Home > GGP Italy SPA > Brush Cutter > GGP Italy SPA Brush Cutter TB 25 - TB 25CX, BJ 250 - 250D Instruction Manual

GGP Italy SPA Brush Cutter TB 25 - TB 25CX, BJ 250 - 250D Instruction Manual

    Download as PDF Print this page Share this page

    Have a look at the manual GGP Italy SPA Brush Cutter TB 25 - TB 25CX, BJ 250 - 250D Instruction Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 893 GGP Italy SPA manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

    							– Sluit de tank goed af en draai de doppen goed vast.
    – Start de machine op een afstand van tenminste 3
    meter van de plaats waar u de tank bijgevuld hebt.
    4.Vervang defecte geluidsdempers van de uitlaat.
    5.Elke keer dient u, voordat u de machine gaat
    gebruiken, deze te controleren en wel in het bijzonder
    de uitrustingen, het maaiorgaan, de beschermingen
    en de bevestigingselementen: dit om u ervan te ver-
    zekeren dat die niet versleten, beschadigd zijn of niet
    goed vast zitten. Controleer altijd of de gashendel en
    de STOP/START knop goed werken.
    Controleer of de blokkeringshendel van de gashendel
    (veiligheidshendel) goed werkt: de gashendel mag niet
    werken als de veiligheidshendel gelegen op de boven-
    kant van de handgreep niet tegelijkertijd wordt inge-
    drukt.
    6.Controleer of de handvaten en het bevestigingspunt
    van het draagstel goed op de juiste plaats zitten, en of
    de machine goed in evenwicht is. 
    7.Vergewis u van de juiste afstelling bij het minimum
    aantal toeren van de motor, zodat het trimelement
    ophoudt te draaien als u het gashendel loslaat.
    C) GEBRUIK
    1.
    Laat de motor niet lopen in een dichte of onvol-
    doende geventileerde ruimte waarin zich het giftige
    gas koolmonoxide (kolendamp) kan opeenhopen.
    2.Werk alleen bij daglicht.
    3.Gebruik, voor zover dat mogelijk is, de machine niet
    op nat terrein.
    4.Behoud tijdens het werken met de machine een vei-
    lige afstand tussen uw lichaam en het maaiorgaan:
    deze afstand hangt af van het bevestigingspunt van
    de draagriem.
    5.Loop rustig, ren nooit en zorg ervoor dat u altijd in
    evenwicht staat. Let goed op obstakels zoals stenen,
    stronken e.d. waarover u zou kunnen struikelen.
    6.Gebruik de machine niet op schuin aflopende
    oppervlakten waarvan de helling gevaar zou kunnen
    opleveren. Kijk op een helling goed uit waar u uw voe-
    ten zet en werk in een stabiele houding. Werk steeds
    in zijwaartse richting, nooit naar boven of naar bene-
    den. 
    7.Het is aan de gebruiker de mogelijke gevaren van
    het terrein waarop gewerkt wordt te beoordelen en
    alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen te treffen om
    zijn eigen veiligheid niet in gevaar te brengen. Dit isvooral belangrijk voor hellingen, oneffen, glad of
    onvast terrein.
    8.Het gebruik van metalen trimelementen (zoals bij-
    voorbeeld een drietandsschijf, een viertandsschijf of
    een cirkelzaagblad) houdt het gevaar in dat de machi-
    ne plotseling omhoog komt als hij op hindernissen
    (stenen, stronken, etc.) stuit. De bosmaaier komt
    omhoog in de richting tegenovergesteld aan de draai-
    richting daarvan.
    9.Breng nooit wijzigingen in de afstelling van de
    motor aan om die op te voeren.
    10.Voordat u de motor start, dient u zich ervan te ver-
    gewissen dat er in een omtrek van 15 meter van de
    machine niemand is, dat het trimelement de grond
    niet raakt en dat de machine in evenwicht is.
    11.Omdat het trimelement draait kan dit ten gevolge
    hebben dat als er iets op de grond ligt, dat wegge-
    slingerd wordt. Neem een veiligheidsafstand van ten-
    minste 15 meter tussen machine en personen of die-
    ren in acht.
    Gebruik de bosmaaier nooit in nabijheid van voertui-
    gen of andere zaken die door rondvliegende delen
    beschadigd zouden kunnen worden.
    12.Start voorzichtig de motor waarbij u de gebruiks-
    voorschriften nauwgezet in acht dient te nemen en
    niet te dicht bij het trimelement te komen.
    13.De bosmaaier dient tijdens de werkzaamheden
    altijd aan het draagstel vast te zitten.
    14.Zet de motor af en koppel de draad van de bougie
    los in de volgende gevallen:
    – Alvorens interventies uit te voeren op het maaior-
    gaan.
    – Alvorens de bosmaaier schoon te maken, te contro-
    leren, af te stellen of te herstellen.
    Alleen het afstellen van de carburator en van het mini-
    mum gebeurt terwijl de motor loopt. Tijdens deze
    handelingen moet de transmissie-as gemonteerd zijn
    en dient u zich er bovendien van te vergewissen dat
    het gereedschap nergens tegenaan komt en dat de
    machine ergens stevig op rust.
    – Nadat u met de machine een voorwerp geraakt hebt
    dient u het maaiorgaan en de transmissie-as te con-
    troleren om na te gaan of er schade is opgetreden.
    Voer eventueel de nodige reparaties uit voordat u de
    machine opnieuw gebruikt.
    – Als de bosmaaier abnormaal begint te trillen, dient u
    onmiddellijk de oorzaak van dit trillen op te sporen
    en het probleem te verhelpen.
    15.Zet de motor af:
    – Telkens wanneer de bosmaaier onbeheerd achter-
    gelaten moet worden.
    – Wanneer de brandstoftank gevuld moet worden.
    VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN89NL 
    						
