GGP Italy SPA Chain Saw 71501051_0 Operators Manual
Have a look at the manual GGP Italy SPA Chain Saw 71501051_0 Operators Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 893 GGP Italy SPA manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.
3. Ölfilter 1.Mit einem Drahthaken den Ölfilter aus der Tanköffnung herausnehmen. 2. Den Filter mit Benzin reinigen. Mit einer Zange den Filter wieder einsetzen, damit das Saugrohr nicht geknickt wird. 4. Zündkerze Die Elektroden mit einer Drahtbürste reinigen und den Elektroden-Abstand auf 0,65 mm einstellen. 5. Zahnrad Das Zahnrad auf Risse und übermäßigen Verschleiß überprüfen, der die korrekte Kettenführung beein- trächtigt. Wenn Anzeichen von starker Abnutzung festgestellt werden, die betreffenden Teile ersetzen. Niemals eine neue Kette auf ein abgenutztes Zahnrad auflegen, oder eine abgenutzte Kette zusammen mit einem neuen Zahnrad verwenden. 6. Weg der Kühlungsluft •Die Motormetallteile können Ihre Haut verbren- nen. Niemals den Zylinder, Auspufftopf oder den Zündstecker etc. während des Betriebs oder gleich nach Stoppen des Motors berühren. •Bevor der Motor gestartet wird, die Gerät über- prüfen und Sägespäne entfernen. Anderenfalls !WARNUNG! !WARNUNG! wird der Motor überhitzt und ein Feuer ist die Folge. Um dies zu vermeiden, die Säge sauber halten. Dieser Motor wird luftgekühlt. Staub oder Holzspänezwischen der Einlaßöffnung der Kühlluft und den Zylinderrippen verursachen eine Überhitzung des Motors. Zylinderrippen periodisch lüberprüfen und säubern, nachdem der Lufftilter und die Zylinderabdeckung entfernt wurden. Beim Installieren der Zylinder- abdeckung darauf achten, daß die Schalterdrähte und Durchführungsöffnungen korrekt sitzen. 7. Schalldämpfer Überprüfen Sieregelmässig die Schalldämpferschrauben gegebenenfalls fest- ziehen.Bei losen Schrauben Können die heissen Abgase die Zylinderhaube in Brand setzen oder an die Kleider des Bedieners geleitet werden und die- sem Brandwunden zufügen. Sollte der Schall- dämpfer zu Reinigungszwecken demontiert wor- den sein, bitte wie folgt montieren. 1. Topf, Topfabdeckung und Umlenkblech werden korrekt kom- biniert. 2. Sicherstellen, daß die Dichtung nicht geris- sen ist. Wenn sie gebrochen ist, tau- schen Sie sie durch eine neue aus. 3. Vor dem Festschrauben die Schrauben reinigen. 4. Nach dem Testbetrieb die Schraube wieder fest- schrauben (DREHMOMENT: 7 - 8 Nm). Gleich nachdem der Motor stoppt, den schallolä nicht mit der bloßen Hand berühren. Sie werden sich sonstlbre Hand verbren- nen. Kohleablagerungen im Schalldämpfer Topf verursa- chen eine schlechte Leistung und Störungen beim Starten. Nach jeweils 100 Stunden der Schalldämpfer prüfen und reinigen. !WARNUNG! !WARNUNG! WICHTIG DE 167. Wartung Champion RCJ-7Y (1) Ölfilter(1) Einlaßöffnung der Kühlungsluft
