Home > Stiga > Lawn and Garden > Stiga TITAN 20 B, TITAN 26 B, TITAN 26 H, TITAN 32 H Swedish Version Manual

Stiga TITAN 20 B, TITAN 26 B, TITAN 26 H, TITAN 32 H Swedish Version Manual

    Download as PDF Print this page Share this page

    Have a look at the manual Stiga TITAN 20 B, TITAN 26 B, TITAN 26 H, TITAN 32 H Swedish Version Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

    							111
    NEDERLANDSNL
    5.10 StuurbekrachtigingDe stuurbekrachtiging zorgt ervoor dat het ver-
    mogen van het hydraulisch systeem de bewegin-
    gen van het stuur ondersteunt. Dit maakt het 
    makkelijker de machine te besturen als de motor 
    op volle kracht werkt (vol gas). 
    Als het toerental van de motor lager wordt, ver-
    mindert het effect van de stuurbekrachtiging.
    5.11 BedieningstipsZorg altijd dat er voldoende olie in de motor aan-
    wezig is. Dat geldt met name bij het rijden op hell-
    ingen. 
    Zie “5.3”. Wees voorzichtig bij het rijden op hell-
    ingen. Start of stop niet plotseling wan-
    neer u een helling op- of afrijdt. Rijd 
    nooit dwars over een helling. Rijd van 
    boven naar beneden en van beneden 
    naar boven. 
    Rijd niet met de machine op een helling 
    met een grotere hellingshoek dan 10º.
    Neem gas terug op hellingen en als u 
    scherpe bochten maakt om te 
    voorkomen dat de machine kantelt of u 
    de controle over de machine verliest.
    Draai bij rijden in de hoogste versnel-
    ling en bij vol gas het stuur niet volledig 
    naar één kant. De machine kan dan 
    kantelen.
    Blijf met uw handen uit de buurt van de 
    stuurbekrachtiging en de zittinghouder. 
    U kunt bekneld raken en verwondingen 
    oplopen. Rijd nooit met de machine als 
    de motorkap open is.
    5.12 StoppenZorg dat de PTO wordt ontkoppeld. Trek de par-
    keerrem aan. 
    Laat de motor 1 tot 2 minuten stationair draaien. 
    Zet de motor af door de contactsleutel om te draa-
    ien.Als u de machine onbeheerd achterlaat, 
    verwijder dan de contactsleutel.
    Direct na het uitzetten kan de motor 
    nog zeer heet zijn. Raak nooit de demp-
    er of andere motoronderdelen aan. Dit 
    kan ernstige brandwonden veroorzak-
    en.
    5.13 Brandstofsysteem ontluchtenAls er lucht in de brandstofleidingen is gekomen, 
    moet het brandstofsysteem handmatig worden 
    ontlucht. De lucht kan op de volgende manier in 
    het systeem zijn gekomen:
     Na stoppen vanwege brandstofgebrek.
     Na vervanging van het filter.
     Na het aftappen van de waterscheider.
     Na reparaties aan het brandstofsysteem.
     Probeer nooit te ontluchten door de 
    motor te laten lopen met de startmotor. 
    Dan zou de startmotor worden bescha-
    digd.
    Ontluchten gaat als volgt:
    1. Zorg dat de brandstoftank is gevuld.
    2. Open alle kraantjes in het brandstofsysteem.
    3. Gebruik de handpomp (9:V) om alle lucht uit  het brandstofsysteem te pompen.
    4. Probeer te starten. Start de motor niet, ga dan  door met ontluchten zoals hierboven is behan-
    deld.
    5.14 Reiniging
    Om het gevaar op brand te verkleinen 
    de motor, de demper, de accu en de 
    brandstoftank vrijhouden van gras, 
    bladeren en olie.
    Controleer de machine ook regelmatig 
    op olie- en/of brandstoflekkage. 
    Spuit nooit water of lucht met een hoge-
    drukreiniger tegen de radiatorvinnen. 
    Daardoor zou de radiator worden be-
    schadigd. 
    Reinig de machine na gebruik. Voor het reinigen 
    gelden de volgende richtlijnen:
     Als u een hogedrukreiniger gebruikt, richt de  straal dan niet direct op asafdichtingen, elek-
    trische onderdelen of hydraulische kleppen.
     Richt geen waterstralen rechtstreeks op de mo- tor. 
     Reinig de motor met een borstel en/of perslucht.
     Reinig de radiator (13:D) en de oliekoeler  (13:E) met een zachte borstel. Grote voorwer-
    pen kunt u met de hand verwijderen. Als de ra-
    diator of koeler ernstig is vervuild, gebruik dan 
    een beetje stromend water met een geschikt 
    reinigingsmiddel.
    Spuit nooit water of lucht met een hoge-
    drukreiniger tegen de radiatorvinnen. Daar-
    door zou de radiator worden beschadigd. 
    						