    							– Tijdens verplaatsing van het ene naar het andere
    werkterrein.
    16.Gebruik de machine niet te lang achter elkaar.
    Stop zo nu en dan en zet dan de motor uit.  
    D) ONDERHOUD EN OPSLAG
    1.
    Zorg dat alle schroefbouten en schroeven goed
    vast zijn aangedraaid om voor veilige gebruiksom-
    standigheden te zorgen. Regelmatig onderhoud is van
    essentieel belang voor de veiligheid en voor een opti-
    maal blijvend prestatieniveau.
    2.Gebruik de machine nooit als er onderdelen
    beschadigd of versleten zijn. Onderdelen dienen ver-
    vangen en niet gerepareerd te worden. 
    De trimelementen moeten altijd het merk van de fabri-
    kant hebben evenals een verwijzing naar de maxima-
    le gebruikssnelheid. 
    3.Draag altijd dikke handschoenen als u het trimele-
    ment demonteert of monteert.
    4.Plaats de bosmaaier met brandstof in de tank nooit
    in een ruimte waar de benzinedampen in contact zou-
    den kunnen komen met vlammen, vonken of een
    uitermate hete warmtebron.
    5.Zet de bosmaaier weg in een schone en droge
    ruimte, buiten het bereik van kinderen.
    6.Laat de motor eerst afkoelen voordat u de machine
    wegzet.
    7.Om het brandrisico te verminderen, dient u blade-
    ren stukjes gras en overbodige olie van de bosmaaier
    te verwijderen, met name van de motor, de koelribben
    daarvan, de uitlaatpijp, evenals de brandstoftank.
    8.Als de brandstoftank geleegd moet worden, dient u
    dit in de open lucht te doen en moet de motor afge-
    koeld zijn.
    9.Voeg geen enkel machineonderdeel toe, haal ook
    geen enkel element weg of breng daar wijzigingen in
    aan. 
    Dit zou ten gevolge kunnen hebben:
    – etsel aan u of andere personen in de buurt;
    – schade aan de machine.
    En ongeldigheid van de garantie.
    10.Als de machine weggezet of vervoerd wordt, dient
    u de maaischijf altijd met de bescherming af te dekken
    om te voorkomen dat iemand zich per ongeluk ver-
    wondt.
    11.Tot behoud van het milieu dient u geen olie of ben-
    zine in het riool, afvalkanalen of rechtstreeks op de
    grond te laten lopen. Een benzinestation bij u in de
    buurt kan de olie en benzine volkomen veilig verwer-
    ken.
    90VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN / INSTRUCTIES VOOR DE MONTAGENL
    INSTRUCTIES VOOR DE MONTAGE
    Voor een correct en veilig
    gebruik van de bosmaaier bent u verplicht de
    montageaanwijzingen van de beschermings- en
    veiligheidsonderdelen nauwkeurig op te volgen.
    De fabrikant wijst alle verantwoordelijkheid ten
    aanzien van het gebruik van de bosmaaier zonder
    de hierboven beschreven beschermings- en vei-
    ligheidsonderdelen van zich af.
    VOORSTE HANDGREEP
    De bosmaaiers worden standaard geleverd met de
    voorste handgreep gedemonteerd en bijgevoegd in
    de verpakking. Deze moet dan als volgt gemonteerd
    worden (zie illustratie). 
    MONO BOSMAAIERS (Fig. 1)
    De voorste handgreep met bescherming moet
    gemonteerd worden (barrière). Op de transmissiebuis
    !LET OP!ligt een afstandshouder (E) die de minimumafstand
    garandeert tussen de voorste en achterste hand-
    greep. De voorste handgreep moet voor deze
    afstandshouder op de transmissiebuis geplaatst wor-
    den. Plaats de vierkante moeren in de invoegplaatsen
    op de handgreep en plaats dan de schroeven met rin-
    getjes. Draai de schroeven vast op een graduele en
    uniforme wijze. Alvorens ze definitief  volledig vast te
    draaien moet u de stand van de voorste handgreep
    instellen. Blokkeer dan de handgreep volledig door de
    schroeven met gelijke mate volledig vast te draaien.
    De afstandshouder mag niet
    gewijzigd of beschadigd worden. De minimumaf-
    stand tussen de handgrepen moet behouden blij-
    ven.
    DUPLEX BOSMAAIERS (Fig. 2)
    De voorste stuurvormige handgreep moet bevestigd
    worden. Bedien de knop A (fig.2) door de vergrende-
    !LET OP! 
    						
