen worden. OPMERKING !LET OP! VOORBEREIDINGEN VOOR HET WERK 93NL
– Breng de luchthendel nu in de stand RUN I. Trek opnieuw aan het hendeltje tot de motor start (fig.10). Bij opstarting van de machi- ne moet u steeds krachtig aan de gashendel trekken. Wanneer de motor gestart is, begint de snij-inrichting onmiddellijk te draai- en. Duw de versnellingshendel in en laat hem weer los. De stoptoets van de versneller wordt vrijgegeven en de motor schakelt over op het minimaal toerental. – De motor gaat over naar de nominale snelheid. Laat de motor even draaien zodat hij gradueel opwarmt. – Trek nooit zo hard aan de gashendel dat de kabel (eindschakelaar) volledig ontrolt. – Trek steeds de startkabel recht naar de buiten- kant toe. Indien u aan de startkabel trekt onder een hoek, wrijft deze tegen de bus, waardoor hij sneller zal verslijten. – Begeleid de gashendel steeds tijdens zijn terugkeer. Hij mag nooit losgelaten worden zodat hij botst vanaf zijn uitgestrekte positie tegen de startzitting, waardoor de kabel kan verstrikt geraken of het startonderdeel kan ver- slijten of beschadigd worden. – Steun uw voet of knie nooit op de transmissie- buis om het toestel te blokkeren; dit zou de transmissiestang kunnen vervormen en onbruikbaar maken. Wanneer de motor start zal het maaiorgaan onmiddellijk beginnen rote- ren. Breng het toestel op de minimumsnel- heid en laat dan de gashendel los. Controleer dat het maaiorgaan stopt met draaien wanneer de motor met de minimum- snelheid draait. Indien de motor niet start nadat de beschreven handelingen werden her- haald, moet u de paragraaf Probleemopsporing raadplegen.OPERMERKING !LET OP! BELANGRIJK OPMERKING OPMERKING WARM STARTEN De startprocedure met warme motor is identiek dan die voor het starten met een koude motor, behalve dat het niet nodig is de luchthendel op de carburator te gebruiken. STOPPEN VAN DE MOTOR (Fig. 12) Laat de trekker van de gashendel terug los. Laat de motor terugkeren op het minimumtoerental. Breng de knop op de STOP stand totdat de motor stil staat. AFSTELLING VAN DE CARBURATOR De carburatie wordt voor elke geproduceerde machine uitgevoerd door de fabrikant. Controleer of de luchtfilter schoon is en goed vastzit. De stelschroef van de “vlinderschroef” (mechani- sche schroef) werd zo ingesteld dat het maaior- gaan niet draait wanneer de motor met de mini- mumsnelheid draait. Indien het maaiorgaan mocht roteren met de motor op het minimumtoerental, dan moet u aan de stelschroef van de vlinderschroef (gelegen naast de luchthendel op de carburator) (fig. 13, ref. T) in tegenwijzerzin draaien totdat het orgaan stilstaat. In deze situatie moet de motor wel regelmatig blijven draaien. Indien er andere instellingen vereist zijn op het toestel, raden wij u aan contact op te nemen met uw verkoper of met een geautori- seerde bijstandsdienst. 94VOORBEREIDINGEN VOOR HET WERKNL
– INDIEN U NIET VERTROUWD BENT met het gebruik van dit toestel, moet u de procedu- res uittesten met een uitgeschakelde motor en de knop op de uitgeschakelde “STOP” stand. – MAAK STEEDS DE WERKZONE VRIJ van voorwerpen zoals blikjes, flessen, stenen, enz. Indien deze voorwerpen geraakt wor- den kan dit ernstige schade veroorzaken aan de bediener of aan andere aanwezige personen en de machine beschadigen. Indien per ongeluk een voorwerp wordt geraakt, MOET U STEEDS ONMIDDELLIJK DE MOTOR UITSCHAKELEN en de machine onderzoeken. Werk nooit met een bescha- digde of defecte machine. – MAAI STEEDS BIJ HET MAXIMALE TOE- RENTAL. Aan het begin en tijdens het werk mag u niet met een laag toerental werken. – GEBRUIK HET TOESTEL NIET voor doelein- den die verschillen van het maaien van gras. MAAI GEEN GRAS hoger dan knie- hoogte. – GEBRUIK HET TOESTEL NIET wanneer er andere personen of dieren zich in de buurt bevinden. Houd tijdens het maaien of wan- neer u zich verplaatst met het toestel min- stens 15 meter afstand tussen uzelf en andere personen of dieren. Tijdens arbeids- intensievere