GGP Italy SPA Brush Cutter TR 25J Instruction Manual
Have a look at the manual GGP Italy SPA Brush Cutter TR 25J Instruction Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 893 GGP Italy SPA manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.
–Sluit de tank goed af en draai de doppen goed vast. –Start de machine op een afstand van tenmin- ste 3 meter van de plaats waar u de tank bij- gevuld hebt. 4.Vervang defecte geluidsdempers van de uit- laat. 5.Elke keer dient u, voordat u de machine gaat gebruiken, deze te controleren en wel in het bij- zonder de uitrustingen, het maaiorgaan, de beschermingen en de bevestigingselementen: dit om u ervan te verzekeren dat die niet versle- ten, beschadigd zijn of niet goed vast zitten. Controleer altijd of de gashendel en de STOP/START knop goed werken. Controleer of de blokkeringshendel van de gas- hendel (veiligheidshendel) goed werkt: de gas- hendel mag niet werken als de veiligheidshendel gelegen op de bovenkant van de handgreep niet tegelijkertijd wordt ingedrukt. 6.Controleer of de handvaten en het bevesti- gingspunt van het draagstel goed op de juiste plaats zitten, en of de machine goed in even- wicht is. 7.Vergewis u van de juiste afstelling bij het mini- mum aantal toeren van de motor, zodat het trim- element ophoudt te draaien als u het gashendel loslaat. C) GEBRUIK 1. Laat de motor niet lopen in een dichte of onvoldoende geventileerde ruimte waarin zich het giftige gas koolmonoxide (kolendamp) kan opeenhopen. 2.Werk alleen bij daglicht. 3.Gebruik, voor zover dat mogelijk is, de machine niet op nat terrein. 4.Behoud tijdens het werken met de machine een veilige afstand tussen uw lichaam en het maaiorgaan: deze afstand hangt af van het bevestigingspunt van de draagriem. 5.Loop rustig, ren nooit en zorg ervoor dat u altijd in evenwicht staat. Let goed op obstakels zoals stenen, stronken e.d. waarover u zou kun- nen struikelen. 6.Gebruik de machine niet op schuin aflopende oppervlakten waarvan de helling gevaar zou kunnen opleveren. Kijk op een helling goed uit waar u uw voeten zet en werk in een stabiele houding. Werk steeds in zijwaartse richting, nooit naar boven of naar beneden. 7.Het is aan de gebruiker de mogelijke gevarenvan het terrein waarop gewerkt wordt te beoor- delen en alle noodzakelijke voorzorgsmaatrege- len te treffen om zijn eigen veiligheid niet in gevaar te brengen. Dit is vooral belangrijk voor hellingen, oneffen, glad of onvast terrein. 8.Breng nooit wijzigingen in de afstelling van de motor aan om die op te voeren. 9.Voordat u de motor start, dient u zich ervan te vergewissen dat er in een omtrek van 15 meter van de machine niemand is, dat het trimelement de grond niet raakt en dat de machine in even- wicht is. 10.Omdat het trimelement draait kan dit ten gevolge hebben dat als er iets op de grond ligt, dat weggeslingerd wordt. Neem een veiligheids- afstand van tenminste 15 meter tussen machine en personen of dieren in acht. Gebruik de grasmaaier nooit in nabijheid van voertuigen of andere zaken die door rondvlie- gende delen beschadigd zouden kunnen wor- den. 11. Start voorzichtig de motor waarbij u de gebruiksvoorschriften nauwgezet in acht dient te nemen en niet te dicht bij het trimelement te komen. 12.Zet de motor af en koppel de draad van de bougie los in de volgende gevallen: –Alvorens interventies uit te voeren op het maaiorgaan. –Alvorens het toestel schoon te maken, te con- troleren, af te stellen of te herstellen. –Alleen het afstellen van de carburator en van het minimum gebeurt terwijl de motor loopt. Tijdens deze handelingen moet de transmis- sie-as gemonteerd zijn en dient u zich er bovendien van te vergewissen dat het gereed- schap nergens tegenaan komt en dat de machine ergens stevig op rust. –Nadat u met de machine een voorwerp geraakt hebt dient u het maaiorgaan en de transmissie-as te controleren om na te gaan of er schade is opgetreden. Voer eventueel de nodige reparaties uit voordat u de machine opnieuw gebruikt. –Als de grastrimmer abnormaal begint te trillen, dient u onmiddellijk de oorzaak van dit trillen op te sporen en het probleem te verhelpen. 