    							112
    NEDERLANDSNL
    6 ONDERHOUD
    6.1 OnderhoudsschemaOm de machine voortdurend in goede staat te 
    houden, de betrouwbaarheid en veiligheid te bev-
    orderen en het milieu te ontzien, moet het hier be-
    handelde onderhoudsschema worden gevolgd.
    Reparaties moeten worden uitgevoerd door een 
    erkende dealer.
    Als het onderhoud door een erkende dealer wordt 
    uitgevoerd, wordt het professioneel gedaan en 
    worden originele vervangingsonderdelen gebruikt.
    Na elke onderhoudsbeurt door een erkende dealer 
    moet een stempel in het onderhoudsboekje worden 
    gezet. Een boekje dat “volgestempeld” is, wordt 
    een waardevol document dat de tweedehands-
    waarde van de machine verhoogt.
    Hieronder ziet u wanneer welk onderhoud moet 
    worden uitgevoerd. Daarna wordt behandeld hoe u 
    de onderhoudsprocedures moet uitvoeren.
    6.2 Onderdelen.
    6.3 VoorbereidingService en onderhoud moet altijd worden uit-
    gevoerd aan een stilstaande machine met een uit-
    geschakelde motor.Zorg dat de machine niet kan wegrol-
    len. Gebruik daarom altijd de parkeer-
    rem.
    Zet de motor af.
    Voorkom onbedoeld starten van de mo-
    tor door de contactsleutel te verwijder-
    en. 
    6.4 WaterscheiderDe waterscheider bevat een vlotter (15:E), die in 
    de transparante houder zichtbaar is. De vlotter 
    moet zich onderin bevinden. Als de vlotter hoger 
    hangt, moet de waterscheider als volgt worden 
    gereinigd:
    1. Sluit de kraan van de waterscheider. Zie afb. 15.
    2. Houd een bak onder de waterscheider om de uitlopende brandstof op te vangen.
    3. Open de houder door op de ring (15:A) te  drukken.
    4. Verwijder voorzichtig de houder (15:B), de veer  (15:D) en de vlotter (15:E) uit de houder.
    5. Maak de binnenkant van de houder en het  draadfilter (15:C) goed schoon.
    6. Controleer of de O-ring onbeschadigd is en  monteer dan in de omgekeerde volgorde alle 
    onderdelen.
    7. Open de kraan.
    8.  Brandstofsysteem schoonmaken. Zie “5.13”.
    Maak de brandstoftank schoon als er vaak veel wa-
    ter in de waterscheider staat. Neem contact op met 
    een erkende dealer.
    6.5 Brandstoffilter1. Sluit de kraan van het brandstoffilter. Zie afb.  14.
    2. Houd een bak onder het brandstoffilter om de  brandstof op te vangen.
    3. Maak de houder los door de ring (14:J) te ver- draaien.
    4. Verwijder voorzichtig de houder (14:H) en het  filter (14:F).
    5. Maak de binnenkant van de houder (14:H)  schoon.
    6. Controleer of de O-ring (14:G) onbeschadigd is  en monteer dan in de omgekeerde volgorde alle 
    onderdelen en een nieuw filter.
    7. Open de kraan.
    8. Brandstofsysteem schoonmaken. Zie “5.13”.
    Onderdeel
    1e keer Interval Zie bij
    Bedrijfsuren/kal- endermaanden
    Waterscheider, con-
    troleren 50/- 6.4
    Voorfilter, reinigen 6.4
    Benzinefilter, 
    vervangen 400/- 6.5
    Bandenspanning, 
    controleren, corrig-
    eren 6.6
    Motorolie, filter, 
    vervangen 50/12 200/12 6.7
    Hydraulische olie, 
    filter, vervangen/
    reinigen 50/12 400/12 6.8
    Wielmotoren, olie 
    verversen 50/12 200/12 6.9
    Riemtransmissies, 
    controleren 50 200/- 6.10
    Koelsysteem, reini-
    gen 1000/12 6.11
    Accu, controleren 50/- 6.12
    Luchtfilter, voorfil-
    ter reinigen 250/- 6.13
    Luchtfilter, binnen-
    filter vervangen 250/- 6.13
    Smeren 6.14
    Kleppen control-
    eren 1000/- 6.15
    Kleppen schuren 2000/- 6.15 
    						
