GGP Italy SPA Chain Saw 71501033_0_P680 Operators Manual
Have a look at the manual GGP Italy SPA Chain Saw 71501033_0_P680 Operators Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 893 GGP Italy SPA manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.
Wanneer de rem niet werkt, de dealer vragen de zaag na te zien en eventueel. te repareren. Wanneer de motor op hoog toerental blijft draaien met de rem aan raakt de koppeling oververhit en veroor- zaakt problemen. Wanneer de rem tijdens het gebruik van de zaag inkoppelt moet terstond de gashendel worden losge- laten om de motor te stoppen. • ANTIBEVRIEZINGSSYSTEEM Dit systeem voorkomt ijsafzetting op de carburateur tijdens het gebruik van de zaag in de winter. Wanneer de zaag stopt of plotseling langzamer draait, ga dan als volgt te werk: 1. Verwijder de luchtfilterkap, het luchtfilter en de inlaatdemper. 2. Neem de klep aan de achterwand van de cilinder- wand los en keer deze om. 3. Breng de deksels aan zoals deze gemonteerd waren. Bij normale temperaturen mag het systeem niet worden gebruikt aangezien het de starter kan beschadigen wegens overver- hitting van de carburateur. !WAARSCHUWING! • ANTIVRIESKIT Voor gebruik bij extreem lage temperatuur. De hier- naast afgebeelde onderdelen zijn leverbaar als opties. Neem contact op met uw dealer wanneer het norma- le luchtfilter bevriest met de klep open is en schaf de antivrieskit aan. • STOPPEN VAN DE MOTOR 1. Laat de gashendel los en laat de motor enkele minuten stationair lopen. 2. Zet de schakelaar op “O” (STOP). NL 105. Bedienen van de motorzaag (1) Cilinderdeksel (2) Luchtfilterkap (3) Inlaatdemper (4) Luchtfilter (1) Klep (1) Luchtinlaagplug (2) Vermaasd nylon luchtfilter (3) Cilinderkap voor gebruik bij lage tem- peratuur (1) Schakelaar
• Lees het hoofdstuk “Voor veilig gebruik” voordat u begint. Het verdient aanbe- veling om te oefenen door wat hout door te zagen. Hierdoor kunt u met uw motorzaag vertrouwd raken. • Neem altijd alle voorschrif- ten voor de veiligheid in acht. De motorzaag mag alleen worden gebruikt voor het zagen van hout. Het zagen van ander mate- riaal is niet toegestaan. De mate van trillingen en terugslag is afhankelijk van het materiaal en de veilig- heidsvoorschriften zouden niet gerespecteerd worden. Gebruik de motorzaag niet als hefboom voor het hef- fen, verplaatsen en schei- den van voorwerpen. Zet de motorzaag niet vast op een statief. Het gebruik van de motorzaag voor andere doeleinden is verboden.. •Het is niet nodig om op de motorzaag te duwen. Oefen slechts lichte druk uit en laat de motor tijdens het zagen op maximaal vermogen lopen. •Wanneer de zaagketting in de zaagsnede vast komt te zitten, probeer de zaag dan niet met geweld los te trekken, maar gebruik een wig of hefboom om de zaagsnede te vergroten. • DENK AAN DE TERUGSLAG !WAARSCHUWING!•Deze motorzaag is voorzien van een remketting die de ketting tot stilstand brengt wanneer er bij normaal gebruik een terugslag op- treedt. Controleer voor elk gebruik of de kettingrem functioneert door de motor gedurende 1 - 2 seconden op maximaal vermogen te laten lopen en vervolgens de remhendel naar voren te drukken. De ketting moet onmiddellijk tot stilstand komen terwijl de motor op volle snelheid loopt. Wanneer de ketting langzaam of geheel niet tot stilstand komt, dan moeten de rem- band en de koppelingstrom- mel direct vervangen wor- den. •Het is zeer belangrijk om voor elk gebruik te controle- ren of de rem goed functio- neert en of de zaagketting scherp is, zodat de terugslag van de motorzaag beheers- baar blijft. Verwijdering van de veiligheidsvoorzieningen, onvoldoende onderhoud of onjuiste vervanging van het zaagblad of de zaagketting kan het gevaar voor letsel als gevolg van een terugslag aanzienlijk vergroten. • KAPPEN VAN EEN BOOM 1. Bepaal de gewenste valrichting van de boom en houd daarbij rekening met de wind, de groeirich- ting van de boom, de plaats van de zwaarste tak- ken, bereikbaarheid voor het nawerk en eventuele andere factoren. 2. Maak het terrein rondom de boom vrij en zorg voor een goede standplaats en goede uitwijkmogelijk- heden. 6. ZagenNL 11 6. Zagen (1) Valrichting (2) Schuine zaagsnede (3) Laatste zaagsnede
