Lawn Mower EMAK El 63 Instructions Manual
Have a look at the manual Lawn Mower EMAK El 63 Instructions Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 8 EMAK manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.
1.2 ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN (dienen aandachtig gelezen te worden alvorens de machine in gebruik te nemen) A) VAARDIGHEID 1) Neem aandachtig de instructies door, om ver- trouwd te raken met de bedieningsknoppen en de machine op correcte wijze te leren gebruiken. 2) Laat de machine nooit in handen van kinderen of personen die niet vertrouwd zijn met het gebruik ervan. De leeftijd van de gebruiker kan per land wettelijk gereglementeerd zijn. 3) Gebruik de machine nooit met personen, in het bijzonder kinderen, of dieren in de buurt. 4) Denk eraan dat de bestuurder of de gebruiker aansprakelijk is voor ongevallen en onvoorziene gebeurtenissen ten opzichte van personen of voorwerpen. 5) Vervoer geen passagiers. 6) De bestuurder moet voldoende ervaring met het rijden hebben en dient, in het bijzonder, het volgende in acht te nemen: – het is essentieel alle aandacht op het werk te houden; – de machine die van een helling glijdt kan niet worden bijgestuurd door te remmen. De belang- rijkste oorzaken van het controleverlies zijn: – onvoldoende grip van de wielen; – een te hoge snelheid; – ongepast remmen; – de machine is niet geschikt voor het doel waarvoor het wordt aangewend; – gebrek aan kennis over de mogelijke gevol- gen van de toestand van het terrein, en hellingen in het bijzonder; B) VOORBEREIDING 1) Draag tijdens het maaien steeds stevig schoeisel en een lange broek. Gebruik de machi- ne niet blootsvoets of met open sandalen. 2) Controleer grondig het hele werkterrein en verwijder alles wat door de machine kan worden uitgestoten. 3) GEVAAR! Benzine is bijzonder ontvlambaar. – bewaar de brandstof in speciale tanks; – vul de brandstoftank alleen in open lucht en rook niet tijdens het vullen van de tank; – vul de brandstoftank vóór de motor wordt gestart. Vul geen benzine bij en verwijder de dop van de brandstoftank niet wanneer de motor loopt of warm is; – als benzine uit de brandstoftank lekt, start u de motor niet en verplaatst u de machine zo ver mogelijk van de plaats waar de benzine heeft gelekt; voorkom brandgevaar tot de benzine- dampen volledig weggetrokken zijn. – draai de doppen van de brandstof- en de ben- zinetank goed vast. 4) Vervang defecte geluidsdempers. 5) Vóór het gebruik, controleert u steeds of het mes, de schroeven en de snijgroep niet versletenof beschadigd zijn. Vervang het beschadigde of versleten mes en de schroeven en bloc, zodat het maaidek in balans blijft. C) GEBRUIK 1) Start de motor niet in gesloten ruimten waar zich gevaarlijke koolstofmonoxidedampen kun- nen ontwikkelen. 2) Werk alleen bij daglicht of bij goed kunstlicht. 3) Vóór het starten van de motor, dient het mes te worden losgekoppeld en de versnelling in de vrije stand te worden gezet. 4) Maai niet op hellingen van meer dan 10° (17%). 5) Denk eraan dat er geen “veilige” hellingen bestaan. Het maaien op hellingen vereist een bij- zondere vaardigheid. Om niet te kantelen: – niet bruusk stoppen of versnellen bij het op- of afrijden van een helling; – de koppeling altijd langzaam induwen en de versnelling altijd ingeschakeld houden, vooral bij het afrijden van een helling; – de snelheid dient op hellingen en in smalle bochten laag te worden gehouden; – let op oneffenheden, goten en verborgen gevaren; – maai nooit dwars op de richting van de helling; 6) ontkoppel het mes bij het oversteken van niet begroeide zones. 7) Gebruik de machine nooit als de beveiligingen beschadigd zijn, of als de veiligheidsinrichtingen niet aangebracht zijn. 8) Wijzig de afstelling van de motor niet en drijf het toerental van de motor niet te hoog op. Bij hoge snelheden van de motor, verhoogt u het risico op persoonlijke letsels. 