    							113
    NEDERLANDSNL
    6.6 BandenspanningGebruik de voorgeschreven standaard bandens-
    panning.
    Bandenspanning voor en achter: 0,9 bar.
    Kijk ook naar de bandenspanning in de gebruiker-
    shandleiding van het gebruikte gereedschap.
    6.7 Motorolie en filter vervangenDirect na het stoppen van de machine 
    kan de motorolie erg heet zijn. Laat de 
    motor daarom een paar minuten afkoe-
    len voordat u de olie aftapt.
    Vervang vervolgens het oliefilter op de volgende 
    wijze:
    1. Zet de machine op een vlakke ondergrond en  laat de motor op bedrijfstemperatuur komen.
    2. Schakel de motor uit en verwijder de olievuldop  (10:J).
    3. Zet een opvangbak onder de olieaftapplug  (11:N), verwijder die plug en laat de olie in de 
    opvangbak lopen.
    4. Bij het afvoeren van de verbruikte olie moet u  zich aan de regelgeving van de lokale overheid 
    te houden.
    5. Maak rond het filter (11:M) schoon en verwi- jder het filter. Gebruik hiervoor een oliefilters-
    leutel.
    6. Smeer de pakking van het nieuwe filter en  schroef die pakking vast tot hij het motoropper-
    vlak raakt. Draai het filter dan nog één slag 
    vaster aan met behulp van een oliefiltersleutel.
    7. Bevestig de olieaftapplug. Aanhaalmoment 60  Nm.
    8. Vul nieuwe olie bij. Zie “5.3”.
    9. Na het bijvullen van olie start u de motor en laat  deze 30 seconden stationair draaien. 
    10.Controleer of er ergens olie lekt.
    11.Zet de motor af. Wacht 30 seconden en contro- leer dan het oliepeil. Zie “5.3”.
    6.8 Hydraulische olie en filter  vervangen
    Zorg dat er geen vuilresten in het hy-
    draulische systeem komen. Daardoor 
    kunnen onderdelen van de machine 
    ernstig worden beschadigd.
    Vervang daarna de hydraulische olie en het oliefil-
    ter als volgt:
    1. Zet de machine op een vlakke ondergrond.
    2. Maak rond het filter (16:A) op de bovenkant  van de hydraulische tank grondig schoon en de-
    monteer het filter.
    3. Zet een opvangbak onder de olieaftapplug  (16:C), verwijder die plug en laat de olie in de 
    opvangbak lopen. De opvangbak moet een in-
    houd van 20 liter hebben. 4. Bij het afvoeren van de verbruikte olie moet u 
    zich aan de regelgeving van de lokale overheid 
    houden.
    5. Bevestig de olieaftapplug. Aanhaalmoment 40  Nm.
    6. Vul nieuwe olie bij door de opening in de bov- enkant van het filter. 
    Olie: Zie “2.1”.
    Oliehoeveelheid bij verversen: Zie “2.1”.
    7. Monteer het filter en de volgende onderdelen: 17:D Kapje
    17:G Pakking. Controleer of de ring onbescha- digd is.
    17:F Nieuw filter. Na het verversen van de olie  moet altijd het filter worden vervangen.
    17:E Veer
    8. Na het bijvullen van olie start u de motor en laat  u die een paar minuten lopen. Dan controleert u 
    of er ergens olie lekt.
    9. Controleer het oliepeil. Zie “3.5.8”.
    6.9 Olie van wielmotoren verversenDe olie in de overbrengingsbehuizing van de wie-
    len ververst u als volgt:
    1. Zet de machine op een vlakke ondergrond.
    2. Maak de omgeving rond de  olieaftappluggen (18:X, Y) goed schoon.
    3. Zet een opvangbak onder de olieaftapplug  (18:X), verwijder die plug en laat de olie in de 
    opvangbak lopen.
    4. Verwijder de olievuldop (18:Y).
    5. Bevestig de olieaftapplug.
    6. Bij het afvoeren van de verbruikte olie moet u  zich aan de regelgeving van de lokale overheid 
    te houden.
    7. Vul nieuwe olie bij via de olievulopening.  Pomp de olie in het systeem met een oliepomp-
    je. Vul bij tot op het niveau van de olievulope-
    ning.
    De tabel in “2.1” geeft informatie over het type 
    en de hoeveelheid olie.
    8. Bevestig de olievuldop.
    9. Draai de pluggen vast met een aanhaalmoment  van 30 Nm.
    6.10 RiemtransmissiesControleer na 5 bedrijfsuren of alle riemen van de 
    machine in orde en onbeschadigd zijn.
    6.11  Koelsysteem schoonmakenTijdens het gebruik komen roest- en vuildeeltjes in 
    de koelvloeistof terecht.  Dat verslechtert de werk-
    ing van die koelvloeistof.  Daarom moet de koelv-
    loeistof regelmatig worden vervangen.
    U ververst de koelvloeistof als volgt:
    1. Zorg dat de motor volledig is afgekoeld. 
    						