3. Maak aan de kant van de boom waar de boom naar toe moet vallen een schuine zaagsnede tot ongeveer eenderde van de stamdiameter. 4. Maak de laatste zaagsnede vanaf de andere kant van de boom, iets boven de onderkant van de schuine zaagsnede. Waarschuw omstanders voor het gevaar voordat u met kappen begint. Takken afzagen en doorzagen • Zorg altijd voor een goede standplaats. Ga niet op het houtblok staan. • Denk eraan dat een doorgezaagd houtblok kan gaan rollen. Ga vooral bij het werken op een heuvelachtig terrein altijd aan de heuvelkant van het houtblok staan. • Volg de aanwijzingen van “Voor veilig gebruik” om terugslag van de motorzaag te voorkomen. Controleer voordat u met het werk begint aan welke kant de buigkracht van het hout zich bevindt. Eindig altijd aan de tegenovergestelde kant van de buigrich- ting om te voorkomen dat het zaagblad in de zaag- snede bekneld raakt. Een op de grond liggend blok hout Zaag het hout half door, rol het blok om en zaag het vanaf de andere kant door. Een boven de grond hangend blok hout Zaag het hout in het gedeelte “A” vanaf de onderkant voor eenderde door en eindig vanaf de bovenkant. Zaag het hout in het gedeelte “B” vanaf de bovenkant voor eenderde door en eindig vanaf de onderkant. !WAARSCHUWING! !WAARSCHUWING! Afzagen van takken van een gevelde boom Controleer eerst naar welke kant de tak buigt. Maak vervolgens de eerste snede vanaf de gebogen zijde naar binnen en eindig vanaf de andere kant. Denk aan het mogelijk terug- springen van afgezaagde takken. Snoeien van bomen Begin vanaf de onderkant, eindig vanaf de bovenkant. • Voorkom dat u niet stevig kunt staan en gebruik geen ladder. • Voorkom dat u te ver moet reiken. • Zaag niet boven schouderhoogte. • Houd de motorzaag altijd met beide handen vast. !WAARSCHUWING! !WAARSCHUWING! NL 126. Zagen
7. OnderhoudNL 13 Zorg ervoor dat de motor is uitgeschakeld en voldoende is afgekoeld voordat u met onderhoud, inspectie of reparatie van de motorzaag begint. Maak de bougiedop los, zodat de motor niet per ongeluk gestart kan worden. • ONDERHOUD NA ELK GEBRUIK 1. Luchtfilter Verwijder de knop en het deksel van de luchtreiniger Verwijder het filterelement en borstel het schoon. Een vervuild filter kan gereinigd worden benzine (filter in twee delen uit elkaar te nemen en schoonschud- den). Bij onderhoud aan het luchtfilter moet de luchtaan- zuigopening met een lap worden afgesloten. 2. Smeerkanaal Verwijder het zaagblad en controleer het smeerkanaal op verstopping. OPMERKING !WAARSCHUWING!3. Zaagblad Nu het zaagblad is verwijderd, verwijdert u zaagsel uit de zaagbladloper en het smeerkanaal. Smeer het neuskettingwiel via het smeerkanaal aan het uiteinde van het zaagblad. 4. Overige Controleer op brandstoflekken, loszittende onderde- len en beschadiging van belangrijke delen, zoals de verbindingen van de handgrepen en de bevestiging van het zaagblad. Laat eventuele mankementen repa- reren voordat u de motorzaag weer gebruikt. • PERIODIEKE ONDERHOUDSPUNTEN 1. Koelribben van de cilinder Opeenhoping van zaagsel en stof tussen de koelrib- ben van de cilinder kan oververhitting van de motor veroorzaken. Controleer en reinig de koelribben op periodieke basis. Hiervoor moeten luchtfilter en cilinderdeksel van de motorzaag worden genomen. Let er bij het terugplaatsen van het cilinderdeksel op, dat de bedrading van de schakelaar en de pakkingen op de juiste plaats zitten. Dek voor de zekerheid de luchtinlaatopening af. OPMERKING 7. Onderhoud (1) Luchtfilter (1) Brandstoffilter (1) Smeerkanaal (2) Smeerpoort (3) Kettingwiel (1) Smeerkanaal
