GGP Italy SPA Chain Saw 71501051_0 Operators Manual
Have a look at the manual GGP Italy SPA Chain Saw 71501051_0 Operators Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 893 GGP Italy SPA manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.
NL 84. Brandstof en kettingolie • BRANDSTOF Benzine is zeer licht ontvlam- baar. Rook niet, maak geen vuur aan en voorkom dat er vonken ontstaan in de buurt van de brand- stof. Stop de motor en laat hem voldoende afkoe- len voordat u brandstof bijvult. Kies voor het bijvullen van de brandstof bij voor- keur een open plek buitenshuis en start de motor op tenminste 3 m afstand van de plek waar u de brandstof heeft bijgevuld. •De motoren worden gesmeerd door olie die speci- aal is ontwikkeld voor gebruik met luchtgekoelde 2- taktmotoren. Kies dan een met een antioxidans aangevulde olie van goede kwaliteit voor luchtge- koelde 2-taktmotoren (JASO FC GRADE OIL of ISO EGC GRADE). •Gebruik nooit BIA of TCW gemengde olie (voor watergekoelde 2-taktmotoren). •AANBEVOLEN MENGVERHOUDING BENZINE 50: OLIE 1 •De uitstoot van uitlaatgassen wordt bepaald door de basisafstelling van de motor en de motoronder- delen (d.w.z. carburatie, ontstekingstijdstip en poortafstelling) zonder toevoeging van onderdelen of inert materiaal tijdens de verbranding. •Deze motoren zijn geschikt voor gebruik met lood- vrije benzine. •Gebruik benzine met een minimum octaangehalte van 89RON (Verenigde Staten/Canada: 87AL). •Bij gebruik van benzine met een lager octaangehal- te kan de motortemperatuur te hoog oplopen, waardoor de motor kan vastlopen. !WAARSCHUWING! •Om het milieu minder te belasten verdient ongelode benzine de voorkeur, •Kwalitatief slechte brandstoffen en oliën kunnen de pakkingen, brandstofleidingen en brandstoftank van de motor aantasten. •MENGEN VAN BRANDSTOF WAARSCHUWING Zorg er door voldoende met de jerrycan te schudden voor, dat de mengsmering goed wordt gemengd. 1. Meet de te mengen hoeveelheden benzine en olie af. 2. Giet een gedeelte van de benzine in een schone jerrycan van goede kwaliteit. 3. Giet alle olie erbij en schud de jerrycan goed. 4. Giet de rest van de benzine er bij en schud de jer- rycan opnieuw gedurende tenminste 1 minuut. Voor een lange levensduur van de motor is het van belang dat de mengsmering goed wordt geschud, omdat sommige oliën stoffen bevatten waardoor het mengen moeizaam verloopt. Houd in gedach- ten dat een onvoldoende gemengde brandstof de motor kan doen vastlopen omdat het mengsel te arm is. 5. Zet een merkteken op de buitenkant van de jerry- can om verwisseling met gewone benzine of ande- re stoffen te voorkomen. 6. Geef op de buitenkant van de jerrycan aan wat er in zit. •BIJVULLEN VAN DE BRANDSTOF 1. Draai de tankdop los. Leg de dop op een schone plaats neer. 2. Vul de tank voor 80% met brandstof. 3. Draai de tankdop goed vast en veeg eventueel gemorste brandstof met een doek weg. !WAARSCHUWING! 4. Brandstof en kettingolie
•KETTINGOLIE Gebruik alleen olie die specifiek bestemd is voor kettingzagen of hechtolie voor ket- tingzagen. Gebruik geen olie die onzuiverheden bevat, om de filter van het reservoir niet te verstoppen en de oliepomp niet onherroepelijk te beschadigen. De olie bestemd voor de sme- ring van de ketting is biologisch afbreekbaar. Het gebruik van een minerale olie of motorolie brengt ern- stige schade toe aan het milieu. Het gebruik van een olie van goede kwaliteit is van fundamenteel belang voor een efficiënte smering van de snij-inrichtingen; een vuile olie of olie van slechte kwaliteit zal de smering in het gedrang brengen en de levensduur van de ketting en het blad verkorten. Het is altijd raadzaam het oliereservoir volledig te vul- len (met behulp van een trechter) telkens wanneer brandstof bijgevuld wordt; aangezien de inhoud van het oliereservoir dusdanig berekend is dat de brand- stof eerder dan de olie opgebruikt wordt, wordt voor- komen dat de machine zonder smeermiddel kan wer- ken. BELANGRIJK BELANGRIJK 4. Brandstof en kettingolieNL 9 1. Bijvullen moet op vlakke, onbegroeide grond plaatsvinden. 