8. Wartung der Sägekette und des KettenstegsDE 17 1. Sägekette Um einen sicheren und ein- wandfreien Betrieb zu gewährleisten, müssen die Sägezähne immer scharf sein. Die Sägezähne müssen nachgefeilt werden, wenn: •die Sägespäne einen pulverförmigen Zustand annehmen; •ein zusätzlicher Kraftaufwand für den Einschnitt benötigt wird; •ein gerader Einschnitt nicht mehr möglich ist; •die Vibrationen stärker werden; •der Kraftstoffverbrauch ansteigt. Anweisungen für das Nachfeilen der Sägezähne Unbedingt Sicherheitshand- schuhe tragen. Vor dem Nachfeilen: •Sich vergewissern, dass die Sägekette fest einge- spannt ist. •Sich vergewissern, dass der Motor ausgeschaltet ist. •Eine Rundfeile mit der für die Kette geeigneten Größe verwenden (5/32 Zoil - 4,0 mm). Die Feile auf den Sägezahn auflegen und in Geradeausrichtung nach vorne drücken. Die in der Abbildung gezeigte Position der Feile einhalten. Nachdem jeder Sägezahn nachgefeilt wurde, eine Tiefenlehre auflegen und die Sägezähne auf das kor- rekte Maß nachfeilen. Darauf achten, dass die vor- deren Kanten abge- rundet werden, um das Risiko eines Rückstoßes oder eines Zerreißens der Haltebänder zu reduzieren.!WARNUNG! !WARNUNG! !WARNUNG! Sich vergewissern, dass jeder der Sägezähne die glei- che Länge und den gleichen Tiefenwinkel aufweist, wie in der Abbildung gezeigt. 2. Kettensteg •Den Kettensteg von Zeit zu Zeit umdrehen, um einen ein- seitigen Verschleiß zu verhindern. •Die Führungsrille des Kettenstegs muss immer recht- winklig sein, daher die Rille ab und zu auf Verschleiß über- prüfen. Ein Lineal an den Kettensteg und die Außenseite eines Sägezahns anlegen. Wenn zwischen Lineal und Kettensteg ein Abstand besteht, ist die Führungsrille in Ordnung. Wenn kein Abstand besteht, ist die Führung abgenutzt. In diesem Fall muss der Kettensteg umgedreht oder ersetzt werden. (1) Geeignete Tiefenlehre (2) Tiefenlehre- Standardmaß (3) Die Zahnschulter abrunden: 0,25” - 0,64 mm (A) Länge des Sägezahns (30°) Nachfeilwinkel (85°) Seitenplatten- winkel (60°) Schneidewinkel der oberen Platte (1) Lineal (2) Abstand (3) Kein Abstand (4) Kette läuft schief 8. Wartung der Sägekette und des Kettenstegs
DE 189. Störungssuche 9. Störungssuche STÖRUNG URSACHE BESEITIGUNG 1) Motor springt nicht an 2)Geringe Leistung/Schlechte Beschleunigung/Unru nder Leerlauf 3)Keine Ölzufuhr–Überprüfen, ob der Kraft-stoff Wasser enthält oder minderer Qualität ist. –Überprüfen, ob der Motor “abgesoffen” ist. –Die Zündkerze überprüfen. –Überprüfen, ob der Kraft-stoff Wasser enthält oder minderer Qualität ist. –Überprüfen, ob der Luftfilter oder Kraftstofffilter verstopft ist. –Die Vergaser -Einstellung überprüfen. –Überprüfen, ob das Öl minderer Qualität ist. –Ölleitungen und –öffnungen auf Verstopfung überprüfen. –Guten Kraftstoff verwenden. –Die Zündkerze ausbauen und trocknen. –Dann Starter ohne Choke ziehen. –Durch eine neue Zündkerze ersetzen. –Guten Kraftstoff verwenden. –Reinigen. –Drehzahl-Nadelneinstellen. –Auswechseln. –Reinigen. Falls weitere Wartungs- oder Reparatur- arbeiten erforderlich scheinen, wenden Sie sich bitte an eine autorisierte Kunden- dienststelle in Ihrer Nähe.