    							114
    NEDERLANDSNL
    2. Open de motorkap aan de voorzijde en draai de radiatordop los (13:C).
    3. Zet een opvangbak onder de onderste slang van  de radiator (afb. 19) en onder de koelvloeistof-
    plug (20:X).
    4. Ontkoppel de slang van het onderste deel van de  radiator, zodat de verbruikte koelvloeistof in de 
    afvalbak loopt. Zie afb. 19.
    5. Verwijder de koelvloeistofplug, zodat de koelv- loeistof in de afvalbak loopt.
    6. Spoel met behulp van een slang in de vulopen- ing stromend water door het koelsysteem tot dat 
    systeem schoon is.
    7. Maak de losgemaakte slang weer vast aan het  onderste deel van de radiator en bevestig de 
    koelvloeistofplug.
    8. Vul de machine met nieuwe koelvloeistof. Zie  “5.4”.
    Draai de plug vast met 
     40 Nm.
    6.12 Accu (27:B)
    Als u accuzuur in uw ogen of op uw 
    huid krijgt, kan dit ernstig letsel 
    veroorzaken. Komt u met accuzuur in 
    aanraking, spoel dan meteen met 
    schoon water en raadpleeg een arts.
    De accu wordt gereguleerd door kleppen en geeft 
    een uitgangsspanning van 12 V. De accuvloeistof 
    kan en mag niet worden gecontroleerd of aange-
    vuld. U hoeft de accu alleen maar op te laden, bi-
    jvoorbeeld als u deze lang niet hebt gebruikt.
    De accu moet volledig zijn opgeladen 
    voordat u deze voor de eerste keer gaat 
    gebruiken. De accu moet altijd volledig 
    opgeladen worden bewaard, anders 
    kan deze beschadigd raken. 
    6.12.1 Accu opladen met motor
    De accu kan ook worden opgeladen met de dyna-
    mo van de motor:
    1. Plaats de accu in de machine zoals hieronder af- gebeeld.
    2. Zet de machine buiten of zorg dat de uitlaatgas- sen kunnen worden afgevoerd.
    3. Start de motor volgens de instructies in de han- dleiding.
    4. Laat de motor 45 minuten lopen.
    5. Zet de motor af. De accu is nu volledig opgelad- en.
    6.12.2 Accu opladen met oplader
    Gebruik voor het opladen van de accu een oplader 
    met een constante spanning.
    Neem contact op met uw leverancier voor een 
    dergelijke oplader.
    De accu kan beschadigd raken als er een stand-
    aard oplader wordt gebruikt.  6.12.3 Verwijderen/Plaatsen
    Schakel altijd eerst met de hoofd-
    schakelaar (27:Q) de stroomvoorzienig 
    uit voordat u de accu gaat losmaken.
    Als u de kabels verwisselt, raken de dy-
    namo en de accu beschadigd.
    Zet de kabels stevig vast. Losse kabels 
    kunnen brand veroorzaken.
    De accu moet altijd aangesloten zijn als 
    u de motor wilt laten lopen,  anders 
    kunnen de dynamo en het elektrische 
    systeem beschadigd raken.
    Verwijder/monteer de accu als volgt:
    1. Verwijder de linkermotorkap.
    2. Zet met de hoofdschakelaar (27:Q) de stroom- voorziening uit.
    3. Maak de accukabels los en neem de accu uit de  machine.
    4. Voer deze stappen in omgekeerde volgorde uit  als u de accu weer wilt monteren. Sluit de rode 
    kabel aan op de positieve accuklem (+) en de 
    zwarte kabel op de negatieve accuklem (-).
    5. Schakel de stroomvoorziening weer in met de  hoofdschakelaar.
    6.12.4 Reiniging
    Indien de accupolen geoxideerd zijn, moeten deze 
    schoongemaakt worden. Reinig de accupolen met 
    een staalborstel en smeer ze in met vet.
    6.13 Luchtfilter, motorStart de motor nooit zonder luchtfilter 
    of met een beschadigd luchtfilter. Risico 
    op ernstige schade aan de motor.
    Het luchtfilter bestaat uit twee filters:
    23:V Voorfilter
    23:U Binnenste luchtfilter
    LET OP! Indien de machine in een stoffige omgev-
    ing wordt gebruikt, moet u het luchtfilter vaker 
    reinigen/vervangen dan in het onderhoudsschema 
    is opgegeven.
    Reinig/vervang de luchtfilters als volgt:
    1.  Maak de luchtfilterkap (21:R) los door de twee  klemmen (21:T) en de schroef (21:S) te verwij-
    deren.
    2.  Open de filterbehuizing door de twee klemmen  (23:X) los te maken.
    3. Verwijder het voorfilter (23:V). Laat het bin- nenfilter (23:U) op zijn plaats, zodat er geen 
    stof en dergelijke in de motor komen als u het 
    voorfilter schoonblaast. 
    						
    							115
    NEDERLANDSNL
    4. Maak het voorfilter met perslucht schoon. Ga voorzichtig te werk, zodat het filter niet wordt 
    beschadigd. Blaas perslucht van binnen naar 
    buiten door het filter. De druk mag niet hoger 
    dan 3-5 bar zijn.
    Krijgt u het filter niet schoon of is het beschad-
    igd, koop dan een nieuw filter.
    5. Maak de binnenkant van de filterbehuizing  schoon.
    6. Als ook het luchtfilter moet worden vervangen,  neem dat dan uit de machine.
    7. Monteer alle onderdelen weer in de omge- keerde volgorde.
    8. Reset de filterindicator als die is geactiveerd.  Zie “3.5.7”.
    6.14 SmeringAlle in de onderstaande tabel genoemde smeer-
    punten moeten elke 50 bedrijfsuren en na elke 
    reinigingsbeurt worden gesmeerd.
    Gebruik een smeerpistool met universeel vet. Blijf 
    pompen tot vet tevoorschijn komt. De smeerpunt-
    en zijn aangegeven in afb. 28 t/m 30.
    Ga voorzichtig te werk in de buurt van 
    aandrijfriemen. Er mag geen vet of olie 
    op de riemen komen.
    6.15 KleppenHet afregelen en schuren van kleppen moeten 
    worden uitgevoerd door een erkende dealer.
    6.16 ZekeringenAls een van de onderstaande problemen optreedt, 
    moet u de desbetreffende zekering vervangen. De 
    zekeringen bevinden zich onder de in afb. 25 get-
    oonde kap.  Verwijder die kap door de 5 schroeven 
    los te maken.
    Controleer de zekeringen en vervang doorge-
    brande exemplaren. Als het probleem aanhoudt, 
    breng de machine dan naar een erkende dealer 
    voor reparatie.
    GGP behoudt zich het recht voor zonder vooraf-
    gaande aankondiging wijzigingen in het product 
    aan te brengen. 
    Onderdeel Smeernippels / actie Afbeeld-
    ing
    Spanarm, 
    pompriem 1 smeernippel.
    30:A
    Liftvork, 
    draaien 1 smeernippel.
    30:B
    Liftvork, 
    omhoog-
    omlaag 2 smeernippels 30:G, H
    Liftcilinder 2 smeernippels 30:C, E
    Stuurcilinder 2 smeernippels 30:D, F
    Knikpunt 3 smeernippels 30:J
    Spanarm, ger-
    eedschap-
    sriem
    (Alleen 20B 
    en 26B) 1 smeernippel.
    Ga voorzichtig te werk 
    in de buurt van de rie-
    men. Er mag geen vet 
    of olie op de riemen 
    komen. 28
    Spanarm, 
    achterste 
    gereedschaps-
    riem
    (Alleen 20B 
    en 26B) 1 smeernippel.
    Ga voorzichtig te werk 
    in de buurt van de rie-
    men. Er mag geen vet 
    of olie op de riemen 
    komen. 30:K
    Gaskabel Smeer de kabelu- iteinden met olie terwijl 
    u het betreffende bedien-
    ingselement bedient. 
    Dit gaat het beste met 
    twee personen. 29
    Probleem
    Zekering
    Plaats Waarde
    Indicatielampjes, zoe-
    mer, transportstand 25:A 10 A
    Maaihoogte, zandstroo-
    ier, verticuteerder achter, 
    koplamp 25:B 20 A
    Cruise control, dynamo 25:C 10 A
    Elektrische aansluiting 
    op paneel 25:D 10 A
    Uitschakelen 25:E 30 A
    PTO, waarschu-
    wingslamp parkeren, 
    beveiligingsrelais 25:F 10 A
    Reserve 25:G
    Hoofdzekering 25:H 40 A 
    						