2. Start de motor op tenminste 3 meter afstand van de plaats waar u de brandstof heeft bijge- vuld. 3.Stop de motor voordat u brandstof bijvult. Schud de jerrycan goed voordat u brandstof bijvult. •OM DE LEVENSDUUR VAN UW MOTOR TE VER- LENGEN, VERMIJDT U: 1. BRANDSTOF ZONDER MENGSMERING (GEWO- NE BENZINE) – Dit zal de motor erg snel beschadi- gen. 2. ALCOHOLBENZINE – Dit kan de rubber en/of plastic delen aantasten en het smeersysteem van de motor verstoren. 3. OLIE VOOR 4-TAKTMOTOREN – Dit kan de bougie vervuilen, de uitlaatpoort blokkeren of de zuiger- ring doen vastlopen. 4. Mengsmering die een maand of langer onge- bruikt blijft,kan de carburateur doen verstoppen en de motor slechter laten lopen. 5. Wanneer u de motorzaag gedurende langere tijd wilt opbergen, reinigt u de brandstoftank nadat u hem heeft geleegd. Start vervolgens de motor om de carburateur van de resterende brandstof te ont- doen. 6. Lever de voor de mengsmering gebruikte jerrycans in als klein chemisch afval wanneer u de jerrycan wilt weggooien. Gewone slijtage en veranderin- gen van het product zonder functionele invloeden worden niet door de garantie gedekt. Houd ook in gedachten dat wanneer de aanwijzingen van de gebruiksaanwijzing met betrekking tot de mengsme- ring, enz., niet worden opgevolgd, de garantie kan komen te vervallen. OPMERKING !WAARSCHUWING!
Het is bijzonder gevaarlijk om een kettingzaag te gebruiken waarvan onderdelen ontbreken of defect zijn. Voordat u de motor start, moet u zorgvuldig controleren of alle onderdelen, inclusief de stang en de ketting, juist gemonteerd zijn. •STARTEN VAN DE MOTOR •Alvorens de motor te starten 1. Vul de brandstof- en kettingolietanks en draai de doppen van beide tanks goed vast. 2.Druk voortdurend op de voorpompkolf totdat brandstof in de kolf verschijnt. 3. Zet de schakelaar op “I”. 4. Trek de chokeknop uit tot de stand voor de twee- de fase. De luchttoevoer wordt gesmoord en de gashendel wordt in de startpositie gezet. Om de motor direct weer te OPMERKING !WAARSCHUWING! starten nadat u hem heeft uitgezet, zet u de choke- knop in de stand voor de eerste fase (luchttoevoer geopend en de gashendel in de startpositie). Als de chokeknop eenmaal is uitgetrokken, keert deze niet vanzelf in de normale stand terug, ook niet als u er met de vinger op drukt. Om de chokeknop in de normale stand terug te zet- ten, moet u de gashendel indrukken. Controleer voordat u de motor start, dat de zaagketting niets aanraakt. •Start vanop de grond Start de motor niet terwijl u de motorzaag in de hand heeft. De zaagketting kan in contact met uw lichaam komen. Dit is bijzonder gevaarlijk. Blijf uit de buurt van de zaag- ketting omdat deze begint te draaien zodra de motor wordt gestart. 5. Houd de motorzaag met de voet op de grond en trek flink aan het startkoord. 6. Zodra de motor een keer heeft geprutteld, drukt u de chokeknop in de stand voor de eerste fase en trekt u nogmaals aan het startkoord om de motor te starten. 7. Laat de motor met licht ingedrukte gashendel warmlopen. !WAARSCHUWING! !WAARSCHUWING! !WAARSCHUWING! OPMERKING NL 105. Bedienen van de motorzaag 5. Bedienen van de motorzaag (1) Kettingolie (2) Brandstof (1) Gashendel- blokkering (2) Gashendel Chokeknop: (1) Wanneer de motor koud is (2) Wanneer de motor warm is (3) Nadat de motor is aangeslagen (1) Schakelaar
