Dolmar Lawn Mower Rm 72 13 H German Version Manual
Have a look at the manual Dolmar Lawn Mower Rm 72 13 H German Version Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 69 Dolmar manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.
Deze kan te hoog zijn met het oog op de toestand van het te maaien gazon. Indien het probleem blijvend is, kan dit zijn doordat het mes bot is of doordat de windvleugels beschadigd zijn (zie hoofdstuk 7). 3.Als het gras erg hoog is, raden wij u aan het gazon in twee maal te maaien: de eerste maal met het mes in de hoogste stand en eventuele smallere grasstroken tegelijk en de tweede maal met het mes in de gewenste stand. 4.Pas erg goed op bij het maaien van gazonboorden en langs struiken. Deze kunnen de stand van het maaidek ontregelen en eventueel het mes en de zijkant van het maaidek beschadigen. H ELLENDE TERREINEN Houd de aangegeven beperkingen in acht en maai een hellend gazon altijd van onder naar boven of van boven naar onder maar nooit in de dwarsrichting. Pas erg goed op bij het ver- anderen van richting dat u niet op obstakels (zoals bijvoorbeeld stenen, takken, wortels enz.) stuit waardoor de machine zijwaarts kan glijden, om kan kiepen of waardoor u de macht over het stuur kwijt zou kunnen raken. Op een helling moet u altijd snelheid minderen voordat u van richting verandert, en de machine altijd op de handrem zetten voordat u de machi- ne onbeheerd achterlaat. Op een helling moet de machine voorzichtig op gang worden gebracht om de kans op steigeren en omslaan te voorkomen. Bij modellen met mechanische aandrijving: Rijd nooit een helling af met de versnelling of de koppeling in de vrije stand! Schakel altijd een lage versnelling in voordat u de machine onbeheerd achterlaat. !GEVAAR! ➤ !LET OP! !GEVAAR! NL 24GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN max 10° (17%) FOUT! GOED!
Bij modellen met hydrostatische aandrijving: Bij het afdalen van hellingen moet de snelheidsregelaar op stand “N” staan (om gebruik te maken van het remeffect van de hydrostatische aandrijving) en minder snelheid met de rempedaal als dat nodig is. Zet de machine nooit in zijn achteruit om snelheid te minde- ren bij het hellingafwaarts gaan (vooral niet op glad terrein); dit kan u de con- trole over de machine doen verliezen. D EGRASOPVANGBAK LEGEN Dit mag u alleen doen als het mes uitgeschakeld is. Als dit niet het geval is dan zal de motor afslaan. Als de opvangbak vol is dan wordt dit door een geluidssig- naal gemeld; STOP MET RIJDEN om te voorkomen dat het windkanaal verstopt raakt. Door het mes uit te schake- len wordt het geluidssignaal onderbroken. Leeg de opvangbak. Til hem op door hem, bij de speciale handgreep, vast te pakken . Het kan gebeuren dat het geluids- signaal, nadat u de bak geleegd heeft, weer afgegeven wordt op het moment dat u het mes inschakelt. Dit is te wijten aan gras dat op de voeler van de signaleringsmicroscha- kelaar achtergebleven is; in dit geval hoeft u slechts het achtergebleven gras te verwijde- ren of het mes uit te schakelen en meteen weer in te schakelen om het op te laten hou- den. S CHOONMAKEN VAN HET WINDKANAAL Als u hoog en vochtig gras maait met een te hoge snelheid bestaat de kans dat het wind- kanaal verstopt raakt. In dit geval dient u: –te stoppen en het mes en de motor uit te schakelen; –de opvangbak of de steenbeschermkap te verwijderen; –het opgehoopte gras te verwijderen via de uitgang van het windkanaal. Deze handelingen dienen altijd te gebeuren met de motor uit. !LET OP! OPMERKING OPMERKING !GEVAAR! ➤ NL 25 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