NL 147. Onderhoud 2. Brandstoffilter 1. Neem het filter uit de vulopening met behulp van een haakje van ijzerdraad. 2. Demonteer het filter en reinig het met benzine. Zo nodig door een nieuwe vervangen. • Houd het uiteinde van de aanzuigbuis met een tan- getje vast nadat u het filter heeft verwijderd. • Let er bij het monteren van het filter op, dat er geen filtermateriaal of stof in de aanzuigbuis terecht komen. 3. Olietank Laat de olietank leeglopen en spoel deze schoon met benzine. 4. Bougie Reinig de elektrodes met een staalborstel en stel de elektrodenafstand zo nodig in op 0,65 mm. OPMERKING 5. Kettingwiel Controleer het kettingwiel op beschadigingen en op overmatige slijtage die de kettingaandrijving kan beïn- vloeden. Bij aanzienlijke slijtage, vervangen door een nieuwe. Leg nooit een nieuwe ketting om een versle- ten kettingwiel, of een versleten ketting om een nieuw kettingwiel. 6. Voor- en achterdempers Vervangen bij losgeraakt aangelijmd deel of wanneer het rubber deel gebarsten is. Vervangen wanneer de binnenkant van het metaal van de achterdemper inge- slagen is door de stopbout en de speling van het metaal is toegenomen. (1) Gewicht (2) Filter (3) Zeef (4) Clip Champion RCJ-7Y
8. Onderhoud van zaagketting en zaagbladNL 15 1. Zaagketting Voor een soepele en veilige werking is het van groot belang om de ketting scherp te houden. De ketting moet worden geslepen wanneer: • Het zaagsel er poederachtig uitziet. • U bij het zagen extra kracht moet zetten. • De zaagsnede niet recht is. • Het trillen toeneemt. • Het brandstofverbruik toeneemt. Voorzorgsmaatregelen bij het slijpen Draag goede werkhand- schoenen. Voor het vijlen: • Zorg ervoor dat de zaagketting goed vastzit. • Zorg ervoor dat de motor is uitgeschakeld. • Gebruik een ronde vijl met de juiste diameter (7/32 in. - 5,6 mm). Zet de vijl op de ketting en druk de vijl recht vooruit. Houd de vijl zoals afgebeeld vast. Nadat elke schakel is gevijld, controleert u de diepte- beperking en vijlt u deze zoals afgebeeld af. Rond de voorste hoek af om de kans op terugslag of afbreken van de ketting- geleiders te verkleinen. !WAARSCHUWING! !WAARSCHUWING! !WAARSCHUWING! Zorg ervoor dat elke schakel de afgebeelde lengte en randen heeft. 2. Zaagblad • Draai om gelijkvormige slijtage mogelijk te maken het zaagblad af en toe om. • De zaagbladloper moet altijd recht zijn. Controleer de loper op slijtage. Zet een duimstok op het zaagblad en de buitenkant van een kettingschakel. De zaagbladloper is normaal als er een ruimte is. Anders is de zaagbladloper versleten. In dat geval moet het zaagblad worden gerepareerd of vervangen. (1) Goede diepte- meter (2) Rond afvijlen (3) Standaard diep- tebeperking: 0,3” - 0,75 mm (A) Schakellengte (30°) Vijlhoek (85°) Zijschakelhoek (60°) Bovenste scha- kelhoek (1) Duimstok (2) Ruimte (3) Geen ruimte (4) Ketting staat scheef 8. Onderhoud van zaagketting en zaagblad
NL 169. Oplossen van problemen / 10. Technische gegevens Motorhuis: Cilinderinhoud (cm 3): ............................................ 62,0 Brandstof: .............. Mengsmering (Benzine 50: Tweetaktolie 1) Brandstoftankinhoud (cm 3): ................................... 670 Kettingolie: ............................ Motorolie SAE# 10W-30 Olietankinhoud (cm 3): ............................................ 350 Carburateur: ...................Walbro HDA membraantype Ontstekingssysteem: ........................... Puntloos (CDl) Bougie: ......................................... Champion RCJ-7Y Olietoevoersysteem: ...... Instelbare automatische pomp Kettingwiel (tand x steek): ....................... 