•Start op een boom Volg nauwkeurig de indicaties in “Voor uw veiligheid” (1.2). •CONTROLEREN VAN DE OLIETOEVOER Zorg dat de stang en de ket- ting overeind gezet worden wanneer de olietoe- voer wordt gecontroleerd. Als dit niet wordt gedaan, komen de draaiende delen bloot te liggen. Dit is bijzonder gevaarlijk. Laat de motor na het starten op een matig toerental lopen en controleer of er kettingolie van de ketting afspat, zoals de afbeelding laat zien. De hoeveelheid ketting olie kan worden ingesteld door een schroevendraaier te steken in de opening aan de onderkant van de koppelingszijde. Stel af al naar gelang de werkomstandigheden. De olietank moet vrijwel leeg zijn tegen de tijd dat de brandstof op is. Vergeet niet de olietank te vullen wanneer u brandstof bijvult. •AFSTELLEN VAN DE CARBURATEUR De carburateur van uw motorzaag is op de fabriek afgesteld, maar kan door veranderende gebruiksom- standigheden fijnafstelling verlangen. Controleer voordat u de carburateur afstelt of de brandstof- en luchtfilters schoon zijn en of de brand- stof de juiste mengverhouding heeft. OPMERKING !WAARSCHUWING! !WAARSCHUWING! Voer voor afstelling de volgende stappen uit: De carburateur moet worden afgesteld terwijl het zaagblad met zaagketting is gemonteerd. 1. De H- en L-naalden kunnen het aantal slagen nagesteld worden dat hieronder is aangegeven. “H” naald: -1/4 “L” naald: -1/4 2. Start de motor en laat deze bij laag toerental een paar minuten op temperatuur komen. 3. Draai de stationairschroef (T) tegen de wijzers van de klok in tot de ketting niet meer wordt aangedre- ven. Wanneer het stationaire toerental te laag is, moet de schroef met de wijzers van de klok mee worden gedraaid. 4. Voer een zaagtest uit en stel de H-naald af voor het grootste zaagvermogen en niet op het maximum- toerental. •KETTINGREM De kettingrem is een functie die de ketting ogenblik- kelijk stilzet wanneer de motorzaag terugslag onder- vindt. Normaal gesproken wordt de rem automatisch in werking gesteld door inertiekracht. De rem kan ech- ter ook handmatig in werking worden gesteld door de remhendel (linker beschermkap) omlaag te drukken in de richting van de voorkant. Zodra de rem in werking treedt, schiet een gele conus uit de onderkant van de remhendel. De rem vrijzetten Trek de remhendel omhoog in de richting van de lin- kerhandgreep totdat deze op zijn plaats klikt. Wanneer de rem in werking treedt, laat u de gashendel los om het motortoe- rental te verlagen. Door een ononderbroken bedie- ning terwijl de kettingrem in werking is, zal warm- teontwikkeling in de koppeling optreden en kan de motorzaag defect raken. Bij het inspecteren van de motorzaag voor ieder gebruik ervan, controleert u de werking van de kettingrem aan de hand van de volgende stappen.!WAARSCHUWING! OPMERKING 5. Bedienen van de motorzaagNL 11 (1) Instellen van hoe- veelheid ketting- olie (2) Rijk (3) Arm (1) L-naald (2) H-naald (3) Stelschroef voor statio (1) Kettingolie
1. Start de motor en houd het handvat stevig met beide handen vast. 2. Trek aan de gashendel om de ketting te laten draai- en en duw de remhendel (linker beschermkap) omlaag in de richting van de voorkant met behulp van de rug van uw linkerhand. 3. Wanneer de rem in werking treedt en de ketting stilstaat, laat u de gashendel los. 4. Laat de remhendel los. •STOPPEN VAN DE MOTOR 1. Laat de gashendel los en laat de motor enkele minuten stationair lopen. 2. Zet de schakelaar op “O” (STOP). NL 125. Bedienen van de motorzaag (1) Schakelaar (1) Vrijzetten (2) In werking stellen