OVERZICHT VAN DE OMSTANDIGHEDEN WAARIN DE VEILIGHEIDSINRICHTINGEN TOESTEMMING GEVEN OF ZICH INSCHAKELEN De veiligheidsmechanismen hebben twee functies: – ze voorkomen de start van de motor als de veiligheidsmaatregelen niet in acht zijn genomen; – ze stoppen de motor als er ook maar één veiligheidsconditie wegvalt. a)Om de motor te starten is het in ieder geval nodig dat: – de koppeling in de “vrije” stand staat; – het mes uitgeschakeld is; – de gebruiker op de stoel van de machine zit ofwel de handrem ingeschakeld is. b)De motor stopt automatisch als: – de gebruiker de stoel verlaat terwijl de messen ingeschakeld zijn; – de gebruiker de stoel verlaat terwijl de koppeling niet in de “vrije” stand staat; – de gebruiker de stoel verlaat terwijl de koppeling wel in de “vrije” stand staat, maar de handrem niet is ingeschakeld; – de zak wordt opgetild of als de steenbeschermkap wordt verwijderd terwijl de messen ingeschakeld zijn; – of de handrem ingeschakeld is zonder het mes te hebben uitgeschakeld. De volgende tabel geeft enige situaties weer, waarbij de redenen van tussenkomst onder - lijndzijn. BESTUURDEROPVANGZAKMESKOPPELINGREMMENMOTOR A) STARTEN(Sleutel in de «START» stand) Zit op stoel Geen invloed Ontkoppeld1....5 - F/R Ingeschakeld Slaat NIET aan Zit op stoel Geen invloedIng eschakeld«N» Ingeschakeld Slaat NIET aan Afwezig Geen invloed Ontkoppeld «N»UitgeschakeldSlaat NIET aan B) TIJDENS HET MAAIEN(Sleutel in de «DRAAIEN» stand) Afwezig JAIngeschakeldGeen invloed Ingeschakeld Slaat af Afwezig Geen invloed Ontkoppeld1....5 - F/RUitgeschakeld Slaat af Afwezig JAOntkoppeld «N»UitgeschakeldSlaat af Zit op stoelNEE IngeschakeldGeen invloed Uitgeschakeld Slaat af Zit op stoel JAIngeschakeldGeen invloedUitgeschakeldSlaat af KAARTBEVEILIGINGSSYSTEEM De elektronische kaart is uitgerust met een zelfherstellende beveiliging die de stroomkring onderbreekt indien er zich onregelmatigheden in de elektrische installatie voordoen; als dit NL 26GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
beveiligingssysteem in werking treedt slaat de motor af en dit wordt aangegeven door het controlelampje dat uitgaat. De stroomkring wordt na enkele seconden vanzelf weer ingeschakeld; stel de oorzaken van de storing vast en verhelp deze om te voorkomen dat de signalering zich herhaalt. Om te voorkomen dat het beveiligingssysteem in werking treedt: –Verwissel de polen van de accu niet; –Laat de machine niet zonder accu werken om storingen in de werking van de laadre- gelaar te voorkomen; –Pas op dat u geen kortsluiting veroorzaakt. N AHET MAAIEN Na het maaien dient u het mes uit te schakelen en het maaidek in de hoogste stand te zetten. Breng de machine tot stilstand, trek de handrem aan en zet het contact af door het sleuteltje in de «UIT» stand te draaien. Als u de motor afgezet heeft moet u de benzine- kraan (1) (indien aanwezig) dichtdraaien. Om een ontploffing in de knalpot te vermijden dient u de gas- hendel, 20 seconden voordat u de motor afzet, in de «LANGZAAM» stand zetten. Haal altijd, als u de machine onbeheerd achterlaat, het sleutel- tje uit het contact! Om de lading van de accu in stand te houden, wordt de sleutel niet in de stand «DRAAIEN» gelaten wanneer de motor niet aanstaat. 