13.Zet de motor af: –Telkens als u de grastrimmer eventjes zonder toezicht laat. –Wanneer de brandstoftank gevuld moet wor- den. –Tijdens verplaatsing van het ene naar het andere werkterrein. 14.Gebruik het toestel niet op een continue wijze voor een lange tijdsduur. Voer steeds pau- zes in door de motor uit te schakelen. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN89NL
D) ONDERHOUD EN OPSLAG 1. Zorg dat alle schroefbouten en schroeven goed vast zijn aangedraaid om voor veilige gebruiksomstandigheden te zorgen. Regelmatig onderhoud is van essentieel belang voor de vei- ligheid en voor een optimaal blijvend prestatieni- veau. 2.Gebruik de machine nooit als er onderdelen beschadigd of versleten zijn. Onderdelen dienen vervangen en niet gerepa- reerd te worden. De trimelementen moeten altijd het merk van de fabrikant hebben evenals een verwijzing naar de maximale gebruikssnelheid. 3.Draag altijd dikke handschoenen als u het trimelement demonteert of monteert. 4.Plaats de grasmaaier met brandstof in de tank nooit in een ruimte waar de benzinedampen in contact zouden kunnen komen met vlammen, vonken of een uitermate hete warmtebron. 5.Zet de grasmaaier weg in een schone en droge ruimte, buiten het bereik van kinderen. 6.Laat de motor eerst afkoelen voordat u de machine wegzet. 7.Om het brandrisico te verminderen, dient u bladeren stukjes gras en overbodige olie van de grasmaaier te verwijderen, met name van de motor, de koelribben daarvan, de uitlaatpijp, evenals de brandstoftank. 8.Als de brandstoftank geleegd moet worden, dient u dit in de open lucht te doen en moet de motor afgekoeld zijn. 9.Voeg geen enkel machineonderdeel toe, haal ook geen enkel element weg of breng daar wijzi- gingen in aan. Dit zou ten gevolge kunnen hebben: –etsel aan u of andere personen in de buurt –schade aan de machine en ongeldigheid van de garantie. 10.Tot behoud van het milieu dient u geen olie of benzine in het riool, afvalkanalen of recht- streeks op de grond te laten lopen. Een benzine- station bij u in de buurt kan de olie en benzine volkomen veilig verwerken. 90 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTENNL
Voor een correct en veilig gebruik van de grastrimmer bent u verplicht de montageaanwijzingen van de bescher- mings- en veiligheidsonderdelen nauwkeurig op te volgen. De fabrikant wijst alle verant- woordelijkheid ten aanzien van het gebruik van de grastrimmer zonder de hierboven beschreven beschermings- en veiligheids- onderdelen van zich af. VOORSTE HANDGREEP (fig. 1) De grastrimmers worden standaard geleverd met de voorste handgreep gedemonteerd en bij- gevoegd in de verpakking. Deze moet dan als volgt gemonteerd worden (zie illustratie). De voorste handgreep moet gemonteerd wor- den. Op de transmissiebuis ligt een plastic afstandshouder (E) die de minimumafstand garandeert tussen de voorste en achterste hand- greep. De voorste handgreep moet voor deze afstandshouder op de transmissiebuis geplaatst worden. Plaats de vierkante moeren in de invoegplaatsen op de handgreep en plaats dan de schroeven met ringetjes. Draai de schroeven vast op een graduele en uniforme wijze. Alvorens ze definitief volledig vast te draaien moet u de stand van de voorste handgreep instellen. Blokkeer dan de handgreep volledig door de schroeven met gelijke mate volledig vast te draaien. De plastic afstandshouder mag niet gewijzigd of beschadigd worden. De minimumafstand