maaibeurten moet er minstens 30 meter afstand zijn tussen de gebruiker en andere personen of dieren. – BIJ GEBRUIK VAN HET TOESTEL OP HEL- LINGEN moet u zich beneden het maaior- gaan bevinden. GEBRUIK HET TOESTEL NIET indien het risico bestaat, hoe gering dan ook, om uit te schuiven of het even- wicht te verliezen. – GEBRUIK HET TOESTEL NIET OP EEN CONTINUE WIJZE voor een lange tijdsduur. VOER STEEDS PAUZES in door de motor uit te schakelen. METALEN MAAISCHIJVEN Wanneer de metalen maai- schijf gebruikt wordt, moet de specifieke voorste bescherming zonder draadsnijder op de machine gemonteerd worden. Deze bescherming wordt met de machine geleverd en zit in de verpakking. De 4-tandsmaaischijf is geschikt voor het maai- en van grote oppervlakken met weerbarstig gras. Hierbij moet u te werk gaan door de bosmaaier als een manuele maaier te gebruiken: maai het !LET OP! !LET OP!gras door de bosmaaier van rechts naar links te bewegen en hem dan terug naar rechts te zwaai- en terwijl u hem buiten het gras houdt, enz... Voer circulaire pendelbewegingen over een straal van 60°-90°uit (fig. 14). De 3-tandsmaaischijf is geschikt voor het maai- en van struikgewassen met maximale diameter van 2 cm. In dit geval moet u de schijf van bovenaf in de vegetatie brengen en de maaikop dan laten zak- ken, zodat de takken in kleine stukjes worden gesneden (fig. 15). Het gebruik van metalen maaigereedschap heeft het risico dat het toe- stel terugspringt wanneer het in aanraking komt met harde obstakels (boomstammen, takken, stenen, enz.). Deze moeilijk contro- leerbare terugslagen van het toestel kunnen erg gevaarlijk zijn voor de veiligheid van de gebruiker en ook ernstige schade veroorza- ken aan het toestel. Raak nooit het terrein met een roterende maaiorgaan. MAAIKOP MET NYLONDRAAD GEBRUIK GEEN draden die niet uit nylon vervaardigd zijn (zoals bij- voorbeeld metalen draden, geplastificeerde metalen draden) en/of die niet geschikt zijn voor de gebruikte maaikop. Dit kan leiden tot ernstige verwondingen of kwetsuren. Bij gebruik van de maaikop met nylondraad dient de voorste bescher- ming voorzien te zijn van een draadafsnijder. Gebruik geen erg versleten maaikoppen: daarvan zouden er onderdelen kunnen los- vliegen, wat een gevaar inhoudt voor de gebruiker. Het door u aangekochte toestel is uitgerust met een maaikop van het type Tap & Go). Om nieuwe draad vrij te geven: breng de maai- kop met de motor op de hoogste snelheid tegen het terrein (fig. 16). De draad wordt dan automa- tisch vrijgegeven. De draadafsnijder snijdt de overmaat aan draad af. Verwijder regelmatig gras- /onkruid dat rond het toestel gewikkeld zit, om te vermijden dat de transmissiestang oververhitBELANGRIJK !LET OP! !LET OP! !LET OP! MAAIN-INSTRUCTIES 95NL MAAIN-INSTRUCTIES
wordt. Het gras dat rond de stang gewikkeld zit kan ook onder de bescherming van de maaikop komen en zo de rotatie van het gereedschap afremmen (fig.17). Verwijder het verstrikt geraakte gras met een schroevendraaier of andere gelijkaardig gereed- schap, zodat de stang voldoende kan afkoelen en het gereedschap vrij kan roteren. MAAIPROCEDURE Wanneer het toestel op de correcte wijze uitge- rust is met de bescherming en maaikop met nylondraad is het geschikt voor het maaien van ongewenst hoog gras en onkruid in de buurt van omheiningen, muren, ondergrondse metselwer- ken, voetpaden, rond bomen, enz... Dit toestel kan ook gebruikt worden om ongewenste vege- tatie te elimineren op velden, een tuin op een eenvoudige wijze voor te bereiden of een speci- ale zone van een tuin volledig kort te maaien Zelfs met de bescherming gemonteerd kan het maaien rond voetpaden, ondergrondse metselwerken, muren, enz... bij- dragen tot een snellere slijtage van de draad dan normaal voorzien werd. •MAAIBEWEGING Ga op een regelmatige wijze te werk met een zij- delinkse maaibeweging analoog aan de bewe- ging uitgevoerd voor het traditionele maaien. Houd de maaikop met nylondraad tijdens