    							ling van de handgreep los te draaien.
    het is niet nodig de bevesti-
    gingsschroef helemaal vast te draaien. Het is voldoen-
    de de schroef wat los te zetten zodat het mogelijk is de
    handgreep in te voeren in het blokkeersysteem.
    Breng de twee helften van de stuurvormige handgreep
    in de houder en controleer of ze goed verbonden zijn.
    Bedien opnieuw de knop A en draai vast, zonder te
    overdrijven.
    Regel de positie van de stuurvormige handgreep en
    draai hem vast tot hij veilig vastzit.
    Werk nooit met loszittende of
    verkeerd bevestigde handgrepen.
    Op de transmissie werd, ter
    hoogte van het bevestigingspunt van de voorste
    handgreep, een afstandshouder (ref. E fig. 2) vast-
    gemaakt op de transmissiebuis. Deze afstandhou-
    der wijst op de correcte positie van de handgreep.
    Verander de correcte positie van de voorste hand-
    greep niet.
    VOORSTE BESCHERMING (Fig. 3)
    Voor een correcte stand van
    de draadafsnijder en bescherming van de bediener
    moet de bescherming op een correcte wijze
    gemonteerd worden.
    Werk nooit zonder de bescherming.
    De bescherming moet gemonteerd worden met
    behulp van de bijgeleverde schroeven en ringetjes.
    De bescherming moet zowel geschikt zijn voor het
    machinemodel in kwestie als voor het gebruikte maai-
    orgaan.
    Wanneer de draadkop gebruikt wordt, is het noodza-
    kelijk de bescherming met draadsnijder te monteren.
    Wanneer de metalen maaischijf gebruikt wordt, moet
    de specifieke voorste bescherming zonder draadsnij-
    der op de machine gemonteerd worden. Deze
    bescherming wordt met de machine geleverd en zit in
    de verpakking.
    MAAIORGANEN
    Gebruik van een ander maaior-
    gaan dan tweedraadskoppen of metalen maaischijven
    kan vroegtijdige slijtage of beschadiging van de
    machine ten gevolge hebben.BELANGRIJK
    !LET OP!
    !LET OP!
    !LET OP!
    OPERMERKING
    METALEN MAAISCHIJVEN (Fig. 4)
    Trek een paar veiligheids-
    handschoenen aan voordat u de metalen maai-
    schijf in uw handen neemt.
    a)Plaats op de kopas de gesleufde moer (A), de
    metalen maaischijf (B), de moer (C), de vaste beker
    (D) en de hexagonale bevestigingsmoer met ring
    (E), door deze in tegenwijzerzin aan te draaien.
    b)Voor een veilige blokkering moet de rotatie van de
    as verhinderd worden: plaats de ronde staaf (H) (bij-
    geleverd) in het gat op de zijkant van de moer A,
    laat het gereedschap langzaam draaien totdat de
    ronde staaf in het gat dringt op de zijkant van de
    kop, zodat de rotatie van het gereedschap verhin-
    derd wordt. Draai de moer vast en verwijder de
    ronde staaf uit het gat.
    MAAIKOP MET NYLONDRAAD (Fig. 5)
    a)
    Plaats de gesleufde moer (A) en de metalen maai-
    schijf (B) op de kopas en draai vervolgens de
    draadkop (C) vast in tegenwijzerzin (linksdraaiende
    schroefdraad).
    b)Voor een veilige blokkering moet de rotatie van de
    as verhinderd worden: plaats de ronde staaf (H) (bij-
    geleverd) in het gat op de zijkant van de moer (A),
    laat het gereedschap langzaam draaien totdat de
    ronde staaf in het gat dringt op de zijkant van de
    kop, zodat de rotatie van het gereedschap verhin-
    derd wordt.
    MONTAGE VAN DE STANG (Modellen met scheid-
    bare stang – Fig. 6)
    Richt de uitsparing (A) van de verbinding (B) uit met
    het merkteken in reliëf (C) onderaan op de stang (D).
    Verwijder de blokkeerpen (E) en duw de onderkant van
    de stang (D) in het gat (F) van de stang tot de blok-
    keerpen (E) vast klikt.
    Deze handeling kan vergemakkelijkt worden door de
    onderkant (D) lichtjes in beide richtingen te draaien; bij
    een volledige invoering is de blokkeerpen (E) volledig
    naar binnen gericht.
    Na deze handeling de knop (G) stevig vastzetten.
    DRAAGRIEM (Fig. 7)
    De bosmaaier wordt geleverd met een enkelvoudige
    draagriem. Leg de draagriem op de linkerschouder en
    breng hem tot op de rechterheup. Bevestig dan de
    klem aan de haak op de transmissiebuis van de bos-
    maaier.
    Stel de riemen in volgens uw
    lengte en lichaamsbouw om efficiënter en veiliger
    te werk te kunnen gaan.!LET OP!
    !LET OP! INSTRUCTIES VOOR DE MONTAGE
    91NL 
    						