tussen de handgrepen moet behouden blijven. Werk steeds op een veilige wijze. Werk nooit met loszittende of verkeerd bevestigde handgrepen. VOORSTE BESCHERMING (fig. 2) Voor een correcte stand van de draadafsnijder en bescherming van de bediener moet de bescherming op een cor- recte wijze gemonteerd worden. Werk nooit zonder de bescherming. De bescherming moet gemonteerd worden met !LET OP! !LET OP! !LET OP! !LET OP!behulp van de bijgeleverde schroeven en ringet- jes. De bescherming moet zowel geschikt zijn voor het machinemodel in kwestie als voor het gebruikte maaiorgaan. MONTAGE VAN DE STANG (Modellen met scheidbare stang – fig. 2/1) Richt de uitsparing (A) van de verbinding (B) uit met het merkteken in reliëf (C) onderaan op de stang (D). Verwijder de blokkeerpen (E) en duw de onder- kant van de stang (D) in het gat (F) van de stang tot de blokkeerpen (E) vast klikt. Deze handeling kan vergemakkelijkt worden door de onderkant (D) lichtjes in beide richtingen te draaien; bij een volledige invoering is de blok- keerpen (E) volledig naar binnen gericht. Na deze handeling de knop (G) stevig vastzetten. MAAIORGANEN Het gebruik van een ander maaiorgaan dan tweedraadskoppen kan vroegtij- dige slijtage of beschadiging van de machine ten gevolge hebben. Het is strikt verboden metalen maaischijven van gelijk welk type dan ook te gebruiken op dit toestel.!GEVAAR! BELANGRIJK INSTRUCTIES VOOR DE MONTAGE91NL INSTRUCTIES VOOR DE MONTAGE
Bij het gebruik van de grastrimmer moet beschermingskledij gedragen worden tegen de impact van voorwerpen die weggeslingerd kun- nen worden door het gereedschap (bv. stenen). Draag veiligheidsschoenen met antislipzool, handschoenen, een veiligheidsbril (een gezichts- masker alleen beschermt de ogen niet voldoen- de) en nauw aansluitende kledij. Draag geen wijde kledij, sjaals, dassen, juwelen of halskettin- gen die in de struiken verstrikt kunnen raken. Lang haar moet bijeen gebonden en beschermd worden. Draag beschermingsmiddelen voor het gehoor, bijvoorbeeld oorbeschermers. INSPECTIE VAN DE MACHINE Controleer dat alle schroeven goed vast zitten en de mechanische organen gesmeerd zijn. Controleer de luchtfilter: die moet schoon zijn. Vuile luchtfilters kunnen leiden tot een slechter rendement. BRANDSTOF Deze machine is uitgerust met een tweetaktmo- tor. U dient dus een mengsel te gebruiken dat bestaat uit benzine en smeerolie voor tweetakt- motoren. Gebruik alleen brandstof en smeermiddelen van een goede kwaliteit om de prestaties van de motor op peil te houden en de levensduur van de mechanische organen te garanderen. Gebruik NOOIT enkel de benzine voor uw auto. Deze zal permanente schade aanbrengen aan de motor en zal de garantie van het product doen vervallen. Gebruik NOOIT mengsels die meer dan 60 dagen voor- heen bereid werden. Een aantal standaard benzinesoorten zijn reeds gemengd met zuurstofverrijkende stoffen zoals alcoholen, ethers of andere bestanddelen die zorgen voor een reine lucht. Uw motor werd ont- worpen om perfect te werken met gelijk welke benzinesoort bestudeerd voor de aandrijving van autovoertuigen, inclusief de met zuurstof verrijk- te benzinesoorten. Gebruik van loodvrij benzine. BELANGRIJK BELANGRIJK MOTOROLIE Gebruik uitsluitend synthetische olie van uitste- kende kwaliteit voor tweetaktmotoren. Uw leverancier beschikt over verschillende soor- ten hoogwaardige oliesoorten die speciaal ont- worpen zijn om de mechanische organen goed te beschermen en dus voor een langdurige effi- ciëntie van de motoren zorgen. Wend u dus altijd tot uw vaste leverancier SAMENSTELLING MENGSEL GEBRUIK EEN MENGSEL VAN BENZINE EN SPECIFIEKE SYNTHETISCHE OLIE VAN HOGE KWALITEIT VOOR TWEETAKTMOTO- REN MET EEN PERCENTAGE VAN 2%. PERCENTAGE BENZINE-OLIE 50:1 = 2% olie . (SYNTETIC