1. Voor veilig gebruik NL 1 Geachte Klant, We willen u allereerst hartelijk dank zeggen voor het feit dat u aan onze producten de voorkeur hebt gegeven en we hopen dat het gebruik van deze machine u grote voldoening zal schenken en ten volle aan de verwachtingen zal beantwoorden. We hebben deze handleiding geschreven om u in de gelegenheid te stellen uw machine goed te leren kennen en haar veilig en efficiënt te gebruiken. Denk eraan dat de handleiding integrerend deel is van de machine, houd haar bij de hand zodat u haar op elk gewenst moment kunt raadplegen en, mocht u de machine verkopen of uitlenen, geef deze handleiding dan bij de machine. Deze nieuwe machine is ontworpen en vervaardig volgens de thans geldende normen en is veilig en betrouwbaar als deze gebruikt wordt volgens de aanwijzingen in deze handleiding (voorbestemd gebruik); elke andere toepas- sing of het niet respecteren van de veiligheidsnormen, of die voor gebruik, onderhoud en reparatie wordt beschouwd als “oneigenlijk gebruik” en brengt met zich mee dat de garantie komt te vervallen en dat de fabrikant elke aansprakelijkheid van de hand wijst, waarbij de gevolgen van schade of door de bedienaar of anderen opge- lopen letsel voor zijn rekening zijn. Indien u een klein verschil vindt tussen wat hier beschreven is en de machine in uw bezit, is dat het gevolg van het feit dat de voortdurende verbetering van het product, de in deze handleiding vervatte informatie onderworpen zijn aan wijzigingen zonder voorbericht of verplichting tot bijwerking waarbij de essentiële kenmerken op gebied van de veiligheid raadzaam contact met uw leverancier op te nemen. Succes! 1.Voor veilig gebruik ..................................................................... 12.Uitleg van symbolen op de motorzaag ..................................... 63.Monteren van het zaagblad en de zaagketting ........................ 74.Brandstof en kettingolie ............................................................ 85.Bedienen van de motorzaag ................................................... 106.Zagen ...................................................................................... 137.Onderhoud .............................................................................. 158.Onderhoud van zaagketting en zaagblad ............................... 179.Oplossen van problemen ........................................................ 18 Inhoud Deze motorzaag is uitdrukke- lijk ontworpen voor het onder- houd van bomen en de zaag mag dus uitsluitend worden gebruikt door getrainde bedie- ners, wanneer zlj op bomen werken. !WAARSCHUWING! UITLEG VAN VEILIGHEIDSSYM- BOLEN EN WAARSCHUWINGEN1.Zorg ervoor, dat u alle waarschuwingen aandachtig leest, goed begrijpt en nauwlettend volgt. 2.Waarschuwing! Terugslaggevaar.3.Bedien de motorzaag met twee handen.4.Lees de gebruiksaanwijzing voordat u de motorzaag in gebruik neemt. 5.Draag veiligheidshelm, veiligheidsbril en gehoorbescherming.6.Stevige werkhandschoenen dragen.7.Laarzen of veiligheidsschoenen dragen met antislipzool en stalen punt. 8.Gebruik de juiste beveiligingen voor uw voet, been, hand en arm. 9.Deze zaag is uitsluitend bedoeld voor ervaren boomzagers. WAARSCHUWING!!! GEVAAR VOOR GEHOORBESCHADIGING ONDER NORMALE GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN KAN DE GEBRUIKER VAN DEZE MOTORZAAG DAGELIJKS WORDEN BLOOTGESTELD AAN EEN GELUIDSNIVEAU VAN 85 dB(A)OF MEER 1. Voor veilig gebruik