7T x 0,325” Afmetingen (L x B x H) (mm): ........... 415 x 260 x 290 Leeg gewicht Motorhuis (kg): ................................. 5,5Zaaghoofd: Zaagblad Type: ...................................... Neustandwiel Afmeting (in. (mm): ......16 (400), 18 (450), 20 (500), 24 (600) Ketting: Steek (in. (mm)): ....................................... 0,375 (9,38) Diepte (in. (mm)): ..................................... 0,058 (1,27) Vermogen (kW/min-1) ................................. 3,03/9.500 Maximale snelheid (min-1) ............................. 13.000 Stationaire stand (min-1) ................................... 2.500 Dati tecnici soggetti a cambiamenti senza preavviso. 9. Oplossen van problemen 10. Technische gegevens PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK OPLOSSING 1)Motor start niet WAARSCHUWING Controleer het anti- bevriezingssysteem is uitgeschakeld. 2)Laag vermogen/Slechte acceleratie/Onregelm atig stationair 3)Er komt geen olie uit– Controleer de brandstof op water of ver- keerde mengverhouding. – Controleer of de motor verzopen is. – Controleer of de bougie vonkt. – Controleer de brandstof op water of ver- keerde mengverhouding. – Controleer luchtfilter en brandstoffilter op verstoppingen. – Controleer de afstelling van de carbura- teur. – Controleer de kwaliteit van de olie. – Controleer de smeerkanalen en -poorten op verstoppingen. – Vervangen door de juiste brandstof. – Neem de bougie uit de motor en droog de bougie. – Trek zonder te choken nogmaals aan het startkoord. – Vervang de bougie door een nieuwe. – Vervangen door de juiste brandstof. – Reinigen. – Stel de stelschroeven opnieuw af. – Verversen. – Reinigen. Neem contact op met uw dealer wanneer de motorzaag ander onderhoud of repara- tie behoeft.
1. Para operação em segurança PT 1 Prezado Cliente, Agradecemos por ter escolhido os nossos produtos e desejamos que a utilização desta máquina lhe dê muita satisfação e atenda plenamente às suas expectativas. Este manual foi redigido para lhes permitir conhecer bem a sua máquina e utilizá-la de forma segura e eficiente. Não se esqueça de que este manual faz parte integrante da máquina; mantenha-o à mão para poder consultá-lo a qualquer momento e entregue-o juntamente com a máquina em caso de transferência a outro proprietário ou se a emprestar. Esta sua nova máquina foi projectada e fabricada segundo as normativas vigentes. È segura e fiável se for utili- zada no pleno respeito das instruções que constam deste manual (uso previsto); toda outra utilização ou a inob- servância das normas de segurança de uso, manutenção e reparação indicadas é considerada como “uso impró- prio” e causa a invalidação da garantia e a extinção da responsabilidade do Fabricante, recaindo sobre o utiliza- dor os encargos derivantes de danos ou lesões a si próprio ou a terceiros. Se houver qualquer pequena diferença entre o quanto descrito neste manual e a máquina em seu poder, tenha em conta que, vista a contínua melhoria do produto, as informações contidas neste manual são sujeitas a modi- ficações sem aviso prévio ou obrigação de actualização, ficando inalteradas, porém, as características essenciais para fins de segurança e de funcionamento. Em caso de dúvida, contacte o seu revendedor. Bom trabalho! EXPLICAÇÃO DOS SÍMBOLOS E AVISOS DE SEGURANÇA Leia o livro de instruções do opera- dor antes de operar esta máquina. Use a motoserra com as duas mãos. Leia, compreenda e siga todos os avisos. Use protecções para a cabeça, olhos e ouvidos. Aviso! Perigo de ressalto. AVISO!!! RISCO DE DANOS AUDITIVOS EM CONDIÇÕES NORMAIS DE USO, ESTA MÁQUINA PODERÁ ENVOLVER UM NÍVEL DIÁRIO DE EXPOSIÇÃO PESSOAL AO RUÍDO PARA O OPERADOR IGUAL OU SUPERIOR A 85 dB(A) 1.Para operação em segurança ................................................................. 