OIL 2T) Als u voor de bereiding van het mengsel niet over synthetische olie voor tweetaktmotoren beschikt en u gebruikt een minerale olie specifiek voor het smeren van tweetaktmotoren, dan is het nodig een mengsel te bereiden met een percentage van 4% olie. PERCENTAGE BENZINE-OLIE 25:1 = 4% olie. Ontvlambare vloeistof! Bewaar de brandstof in daartoe geschikte recipiënten op een veilige plaats, ver uit de buurt van warmtebronnen of vrije vlammen. Houd de recipiënt buiten het bereik van kin- deren. BRANDSTOFMENGING Giet olie in een tank geschikt voor olie en benzi- ne en voeg vervolgens de benzine toe. Schud goed met de tank zodat het mengsel goed gemengd wordt. Het mengsel is aan veroudering onderhevig. Dat betekent dat de brandstof geleidelijk zijn karak- teristieken verliest. Maak geen grote hoeveelhe- !GEVAAR! BELANGRIJK 92VOORBEREIDINGEN VOOR HET WERKNL VOORBEREIDINGEN VOOR HET WERK
den mengsel aan, maar ongeveer de hoeveel- heid die u in een maand nodig hebt. Zo zult u altijd brandstof van optimale kwaliteit en met uit- stekende prestaties hebben. Voordat u gaat bijvullen dient u de tank krachtig heen en weer te schudden zodat de olie / benzi- ne goed gemengd wordt. De druk die binnen de tank ontstaat. VULLEN VAN DE BRANDSTOFTANK Als gevolg van een te hoge omgevingstemperatuur kan de druk in de brandstoftanks oplopen. Haal de dop voorzichtig los om te voorkomen dat er benzine naar buiten spuit. Sla de brandstof in een frisse ruimte op en laat deze nooit in de zon staan. –Plaats het toestel op een stabiele wijze met de opening van de brandstoftank naar boven toe gericht (fig. 3) . –Maak de dop van de tank en de zone daar rond schoon om ervoor te zorgen dat er niets anders in de tank kan komen. –Vul de tank in een daarvoor geschikt vat om te voorkomen dat er brandstof gemorst wordt. T! –Benzine is uitermate brandbaar en onder bepaalde omstandigheden explosief. –Vul de brandstoftank in een goed geventi- leerde ruimte terwijl de motor uit staat. Rook niet, zorg ervoor dat er geen vlam- men of vonken ontstaan in de ruimte waar de brandstoftank wordt gevuld en waar de brandstof wordt bewaard. –Vul de brandstoftank nooit te veel. Na bij- vulling moet u controleren dat de dop van de tank correct en veilig gesloten wordt. –Let erop bij het vullen geen brandstof te morsen. De gemorste brandstof of de damp daarvan kan vlam vatten. Als er brandstof gemorst is, dient u zich ervan te vergewissen dat die zone droog is voordat u de motor gaat starten. –Zorg ervoor dat uw huid niet te lang in con- tact is met de brandstof en dat u de damp ervan niet inademt. –Houd de brandstof ver buiten het bereik van kinderen. !GEVAAR! !LET OP! !LET OP!HET STARTEN Voordat u de motor gaat starten dient u te controleren dat er rondom de machine geen mensen of zaken aanwezig zijn waarvoor u een gevaar zou kunnen zijn. Start de motor op wanneer de machine zich in een vlakke en stabiele stand bevindt. Om te voorkomen dat de trekker van de gashen- del per ongeluk aangeschakeld wordt, is deze voorzien van een beveiliging: als u niet op de vei- ligheidshendel die aan de andere zijde van de handgreep zit drukt, kan het gashendel niet aan- geschakeld worden. Voordat u de machine gaat starten, dient u zich er altijd van te vergewissen dat het veiligheidshendel goed werkt. KOUD STARTEN – Plaats de STOP/START knop gelegen op de handgreep waarop de gashendel ligt op de stand «START» (fig. 4). – Terwijl gelijktijdig de veiligheidshendel (ref. 1) en de versneller (ref. 2) bediend worden, druk op de toets STOP VERSNELLER (ref. 3). Houd de versneller ingeduwd en los de versnellings- hendel tot de blokkering bekomen wordt. Deze handeling zorgt voor een voorversnelling van de carburator. (fig. 4). – Draai aan de luchthendel (ref. 4) op de