het werken niet schuin. Probeer eerst op een kleine zone de gewenste maaihoogte uit. Houd de maaikop op een constante hoogte boven de grond om een uniforme maaihoogte te bekomen (fig. 18). •NAUWKEURIGE MAAIWERKZAAMHEDEN Plaats de bosmaaier rechtop onder een kleine hellingshoek totdat het onderste deel van de kop de grond niet raakt en de maailijn op het gewen- ste punt ligt. Maai steeds ver van uw af. Beweeg de bosmaaier nooit zodat de maaikop naar u toe komt. •MAAIEN IN DE BUURT VAN OMHEININGEN / ONDERGRONDSE METSELWERKEN (Fig. 19) Breng de maaikop langzaam in de buurt van omheiningen, afrasteringspalen, rotsen, muren, enz… zonder deze met geweld te raken. OPERMERKING Indien de draad rotsen, muren, ondergrondse metselwerken of dergelijke raakt kan hij stuk gaan of verslijten. Indien de draad verstrikt raakt in omheiningen kan hij plots doorbreken. •MAAIEN ROND BOMEN (Fig. 20) Benader de boomstammen langzaam zodat de draad niet tegen de boom stoot. Wandel rond de boom van links naar rechts. Benader het te maaien gras met het uiteinde van de draad en houd de maaikop lichtjes naar voren geheld. De nylondraad kan KLEINE STRUIKGEWASSEN DOORSNIJDEN OF BESCHADIGEN. De aanraking van de nylon- draad met de stam van struikgewassen of bomen met een zachte schors KAN ERNSTIGE SCHA- DE AANBRENGEN AAN DE PLANT. •MAAIEN Voor arbeidsintensievere maaiwerkzaamheden moet de maaikop onder een hoek van circa 30 graden naar links gehouden worden. Stel de stand van de handgreep bij indien u een betere controle wenst over het toestel tijdens deze han- deling. Ga niet op deze wijze te werk indien het risico bestaat, hoe gering dan ook, voor het wegslingeren van voorwerpen die schade kunnen verrichten aan personen, dieren of andere zaken (fig. 21). GEBRUIK DE BOSMAAIER NIET VOOR SCHOONMAAKDOELEINDEN door de maaikop onder een helling te hou- den. Gebruik het toestel niet om vuil van het voetpad en dergelijke weg te vegen. Dit is een krachtig gereedschap dat kleine stenen kan wegslingeren op een afstand van meer dan 15 meter, wat verwondingen kan veroor- zaken aan personen of dieren of schade kan verrichten aan omliggende voorwerpen zoals voertuigen, vensters, enz. (Fig. 22). !LET OP! !LET OP! OPERMERKING 96MAAIN-INSTRUCTIESNL
VERVANGING VAN DE DRAAD VAN DE MAAI- KOP Volg voor de vervanging van de nylondraad de instructies bijgevoegd aan de maaikop (aanvul- lend blad buiten de handleiding) Vervang de nylondraad nooit door een draad in een ander materiaal (bv. ijzeren draad). SLIJPEN VAN DE 3 OF 4-TANDSMAAISCHIJF Demonteer het bougiekap- je alvorens het slijpen aan te vatten. Alvorens het slijpen aan te vatten moet u een paar handschoenen aandoen om aanraking met de maaischijf te vermijden. Gevaar voor ernstige verwondingen. Slijp met een geschikte vlakke vijl (fig. 23). Op de Figuur 24 en 25 staan de volgende zaken vermeld: A) Verkeerde slijpmethode B) Slijplimieten C) Verkeerde of ongelijke hoeken Alle tanden moeten op dezelfde wijze geslepen worden. De 3 en 4-tandsmaaischijven kunnen aan beide zijden gebruikt worden. Wanneer één van de zijden versleten is, moet u de schijf omkeren om de andere zijde te benutten. Ook na het slijpen moet een correct evenwicht behouden blijven. De metalen maaischijf mag niet hersteld worden: hij moet vervangen worden zodra er tekens van ernstige slijtage bemerkt worden of de slijplimiet overschreven wordt. LUCHTFILTER Werk nooit zonder een luchtfilter. De luchtfilter moet steeds schoon gehouden worden. Plaats een nieuwe filter indien deze beschadigd of versleten is. Voor de reiniging van de filter (Fig. 26): 1. Draai de knop (A) los (in tegenwijzerzin). Verwijder het filterdeksel en haal vervolgens de luchtfilter uit de basis van de houder. BELANGRIJK !LET OP! !LET OP! 2. Was het filterelement met water en zeep.GEBRUIK GEEN BENZINE! 3. Laat de filter aan de lucht drogen. 