1 2.Explicação dos símbolos na máquina .................................................... 4 3.Instalação da guia e da corrente da serra .............................................. 5 4.Combustível e óleo da corrente .............................................................. 6 5.Funcionamento do motor ....................................................................... 8 6.Serrar ...................................................................................................... 11 7.Manutenção ........................................................................................... 13 8.Manutenção da corrente da serra e da guia ........................................ 15 9.Guia de resolução de problemas .......................................................... 16 10.Característica ........................................................................................ 16 Indice 1. Para operação em segurança
PT 21. Para operação em segurança 1.Nunca opere uma motosserra quando estiver cansado, doente ou perturbado, ou sob a influência de medicamentos que possam produzir sonolência, ou se estiver sob o efeito de álcool ou drogas. 2.Use calçado de segurança, vestuá- rio justo e dispositivos de protecção para os olhos, ouvidos e cabeça. Use luvas à prova de vibração. 3.Mantenha a corrente da serra bem afiada e a serra, inclusive o sistema AV, em boas condições. Uma corren- te sem corte aumenta o tempo de tra- balho, e pressionar uma corrente sem corte na madeira aumenta a vibração transmitida para as mãos. Uma serra com componentes soltos ou amortecedores AV danificados ou desgastados tende a ter níveis mais altos de vibração. 4.Todas as precauções mencionadas acima não podem garantir que você não vá sofrer da síndrome dos dedos brancos ou da síndrome do túnel de carpo. Portanto, usuários regulares e contínuos devem monitorar com atenção as condições de suas mãos e dedos. Se qualquer dos sintomas listados acima aparecer, procure aconselhamento médico imediata- mente. 5.Tenha cuidado sempre que manu- sear combustível. Limpe todos os derrames e depois afaste a motosser- ra pelo menos 3 m do ponto de enchi- mento de combustível, antes de fazer arrancar o motor. 6.Elimine todas as fontes de faíscas ou chamas (i.e. cigarros, chamas ou trabalhos que possam provocar faí- scas) nas áreas onde o combustível é misturado, abastecido ou armazena- do 7.Não fume enquanto manuseia combustível ou enquanto opera a motoserra.8.Não permita que outras pessoas estejam perto da motoserra quando a fizer arrancar ou ao cortar. Mantenha os observadores e animais afastados da área de trabalho. Crianças, ani- mais e observadores deverão estar a uma distância mínima de 10 m quan- do fizer arrancar ou operar a motoser- ra. 9.Nunca comece a cortar antes de ter desimpedido a área de trabalho. Deve ter os pés bem apoiados e prever um abrigo seguro para quando a árvore cair. 10.Segure sempre a motosserra fir- memente com as duas mãos quando o motor estiver a trabalhar. Segure fir- memente com os dedos e os polega- res envolvendo os punhos da motos- serra. 11.Mantenha todas as partes do seu corpo afastadas da corrente da serra quando o motor estiver a funcionar. 12.Antes de fazer arrancar o motor, assegure-se que a corrente da serra não está em contacto com nada. 13.Transporte sempre a motosserra com o motor parado, a guia e a cor- rente da serra para trás e a panela de escape afastada do seu corpo. 14.Inspeccione sempre a motosserra antes de cada utilização verificando peças gastas, soltas ou danificadas. Nunca opere uma motosserra que esteja danificada, incorrectamente afinada ou que não esteja montada completamente e de forma segura. Assegure-se de que a corrente da serra pára de se deslocar quando o gatilho acelerador é solto. 15.Todos os serviços à motosserra, excepto os que estão listados no Manual do Proprietário, deverão ser executados por pessoal qualificado para assistência às motosserras. (P.ex., se forem usadas ferramentas impróprias para remover o volante do motor, ou se for usada uma ferramen- 1. Para operação em segurança