carbu- rator (rotatiezin naar de motorbehuizing toe) (fig. 5). Raak de versnellingshendel niet aan. Door de versnellen kan de pal van de versneller intrekken. – Druk 6-7 keer op de plastic primer (ref.5) gele- gen op de onderkant van de carburator. Deze handeling zorgt voor vers mengsel in de car- burator waardoor het starten makkelijker ver- loopt (fig. 5). – Uw machine beschikt over een luchthendeltje (choke) met 2 standen: CLOSE “--” en RUN I.. Breng dit hendeltje in de stand CLOSE “-“ (fig. 5). – Houd de motor stevig vast met uw linkerhand. Grijp met uw rechterhand de starthendel beet. (fig. 6). – Geef een stevige ruk aan de starthendel tot de eerste startsignalen waargenomen worden. – Breng de luchthendel nu in de stand RUN I. Trek opnieuw aan het hendeltje tot de motor start (fig. 5). Bij opstarting van de machi- ne moet u steeds krachtig aan de gashendel trekken.OPMERKING OPMERKING !LET OP! VOORBEREIDINGEN VOOR HET WERK 93NL
Wanneer de motor gestart is, begint de snij-inrichting onmiddellijk te draai- en. Duw de versnellingshendel in en laat hem weer los. De stoptoets van de versneller wordt vrijgegeven en de motor schakelt over op het minimaal toerental. – De motor gaat over naar de nominale snelheid. Laat de motor even draaien zodat hij gradueel opwarmt. –Trek nooit zo hard aan de gashendel dat de kabel (eindschakelaar) volledig ontrolt. –Trek steeds de startkabel recht naar de buiten- kant toe. Indien u aan de startkabel trekt onder een hoek, wrijft deze tegen de bus, waardoor hij sneller zal verslijten. –Begeleid de gashendel steeds tijdens zijn terugkeer. Hij mag nooit losgelaten worden zodat hij botst vanaf zijn uitgestrekte positie tegen de startzitting, waardoor de kabel kan verstrikt geraken of het startonderdeel kan ver- slijten of beschadigd worden. –Steun uw voet of knie nooit op de transmissie- buis om het toestel te blokkeren; dit zou de transmissiestang kunnen vervormen en onbruikbaar maken. Wanneer de motor start zal het maaiorgaan onmiddellijk beginnen rote- ren. Breng het toestel op de minimumsnel- heid en laat dan de gashendel los. Controleer dat het maaiorgaan stopt met draaien wanneer de motor met de minimum- snelheid draait. Indien de motor niet start nadat de beschreven handelingen werden her- haald, moet u de paragraaf Probleemopsporing raadplegen. WARM STARTEN De startprocedure met warme motor is identiek dan die voor het starten met een koude motor, behalve dat het niet nodig is de luchthendel op de carburator te gebruiken. STOPPEN VAN DE MOTOR (fig. 7) Laat de trekker van de gashendel terug los. Laat de motor terugkeren op het minimumtoerental. Breng de knop op de STOP stand totdat de motor stil staat. OPMERKING !LET OP! BELANGRIJK OPMERKINGAFSTELLING VAN DE CARBURATOR De carburatie wordt voor elke geproduceerde machine uitgevoerd door de fabrikant. Controleer of de luchtfilter schoon is en goed vastzit. De stelschroef van de “vlinderschroef” (mechani- sche schroef) werd zo ingesteld dat het maaior- gaan niet draait wanneer de motor met de mini- mumsnelheid draait. Indien het maaiorgaan mocht roteren met de motor op het minimumtoerental, dan moet u aan de stelschroef van de vlinderschroef (gelegen naast de luchthendel op de carburator) (fig. 8, ref. T) in tegenwijzerzin draaien totdat het orgaan stilstaat. In deze situatie moet de motor wel regelmatig blijven draaien. Indien er andere instellingen vereist zijn op het toestel, raden wij u aan contact op te nemen met uw verkoper of met een geautori- seerde bijstandsdienst. 94VOORBEREIDINGEN VOOR HET WERKNL