5.4 DE MACHINE SCHOONMAKEN EN STALLEN D EMACHINE SCHOONMAKEN Na elk gebruik moet u de buitenkant van de machine schoonmaken, de grasopvangbak legen en uitkloppen om alle resten gras en aarde te verwijderen. De kunststof delen van de machine kunt u met een vochtige spons en een mild schoon- maakmiddel reinigen. Let erop dat de motor, de elektrische onderdelen en de elektroni- sche kaart onder het dashboard niet nat worden. Reinig de carrosserie en de motor in geen geval met een hogedruk- reiniger of met bijtende middelen! BELANGRIJK BELANGRIJK !LET OP! !LET OP! BELANGRIJK NL 27 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 1
NL 28GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN DEBINNENKANT VAN HET MAAIDEK SCHOONMAKEN Doe dit op een harde ondergrond met de opvangbak of de steenbeschermkap gemon- teerd. Om het maaidek en het windkanaal aan de binnenkant schoon te maken dient u een waterslang op de speciale fitting (1) aan te sluiten waarna u voor enkele minuten het water erdoorheen laat lopen en waarbij: –u op de machine moet gaan zitten; –de motor moet draaien; –de aandrijving in de vrije stand; –het mes ingeschakeld moet zijn. Tijdens het schoonmaken verdient het aanbeveling het maaidek in de laagste stand te zetten. Verwijder daarna de opvangbak, leeg de bak, spoel de bak uit en leg de bak op een zodanige plaats dat de bak snel kan drogen. D EMACHINE STALLEN EN GERUIME TIJD NIET GEBRUIKEN Als er verwacht wordt de machine voor geruime tijd niet te gebruiken (meer dan 1 maand), moeten de kabels van de accu losgekoppeld worden, waarbij de aanwijzingen in het instructieboekje van de motor in acht genomen moeten worden; vet alle bewegende onderdelen in zoals beschreven in hoofdstuk 6, Verwijder het droge gras dat zich eventueel in de buurt van de motor of van de geluiddemper van het uitwerpmechanisme opge- hoopt heeft; als u dit niet doet kan er brand ont- staan als u opnieuw begint te maaien! Leeg de benzinetank door de benzineslang, gekoppeld aan het benzinefilter (1) los te maken en neem hierbij de aanwijzingen, die in het instructieboekje van de motor staan, in acht. De accu dient opgeborgen te worden op een koele, droge plaats. De accu altijd terug opladen vóór iedere lange periode van inactiviteit (langer dan 1 maand) en terug opladen vooraleer de activiteit te hervatten in hoofdstuk 6, Controleer, voordat u opnieuw begint te maaien, of er uit de slang, de benzinekraan of de carburateur geen benzine lekt. BELANGRIJK !LET OP! 1 1
6. ONDERHOUD Haal het sleuteltje uit het contact en lees de desbetreffende aanwijzingen voordat u reinigings-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden aan de machine verricht. Trek hierbij geschikte kleding en werkhandschoenen aan. Gooi afgewerkte olie en oude benzine of andere vervuilende stoffen nooit achteloos weg. Deze zijn namelijk schadelijk voor het milieu! T OEGANG TOT DE MECHANISCHE DELEN Om de motor en de mechanische delen te bereiken moet u de motorkap (1) openen. Ga als volgt te werk: –plaats de machine op een vlakke bodem, zet het maaidek in de hoogste stand en breng steunblokken (2) met een dikte van 65-70 mm aan onder de rand, om het maaidek gedurende de volgende handelin- gen te steunen; Bij modellen met mechanische aandrijving: –zet de machine op de handrem; Bij modellen met hydrostatische aandrijving: –zet de koppelingshendel op stand INGESCHA- KELD (zie hoofdstuk 4, nr.23); omdat de hendel van de snelheidsregelaar niet voldoende beweeg- baar is wanneer de machine op de handrem staat; –verwijder de opvangbak of de steenbeschermkap; –draai de knop van de hendel (3) los en zet de hendel in de vrije stand «N» ( Bij modellen met hydro- statische aandrijving), of op «R» ( Bij modellen met hydrostatische aandrijving); –open het toegangsdeurtje (4) en draai de bevestigingsmoer (5) los met een sleutel van 13mm; –plaats de hendel (6) zodat het maaidek op de steunblokken rust en houd de hendel iet- ➤ ➤ ➤ ➤ BELANGRIJK !LET OP! NL 29 ONDERHOUD 1346 2 10 8 7 5 6