    							Bij het gebruik van de bosmaaier moet bescher-
    mingskledij gedragen worden tegen de impact
    van voorwerpen die weggeslingerd kunnen wor-
    den door het gereedschap (bv. stenen). Draag
    veiligheidsschoenen met antislipzool, hand-
    schoenen, een veiligheidsbril (een gezichtsmas-
    ker alleen beschermt de ogen niet voldoende) en
    nauw aansluitende kledij. 
    Draag geen wijde kledij, sjaals, dassen, juwelen
    of halskettingen die in de struiken verstrikt kun-
    nen raken. Lag haar moet bijeen gebonden en
    beschermd worden. Draag beschermingsmidde-
    len voor het gehoor, bijvoorbeeld oorbescher-
    mers.
    Bij snoeien, omzagen of verwijderen van struik-
    gewassen of andere werkzaamheden op plaat-
    sen waar er voorwerpen naar beneden zouden
    kunnen vallen is het dragen van een veiligheids-
    helm verplicht.
    INSPECTIE VAN DE MACHINE
    Vergewis u ervan dat alle schroeven goed aan-
    gedraaid zijn en dat de mechanische organen
    goed gesmeerd zijn. Controleer de maaischijf,
    vergewis u ervan dat het goed scherp is en geen
    tekenen van beschadiging vertoont. Controleer
    of de bescherming van het zaagblad op zijn
    plaats zit. Controleer de luchtfilter: die moet
    schoon zijn. Door een vuile luchtfilter kunnen de
    prestaties van de machine afnemen.
    BRANDSTOF
    Deze machine is uitgerust met een tweetaktmo-
    tor. U dient dus een mengsel te gebruiken dat
    bestaat uit benzine en smeerolie voor tweetakt-
    motoren.
    Gebruik alleen brandstof en
    smeermiddelen van een goede kwaliteit om de
    prestaties van de motor op peil te houden en de
    levensduur van de mechanische organen te
    garanderen.
    Gebruik NOOIT enkel de
    benzine  voor uw auto. Deze zal permanente
    schade aanbrengen aan de motor en zal de
    garantie van het product doen vervallen. Gebruik
    NOOIT mengsels die meer dan 60 dagen voor-
    heen bereid werden.
    BELANGRIJK
    BELANGRIJK
    Een aantal standaard benzinesoorten zijn reeds
    gemengd met zuurstofverrijkende stoffen zoals
    alcoholen, ethers of andere bestanddelen die
    zorgen voor een reine lucht. Uw motor werd ont-
    worpen om perfect te werken met gelijk welke
    benzinesoort bestudeerd voor de aandrijving van
    autovoertuigen, inclusief de met zuurstof verrijk-
    te benzinesoorten.
    Gebruik van loodvrij benzine.
    MOTOROLIE
    Gebruik uitsluitend synthetische olie van uitste-
    kende kwaliteit voor tweetaktmotoren.
    Uw leverancier beschikt over verschillende soor-
    ten hoogwaardige oliesoorten die speciaal ont-
    worpen zijn om de mechanische organen goed
    te beschermen en dus voor een langdurige effi-
    ciëntie van de motoren zorgen.
    Wend u dus altijd tot uw vaste leverancier
    SAMENSTELLING MENGSEL
    GEBRUIK EEN MENGSEL VAN BENZINE EN
    SPECIFIEKE SYNTHETISCHE OLIE VAN
    HOGE KWALITEIT VOOR TWEETAKTMOTO-
    REN MET EEN PERCENTAGE VAN 2% PER-
    CENTAGE BENZINE-OLIE 50:1 = 2% OLIE.
    = 2% di olio.
    (SYNTETIC OIL 2T)
    Als u voor de bereiding van
    het mengsel niet over synthetische olie voor
    tweetaktmotoren beschikt en u gebruikt een
    minerale olie specifiek voor het smeren van
    tweetaktmotoren, dan is het nodig een mengsel
    te bereiden met een percentage van 4% olie.
    PERCENTAGE BENZINE-OLIE 25:1 = 4% olie.
    Ontvlambare vloeistof!
    Bewaar de brandstof in daartoe geschikte recipi-
    ënten op een veilige plaats, ver uit de buurt van
    warmtebronnen of vrije vlammen. Houd de reci-
    piënt buiten het bereik van kinderen.!GEVAAR!
    BELANGRIJK
    92VOORBEREIDINGEN VOOR HET WERKNL
    VOORBEREIDINGEN VOOR HET WERK 
    						
    							BRANDSTOFMENGING
    Giet olie in een tank geschikt voor olie en benzi-
    ne en voeg vervolgens de benzine toe. Schud
    goed met de tank zodat het mengsel goed
    gemengd wordt.
    Het mengsel is aan veroudering onderhevig. Dat
    betekent dat de brandstof geleidelijk zijn karak-
    teristieken verliest. Maak geen grote hoeveelhe-
    den mengsel aan, maar ongeveer de hoeveel-
    heid die u in een maand nodig hebt. Zo zult u
    altijd brandstof van optimale kwaliteit en met uit-
    stekende prestaties hebben.
    Voordat u gaat bijvullen dient u de tank krachtig
    heen en weer te schudden zodat de olie / benzi-
    ne goed gemengd wordt.
    De druk die binnen de tank
    ontstaat.
    VULLEN VAN DE BRANDSTOFTANK
    Als gevolg van een te hoge
    omgevingstemperatuur kan de druk in de
    brandstoftanks oplopen.
    Haal de dop voorzichtig los om te voorkomen
    dat er benzine naar buiten spuit. Sla de
    brandstof in een frisse ruimte op en laat deze
    nooit in de zon staan.
    – Plaats het toestel op een stabiele wijze met de
    opening van de brandstoftank naar boven toe
    gericht (fig. 8).
    –  Maak de dop van de tank en de zone daar rond
    schoon om ervoor te zorgen dat er niets
    anders in de tank kan komen.
    – Vul de tank in een daarvoor geschikt vat om te
    voorkomen dat er brandstof gemorst wordt.
    – Benzine is uitermate brandbaar en onder
    bepaalde omstandigheden explosief.
    – Vul de brandstoftank in een goed geventi-
    leerde ruimte terwijl de motor uit staat.
    Rook niet, zorg ervoor dat er geen vlammen
    of vonken ontstaan in de ruimte waar de
    brandstoftank wordt gevuld en waar de
    brandstof wordt bewaard.
    – Vul de brandstoftank nooit te veel. Na bij-
    vulling moet u controleren dat de dop van
    de tank correct en veilig gesloten wordt.
    – Let erop bij het vullen geen brandstof te
    morsen. De gemorste brandstof of de damp
    daarvan kan vlam vatten. Als er brandstof
    gemorst is, dient u zich ervan te vergewis-
    sen dat die zone droog is voordat u de
    motor gaat starten.
    – Zorg ervoor dat uw huid niet te lang in con-
    !GEVAAR!
    !LET OP!
    !LET OP!
    tact is met de brandstof en dat u de damp
    ervan niet inademt.
    –  Houd de brandstof ver buiten het bereik van
    kinderen.
    HET STARTEN
    Voordat u de motor gaat
    starten dient u te controleren dat er rondom
    de machine geen mensen of zaken aanwezig
    zijn waarvoor u een gevaar zou kunnen zijn.
    Start de motor op wanneer de machine zich
    in een vlakke en stabiele stand bevindt.
    Om te voorkomen dat de trekker van de gashen-
    del per ongeluk aangeschakeld wordt, is deze
    voorzien van een beveiliging: als u niet op de vei-
    ligheidshendel die aan de andere zijde van de
    handgreep zit drukt, kan het gashendel niet aan-
    geschakeld worden. Voordat u de machine gaat
    starten, dient u zich er altijd van te vergewissen
    dat het veiligheidshendel goed werkt.
    KOUD STARTEN
    – Plaats de STOP/START knop gelegen op de
    handgreep waarop de gashendel ligt op de
    stand «START» (fig. 9).
    – Terwijl gelijktijdig de veiligheidshendel (ref. 1)
    en de versneller (ref. 2) bediend worden, druk
    op de toets STOP VERSNELLER (ref. 3). Houd
    de versneller ingeduwd en los de versnellings-
    hendel tot de blokkering bekomen wordt. Deze
    handeling zorgt voor een voorversnelling van
    de carburator.  (fig. 9).
    – Draai aan de luchthendel (ref. 4) op de carbu-
    rator (rotatiezin naar de motorbehuizing toe)
    (fig. 10). 
    Raak de versnellingshendel
    niet aan. Door de versnellen kan de pal van de
    versneller intrekken.
    – Druk 6-7 keer op de plastic primer (ref.5) gele-
    gen op de onderkant van de carburator. Deze
    handeling zorgt voor vers mengsel in de car-
    burator waardoor het starten makkelijker ver-
    loopt (fig. 10).
    – Uw machine beschikt over een luchthendeltje
    (choke) met 2 standen: CLOSE “--” en RUN
    I.. Breng dit hendeltje in de stand CLOSE “-“
    (fig.10).
    – Houd de motor stevig vast met uw linkerhand.
    Grijp met uw rechterhand de starthendel beet.
    (fig.11). 
    – Geef een stevige ruk aan de starthendel tot de
    eerste startsignalen waargenomen worden.
    OPMERKING
    !LET OP! VOORBEREIDINGEN VOOR HET WERK
    93NL 
    						