•Lees het hoofdstuk “Voor veilig gebruik” voordat u begint. Het verdient aanbe- veling om te oefenen door wat hout door te zagen. Hierdoor kunt u met uw motorzaag vertrouwd raken. •Neem altijd alle voorschrif- ten voor de veiligheid in acht. De motorzaag mag alleen worden gebruikt voor het zagen van hout. Het zagen van ander mate- riaal is niet toegestaan. De mate van trillingen en terugslag is afhankelijk van het materiaal en de veilig- heidsvoorschriften zouden niet gerespecteerd worden. Gebruik de motorzaag niet als hefboom voor het hef- fen, verplaatsen en schei- den van voorwerpen. Zet de motorzaag niet vast op een statief. Het gebruik van de motorzaag voor andere doeleinden is verboden.. • Het is niet nodig om op de motorzaag te duwen. Oefen slechts lichte druk uit en laat de motor tijdens het zagen op maximaal vermogen lopen. •Wanneer de zaagketting in de zaagsnede vast komt te zitten, probeer de zaag dan niet met geweld los te trekken, maar gebruik een wig of hefboom om de zaagsnede te vergroten. •DENK AAN DE TERUGSLAG !WAARSCHUWING!•Deze motorzaag is voorzien van een remketting die de ketting tot stilstand brengt wanneer er bij normaal gebruik een terugslag op- treedt. Controleer voor elk gebruik of de kettingrem functioneert door de motor gedurende 1 - 2 seconden op maximaal vermogen te laten lopen en vervolgens de remhendel naar voren te drukken. De ketting moet onmiddellijk tot stilstand komen terwijl de motor op volle snelheid loopt. Wanneer de ketting langzaam of geheel niet tot stilstand komt, dan moeten de rem- band en de koppelingstrom- mel direct vervangen wor- den. •Het is zeer belangrijk om voor elk gebruik te controle- ren of de rem goed functio- neert en of de zaagketting scherp is, zodat de terugslag van de motorzaag beheers- baar blijft. Verwijdering van de veiligheidsvoorzieningen, onvoldoende onderhoud of onjuiste vervanging van het zaagblad of de zaagketting kan het gevaar voor letsel als gevolg van een terugslag aanzienlijk vergroten. •KAPPEN VAN EEN BOOM 1. Bepaal de gewenste valrichting van de boom en houd daarbij rekening met de wind, de groeirich- ting van de boom, de plaats van de zwaarste tak- ken, bereikbaarheid voor het nawerk en eventuele andere factoren. 2. Maak het terrein rondom de boom vrij en zorg voor een goede standplaats en goede uitwijkmogelijk- heden. 6. ZagenNL 13 6. Zagen (1) Valrichting (2) Schuine zaagsnede (3) Laatste zaagsnede
3. Maak aan de kant van de boom waar de boom naar toe moet vallen een schuine zaagsnede tot ongeveer eenderde van de stamdiameter. 4. Maak de laatste zaagsnede vanaf de andere kant van de boom, iets boven de onderkant van de schuine zaagsnede. Waarschuw omstanders voor het gevaar voordat u met kappen begint. Takken afzagen en doorzagen •Zorg altijd voor een goede standplaats. Ga niet op het houtblok staan. •Denk eraan dat een doorgezaagd houtblok kan gaan rollen. Ga vooral bij het werken op een heuvelachtig terrein altijd aan de heuvelkant van het houtblok staan. •Volg de aanwijzingen van “Voor veilig gebruik” om terugslag van de motorzaag te voorkomen. Controleer voordat u met het werk begint aan welke kant de buigkracht van het hout zich bevindt. Eindig altijd aan de tegenovergestelde kant van de buigrich- ting om te voorkomen dat het zaagblad in de zaag- snede bekneld raakt. Een op de grond liggend blok