wat opzij om te voorkomen dat hij in een inkeping vast komt te zitten. Pak de stoel (7) aan de onderkant vast en klap kap naar achteren. Voor het sluiten: –verzeker u ervan dat het kanaal (8) goed op de steun (9) zit en op de rechter geleider steunt; –zet de hendel (3) op stand «R» en laat de kap (1) zak- ken naar de hendels (3) en (6); –plaats eerst hendel (6) in zijn zitting, dan hendel (3) en laat dan de kap zakken tot de bevestigingsschroef is gecentreerd; Wanneer u de kap heeft neerge- laten moet u zeker stellen dat: –de monding van het kanaal (8) goed in de ope- ning van de achterste plaat (10) steekt en op de steun (11) rust. En vervolgens: –draai de bevestigingsmoer (5) vast; –zet de hendel (6) vast op stand «7» van de inkepingen; –verwijder de steunblokken (2) en monteer opnieuw de knop (3) van de hendel en het deurtje (4). M OTOR Volg de aanwijzingen die in het instructieboekje van de motor opgenomen zijn stipt op. De motorolie wordt afgetapt door de vuldop (1) los te draai- en en met behulp van de bijleverde spuit. Monteer de slang (2) op de spuit (3) en breng deze volledig in de opening, zuig alle motorolie op. Om de motorolie volle- dig af te tappen, dient u de handeling meerdere malen te herhalen. A CHTERAS De hoeveelheid smeermiddel die fabriekswege geleverd wordt is voldoende en hoeft niet vervangen te worden. !LET OP! NL 30ONDERHOUD 8 911 10 8 1 2 3
ACCU Het is fundamenteel om de accu zorgvuldig te onderhouden voor een duurzaam bestaan. De accu van uw machine dient steeds te worden opgeladen: –bij het eerste gebruik na de aankoop van de machine; –vóór elke langere periode waarin de machine niet zal worden gebruikt; –vóór de machine na een lange periode van stilstand opnieuw in gebruik te nemen. –Lees met aandacht de oplaadprocedures die in het instructieboekje van de accu staan en volg ze op. Als deze procedures niet in acht worden genomen of als de accu niet wordt opgeladen, kan er zich onherstelbare schade voordoen aan de elementen van de accu. –Een lege accu dientzo snel als mogelijk opgeladen te worden. Het opladen dient uitgevoerd te worden met gelijkspanning appara- tuur.Andere oplaadsystemen kunnen de accu op een onherstelbare manier beschadi- gen. De machine is uitgerust met een connector (1) voor het opladen, die aangesloten moet wor- den op de overeenstemmende connector van de speciale acculader van behoud “CB01” in dotatie ( indien voorzien)of beschikbaar op aanvraag(hoofdstuk 8), Deze connector mag uit- sluitend gebruikt worden voor de aansluiting op de acculader van behoud CB01. Voor zijn gebruik: –de aanwijzingen volgen aangegeven in de desbetreffende gebruiksinstructies; –de aanwijzingen volgen aangegeven in het instructieboekje van de accu. E LEKTRISCHE INSTALLATIE De elektronische kaart en de elektrische instal- latie zijn beveiligd door: –een zelfherstellende beveiliging, die de stroomkring onderbreekt, indien er zich onre- gelmatigheden in de elektrische installatie voordoen; dit beveiligingssysteem zendt een BELANGRIJK ➤ BELANGRIJK NL 31 ONDERHOUD 1 (6.3 Amp) 1