    							116
    ITALIANO IT
    1 GENERALITÀ
    Questo simbolo indica una segnalazione 
    di ATTENZIONE. La mancata osserv-
    anza delle istruzioni fornite può causare 
    gravi lesioni personali e/o danni materi-
    ali.
    Prima di mettere in modo, leggere at-
    tentamente queste istruzioni per l’uso e 
    le NORME DI SICUREZZA.
    Nellimpianto idraulico o nel circuito 
    del carburante non devono entrare im-
    purità. Danneggerebbero infatti seria-
    mente i componenti degli impianti.
    1.1 SIMBOLISulla macchina vengono utilizzati i seguenti sim-
    boli. La loro funzione è quella di ricordare all’op-
    eratore di utilizzarla con l’attenzione e la cautela 
    necessarie durante luso e la manutenzione.
    Significato dei simboli:Attenzione!
    Prima di utilizzare la macchina leggere at-
    tentamente il manuale di istruzioni e il 
    manuale sulla sicurezza.
    Attenzione!
    Fare attenzione a eventuali oggetti sparsi. 
    Fare attenzione a eventuali persone pre-
    senti sul posto.
    Attenzione!
    Indossare sempre cuffie protettive.
    Attenzione!
    Questa macchina, con installati accessori 
    originali, può procedere con un’inclinazi-
    one massima di 10°, a prescindere dalla direzione.
    Attenzione!
    Vi è il rischio di lesioni da schiacciamen-
    to. Mantenere tutte le parti del corpo 
    lontano dallo sterzo articolato quando il 
    motore è acceso.
    Attenzione!
    Vi è il rischio di ustioni. Non toccare il si-
    lenziatore / la marmitta catalitica. 
    1.2 Riferimenti
    1.2.1 Figure
    Le figure in queste istruzioni per luso sono numer-
    ate 1, 2, 3, e così via.
    I componenti indicati nelle figure sono contrasseg-
    nati con le lettere A, B, C, ecc.
    Un riferimento al componente C nella figura 2 vi-
    ene indicato con la dicitura 2:C.
    1.2.2 Intestazioni
    Le intestazioni in queste istruzioni per luso sono 
    numerate come indicato nel seguente esempio:
    1.3.1 Controlli di sicurezza generale è un sottoti-
    tolo di 1.3 Controlli di sicurezza ed è incluso sot-
    to questa intestazione.
    Quando si fa riferimento alle intestazioni, in ge-
    nere vengono specificati solo i numeri relativi, ad 
    esempio Vedere 1.3.1.
    1.3 AbbreviazioniIn queste istruzioni duso sono presenti delle ab-
    breviazioni il cui significato è riportato nella tabel-
    la seguente:
    Abbrevi-
    azione Significato
    PTO Presa di forza per lazionamento di un 
    accessorio montato frontalmente.
    PTO1 Comando per lazionamento della  presa di forza per lazionamento di un 
    accessorio montato frontalmente.
    F Sollevatore attrezzi
    F1 Comando per lazionamento del solle- vatore attrezzi.
    L Uscita per le funzioni ausiliarie su un  accessorio montato frontalmente. 
    Vedere fig. 1.
    L1 Comando per lazionamento di L.
    R Uscita per le funzioni ausiliarie su un  accessorio montato frontalmente. 
    Vedere fig. 1.
    Re Uscita per le funzioni ausiliarie su un  accessorio montato posteriormente. 
    Vedere fig. 5.
    R1 Comando per lazionamento di R e Re 
    						