4. Monteer de filter terug. Vervang de filter indien hij versleten, gescheurd of beschadigd is of indien hij niet meer schoon te krijgen is. BOUGIE (Fig. 27) 1. De gap (afstand tussen de elektroden) van de bougie bedraagt 0.6 mm / .025”. Bijstellen indien nodig. 2.Schoonmaken van mogelijk aanwezige kool- stofresidu’s. 3.Het spankoppel moet tussen 12 en 15 Nm bedragen. Sluit het kapje van de bougie aan. TANDWIELKOP (Fig. 28) Smeer met lithiumvet. Verwijder de schroef en smeer met vet door de kop manueel te draaien totdat het vet eruit loopt. Plaats dan de schroef. ALLERHANDE CONTROLES – Start- en veiligheidshendel: controleer de wer- king. – STOP-knop: controleer de werking. – Brandstoftank: ga na of deze lekken vertoont. Werk nooit indien er brandstof uit lekt. – Verluchtingsspleten voor koeling: schoonma- ken. – Cilindervleugels: schoonmaken. – Voorste bescherming: ga de staat na. – Maaiorgaan: verwijder de grasresten. – Schroeven: nagaan of ze goed vastgedraaid zitten. – Elektrische kabels en aansluitingen: controleer de staat en vervang onderdelen indien nodig. Ga na of alle aansluitingen functioneel zijn. SLIJPEN VAN DE DRAADAFSNIJDER 1. Verwijder de draadafsnijder (E) van de bescherming (Fig. 29). 2. Plaats de draadafsnijder in een bankklem. Slijp de draadafsnijder met een platte vijl, maar let wel op dat de snijhoek behouden blijft. Slijp enkel in één enkele richting. OPERMERKING GEWOON ONDERHOUD97NL GEWOON ONDERHOUD
BUITENGEWOON ONDERHOUD Voor buitengewone onderhoudsbeurten verdient het aanbeveling contact op te nemen met een erkende bijstandsdienst. Herstellingen uitgevoerd door niet erkende cen- tra en door niet gekwalificeerd personeel doen de garantie vervallen. VRAAG EN GEBRUIK ENKEL ORIGINELE VERVANGSTUKKEN OPSLAG Indien deze instructies niet nageleefd worden kunnen er zich oliehoudende sedimenten in de carburator afzetten, waardoor het toestel moeilijk zal starten en er permanente schade veroorzaakt kan worden door de inacti- viteit van het toestel. 1. Maak de buitenkant van de motor, van het transmissiesysteem, van de bescherming en van de maaikop met nylondraad schoon. 2. Maak de brandstoftank leeg. 3. Start de motor nadat de brandstoftank werd geledigd. 4. Houd de motor op het minimumtoerental tot- dat hij stopt met werken. Dit is om de carbu- rator te ledigen van het mengsel. 5. Laat de motor afkoelen (circa 5 minuten). 6. Verwijder de bougie met de daarvoor voorzie- ne sleutel. 7. Giet 1 lepel olie voor tweetaktmotoren (nieuwe olie). Trek meerdere malen aan de startkabel om de interne onderdelen te voorzien van een oliefilm. Plaats de bougie terug. 8. Bewaar het toestel op een droge en frisse plaats, ver verwijderd van warmtebronnen (bij- voorbeeld verwarmingselementen, boilers, enz..) of vlammen. HET TOESTEL TERUG GEBRUIKSKLAAR MAKEN 1. Verwijder de bougie. 2. Trek stevig aan de startkabel om het teveel aan olie uit de verbrandingskamer te verwijde- ren. 3. Maak de gap (afstand tussen de elektroden) van de bougie schoon en controleer hem of plaats een nieuwe bougie met een geschikte gap. 4. Maak het toestel klaar voor de werking 5. Vul de brandstoftank met het geschikte meng- sel. Zie paragraaf BRANDSTOF EN SMEER- MIDDEL. BELANGRIJK AL ONZE TOESTELLEN ZIJN VAN UITSTEKEN- DE KWALITEIT, WERDEN PERFECT AFGE- STELD EN WERDEN BESTUDEERD OM EEN MAXIMALE VEILIGHEID AAN DE GEBRUIKER TE KUNNEN GARANDEREN. – KNOEI NOOIT MET DE TOESTELLEN – WERK NOOIT MET ONVOLLEDIGE TOESTEL- LEN OF MET TOESTELLEN MET BESCHA- DIGDE ONDERDELEN. 98 GEWOON ONDERHOUDNL – Verstoor het milieu niet en zorg dat u nie- mand in de omgeving tot last bent. – Ga altijd veilig te werk – Voorkom gevarrlijke situaties – Werk nooit alleen, vooral niet in gebieden die ver buiten de bebouwde kom liggen. – Let op de mensen in de buurt en eventu- ele gevaren. – Draag altijd veiligheidskleding en - schoeisel. – Werk alleen met machines die voor het werk in kwestie geschikt zijn en die de veiligheidsnormen respecteren; boven- dien dienen ze ook goed door vakkundig personeel onderhouden te zijn!!! – RESPECTEER HET MILIEU !!