    							– Breng de luchthendel nu in de stand RUN I.
    Trek opnieuw aan het hendeltje tot de motor
    start (fig.10).
    Bij opstarting van de machi-
    ne moet u steeds krachtig aan de gashendel
    trekken.
    Wanneer de motor gestart
    is, begint de snij-inrichting onmiddellijk te draai-
    en. Duw de versnellingshendel in en laat hem
    weer los. De stoptoets van de versneller wordt
    vrijgegeven en de motor schakelt over op het
    minimaal toerental.
    – De motor gaat over naar de nominale snelheid.
    Laat de motor even draaien zodat hij gradueel
    opwarmt.
    – Trek nooit zo hard aan de gashendel dat de
    kabel (eindschakelaar) volledig ontrolt.
    – Trek steeds de startkabel recht naar de buiten-
    kant toe. Indien u aan de startkabel trekt onder
    een hoek, wrijft deze tegen de bus, waardoor
    hij sneller zal verslijten.
    – Begeleid de gashendel steeds tijdens zijn
    terugkeer. Hij mag nooit losgelaten worden
    zodat hij botst vanaf zijn uitgestrekte positie
    tegen de startzitting, waardoor de kabel kan
    verstrikt geraken of het startonderdeel kan ver-
    slijten of beschadigd worden.
    – Steun uw voet of knie nooit op de transmissie-
    buis om het toestel te blokkeren; dit zou de
    transmissiestang kunnen vervormen en
    onbruikbaar maken.
    Wanneer de motor start zal
    het maaiorgaan onmiddellijk beginnen rote-
    ren. Breng het toestel op de minimumsnel-
    heid en laat dan de gashendel los.
    Controleer dat het maaiorgaan stopt met
    draaien wanneer de motor met de minimum-
    snelheid draait.
    Indien de motor niet start
    nadat de beschreven handelingen werden her-
    haald, moet u de paragraaf Probleemopsporing
    raadplegen.OPERMERKING
    !LET OP!
    BELANGRIJK
    OPMERKING
    OPMERKING
    WARM STARTEN
    De startprocedure met warme motor is identiek
    dan die voor het starten met een koude motor,
    behalve dat het niet nodig is de luchthendel op
    de carburator te gebruiken.
    STOPPEN VAN DE MOTOR (Fig. 12)
    Laat de trekker van de gashendel terug los. Laat
    de motor terugkeren op het minimumtoerental.
    Breng de knop op de STOP stand totdat de
    motor stil staat.
    AFSTELLING VAN DE CARBURATOR
    De carburatie wordt voor elke geproduceerde
    machine uitgevoerd door de fabrikant.
    Controleer of de luchtfilter schoon is en goed
    vastzit.
    De stelschroef van de “vlinderschroef” (mechani-
    sche schroef) werd zo ingesteld dat het maaior-
    gaan niet draait wanneer de motor met de mini-
    mumsnelheid draait.
    Indien het maaiorgaan mocht roteren met de
    motor op het minimumtoerental, dan moet u aan
    de stelschroef van de vlinderschroef (gelegen
    naast de luchthendel op de carburator) (fig. 13,
    ref. T) in tegenwijzerzin draaien totdat het orgaan
    stilstaat.
    In deze situatie moet de motor wel regelmatig
    blijven draaien.
    Indien er andere instellingen vereist zijn op
    het toestel, raden wij u aan contact op te
    nemen met uw verkoper of met een geautori-
    seerde bijstandsdienst. 
    94VOORBEREIDINGEN VOOR HET WERKNL 
    						