    							117
    ITALIANO IT
    2 DATI TECNICI
    2.1 Dati della macchina
    2.2 Combinazione con piatto di tagl-io
    Per altri accessori, contattare un rivenditore autor-
    izzato e leggere le seguenti istruzioni per luso.
    3 DESCRIZIONE
    3.1 TrasmissioneLa macchina è dotata di quattro ruote motrici. La 
    potenza dal motore alle ruote motrici viene tras-
    messa idraulicamente. Le quattro ruote sono dotate 
    di motori idraulici separati. Il motore diesel aziona 
    una pompa idraulica (3:P), che pompa olio nei mo-
    tori idraulici (3:M) delle ruote.  I motori idraulici sono collegati alla pompa idrau-
    lica come illustrato nella fig. 3.
    Ciò significa che le ruote anteriori e posteriori gi-
    rano alla stessa velocità ma che la velocità sul lato 
    destro e sinistro può variare. 
    Attrezzo montato frontalmente azionato da cinghie 
    di trasmissione o idraulicamente, a seconda del 
    modello.
    3.2 Sterzo
    Mantenere tutte le parti del corpo 
    lontano dal punto pivottante della 
    macchina quando si gira il volante. Vi è 
    il rischio di gravi lesioni da schiaccia-
    mento tra le sezioni anteriore e posteri-
    ore della macchina.
    La macchina è dotata di sterzo articolato ser-
    voassistito. Ciò significa che il telaio è diviso in 
    una sezione anteriore e una posteriore che possono 
    essere sterzate luna rispetto allaltra.
    Lo sterzo articolato fa sì che la macchina possa gi-
    rare attorno agli alberi e ad altri ostacoli con un 
    raggio di sterzata estremamente ridotto.
    3.3 Sistema di sicurezzaLa macchina è dotata di un sistema di sicurezza 
    elettrico. Questo sistema arresta determinate attiv-
    ità che potrebbero essere pericolose in caso di azi-
    onamento non corretto. Ad esempio, impedisce 
    laccensione del motore se il pedale della frizione/
    freno di stazionamento non è premuto.
    Controllare sempre prima delluso il 
    funzionamento del sistema di sicurezza.
    3.4 Comandi
    3.4.1 Sollevatore attrezzi (1:F1)
    Il sollevatore attrezzi idraulico funziona solo quan-
    do il motore è acceso.
    Quando il motore è spento, può tuttavia essere ab-
    bassato in posizione oscillante. Non lasciare mai la macchina con latt-
    rezzo in posizione di trasporto. Latt-
    rezzo può causare gravi lesioni da 
    schiacciamento poiché, se inavvertita-
    mente viene toccato il comando, si ab-
    bassa velocemente.
    La leva ha le quattro posizioni seguenti:
    Posizione oscillante . Portare la leva nel-
    la posizione più avanzata, dove si blocca. 
    A questo punto lattrezzo viene abbassato 
    fino alla posizione oscillante. Vedere an-
    che 3.4.2.
    In tale posizione, lattrezzo poggia sem-
    pre al suolo esercitando la stessa pres-
    Dati Titan 20 B 26 B 26 H 32 HPotenza del 
    motore, kW 14,7 19,3 19,3 23,5
    Tip o PTO Cing-
    hiaCing-
    hiaIdrauli-
    co Idrauli
    co
    Velocità, km/
    h 0-20 0-20 0-20 0-24 
    Peso, kg 590 600 610 625
    Olio motore, 
    volume 2,8 litri 3,4 litri 3,6 litri
    Olio motore, 
    grado Ve d e r e   5 . 3 
    Olio idrauli-
    co 20 litri SAE 10W-30
    Olio
    motori delle 
    ruote  4x0,08-0,09 litri GL4/5 75W-90
    Temperatura 
    ambiente Fino a -20°C.
    Carburante Gasolio (EN590:96)
    Capacità ser-
    batoio 42 litri
    Accessori Titan 20 B 26 B 26 H 32 HPiatto di taglio 
    125 BXX
    Piatto di taglio 
    135 BXX
    Piatto di taglio 
    155 BX
    Piatto di taglio 
    135 HXX
    Piatto di taglio 
    155 HXX 
    						
    							118
    ITALIANO IT
    sione ed è in grado di seguire il profilo del terreno. 
    Utilizzare la posizione oscillante durante lesecuz-
    ione dei lavori. Abbassamento . Lattrezzo si abbassa, 
    indipendentemente dal suo peso. La ve-
    locità di abbassamento può essere im-
    postata tramite il comando (4:X). La 
    forza di abbassamento è determinata dal 
    peso dellattrezzo e dalla forza idraulica 
    verso il basso applicata durante labbas-
    samento.
    Bloccaggio nella posizione di traspor-
    to . Dopo il sollevamento e labbassamen-
    to, la leva è ritornata nella posizione di 
    folle. Lattrezzo viene bloccato nella po-
    sizione di trasporto.
    Sollevamento . Portare la leva nella po-
    sizione più arretrata, fino a quando latt-
    rezzo non si trova nella posizione più alta 
    (posizione di trasporto). Rilasciare quin-
    di la leva per bloccarla nella posizione di 
    trasporto.
    3.4.2 Abbassamento della valvola di riteg- no (4:X)
    La valvola di ritegno regola la velocità durante 
    labbassamento. La velocità deve essere regolata in 
    base al peso dellattrezzo.
    Aumento della velocità di abbassamento
    :
    Svitare il dado (4:Y) e ruotare il pomello verso sin-
    istra.
    Riduzione della velocità di abbassamento
    :
    Svitare il dado (4:Y) e ruotare il pomello verso 
    destra.
    La valvola di ritegno deve essere bloccata con il 
    dado nella posizione regolata.
    3.4.3 Comando idraulico (1:L1)
    Questo comando è utilizzato per controllare deter-
    minate funzioni, in base allattrezzo collegato.
    Il comando funziona solo quando il motore è ac-
    ceso e quando i tubi idraulici dellattrezzo per la 
    funzione desiderata sono collegati alluscita idrau-
    lica (1:L).
    3.4.4 Comando idraulico (1:R1)
    Questo comando è utilizzato per controllare deter-
    minate funzioni, in base allattrezzo collegato.
    Il comando funziona solo quando il motore è ac-
    ceso e quando i tubi idraulici dellattrezzo per la 
    funzione desiderata sono collegati come segue:
     Attrezzo frontale tramite le uscite idrauliche  (1:R).
     Attrezzo posteriore tramite luscita idraulica  (5:Re).
    Entrambe le uscite idrauliche sopra sono collegate 
    in parallelo. 3.4.5 Freno demergenz
    a/freno di stazion-
    amento (1:P)
    Non lasciare mai premuto il pedale du-
    rante il funzionamento. Vi è il rischio di 
    surriscaldamento nella trasmissione e 
    nel freno. Il pedale assolve alle seguenti 
    funzioni:
     Durante il funzionamento . Freno demergen-
    za.
     Durante larresto . Freno di stazionamento.
    3.4.6 Fermo del freno di stazionamento  (1:Q)
    Il fermo blocca il pedale (1:P) in posizione 
    completamente premuta. Questa funzione 
    viene utilizzata per bloccare la macchina 
    su pendii, durante il trasporto, ecc., quan-
    do il motore è fermo.
    Bloccaggio:
    1. Premere a fondo il pedale (1:P). 
    2. Spostare il fermo in avanti.
    3. Rilasciare il pedale.
    Rilascio:
    1. Premere a fondo il pedale (1:P). 
    2. Spostare il fermo indietro.
    3. Rilasciare il pedale.
    3.4.7 Freno di servizio/trazione (1:N)
    Se la macchina non frena come previsto 
    quando il pedale viene rilasciato, utiliz-
    zare il pedale di sinistra (1:P) come 
    freno demergenza.
    Il pedale determina il rapporto di trasmissione tra 
    il motore e le ruote motrici (= velocità). Il freno di 
    servizio viene attivato al rilascio del pedale. 1. Premendo il pedale in avanti la macchina inizia a muoversi
    in avanti.
    2. Quando non cè pressione sul pedale la macchina è ferma.
    3. Quando il pedale spostato  indietro la macchina procede 
    in retromarcia.
    4. Riducendo la pressione sul 
    pedale la macchina frena.
    La velocità massima può essere ridotta alla veloc-
    ità operativa ottimale per mezzo del fermo (1:E).
    3.4.8 Fermo della velocità (1:E)
    Il campo di velocità della macchina può essere 
    limitato arrestando il pedale del freno di servizio/
    trazione (1, 1:N) con il fermo della velocità (1:E). 
    						