hout Zaag het hout half door, rol het blok om en zaag het vanaf de andere kant door. Een boven de grond hangend blok hout Zaag het hout in het gedeelte “A” vanaf de onderkant voor eenderde door en eindig vanaf de bovenkant. Zaag het hout in het gedeelte “B” vanaf de bovenkant voor eenderde door en eindig vanaf de onderkant. !WAARSCHUWING! !WAARSCHUWING! Afzagen van takken van een gevelde boom Controleer eerst naar welke kant de tak buigt. Maak vervolgens de eerste snede vanaf de gebogen zijde naar binnen en eindig vanaf de andere kant. Denk aan het mogelijk terug- springen van afgezaagde takken. Snoeien van bomen LET OP Voor snoeihandelingen in de hoogte met behulp van een touw en tuig met riem, volg aandachtig de indica- ties in “Voor uw veiligheid” (1.2). Begin vanaf de onderkant, eindig vanaf de bovenkant. •Voorkom dat u niet stevig kunt staan en gebruik geen ladder. •Voorkom dat u te ver moet reiken. •Zaag niet boven schouderhoogte. !WAARSCHUWING! !WAARSCHUWING! NL 146. Zagen
7. OnderhoudNL 15 Zorg ervoor dat de motor is uitgeschakeld en voldoende is afgekoeld voordat u met onderhoud, inspectie of reparatie van de motorzaag begint. Maak de bougiedop los, zodat de motor niet per ongeluk gestart kan worden. •ONDERHOUD NA ELK GEBRUIK 1. Luchtfilter Verwijder de knop en het deksel van de luchtreiniger Verwijder het filterelement en borstel het schoon. Haal de filterelementen eruit en klop het zaagsel eruit. Als de filterelementen bijzonder vuil zijn, kunt u deze door middel van heen en weer schudden in benzine wassen. Droog de filterelementen zeer zorgvuldig voordat u ze terugplaatst. 2. Smeerkanaal Verwijder het zaagblad en controleer het smeerkanaal op verstopping. 3. Zaagblad Nu het zaagblad is verwijderd, verwijdert u zaagsel uit de zaagbladloper en het smeerkanaal. •KettingwielneusSmeer het neuskettingwiel via het smeerkanaal aan het uiteinde van het zaagblad. !WAARSCHUWING!4. Overige Controleer op brandstoflekken, loszittende onderde- len en beschadiging van belangrijke delen, zoals de verbindingen van de handgrepen en de bevestiging van het zaagblad. Laat eventuele mankementen repa- reren voordat u de motorzaag weer gebruikt. •PERIODIEKE ONDERHOUDSPUNTEN 1. Koelribben van de cilinder 1. Verwijder het starterhuis. 2. Verwijder het zaagsel tussen de koelribben. 3. Reinig het slakkenhuis-gedeelte. 2. Brandstoffilter 1. Neem het filter uit de vulopening met behulp van een haakje van ijzerdraad. 2. Was het brandstoffilter in benzine. Vervang het door een nieuwe als het geheel verstopt zit met vuil. Gebruik voor het terugplaat- sen van het brandstoffilter een tangetje zodat de aanzuigpijp niet dubbelknikt.!WAARSCHUWING! 7. Onderhoud (1) Smeerkanaal (2) Smeerpoort (3) Kettingwiel (1) Smeerkanaal (1)Brandstoffilter
NL 167. Onderhoud 3. Oliefilter 1. Neem het oliefilter uit de toevoeropening met behulp van een haakje van ijzerdraad. 2. Was het oliefilter in benzine. Gebruik voor het terugplaat- sen van het oliefilter een tangetje zodat de aan- zuigpijp niet dubbelknikt. 4. Bougie Reinig de elektrodes met een staalborstel en stel de elektrodenafstand zo nodig in op 0,65 mm. 5. Kettingwiel Controleer het kettingwiel op beschadigingen en op overmatige slijtage die de kettingaandrijving kan beïn- vloeden. Bij aanzienlijke slijtage, vervangen door een nieuwe. Leg nooit een nieuwe ketting om een versle- ten kettingwiel, of een versleten ketting om een nieuw kettingwiel. 