9) Voordat u de bestuurdersstoel verlaat, voert u de volgende handelingen uit: – koppel het mes los en zet het maaidek in de laagste stand; – zet de versnelling in de vrije stand en trek de handrem aan; – schakel de motor uit en verwijder de contact- sleutel ( voor modellen met elektrische start).10) Koppel het mes los, schakel de motor uit en verwijder de contactsleutel (voor modellen met elektrische start). – vóór het reinigen of vrijmaken van het windka- naal; – voordat u de machine controleert, schoon- maakt of eraan werkt; – nadat u tegen een vreemd voorwerp hebt gestoten. Controleer de machine op eventuele beschadigingen en voer de nodige reparaties uit alvorens de motor te starten en de machine opnieuw te gebruiken; – als de machine op ongewone wijze begint te trillen (peil onmiddellijk naar de oorzaak). ➤ ➤ NL 4VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
1. Let op:Lees de instructies alvorens de machine te gebruiken. 2a. Opgelet: voor de modellen met elektrische start: haal de sleutel uit het contact en lees de instructies alvorens over te gaan tot een onderhouds- of reparatiebeurt. 2b. Opgelet:voor de modellen met manuele start: de kap van de bougie halen en de instructies lezen alvorens over te gaan tot een onderhouds- of reparatiebeurt. 3. Gevaar! Wegschietende voorwerpen: Niet wer- ken als de grasopvangzak niet werd gemonteerd. 4. Gevaar! Wegschietende voorwerpen: Houd per- sonen op een afstand. 5. Gevaar! Kantelen van de machine: Gebruik deze machine niet op hellingen van meer dan 10°. 6. Gevaar! Verminking: Houd kinderen op een veilige afstand van de machine als de motor draait. 7. Gevaar voor snijwonden. Draaiend mes. Houd handen en voeten uit de buurt van het mes. ➤ ➤ 1.3 VEILIGHEIDSLABELS U dient voorzichtig om te gaan met uw machine. Om daaraan te worden herinnerd, wer- den op de machine een aantal labels aangebracht met pictogrammen die verwijzen naar de belangrijkste voorzorgsmaatregelen. Deze labels maken wezenlijk deel uit van de machine. Als een label loskomt of onleesbaar wordt, neemt u contact op met uw leverancier, voor de vervanging. Hun betekenis is hieronder weergegeven. NL 5 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 11) Koppel het mes los tijdens het transport en telkens wanneer de machine niet wordt gebruikt. 12) Schakel de motor uit en ontkoppel het mes: – alvorens brandstof bij te vullen; – alvorens de opvangbak voor gras te verwijde- ren. 13) Neem gas terug alvorens de motor uit te schakelen. D) ONDERHOUD EN OPSLAG 1) Laat bouten en schroeven vastgedraaid, om er borg voor te staan dat de machine steeds op veilige wijze gebruiksklaar is. 2) Als er nog benzine in de tank is, slaat u de machine niet op in een ruimte waar de benzine- dampen in contact kunnen komen met een vlamof vonk. 3) Laat de motor afkoelen alvorens de machine op te bergen in om het even welke ruimte. 4) Om het brandgevaar zo klein mogelijk te hou- den, dienen de motor, de geluidsdemper van de uitlaat, de accubak en de benzinetank vrij te worden gehouden van gras, bladeren of teveel vet. 5) Controleer de grasopvangbak regelmatig op slijtage of beschadigingen. 6) Uit veiligheidsoverwegingen, vervangt u ver- sleten of beschadigde onderdelen. 7) Het ledigen van de tank dient in open lucht te gebeuren. 8) Als de machine opgeborgen of onbeheerd achtergelaten moet worden, dient het maaidek n de laagste stand te worden gezet. 14 2a5 2b6 37
2. IDENTIFICATIE VAN DE MACHINE EN DE COMPONENTEN 2.1 IDENTIFICATIE VAN DE MACHINE Het identificatielabel, aangebracht onder de stoel, bevat de belangrijkste gegevens van elke machine. Het serienummer (6) is onmisbaar als er technische bijstand wordt gevraagd en voor het bestellen van reserveonderdelen 1.Niveau van de geluidssterkte volgens richtlijn 2000/14/CE 2.EG-merkteken volgens richtlijn 98/37/EG 3.Bouwjaar 4.Bedrijfstoerental van de motor in omw./min. (indien aangeduid) 5.Machinetype 6.Serienummer 7.Gewicht in kg 8.Naam en adres van de fabrikant 9.Type overbrenging (indien aangeduid) 2.2 IDENTIFICATIE VAN DE HOOFDCOMPONENTEN De machine bestaat uit een reeks hoofdcomponenten, die de volgende functie hebben: 11. Maaidek:de carter dat het ronddraaiende mes bevat. 12. Mes:het element voorzien voor het maaien van het gras; de windvleugels aan de uit- einden van het mes bevorderen de afvoer van het gemaaide gras naar het uitwerpka- naal. NL 6IDENTIFICATIE VAN DE MACHINE EN DE COMPONENTEN Noteer hier het serienummer van uw machine ✍ LWA dB kg S/N min-1 8547 39621