NL 21. Voor veilig gebruik 1.Gebruik nooit een motorzaag wan- neer u vermoeid, ziek of geërgerd of onder invloed van medicijnen die de aandacht kunnen verslappen, of onder invloed van alcohol of verdo- vende middelen bent. 2.Draag werkschoenen, nauwzitten- de kleding, veiligheidsbroek, veilig- heidshelm en gehoorbescherming. Gebruik een trillingsbestendige hand- schoen. 3.Wees bij het hanteren van brand- stof altijd uiterst voorzichtig. Veeg eventueel gemorste brandstof weg en start de motorzaag op tenminste 3 m afstand van de plek waar u brandstof heeft bijgevuld. 4.Zorg dat de zaagketting scherp is en de zaag, inclusief het AV-systeem, in goede staat. Bij gebruik van een botte zaag is de zaagtijd langer en wanneer u een botte ketting door het hout drukt nemen de trillingen die op uw handen worden overgebracht toe. Een zaag met losse onderdelen of met beschadigde of versleten AV-buffers heeft ook een hoger trillingsniveau. 5.Bij het in acht nemen van alle bovenstaande voorzorgsmaatregelen kan toch het optreden van het witte vinger syndroom of het carpaal tun- nelsyndroom niet uitgesloten worden. Wanneer u de zaag veelvuldig en langdurig gebruikt, dient u zorgvuldig de toestand van uw handen en vin- gers te controleren. Als de hierboven vermelde verschijnselen optreden, moet u onmiddellijk de hulp van een arts inroepen. 6.Verwijder alles wat kan vonken of brand kan veroorzaken (d.w.z. niet roken, open vuur vermijden en geen werk uitvoeren waarbij vonken kunnen ontstaan) op plaatsen waar brandstof wordt gemengd, bijgevuld of bewaard. 7.Bij het mengen van brandstof en het bedienen van de motorzaag mag niet gerookt worden. 8.Sta bij het starten en het gebruik van de motorzaag niet toe, dat ande- re personen zich in de buurt van de motorzaag bevinden. Houd omstan- ders en dieren buiten de werkplek. Kinderen, huisdieren en omstanders moeten zich bij het starten en tijdens het gebruik van de motorzaag op een afstand van tenminste 10 m bevinden. 9.Begin niet met zagen voordat u de werkplek volledig heeft vrijgemaakt, een stevige standplaats heeft gevon- den en u er zeker van bent dat u goede uitwijkmogelijkheden van de omvallende boom heeft. 10.Houd de motorzaag altijd met beide handen vast wanneer de motor loopt. Omvat de handgrepen van de motorzaag met de duim en vingers van uw hand. 11.Houd al uw lichaamsdelen uit de buurt van de zaagketting wanneer de motor loopt. 12.Controleer of de zaagketting volle- dig vrij is voordat u de motor start. 13.Verplaats de kettingzaag altijd met afgezette motor, waarbij het zaagblad en de zaagketting naar achteren wij- zen en de uitlaat van uw lichaam af wordt gehouden. 14.Inspecteer de motorzaag voor gebruik altijd op versleten, loszittende of beschadigde onderdelen. Gebruik nooit een motorzaag die beschadigd, verkeerd afgesteld, of onvolledig of onveilig gemonteerd is. Controleer of de zaagketting stopt wanneer de gas- hendel losgelaten wordt. 15.Al het onderhoud aan de motor- zaag, met uitzondering van het in deze gebruiksaanwijzing beschreven onderhoud, moet door vakkundig onderhoudspersoneel worden uitge- voerd. (Wanneer bijvoorbeeld voor het verwijderen van het vliegwiel het ver- keerde gereedschap wordt gebruikt, of wanneer het vliegwiel met het ver- keerde gereedschap wordt vastge- houden om de koppeling te kunnen 1. Voor veilig gebruik
1. Voor veilig gebruik NL 3 verwijderen, kan het vliegwiel structu- reel worden beschadigd waardoor het uiteindelijk uit elkaar zou kunnen val- len.) 16.Schakel altijd de motor uit voordat de motorzaag neerzet. 17.Wees altijd uiterst voorzichtig bij het zagen van kleine struiken of tak- ken, omdat dergelijke materiaal in de zaagketting kan blijven hangen en naar u toe kan worden getrokken waardoor u uw evenwicht kunt verlie- zen. 18.Laat u bij het zagen van een tak die onder spanning staan niet verras- sen door het ogenblikkelijke span- ningsverlies van het hout, waardoor de tak kan terugspringen. 