–INDIEN U NIET VERTROUWD BENT met het gebruik van dit toestel, moet u de pro- cedures uittesten met een uitgeschakelde motor en de knop op de uitgeschakelde “STOP” stand. –MAAK STEEDS DE WERKZONE VRIJ van voorwerpen zoals blikjes, flessen, stenen, enz. Indien deze voorwerpen geraakt wor- den kan dit ernstige schade veroorzaken aan de bediener of aan andere aanwezige personen en de machine beschadigen. Indien per ongeluk een voorwerp wordt geraakt, MOET U STEEDS ONMIDDELLIJK DE MOTOR UITSCHAKELEN en de machi- ne onderzoeken. Werk nooit met een beschadigde of defecte machine. –MAAI STEEDS BIJ HET MAXIMALE TOE- RENTAL. Aan het begin en tijdens het werk mag u niet met een laag toerental werken. –GEBRUIK HET TOESTEL NIET voor doel- einden die verschillen van het maaien van gras. MAAI GEEN GRAS hoger dan knie- hoogte. –GEBRUIK HET TOESTEL NIET wanneer er andere personen of dieren zich in de buurt bevinden. Houd tijdens het maaien of wan- neer u zich verplaatst met het toestel min- stens 15 meter afstand tussen uzelf en andere personen of dieren. Tijdens arbeidsintensievere maaibeurten moet er minstens 30 meter afstand zijn tussen de gebruiker en andere personen of dieren. –BIJ GEBRUIK VAN HET TOESTEL OP HEL- LINGEN moet u zich beneden het maaior- gaan bevinden. GEBRUIK HET TOESTEL NIET indien het risico bestaat, hoe gering dan ook, om uit te schuiven of het even- wicht te verliezen. –GEBRUIK HET TOESTEL NIET OP EEN CONTINUE WIJZE voor een lange tijdsduur. VOER STEEDS PAUZES in door de motor uit te schakelen. MAAIKOP MET NYLONDRAAD GEBRUIK GEEN draden die niet uit nylon vervaardigd zijn (zoals bij- voorbeeld metalen draden, geplastificeerde metalen draden) en/of die niet geschikt zijn voor de gebruikte maaikop. Dit kan leiden tot ernstige verwondingen of kwetsuren. Bij gebruik van de maai- kop met nylondraad dient de voorste bescherming voorzien te zijn van een draad- afsnijder. Breng op de bescherming de !LET OP! !LET OP! onderste band aan voorzien van de draadaf- snijder. Gebruik geen erg versleten maaikop- pen: daarvan zouden er onderdelen kunnen losvliegen, wat een gevaar inhoudt voor de gebruiker. Het door u aangekochte toestel is uitgerust met een maaikop van het type Tap & Go). Om nieuwe draad vrij te geven: breng de maai- kop met de motor op de hoogste snelheid tegen het terrein (fig. 9). De draad wordt dan automa- tisch vrijgegeven. De draadafsnijder snijdt de overmaat aan draad af. Verwijder regelmatig gras- /onkruid dat rond het toestel gewikkeld zit, om te vermijden dat de transmissiestang oververhit wordt. Het gras dat rond de stang gewikkeld zit kan ook onder de bescherming van de maaikop komen en zo de rotatie van het gereedschap afremmen (fig. 10). Verwijder het verstrikt geraak- te gras met een schroevendraaier of andere gelijkaardig gereedschap, zodat de stang vol- doende kan afkoelen en het gereedschap vrij kan roteren. Wanneer het toestel op de correcte wijze uitge- rust is met de bescherming en maaikop met nylondraad is het geschikt voor het maaien van ongewenst hoog gras en onkruid in de buurt van omheiningen, muren, ondergrondse metselwer- ken, voetpaden, rond bomen, enz... Dit toestel kan ook gebruikt worden om ongewenste vege- tatie te elimineren op velden, een tuin op een eenvoudige wijze voor te bereiden of een speci- ale zone van een tuin volledig kort te maaien. Zelfs met de bescherming gemonteerd kan het maaien rond voetpaden, ondergrondse metselwerken, muren, enz... bij- dragen tot een snellere slijtage van de draad dan normaal voorzien werd. •Maaibeweging (fig. 11) Ga op een regelmatige wijze te werk met een zij- delinkse maaibeweging analoog aan de bewe- ging uitgevoerd voor het traditionele maaien. Houd de maaikop met nylondraad tijdens het werken niet schuin. Probeer eerst op een kleine zone de gewenste maaihoogte uit. Houd de maaikop op een constante hoogte boven de grond om een uniforme maaihoogte te bekomen. OPMERKING BELANGRIJK MAAIN-INSTRUCTIES95NL MAAIN-INSTRUCTIES