    							119
    ITALIANO IT
    Quando il fermo di velocità è attivato, durante il la-
    voro con lattrezzo si raggiunge una velocità mas-
    sima ottimale.
    Bloccaggio
    :
    Spostare la leva della velocità in avanti.
    Ripristino
    :
    Spostare la leva della velocità indietro.
    3.4.9 Volante (1:T)
    Non regolare il volante durante la mar-
    cia.
    Il volante può essere alzato e abbassato e regolato 
    facilmente a diversi angoli. 
    Sollevamento e abbassamento
    :
    Svitare la manopola (1:S) dello sterzo e sollevare o 
    abbassare il volante nella posizione desiderata. 
    Serrare.
    Regolazione dellangolo
    :
    Rilasciare il comando (1:C) a fianco dello sterzo e 
    regolare il volante in base allangolo desiderato. 
    Serrare il comando.
    3.4.10 Comando del gas (1:X).
    Comando per regolare il regime del motore. Pieno gas - da utilizzare sempre durante 
    l’impiego della macchina. 
    Minimo.
    3.4.11 Blocchetto di accensione (1:V)
    Il blocchetto di accensione è usato per avviare e ar-
    restare il motore. 
    Quattro posizioni: Posizione di preriscaldamento
    : I cilindri 
    vengono riscaldati per facilitare laccen-
    sione. Mantenere nella posizione indicata 
    di seguito a temperature inferiori prima di 
    avviare il motore.
    20B, 26B, 26H: max 5 secondi
    32H: max 15 secondi
    Posizione di arresto
    : Il motore si spegne. 
    La chiave può essere estratta.
    Posizione di marcia
    : Allaccensione viene 
    saltata e viene utilizzata quando il motore 
    è in marcia.
    Posizione di avviamento
    : Girando ulteri-
    ormente la chiave parte il motorino di av-
    viamento. Quando il motore è in moto, 
    rilasciare la chiave, che torna in posizione 
    di marcia. 3.4.12 Acceleratore a mano (2:N1)
    Interruttore per attivare l’acceleratore a mano. 
    Lacceleratore a mano blocca il pedale (1:N) in po-
    sizione completamente premuta.
    1. Premere il pedale fino a raggiungere la 
    velocità desiderata. Premere poi la parte 
    anteriore dell’interruttore per attivare l’ac-
    celeratore a mano. Il simbolo si illumina.
    2. Escludere lacceleratore a mano rilas-
    ciandolo con il pedale (1:P) o premendo la 
    parte posteriore dellinterruttore. 
    3.4.13 Interruttore (2:G1) Linterruttore può essere utilizzato per im-
    postare facilmente laltezza del piatto di 
    taglio con regolazione elettrica. 
    Linterruttore controlla il contatto (1:G) 
    con commutazione di polarità.
    3.4.14 PTO1 (vedere fig. 2)
    Leva per linserimento e lesclusione del funziona-
    mento dellattrezzo montato frontalmente. Due po-
    sizioni: 1. Premere la parte anteriore dellinterrut-
    tore - innesto PTO. Il simbolo si illumina.
    2. Premere la parte posteriore dellinterrut-
    tore - disinnesto PTO. 
    Macchine con PTO a cinghia:Il comando attiva una frizione magnetica che tras-
    mette la potenza dal motore alla puleggia della 
    PTO nel punto pivottante. Solo per lazionamento 
    di un accessorio montato frontalmente.
    Macchine con PTO idraulica:Per impedire aumenti inutili di pressione 
    nellimpianto idraulico, regolare il comando del 
    gas a 1/4 prima dellinnesto della PTO idrauli-
    ca.
    Il comando attiva una valvola che trasmette la po-
    tenza dalla pompa idraulica allattrezzo montato 
    frontalmente.
    La potenza viene quindi trasmessa idraulicamente 
    allattrezzo tramite luscita idraulica (1:PTO).
    3.4.15 Interruttore (2:O1)
    Linterruttore ha tre posizioni e può essere 
    utilizzato ad esempio per lo spandisabbia.
    Linterruttore controlla il contatto (5:O).
    3.4.16 Interruttore (2:P1)
    Linterruttore ha tre posizioni e può essere 
    utilizzato ad esempio per sollevare e ab-
    bassare il rastrello posteriore.
    Linterruttore controlla il contatto (5:P).
    3.4.17 Contaore (2:H)
    Indica le ore di guida effettuate. È attivo soltanto a 
    motore in moto.
    12V 
    						