19.Zaag niet bij harde wind, slecht weer, slecht zicht of bij zeer hoge of zeer lage temperaturen. Controleer bomen altijd op dood hout dat tijdens het zagen uit de boom zou kunnen vallen. 20.Houd de handgrepen schoon, droog en vrij van brandstof en olie. 21.Gebruik de motorzaag alleen in goed geventileerde ruimten. Start de motor niet in een gesloten ruimte of gebouw. De uitlaatgassen bevatten het gevaarlijke koolmonoxide. 22.Gebruik de motorzaag alleen in bomen wanneer u daarvoor bent opgeleid. 23.Denk aan de terugslag. Terugslag is een felle opwaartse beweging van het zaagblad, die wordt veroorzaakt wanneer de zaagketting aan het uit- einde van het zaagblad een voorwerp raakt. Door een terugslag kunt u de controle over de motorzaag geheel verliezen, wat tot een zeer gevaarlijke situatie kan leiden. 24.Plaats voor het vervoer van uw motorzaag de juiste zaagbladbe- schermer. 1.1 VOORZORGSMAATREGELEN VOOR GEBRUI- KERS VAN MOTORZAGEN TEGEN TERUG- SLAG Wanneer het uiteinde van het zaagblad een voorwerp raakt of wanneer het hout naar beneden drukt en de zaagketting in de zaagsne- de vastknijpt, dan kan de motorzaag een terugslag krijgen. Bijaanrakingvanhet zaag- bladuiteinde kan het zaag- blad bliksemsnel worden omhoog geworpen in de richting van de gebruiker. Door het afknijpen van de zaagketting aan de boven- kant van het zaagblad kan het zaagblad razendsnel in de richting van de gebruiker worden gedrukt. In beide gevallen kan de terugslag u de controle over de motorzaag doen verliezen, wat ernstig lichamelijk let- sel tot gevolg kan hebben. • U kunt niet volledig op de ingebouwde beveiligingen van de motorzaag vertrouwen. Als gebruiker van een motorzaag dient u diverse voorzorgsmaatregelen te nemen om het werk veilig en zonder gevaar op ver- wondingen te kunnen uitvoeren. 1. Met een goed begrip van terugslag kunt u het ver- rassingselement verkleinen of zelfs volledig wegne- men. Ongelukken worden vaak veroorzaakt doordat mensen worden verrast. 2. Als de motor loopt, zorg er dan voor dat u de motorzaag altijd goed met beide handen vasthoudt, met de rech- terhand op de achterste handgreep en de linkerhand op de voorste hand- greep. Omvat de handgrepen van de motorzaag met de duim en vingers van uw hand. Door de motorzaag ste- vig vast te houden, kunt u de terug- slag opvangen en de controle over de motorzaag behouden. 3. Controleer of het terrein waar u werkt volledig vrij van obstakels is. Voorkom dat het uiteinde van het zaagblad tijdens het zagen in contact kan komen met een andere stam, tak of enig ander voorwerp. 4. Zaag bij een hoog motortoerental. 5. Voorkom dat u te ver moet reiken en zaag niet boven schouderhoogte. 6. Volg de aanwijzingen van de fabri- kant over het vijlen en voor het onder- houd van de zaagketting. 7. Gebruik alleen de door de fabrikant voorgeschreven, of gelijkwaardige bladen en kettingen. !WAARSCHUWING!
1.2 WERK MET GEMOTORISEERDE SNOEIZAGEN MET EEN VEILIGHEIDSLIJN EN VEILIGHEIDS- GORDEL In dit hoofdstuk worden de werkprocedures beschre- ven die bedoeld zijn om de kans op letsel door gemo- toriseerde snoeizagen te beperken, wanneer er in de hoogte gewerkt wordt met een veiligheidslijn en vei- lilgheidsgordel. Hoewel het kan dienen als basisbe- schrijving voor richtlijnen of trainingshandboeken, dient het niet te worden gezien als vervanging van een formele training. De richtlijnen die in dit aanhangsel worden geleverd, zijn slechts voorbeelden van een geode praktijk. De nationale wetsvoorschriften en reglementen moeten altijd worden nageleefd. Algemene eisen voor het werken in de hoogte De gebruikers van gemotoriseerde snoeizagen die in de hoogte werken met buhulp van een veiligheidslijn en veiligheidsgordel, mogen nooit alleen werken. Ze