•Nauwkeurige maaiwerkzaamheden Plaats de grastrimmer rechtop onder een kleine hellingshoek zodat het onderste deel van de kop de grond niet raakt en de maailijn op het gewen- ste punt ligt. Maai steeds ver van uw af. Beweeg de grastrimmer nooit zodat de maaikop naar u toe komt. •Maaien in de buurt van omheiningen / Ondergrondse metselwerken (fig. 12) Breng de maaikop langzaam in de buurt van omheiningen, afrasteringspalen, rotsen, muren, enz… zonder deze met geweld te raken. Indien de draad rotsen, muren, ondergrondse metselwerken of dergelijke raakt kan hij stuk gaan of verslijten. Indien de draad verstrikt raakt in omheiningen kan hij plots doorbreken. •Maaien rond bomen (fig. 13) Benader de boomstammen langzaam zodat de draad niet tegen de boom stoot. Wandel rond de boom van links naar rechts. Benader het te maaien gras met het uiteinde van de draad en houd de maaikop lichtjes naar voren geheld. De nylondraad kan KLEINE STRUIKGEWASSEN DOORSNIJDEN OF BESCHADIGEN. De aanraking van de nylon- draad met de stam van struikgewassen of bomen met een zachte schors KAN ERNSTIGE SCHA- DE AANBRENGEN AAN DE PLANT. •Maaien (fig. 14) Voor arbeidsintensievere maaiwerkzaamheden moet de maaikop onder een hoek van circa 30 graden naar links gehouden worden. Stel de stand van de handgreep bij indien u een betere controle wenst over het toestel tijdens deze han- deling. Ga niet op deze wijze te werk indien het risico bestaat, hoe gering dan ook, voor het wegslingeren van voorwerpen die schade kun- nen verrichten aan personen, dieren of andere zaken. GEBRUIK DE GRASTRIM- MER NIET VOOR SCHOONMAAKDOELEIN- DEN door de maaikop onder een helling te houden. Gebruik het toestel niet om vuil van het voetpad en dergelijke weg te vegen. Dit is een krachtig gereedschap dat kleine ste- nen kan wegslingeren op een afstand van meer dan 15 meter, wat verwondingen kan veroorzaken aan personen of dieren of scha- de kan verrichten aan omliggende voorwer- pen zoals voertuigen, vensters, enz. (fig. 15).!LET OP! OPMERKING 96MAAIN-INSTRUCTIESNL
VERVANGING VAN DE DRAAD VAN DE MAAI- KOP Volg voor de vervanging van de nylondraad de instructies bijgevoegd aan de maaikop (aanvul- lend blad buiten de handleiding). Vervang de nylondraad nooit door een draad in een ander materiaal (bv. ijzeren draad). MAAIKOP MET NYLONDRAAD DEMONTAGE (fig.16) Voor de blokkering van het maaiorgaan en de rotatie van de as te verhinderen moet u de bijge- leverde ronde staaf (A) in het gat (B) op de lin- kerbovenkant van de maaikop steken en het gereedschap langzaam laten draaien totdat de ronde staaf in het gat in de metalen moer dringt. Draai de maaikop in tegenwijzerzin zodat deze loskomt. MONTAGE (fig. 17) Voor een veilige blokkering moet de rotatie van de as verhinderd worden: plaats de bijgeleverde ronde staaf (A) in het gat B op de linkerboven- kant van de maaikop, laat het gereedschap lang- zaam draaien totdat de ronde staaf in het gat in de metalen moer dringt, zodat de rotatie van het gereedschap verhinderd wordt. Draai het gereedschap vast, maar zonder teveel kracht uit te oefenen (F). DENK ERAAN DAT DE RONDE STAAF VERWIJDERD MOET WORDEN NADAT DE MAAIKOP GEMONTEERD EN GEBLOKKEERD WERD LUCHTFILTER Werk nooit zonder een luchtfilter. De luchtfilter moet steeds schoon gehouden worden. Plaats een nieuwe filter indien deze beschadigd of versleten is.BELANGRIJK BELANGRIJK !LET OP!Voor de reiniging van de filter (fig. 18): 1. Draai de knop (A) los (in tegenwijzerzin). Verwijder het filterdeksel en haal vervolgens de luchtfilter uit de basis van de houder. 2. Was het filterelement met water en zeep. GEBRUIK GEEN BENZINE! 3. Laat de filter aan de lucht drogen. 