6. Koelluchtkanaal De metalen delen van de motor kunnen uw huid verbranden. Raak nooit de cilinder, uitlaatdemper of de bougie, enz., aan tij- dens het gebruik van of onmiddellijk na het stilzet- ten van de motor. Controleert voordat u de motor !WAARSCHUWING! !WAARSCHUWING! start of zich rondom de uitlaatdemper zaagsel bevindt. Als u dit niet verwijdert, zal het oververhit raken en in brandt vliegen. Om dit te voorkomen, houdt u het gebied rondom de uitlaatdemper schoon. Deze motor is luchtgekoeld. Opeenhopend zaagsel en vuil tussen de inlaatpoort voor de koellucht en de koelribben op de cilinder zullen oververhitting van de motor veroorzaken. Controleer en reinig de koelribbel op de cilinder regelmatig nadat u het luchtfilter en het cilinderdeksel hebt verwijderd. Let er bij het terugplaatsen van het cilinderdeksel op dat de bedrading van de scha- kelaar en de pakkingen op de juiste plaats zitten. 7. Uitlaatdemper Als u de uitlaatdemper niet goed monteert, zal nadat de motor is gestart, de uitlaatdemper losraken en de hete uitlaatgassen eruit spuiten. Nadat u de uitlaatdemper hebt schoongemaakt, let u er goed op de uitlaatdemper weer te monteren volgende de onderstaande stap- pen. 1.Het demperhuis, het demperdeksel en de deflector moeten op de juiste wijzen wor- den samengebouwd. 2. Controleer dat de pak- king niet kapot is. Als de pakking kapot is vervangt u deze door een nieuwe. 3.Smeer vet op de schroef voordat u deze vastdraait. 4. Na een korte test draait u de schroef opnieuw aan met een aantrekkoppel van 7-8 Nm. Onmiddellijk nadat de motor is stilgezet, mag u de uitlaatdemper niet met uw blote handen aanraken. U zal hierdoor brandwon- den aan uw handen oplopen. Als koolstofafzetting optreedt in de uitlaatdemper, zal dit leiden tot een afname van het vermogen en tot moeilijk starten van de motor. Controleer de binnen- kant van de uitlaatdemper en maak deze schoon na iedere 100 gebruiksuren. !WAARSCHUWING! !WAARSCHUWING! BELANGRIJK Champion RCJ-7Y (1) Oliefilter(1) Inlaatpoort van de koellucht
8. Onderhoud van zaagketting en zaagbladNL 17 1. Zaagketting Voor een soepele en veilige werking is het van groot belang om de ketting scherp te houden. De ketting moet worden geslepen wanneer: •Het zaagsel er poederachtig uitziet. •U bij het zagen extra kracht moet zetten. •De zaagsnede niet recht is. •Het trillen toeneemt. •Het brandstofverbruik toeneemt. Voorzorgsmaatregelen bij het slijpen Draag goede werkhand- schoenen. Voor het vijlen: •Zorg ervoor dat de zaagketting goed vastzit. •Zorg ervoor dat de motor is uitgeschakeld. •Gebruik een ronde vijl met de juiste diameter (5/32 in. - 4,0 mm). Zet de vijl op de ketting en druk de vijl recht vooruit. Houd de vijl zoals afgebeeld vast. Nadat elke schakel is gevijld, controleert u de diepte- beperking en vijlt u deze zoals afgebeeld af. Rond de voorste hoek af om de kans op terugslag of afbreken van de ketting- geleiders te verkleinen.!WAARSCHUWING! !WAARSCHUWING! !WAARSCHUWING! Zorg ervoor dat elke schakel de afgebeelde lengte en randen heeft. 2. Zaagblad •Draai om gelijkvormige slijtage mogelijk te maken het zaagblad af en toe om. •De zaagbladloper moet altijd recht zijn. Controleer de loper op slijtage. Zet een duimstok op het zaagblad en de buitenkant van een kettingschakel. De zaagbladloper is normaal als er een ruimte is. Anders is de zaagbladloper versleten. In dat geval moet het zaagblad worden gerepareerd of vervangen. (1) Goede diepte- meter (2) Rond afvijlen (3) Standaard diep- tebeperking: 0,25” - 0,64 mm (A) Schakellengte (30°) Vijlhoek (85°) Zijschakelhoek (60°) Bovenste scha- kelhoek (1) Duimstok (2) Ruimte (3) Geen ruimte (4) Ketting staat scheef 8. Onderhoud van zaagketting en zaagblad