    							– INDIEN U NIET VERTROUWD BENT met het
    gebruik van dit toestel, moet u de procedu-
    res uittesten met een uitgeschakelde motor
    en de knop op de uitgeschakelde “STOP”
    stand.
    – MAAK STEEDS DE WERKZONE VRIJ van
    voorwerpen zoals blikjes, flessen, stenen,
    enz. Indien deze voorwerpen geraakt wor-
    den kan dit ernstige schade veroorzaken
    aan de bediener of aan andere aanwezige
    personen en de machine beschadigen.
    Indien per ongeluk een voorwerp wordt
    geraakt, MOET U STEEDS ONMIDDELLIJK
    DE MOTOR UITSCHAKELEN en de machine
    onderzoeken. Werk nooit met een bescha-
    digde of defecte machine.
    – MAAI STEEDS BIJ HET MAXIMALE TOE-
    RENTAL. Aan het begin en tijdens het werk
    mag u niet met een laag toerental werken. 
    – GEBRUIK HET TOESTEL NIET voor doelein-
    den die verschillen van het maaien van
    gras. MAAI GEEN GRAS hoger dan knie-
    hoogte.
    – GEBRUIK HET TOESTEL NIET wanneer er
    andere personen of dieren zich in de buurt
    bevinden. Houd tijdens het maaien of wan-
    neer u zich verplaatst met het toestel min-
    stens 15 meter afstand tussen uzelf en
    andere personen of dieren. Tijdens arbeids-
    intensievere maaibeurten moet er minstens
    30 meter afstand zijn tussen de gebruiker
    en andere personen of dieren.
    – BIJ GEBRUIK VAN HET TOESTEL OP HEL-
    LINGEN moet u zich beneden het maaior-
    gaan bevinden. GEBRUIK HET TOESTEL
    NIET indien het risico bestaat, hoe gering
    dan ook, om uit te schuiven of het even-
    wicht te verliezen.
    – GEBRUIK HET TOESTEL NIET OP EEN
    CONTINUE WIJZE voor een lange tijdsduur.
    VOER STEEDS PAUZES in door de motor uit
    te schakelen.
    METALEN MAAISCHIJVEN
    Wanneer de metalen maai-
    schijf gebruikt wordt, moet de specifieke voorste
    bescherming zonder draadsnijder op de machine
    gemonteerd worden. Deze bescherming wordt
    met de machine geleverd en zit in de verpakking.
    De 4-tandsmaaischijf  is geschikt voor het maai-
    en van grote oppervlakken met weerbarstig gras.
    Hierbij moet u te werk gaan door de bosmaaier
    als een manuele maaier te gebruiken: maai het
    !LET OP!
    !LET OP!gras door de bosmaaier van rechts naar links te
    bewegen en hem dan terug naar rechts te zwaai-
    en terwijl u hem buiten het gras houdt, enz...
    Voer circulaire pendelbewegingen over een
    straal van 60°-90°uit (fig. 14).
    De 3-tandsmaaischijf is geschikt voor het maai-
    en van struikgewassen met maximale diameter
    van 2 cm.
    In dit geval moet u de schijf van bovenaf in de
    vegetatie brengen en de maaikop dan laten zak-
    ken, zodat de takken in kleine stukjes worden
    gesneden (fig. 15).
    Het gebruik van metalen
    maaigereedschap heeft het risico dat het toe-
    stel terugspringt wanneer het in aanraking
    komt met harde obstakels (boomstammen,
    takken, stenen, enz.). Deze moeilijk contro-
    leerbare terugslagen van het toestel kunnen
    erg gevaarlijk zijn voor de veiligheid van de
    gebruiker en ook ernstige schade veroorza-
    ken aan het toestel. Raak nooit het terrein
    met een roterende maaiorgaan.
    MAAIKOP MET NYLONDRAAD 
    GEBRUIK GEEN draden
    die niet uit nylon vervaardigd zijn (zoals bij-
    voorbeeld metalen draden, geplastificeerde
    metalen draden) en/of die niet geschikt zijn
    voor de gebruikte maaikop. Dit kan leiden tot
    ernstige verwondingen of kwetsuren.
    Bij gebruik van de maaikop
    met nylondraad dient de voorste bescher-
    ming voorzien te zijn van een draadafsnijder.
    Gebruik geen erg versleten maaikoppen:
    daarvan zouden er onderdelen kunnen los-
    vliegen, wat een gevaar inhoudt voor de
    gebruiker.
    Het door u aangekochte toestel is uitgerust met
    een maaikop van het type Tap & Go).
    Om nieuwe draad vrij te geven: breng de maai-
    kop met de motor op de hoogste snelheid tegen
    het terrein (fig. 16). De draad wordt dan automa-
    tisch vrijgegeven. De draadafsnijder snijdt de
    overmaat aan draad af.
    Verwijder regelmatig gras-
    /onkruid dat rond het toestel gewikkeld zit, om te
    vermijden dat de transmissiestang oververhitBELANGRIJK
    !LET OP!
    !LET OP!
    !LET OP! MAAIN-INSTRUCTIES
    95NL
    MAAIN-INSTRUCTIES 
    						