dienen te worden geassisteerd door iemand aan de grond die getaind is in het toepassen van de nodige noodprocedures. Bedieners van gemotoriseerde snoeizagen dienen voor dit werk een algemene training te hebben gevolgd voor wat betreft veilige klimtechnieken en werkposities, en dienen te zijn uitgerust met veilig- heidsgordels, veiligheidslijnen, platte riemen met uit- sparingen aan het uiteinde, veerhaken en andere uit- rustingen om stevig in positie te blijven en de motor- zaag vast te houden, in veilige werkposities. Voorbereiding alvorens de motorzaag te gebruiken in een boom De motorzaag dient te worden gecontroleerd, met brandstof zijn gevuld, gestart en voorverwarmd te zijn door de gebruiker aan de grond; deze moet de motorzaag en vervol- gens uitschakelen voordat hij hem overgeeft aan de gebruiker die zich in de boom bevindt. De motorzaag dient te worden vastgezet met een platte riem die geschikt is voor bevestiging aan de veiligheidsgordel van de gebruiker. a) bevestig de platte riem aan het bevestigingspunt op de achterkant van de motorzaag (A); b)zorg voor de nodige veerhaken waarmee de motorzaag zowel indirect (d.w.z. door middel vande platte riem) als direct (d.w.z.aan het bevesti- gingspunt van de motorzaag) aan de veiligheids- gordel van de gebruiker kan worden bevestigd; c) verzeker u ervan dat de motorzaag veilig is ver- bonden wanneer hij wordt overgegeven aan de gebruiker; d) verzeker u ervan dat de motorzaag vast zit aan de veiligheidsgordel, alvorens hem los te maken van het middel waarmee hij opgehesen wordt. Doordat de motorzaag rechtstreeks aan de veilig- heidsgordel kan worden bevestigd, vermindert het risico op beschadiging van de uitrusting tijdens de bewegingen om de boom heen. Schakel de voeding naar de motorzaag altijd uit wan- neer hij rechtstreeks ann de veiligheidsgordel bevestigd is. Het is wenselijk de motorzaag te verbin- den aan de aanbevolen bevestigingspunten op de vei- ligheidsgordel. Deze kunnen zich in het midden (voor of achter) of aan de zijkan- ten bevinden. Wanneer mogelijk moet de motorzaag midden achter wor- den bevestigd, om te voorkomen dat hij de klimlijnen raakt en ervoor te zorgen dat hij zijn eigen gewicht in het midden onder- steunt, onderaan de wervelko- tom van de gebruiker. Tijdens het verplaatsen van een motorzaag van het ene bevestigingspunt naar het andere, moeten de gebruikers zich ervan verzekeren dat hij in de nieuwe positie bevestigd is, alvorens hem los te maken van het vorige bevestigingspunt.Gebruik van een motozaag in een boom Een analyse van de ongevallen met deze motorzagen tijdens het snoeien van bomen toont aan dat de hoofdoorzaak het onjuiste gebruik van de motorzaag met maar één hand is. Bij de meeste ongevallen probeerden de gebruikers niet om een veilige werkpositie in te nemen, waarbij ze de motorzaag met beide handen konden vasthouden. Hierdoor neemt het risico op letsel toe, te wijten aan: •het niet stevig vasthebben van de motorzaag in het geval van een terugslag, •onvoldoende controle over de motorzaag, waardoor de waarschijnlijkheid dat hij in contact komt met de klimlijnen en met het lichaam van de bediener (in het bijzonder de linkerhand en -arm) toeneemt, en •verlies van de controle over de motorzaag door een onveilige werkpositie, waardoor de motorzaag geraakt wordt (onopzettelijke beweging terwijl de motorzaag in werking is). NL 41. Voor veilig gebruik (A)