4. Monteer de filter terug. Vervang de filter indien hij versleten, gescheurd of beschadigd is of indien hij niet meer schoon te krijgen is. BOUGIE (fig. 19) 1. De gap (afstand tussen de elektroden) van de bougie bedraagt 0.6 mm / .025”. Bijstellen indien nodig. 2. Schoonmaken van mogelijk aanwezige kool- stofresidu’s. 3. Het spankoppel moet tussen 12 en 15 Nm bedragen. Sluit het kapje van de bougie aan. ALLERHANDE CONTROLES –Start- en veiligheidshendel: controleer de wer- king. –STOP-knop: controleer de werking. –Brandstoftank: ga na of deze lekken vertoont. Werk nooit indien er brandstof uit lekt. –Verluchtingsspleten voor koeling: schoonma- ken. –Cilindervleugels: schoonmaken. –Voorste bescherming: ga de staat na. –Maaiorgaan: verwijder de grasresten. –Schroeven: nagaan of ze goed vastgedraaid zitten. –Elektrische kabels en aansluitingen: controleer de staat en vervang onderdelen indien nodig. Ga na of alle aansluitingen functioneel zijn. SLIJPEN VAN DE DRAADAFSNIJDER (fig. 20) 1. Verwijder de draadafsnijder (E) van de bescherming. 2. Plaats de draadafsnijder in een bankklem. Slijp de draadafsnijder met een platte vijl, maar let wel op dat de snijhoek behouden blijft. Slijp enkel in één enkele richting. OPERMERKING GEWOON ONDERHOUD97NL GEWOON ONDERHOUD
BUITENGEWOON ONDERHOUD Voor buitengewone onderhoudsbeurten verdient het aanbeveling contact op te nemen met een erkende bijstandsdienst. Herstellingen uitgevoerd door niet erkende cen- tra en door niet gekwalificeerd personeel doen de garantie vervallen. VRAAG EN GEBRUIK ENKEL ORIGINELE VERVANGSTUKKEN. OPSLAG Indien deze instructies niet nageleefd worden kunnen er zich oliehoudende sedimenten in de carburator afzetten, waardoor het toestel moeilijk zal starten en er permanente schade veroorzaakt kan worden door de inacti- viteit van het toestel. 1. Maak de buitenkant van de motor, van het transmissiesysteem, van de bescherming en van de maaikop met nylondraad schoon. 2. Maak de brandstoftank leeg. 3. Start de motor nadat de brandstoftank werd geledigd. 4. Houd de motor op het minimumtoerental tot- dat hij stopt met werken. Dit is om de carbu- rator te ledigen van het mengsel. 5. Laat de motor afkoelen (circa 5 minuten). 6. Verwijder de bougie met de daarvoor voorzie- ne sleutel. 7. Giet 1 lepel olie voor tweetaktmotoren (nieu- we olie). Trek meerdere malen aan de startka- bel om de interne onderdelen te voorzien van een oliefilm. Plaats de bougie terug. 8. Bewaar het toestel op een droge en frisse plaats, ver verwijderd van warmtebronnen (bijvoorbeeld verwarmingselementen, boilers, enz..) of vlammen. HET TOESTEL TERUG GEBRUIKSKLAAR MAKEN 1. Verwijder de bougie. 2. Trek stevig aan de startkabel om het teveel aan olie uit de verbrandingskamer te verwij- deren. 3. Maak de gap (afstand tussen de elektroden) van de bougie schoon en controleer hem of plaats een nieuwe bougie met een geschikte gap. 4. Maak het toestel klaar voor de werking 5. Vul de brandstoftank met het geschikte mengsel. Zie paragraaf BRANDSTOF EN SMEERMIDDEL. BELANGRIJK AL ONZE TOESTELLEN ZIJN VAN UITSTEKEN- DE KWALITEIT, WERDEN PERFECT AFGE- STELD EN WERDEN BESTUDEERD OM EEN MAXIMALE VEILIGHEID AAN DE GEBRUIKER TE KUNNEN GARANDEREN. – KNOEI NOOIT MET DE TOESTELLEN – WERK NOOIT MET ONVOLLEDIGE TOESTEL- LEN OF MET TOESTELLEN MET BESCHA- DIGDE ONDERDELEN. 98 GEWOON ONDERHOUDNL – Verstoor het milieu niet en zorg dat u nie- mand in de omgeving tot last bent. – Ga altijd veilig te werk – Voorkom gevarrlijke situaties – Werk nooit alleen, vooral niet in gebieden die ver buiten de bebouwde kom liggen. – Let op de mensen in de buurt en eventu- ele gevaren. – Draag altijd veiligheidskleding en - schoeisel. – Werk alleen met machines die voor het werk in kwestie geschikt zijn en die de veiligheidsnormen respecteren; boven- dien dienen ze ook goed door vakkundig personeel onderhouden te zijn!!! – RESPECTEER HET MILIEU !!