    							120
    ITALIANO IT
    3.4.18 Faro (1:K)Linterruttore è utilizzato per accendere e 
    spegnere il faro nella parte anteriore della 
    macchina.
    3.4.19 Leva di disinnesto (9:U)
    Leva che esclude la trasmissione variabile. Con-
    sente di spostare la macchina. La leva di disinnesto non deve mai tro-
    varsi tra la posizione in fuori e in den-
    tro. Ciò surriscalderebbe e 
    danneggerebbe la trasmissione.
    La macchina non deve mai essere train-
    ata e può essere spostata solo fino a e da 
    un rimorchio, se necessario. Il traino 
    danneggia la trasmissione.
    La leva può assumere le seguenti due posizioni:
    Leva in fuori
    :
    La pompa idraulica è innestata per luso normale.
    Leva in dentro
    :
    Lolio idraulico è collegato a valle della pompa id-
    raulica e può circolare nellimpianto senza venire 
    bloccato dalla pompa stessa. La macchina può es-
    sere spostata. Il flusso è tuttavia ridotto e pertanto, 
    per spostare la macchina, è richiesta una forza rel-
    ativamente grande.
    3.4.20 Sedile (1:J)
    Il sedile è dotato di un interruttore di sicurezza col-
    legato al sistema di sicurezza della macchina. Ciò 
    significa che quando sul sedile non vi è nessuno 
    non è possibile svolgere certe attività pericolose. 
    Vedere anche 5.8.2.
    Il sedile può essere regolato come indicato di seg-
    uito:
    Anteriore-posteriore
    :
    1. Spostare la leva di comando (1:A) verso l’alto.
    2. Regolare il sedile nella posizione desiderata.
    3. Rilasciare la leva di comando per bloccare il 
    sedile.
    Sospensione
    :
    La sospensione del sedile può essere regolata in 
    base al peso del corpo per mezzo del pomello 
    (1:B).
    Sospensione più rigida
    : Ruotare il pomello in sen-
    so orario.
    Sospensione meno rigida
    : Ruotare il pomello in 
    senso antiorario.
    La regolazione della sospensione può essere con-
    trollata per mezzo dellindicatore accanto al volan-
    te.
    Schienale:Lo schienale può essere regolato allangolazione 
    desiderata per mezzo del pomello (4:Z).
    Bracciolo:Il bracciolo può essere regolato allaltezza desider-
    ata per mezzo del pomello posto sotto il bracciolo 
    stesso (1:H).
    3.4.21 Cofano motore
    La macchina non funziona se il cofano 
    motore non è chiuso e bloccato. Vi è il 
    rischio di ustioni e di lesioni da schiac-
    ciamento.
    Per accedere ai componenti del motore, sono pre-
    senti quattro cofani rimovibili. Aprirli come segue:
    Cofano di destra e di sinistra (7:E)Rimozione:
    1. Rimuovere le fascette in gomma anteriori e pos- teriori (7:F).
    2. Svitare la vite (7:G).
    3. Spostare il cofano dal perno di riferimento in  fondo, sollevarlo ed estrarlo.
    Installazione
    :
    1. Abbassare il cofano sopra la parte interna della  ruota.
    2. Agganciare la parte superiore del cofano nella  scanalatura a V della macchina e inserire il per-
    no di riferimento in fondo.
    3. Agganciare le fascette in gomma anteriori e  posteriori e inserire la vite.
    Cofano anteriore (8:H)Rimozione:
    1. Allentare i pomelli di bloccaggio (8:J) ruotan- doli di alcuni giri verso sinistra.
    3. Spostare il cofano in avanti e verso lalto.
    Installazione
    :
    1. Inserire il cofano nella parte in basso.
    2. Inserire le alette dei pomelli di bloccaggio nei  fori superiori e ruotare i pomelli di bloccaggio 
    verso destra finché il cofano non è ben fissato.
    Cofano posteriore (8:L)Rimozione:
    1. Svitare le viti (8:K) in alto.
    2. Spostare il cofano verso lalto e indietro.
    Installazione
    :
    1. Inserire il cofano nella parte in basso.
    2. Allineare con i fori delle viti in alto e inserire le  viti (8:K).
    3.4.22 Indicatore di livello del tappo del car- burante (6:D)
    Il tappo del carburante per il rabbocco del gasolio 
    si trova dietro il sedile.
    Nel tappo vi è un indicatore di livello con le seg-
    uenti designazioni:
    E = Vuoto.
    F = Pieno. 
    						
    All Stiga manuals Comments (0)

    Related Manuals for Stiga TITAN 20 B, TITAN 26 B, TITAN 26 H, TITAN 32 H Swedish Version Manual