Veilige werkpositie voor gebruik met twee handen Om de gebruiker in staat te stellen de motorzaag met twee handen vast te houden, geldt als algemene regel dat de bedieners moeten zorgen voor een veilige werkpositie wanneer ze de motorzaag laten werken: •ter hoogte van de heup, als ze horizontaal zagen, en •ter hoogte ban de onderbuik, wanneer ze verticaal zagen. Wanneer de gebruiker in de buurt van verticale stam- men werkt met zijwaartse krachten onder op de werk- positie, kan een goede ondersteuning nodig zijn om een veilige werkpositie aan te nemem. Op het moment waarop de gebruikers zich van de stam verwijderen, moeten ze stappen zetten op de tak om de toenemende zijwaartse krachten te annuleren of neutraliseren, bijvoorbeeld door de richting van de hoofdlijn te veranderen door middel van een extra veran- keringspunt, of door gebruik te maken van een verstelba- re platte riem rechtstreeks vanaf de veiligheidsgordel naar een extra verankerings- punt. Het bereiken van een goede ondersteuning in de werk- positie kan worden verge- makkelikt door een riem met gesloten lus als stijgbeugel te gebruiken waarin de voet kan worden gezet. Starten van de motorzaag op een boom Tijdens het starten van de motorzaag op een boom dient de gebruiker: a) de rem van de ketting in te schakelen alvorens de motorzaag te starten, b) de motorzaag ofwel links ofwel rechts van het lichaam te houden, alvorens hem te starten, d.w.z. 1) aan de linkerkant, houd de motorzaag met de lin- kerhand vast aan de voorste handgreep, waarbij de motorzaag op afstand van het lichaam gehouden wordt terwijl u met de rechtehand aan het start- koord trekt, of 2) aan de rechterkant, houn de motorzaag met de rechterhand vast aan een van de twee handgrepen, terwijl u de motorzaag op afstand van het lichaam houdt en u met de linkerhand aan het startkoord trekt.De kettingrem dient altijd ingeschakeld te zijn als de motorzaag in werking gelaten wordt terwijl hij aan de platte riem hangt. De gebruikers dienen altijd na te gaan of de motor- zaag vodoende brandstof bevat, alvorens kritieke zaagsneden te gaan maken. Gebruik van de motorzaag met één hand Bedieners mogen de gemotoriseerde snoeizagen niet met één hand gebruiken wanneer ze zich in een insta- biele werkpositie bevinden, of als de voorkeur gege- ven wordt aan een motorzaag boven een handzaag bij net zagen van hout met een kleine diameter aan het uiteinde van de takken. Gemotoriseerde snoeizagen mogen alleen met een hand worden gebruikt wanneer: •de gebruikers geen houding kunnen aan- nemen waarbij ze de zaag met twee handen kunnen vastthouden, en •ze een hand nodig hebben om hun werk- houding te handhaven, en •de motorzaag hele- maal uitgeschoven wordt gebruikt, haaks op het lichaam van de gebruiker en op afstand hiervan. De bedieners: •mogen nooit zagen met het terugslaggebied aan het uiteinde van de stang van de mororzaag; •mogen nooit stukken “vasthouden ene zagen” , of; •mogen nooit proberen stukken hout op te vangen terwijl deze vallen. Bevrijden van een vastgeraakte motorzaag Als de motorzaag zou vastraken tijdens het zagen, dienen de gebruikers: •de motorzaag uit te schakelen en veilig vast te maken aan het gedeelte van de tak dat loopt van de stam tot de zaagsnede of tot een lijn die neit ver- bonden is met het gereedschap; •de motorzaag naar de kant van de zaagsnede te trekken terwijl de tak wordt opgetild, indien nodig; •indien nodig een handzaag of een tweede motor- zaag te gebruiken om de vastgeraakte motorzaag te bevrijden, door een zaagsnede uit te voeren op minstens 30 cm tot de vastgeraakte motorzaag. Indien er een handzaag of motorzaag wordt gebruikt om de vastgeraakte motorzaag te bevrijden, moeten de sneden naar de top van de tak toe worden gemaakt (oftewel tussen de vastgeraakte motorzaag en de top van de tak, en niet tussen de stam en de vastgeraakte motorzaag) om te voorkomen dat de motorzaag wordt meegesleept door het deel van de tak dat wordt afgezaage, waardoor de situatie nog gecompliceerder zou raken. 1. Voor veilig gebruik NL 5