    							wordt. Het gras dat rond de stang gewikkeld zit
    kan ook onder de bescherming van de maaikop
    komen en zo de rotatie van het gereedschap
    afremmen (fig.17).
    Verwijder het verstrikt geraakte gras met een
    schroevendraaier of andere gelijkaardig gereed-
    schap, zodat de stang voldoende kan afkoelen
    en het gereedschap vrij kan roteren.
    MAAIPROCEDURE
    Wanneer het toestel op de correcte wijze uitge-
    rust is met de bescherming en maaikop met
    nylondraad is het geschikt voor het maaien van
    ongewenst hoog gras en onkruid in de buurt van
    omheiningen, muren, ondergrondse metselwer-
    ken, voetpaden, rond bomen, enz... Dit toestel
    kan ook gebruikt worden om ongewenste vege-
    tatie te elimineren op velden, een tuin op een
    eenvoudige wijze voor te bereiden of een speci-
    ale zone van een tuin volledig kort te maaien
    Zelfs met de bescherming
    gemonteerd kan het maaien rond voetpaden,
    ondergrondse metselwerken, muren, enz... bij-
    dragen tot een snellere slijtage van de draad dan
    normaal voorzien werd.
    •MAAIBEWEGING
    Ga op een regelmatige wijze te werk met een zij-
    delinkse maaibeweging analoog aan de bewe-
    ging uitgevoerd voor het traditionele maaien.
    Houd de maaikop met nylondraad tijdens het
    werken niet schuin. Probeer eerst op een kleine
    zone de gewenste maaihoogte uit. Houd de
    maaikop op een constante hoogte boven de
    grond om een uniforme maaihoogte te bekomen
    (fig. 18).
    •NAUWKEURIGE MAAIWERKZAAMHEDEN
    Plaats de bosmaaier rechtop onder een kleine
    hellingshoek totdat het onderste deel van de kop
    de grond niet raakt en de maailijn op het gewen-
    ste punt ligt. Maai steeds ver van uw af. Beweeg
    de bosmaaier nooit zodat de maaikop naar u toe
    komt.
    •MAAIEN IN DE BUURT VAN OMHEININGEN
    / ONDERGRONDSE METSELWERKEN (Fig.
    19)
    Breng de maaikop langzaam in de buurt van
    omheiningen, afrasteringspalen, rotsen, muren,
    enz… zonder deze met geweld te raken.
    OPERMERKING
    Indien de draad rotsen, muren, ondergrondse
    metselwerken of dergelijke raakt kan hij stuk
    gaan of verslijten. Indien de draad verstrikt raakt
    in omheiningen kan hij plots doorbreken.
    •MAAIEN ROND BOMEN (Fig. 20)
    Benader de boomstammen langzaam zodat de
    draad niet tegen de boom stoot. Wandel rond de
    boom van links naar rechts. Benader het te
    maaien gras met het uiteinde van de draad en
    houd de maaikop lichtjes naar voren geheld.
    De nylondraad kan KLEINE
    STRUIKGEWASSEN DOORSNIJDEN OF
    BESCHADIGEN. De aanraking van de nylon-
    draad met de stam van struikgewassen of bomen
    met een zachte schors KAN ERNSTIGE SCHA-
    DE AANBRENGEN AAN DE PLANT.
    •MAAIEN
    Voor arbeidsintensievere maaiwerkzaamheden
    moet de maaikop onder een hoek van circa 30
    graden naar links gehouden worden. Stel de
    stand van de handgreep bij indien u een betere
    controle wenst over het toestel tijdens deze han-
    deling. 
    Ga niet op deze wijze te
    werk indien het risico bestaat, hoe gering dan
    ook, voor het wegslingeren van voorwerpen
    die schade kunnen verrichten aan personen,
    dieren of andere zaken (fig. 21).
    GEBRUIK DE BOSMAAIER
    NIET VOOR SCHOONMAAKDOELEINDEN
    door de maaikop onder een helling te hou-
    den. Gebruik het toestel niet om vuil van het
    voetpad en dergelijke weg te vegen.  Dit is
    een krachtig gereedschap dat kleine stenen
    kan wegslingeren op een afstand van meer
    dan 15 meter, wat verwondingen kan veroor-
    zaken aan personen of dieren of schade kan
    verrichten aan omliggende voorwerpen zoals
    voertuigen, vensters, enz. (Fig. 22).
    !LET OP!
    !LET OP!
    OPERMERKING
    96MAAIN-INSTRUCTIESNL 
    						
    							VERVANGING VAN DE DRAAD VAN DE MAAI-
    KOP
    Volg voor de vervanging van de nylondraad de
    instructies bijgevoegd aan de maaikop (aanvul-
    lend blad buiten de handleiding)
    Vervang de nylondraad
    nooit door een draad in een ander materiaal
    (bv. ijzeren draad).
    SLIJPEN VAN DE 3 OF 4-TANDSMAAISCHIJF
    Demonteer het bougiekap-
    je alvorens het slijpen aan te vatten.
    Alvorens het slijpen aan te vatten moet u een
    paar handschoenen aandoen om aanraking
    met de maaischijf te vermijden. 
    Gevaar voor ernstige verwondingen.
    Slijp met een geschikte vlakke vijl (fig. 23).
    Op de Figuur 24 en 25 staan de volgende zaken
    vermeld:
    A) Verkeerde slijpmethode
    B) Slijplimieten 
    C) Verkeerde of ongelijke hoeken 
    Alle tanden moeten op dezelfde wijze geslepen
    worden. De 3 en 4-tandsmaaischijven kunnen
    aan beide zijden gebruikt worden. Wanneer één
    van de zijden versleten is, moet u de schijf
    omkeren om de andere zijde te benutten.
    Ook na het slijpen moet een correct evenwicht
    behouden blijven.
    De metalen maaischijf mag niet hersteld worden:
    hij moet vervangen worden zodra er tekens van
    ernstige slijtage bemerkt worden of de slijplimiet
    overschreven wordt.
    LUCHTFILTER
    Werk nooit zonder een
    luchtfilter. De luchtfilter moet steeds schoon
    gehouden worden. Plaats een nieuwe filter
    indien deze beschadigd of versleten is.
    Voor de reiniging van de filter (Fig. 26):
    1. Draai de knop (A) los (in tegenwijzerzin).
    Verwijder het filterdeksel en haal vervolgens
    de luchtfilter uit de basis van de houder.
    BELANGRIJK
    !LET OP!
    !LET OP!
    2. Was het filterelement met water en zeep.GEBRUIK GEEN BENZINE! 3. Laat de filter aan de lucht drogen.
    4. Monteer de filter terug.
    Vervang de filter indien hij
    versleten, gescheurd of beschadigd is of indien
    hij niet meer schoon te krijgen is.
    BOUGIE (Fig. 27)
    1.
    De gap (afstand tussen de elektroden) van de
    bougie bedraagt 0.6 mm / .025”. Bijstellen
    indien nodig.  
    2.Schoonmaken van mogelijk aanwezige kool-
    stofresidu’s. 
    3.Het spankoppel moet tussen 12 en 15 Nm
    bedragen. Sluit het kapje van de bougie aan.
    TANDWIELKOP (Fig. 28)
    Smeer met lithiumvet. Verwijder de schroef en
    smeer met vet door de kop manueel te draaien
    totdat het vet eruit loopt. Plaats dan de schroef.
    ALLERHANDE CONTROLES
    – Start- en veiligheidshendel: controleer de wer-
    king.
    – STOP-knop: controleer de werking.
    – Brandstoftank: ga na of deze lekken vertoont.
    Werk nooit indien er brandstof uit lekt.
    – Verluchtingsspleten voor koeling: schoonma-
    ken.
    – Cilindervleugels: schoonmaken.
    – Voorste bescherming: ga de staat na.
    – Maaiorgaan: verwijder de grasresten.
    – Schroeven: nagaan of ze goed vastgedraaid
    zitten.
    – Elektrische kabels en aansluitingen: controleer
    de staat en vervang onderdelen indien nodig.
    Ga na of alle aansluitingen functioneel zijn.
    SLIJPEN VAN DE DRAADAFSNIJDER
    1. Verwijder de draadafsnijder (E) van de
    bescherming  (Fig. 29).
    2. Plaats de draadafsnijder in een bankklem.
    Slijp de draadafsnijder met een platte vijl,
    maar let wel op dat de snijhoek behouden
    blijft. Slijp enkel in één enkele richting.
    OPERMERKING
    GEWOON ONDERHOUD97NL
    GEWOON ONDERHOUD 
    						