1. Para operação em segurança PT 3 ta imprópria para remover a embraia- gem, poderão ocorrer danos estrutu- rais no volante do motor que poderão subsequentemente provocar a desin- tegração do volante do motor.) 16.Desligue sempre o motor antes de o afinar. 17.Use extremas precauções quando cortar arbustos e árvores pequenas dado que o material delgado poderá prender-se à corrente da serra e ser lançado contra si ou desequilibrá-lo. 18.Ao cortar uma pernada sob ten- são, tome cuidado com o ressalto de forma a não ser atingido quando a tensão sobre as fibras de madeira for libertada. 19.Nunca corte com vento forte, mau tempo, quando a visibilidade for fraca ou em temperaturas muito elevadas ou muito baixas. Verifique sempre se a árvore tem ramos mortos que pode- rão cair durante a operação de derru- be. 20.Mantenha os punhos secos, lim- pos e isentos de óleo ou de mistura de combustível. 21.Opere a motosserra apenas em áreas bem ventiladas. Nunca faça arrancar nem opere o motor dentro de um compartimento ou edifício fecha- do. Os fumos de escape contém monóxido de carbono que é perigoso. 22.Não opere a motosserra numa árvore a não ser que tenha sido espe- cialmente treinado para tal. 23.Proteja-se do ressalto. Ressalto é a deslocação para cima da guia que ocorre quando a corrente da serra na ponta da guia entra em contacto com um objecto. O recuo pode dar origem à perigosa perda de controlo da motosserra. 24.Ao transportar a sua motosserra, assegure-se que a bainha da guia apropriada está no seu lugar.PRECAUÇÕES DE SEGURANÇA EM RELAÇÃO AO RESSALTO PARA OPERADORES DA MOTOSSERRA Poderá ocorrer ressalto quan- do a ponta ou nariz da guia toca num objecto, ou quando a madeira fecha e entala a corrente da serra no corte. O contacto da extremidade em alguns casos poderá provocar uma reacção inver- sa extremamente rápida, atirando a guia para cima e para trás em direcção ao operador. Se a corren- te da serra ficar entalada na ponta da guia poderá empurrar a guia rapida- mente para trás em direcção ao operador. Qualquer destas reacções poderá provocar a perda de controlo da serra, o que poderá resultar em lesões pessoais sérias. • Não confie exclusivamente nos dispositivos de segurança incluídos na sua serra. Como operador da motosserra deverá tomar várias medidas para efectuar os trabalhos de corte sem riscos de aci- dentes ou lesões pessoais. 1. Com uma compreensão básica do ressalto poderá reduzir ou eliminar o elemento de surpresa. Surpresas súbitas contribuem para os acidentes. 2. Segure bem a serra com as duas mãos, a mão direita no punho traseiro e a mão esquerda no punho da frente, quando o motor estiver a funcionar. Segure firmemente com os dedos e os polegares envolvendo os punhos da motosserra. Uma boa fixação aju- dará a reduzir o ressalto e a manter o controlo da serra. 3. Assegure-se de que mantém a área onde está a executar o corte livre de obstáculos. Não deixe a ponta da guia entrar em contacto com um tron- co, ramo ou qualquer outro obstáculo que possa ser atingido ao operar a serra. 4. Corte a alta velocidade do motor. 5. Não se estique nem corte acima da altura do ombro. 6. Siga as instruções do fabricante em relação à afiação e à manutenção da corrente da serra. 7. Use apenas guias e correntes sobressalentes especificadas pelo fabricante ou equivalentes.!AVISO!