geluidssignaal uit dat u kunt uitschakelen door de startsleutel te verwijderen, als de oor- zaak waardoor het beveiligingssysteem in werking getreden is verholpen is dan schakelt de stroomkring zich binnen enkele seconden vanzelf weer in. –een zekering (1) van 6,3 A (vertraagd) ter beveiliging van de hoofdstroomkring en de vermogensstroomkring die vervangen moet worden nadat de storing verholpen is. Als deze beveiligingssystemen in werking treden dan stopt de machine. Als er een zekering doorbrandt dient deze altijd door een andere zekering van hetzelfde type en met dezelfde waarde vervangen worden en nooit door een zekering met een andere waarde. Als het u niet lukt de oorzaak van het inwerkingtreden van de beveiligingssystemen te ver- helpen, neem dan contact op met een erkende garage. D EWIELEN VERVANGEN Zet de machine op een vlakke ondergrond. Zet aan de kant waar het wiel vervangen moet worden een houten steunblok onder een dra- gend deel van het chassis van de machine. De wielen worden op hun plaats gehouden door een metalen borgring (1) die u met een schroevedraaier kunt verwijderen. De achterwielen zijn rechtstreeks op de stee- kassen gemonteerd, d.m.v. een spie die in de naaf van het wiel zit. Voordat u de wielen opnieuw monteert moet u de wielassen altijd met vet smeren en de beschermring en de borgring (2) precies op hun plaats doen. Als u één achterwiel of beide achterwielen vervangt dient u erop te letten dat beide wielen dezelfde diameter hebben, zo niet dan dient u de afstelling van het maaidek te controleren om te vermijden dat het gazon ongelijkmatig gemaaid wordt. D EBANDEN REPAREREN OF VERVANGEN De banden zijn van het «Tubeless» type, zij dienen dan ook door een vakman gerepareerd te worden volgens de, voor dit type banden, geldende voorschriften. OPMERKING BELANGRIJK NL 32ONDERHOUD 21
DEV-SNAREN VERVANGEN De drijfkracht van de motor naar de achteras en van de motor naar het mes wordt door middel van twee V-snaren verkregen. Hun levensduur hangt af van de manier waarop de machine wordt gebruikt. Om de V-snaren te vervangen moeten zij gedemonteerd en afgesteld worden. Dit luistert nogal nauw en het is dan ook onontbeerlijk dat dit door een erkende garage gedaan wordt. Vervang de V-snaren zodra zij tekenen van slijtage vertonen! GEBRUIK ALTIJD ORIGINELE V-SNAREN! H ET MAAIDEK AFSTELLEN Om een mooi maaibeeld te krijgen moet het maai- dek juist afgesteld zijn. Het maaidek scharniert op drie hendels en kan in de hoogte versteld worden; stel het maaidek op een vlakke ondergrond af nadat u eerst gecontroleerd heeft of de banden- spanning juist is. Om een goed maairesultaat te krijgen is het verstandig ervoor te zorgen dat de voorkant altijd 2 - 4 mm lager is dan de ach- terkant. Om de evenwijdigheid met betrekking tot het gazon te regelen dient u: –één vulstuk (1) van 26 mm onder de voorste rand van het maaidek aan te brengen, één van 32 mm (2) onder de achterste rand en de hendel in stand «1» te zetten, ervoor zorgend dat de hendel in de desbetreffende inkeping blijft; –de moeren (3 - 5 - 7) en de contramoeren (4 - 6 - 8) losser te draaien zodat het maaidek stevig op de vulstukken rust; –moer (3) bij te stellen totdat u merkt dat de rech- terachterkant van het maaidek omhoog begint te komen, om daarna de desbetreffende contra- moer (4) vast te draaien; OPMERKING OPMERKING NL 33 ONDERHOUD 2 3 4 5 8 6 7 1