    							BUITENGEWOON ONDERHOUD
    Voor buitengewone onderhoudsbeurten verdient
    het aanbeveling contact op te nemen met een
    erkende bijstandsdienst.
    Herstellingen uitgevoerd door niet erkende cen-
    tra en door niet gekwalificeerd personeel doen
    de garantie vervallen.
    VRAAG EN GEBRUIK ENKEL ORIGINELE
    VERVANGSTUKKEN
    OPSLAG
    Indien deze instructies niet
    nageleefd worden kunnen er zich oliehoudende
    sedimenten in de carburator afzetten, waardoor
    het toestel moeilijk zal starten en er permanente
    schade veroorzaakt kan worden door de inacti-
    viteit van het toestel.
    1. Maak de buitenkant van de motor, van het
    transmissiesysteem, van de bescherming en
    van de maaikop met nylondraad schoon.
    2. Maak de brandstoftank leeg.
    3. Start de motor nadat de brandstoftank werd
    geledigd.
    4. Houd de motor op het minimumtoerental tot-
    dat hij stopt met werken. Dit is om de carbu-
    rator te ledigen van het mengsel.
    5. Laat de motor afkoelen (circa 5 minuten).
    6. Verwijder de bougie met de daarvoor voorzie-
    ne sleutel.
    7. Giet 1 lepel olie voor tweetaktmotoren (nieuwe
    olie). Trek meerdere malen aan de startkabel
    om de interne onderdelen te voorzien van een
    oliefilm. Plaats de bougie terug.
    8. Bewaar het toestel op een droge en frisse
    plaats, ver verwijderd van warmtebronnen (bij-
    voorbeeld verwarmingselementen, boilers,
    enz..) of vlammen.
    HET TOESTEL TERUG GEBRUIKSKLAAR
    MAKEN
    1. Verwijder de bougie.
    2. Trek stevig aan de startkabel om het teveel
    aan olie uit de verbrandingskamer te verwijde-
    ren.
    3. Maak de gap (afstand tussen de elektroden)
    van de bougie schoon en controleer hem of
    plaats een nieuwe bougie met een geschikte
    gap.
    4. Maak het toestel klaar voor de werking 
    5. Vul de brandstoftank met het geschikte meng-
    sel. Zie paragraaf BRANDSTOF EN SMEER-
    MIDDEL.
    BELANGRIJK
    AL ONZE TOESTELLEN ZIJN VAN UITSTEKEN-
    DE KWALITEIT, WERDEN PERFECT AFGE-
    STELD EN WERDEN BESTUDEERD OM EEN
    MAXIMALE VEILIGHEID AAN DE GEBRUIKER
    TE KUNNEN GARANDEREN.
    – KNOEI NOOIT MET DE TOESTELLEN 
    – WERK NOOIT MET ONVOLLEDIGE TOESTEL-
    LEN OF MET TOESTELLEN MET BESCHA-
    DIGDE ONDERDELEN. 98
    GEWOON ONDERHOUDNL
    – Verstoor het milieu niet en zorg dat u nie-
    mand in de omgeving tot last bent.
    – Ga altijd veilig te werk
    – Voorkom gevarrlijke situaties
    – Werk nooit alleen, vooral niet in gebieden
    die ver buiten de bebouwde kom liggen.
    – Let op de mensen in de buurt en eventu-
    ele gevaren.
    – Draag altijd veiligheidskleding en -
    schoeisel.
    – Werk alleen met machines die voor het
    werk in kwestie geschikt zijn en die de
    veiligheidsnormen respecteren; boven-
    dien dienen ze ook goed door vakkundig
    personeel onderhouden te zijn!!!
    – RESPECTEER HET MILIEU !! 
    						
    All GGP Italy SPA manuals Comments (0)

    Related Manuals for GGP Italy SPA Brush Cutter TB 25 - TB 25CX, BJ 250 - 250D Instruction Manual