NL 62. Uitleg van symbolen op de motorzaag Om de veiligheid tijdens het gebruik en het onderhoud te vergroten, zijn er op de motorzaag enkele symbolen in reliëf aange- bracht. Let op deze aanwijzingen en maak hierbij geen vergissingen. ndicazioni e non commette- te errori. De opening voor het bijvullen van de “MENGSMERING” Plaats:Brandstofdop De opening voor het bijvullen van de kettingolie Plaats:Oliedop De motor start wanneer de scha- kelaar in de stand “I” wordt gezet. De motor stopt onmiddellijk wan- neer de schakelaar in de “O” stand wordt gezet. Plaats: Voorkant bovenaan de achterste handgreep Voor het starten van de motor. Wanneer u de chokeknop (aan de achterzijde, rechts van de handgreep) tot de pijl uittrekt, kunt u de startmodus als volgt instellen: •Stand voor de eerste fase – starten met een warme motor. •Stand voor de tweede fase – starten met een koude motor. Plaats:Rechtsboven het luchtfilterdeksel !WAARSCHUWING!De schroef onder de “H” aandui- ding is de stelschroef voor het hoge toerental. De schroef onder de “L” aandui- ding is de stelschroef voor het lage toerental. De schroef links van de “T” aan- duiding is de stelschroef voor het stationair toerental. Plaats:Linkerkant van de achter- ste handgreep Geeft aan in welke richting de kettingrem vrij staat (witte pijl) en in werking is gezet (zwarte pijl). Plaats:Voorkant van het ket- tingdeksel Als u de instelschroef met een schroevendraaier in de rich- ting van de pijl maar “MAX” draait, wordt meer kettingolie gebruikt. Als u de instelschroef naar “MIN” draait, wordt minder kettingolie gebruikt. Plaats:onderkant van het motorhuis 2. Uitleg van symbolen op de motorzaag
3. Monteren van het zaagblad en de zaagkettingNL 7 Een standaard motorzaaguitrusting bevat de hieron- der afgebeelde onderdelen. Open de doos en monteer het zaagblad en de zaag- ketting als volgt op het motorhuis De zaagketting heeft scherpe hoeken. Draag veiligheidshalve dikke werkhand- schoenen. 1. Trek de remhendel naar de voorste handgreep toe om de kettingrem vrij te zetten. 2. Draai de moeren los en verwijder het kettingdeksel. 3. MMonteer het ophangoog op de achterkant van het motorhuis met behulp van de schroef. 4. Monteer het zaagblad en leg daarna de zaagket- ting om het zaagblad en het kettingwiel. !WAARSCHUWING! Let op de juiste draairichting van de zaagketting. 5. Monteer de kettingspannermoer in de onderste opening van het zaagblad, monteer daarna het ket- tingdeksel en draai de bevestigingsmoer ervan vin- gervast. Zorg er bij het mon- teren van het ket- tingdeksel voor dat de haak helemaal achteraan het deksel vastzit. 6. Houd het uiteinde van het zaagblad vast en ver- draai de kettingspanschroef om de kettingspan- ning zodanig af te stellen, dat de kettinggeleiders net met de onderkant van zaagbladlopers in aanra- king komen. 7. Houd het zaagbladuiteinde omhoog en draai de moeren stevig vast (12 ~ 15 Nm). Controleer ver- volgens of de ketting soepel draait en de juiste spanning heeft. Zo nodig opnieuw afstellen met loszittende kettingdeksel. 8. Draai de kettingspanschroef vast. Een nieuwe ketting rekt in het begin enigszins uit. Controleer de spanning regelma- tig, omdat een loszittende ketting gemakkelijk kan aflopen en extra slijtage aan de ketting zelf en aan het zaagblad kan veroorzaken. OPMERKING !WAARSCHUWING! OPMERKING 3. Monteren van het zaagblad en de zaagketting (1) Kettingdeksel (2) Kettingspanmoer (3) Opening (1) (1) Ophangoog (1) Draairichting (1) Losdraaien (2) Vastdraaien (3) Kettingspan- schroef (1) Vastdraaien (1) Motorhuis (2) Zaagbladbeschermer (3) Zaagblad (4) Zaagketting (5) Pijpsleutel (6) Schroevendraaier voor afstelling van de carburateur