13. Uitwerpkanaal: het verbindingselement tussen het maaidek en de grasopvangzak. 14. Grasopvangzak: dient niet alleen om het gemaaide gras op te vangen, maar vormt bovendien een veiligheid, waarbij wordt voorkomen dat eventuele voorwerpen die door het mes worden meegenomen ver van de machine wegschieten. 15. Motor:drijft zowel het mes als de wielen aan; de kenmerken en gebruiksvoorschrif- ten van de motor worden beschreven in een specifieke handleiding. 16. Accu ( alleen voor modellen met elektrische start) :levert de nodige energie om de motor te starten; de kenmerken en gebruiksvoorschriften van de accu worden beschreven in een specifieke handleiding. 17. Bestuurdersstoel: zitplaats van de bestuurder en uitgerust met een sensor die de aanwezigheid van de bestuurder waarneemt, met het oog op de werking van de vei- ligheidsmechanismen. 18. Labels met aanwijzingen en veiligheidsvoorschriften: verwijzen naar de belang- rijkste maatregelen met het oog op een veilige werking. Hun betekenis wordt toege- licht in hoofdstuk 1. 19. Inspectielid motor:geeft toegang tot de motor. ➤ NL 7 IDENTIFICATIE VAN DE MACHINE EN DE COMPONENTEN 181915171614 111213
3. UITPAKKEN EN MONTEREN De machine wordt zonder motorolie en benzine geleverd. Voordat de motor wordt gestart, dient u olie en benzine bij te vullen, overeenkomstig de voor- schriften gegeven in paragraaf 5.3.3 en in de handleiding relatief aan de motor. Om transport- en opslagredenen, dienen bepaalde componenten van de machine te wor- den gemonteerd na het uitpakken, aan de hand van de volgende instructies. 3.1 UITPAKKEN Bij het verwijderen van de verpakking, let u erop dat de losse onderdelen, uitrustingen en de documentatie niet zoek raken. Om te voorkomen dat het maaidek wordt beschadigd, zet u het in de hoogste stand en wees uiterst voorzichtig wanneer de machine van het pallet wordt afgereden. De verpakking bevat: – de accu; – de schroeven die nodig zijn voor de montage; – een spuit om de motorolie af te tappen. Bovendien, ( voor modellen met elektrische start): – een acculader; – 2 startsleutels; – een reservezekering van 10 A, bij te houden voor noodgevallen. 3.2 MONTAGE VAN HET STUURWIEL Zet de machine op een effen ondergrond en zorg ervoor dat de voorwielen uitgelijnd zijn. 1. schuif de balg (1) over de stuurkolom (2); 2. monteer het stuurwiel met de stuurkolom (2) op de uitstekende as (3) en bevestig het met de schroeven (4) en de moeren (5) in dotatie, gebruik makend van beide gaten voorzien op de as (3). ➤ OPMERKING BELANGRIJK NL 8UITPAKKEN EN MONTEREN 5 3 1 2 5 4
3.3 MONTAGE VAN DE STOEL 1. Monteer de stoel (1) op de plaat (2) met behulp van de schroeven (3). 3.4 MONTAGE VAN DE KOPPELINGSHENDEL VAN HET MES 1. Het uiteinde van de hendel (1) op het uitstekend gedeelte van de pin (2) monteren en alles vast- hechten middels de schroef (3) en de moer (4), en tot op het einde toe vastdraaien. 3.5 AANSLUITEN VAN DE ACCU( alleen voor modellen met elektrische start): 1. Plaats de accu (1) in zijn zitting onder de stoel; 2. sluit de connector van de accu (2) aan op de connector van de machine (3); 3. monteer de veer (4) om de accu tegen te houden. 4. laad de accu volledig op volgens de aanwij- zingen in de handleiding (☛6.2.5). Het is van wezenlijk belang de motor niet te starten vooraleer de accu volledig is opgeladen! Neem de aanwijzingen van de fabrikant van de accu in acht, m.b.t. tot de veiligheid bij het hanteren en evacueren van de accu. !OPGELET! BELANGRIJK ➤ NL 9 UITPAKKEN EN MONTEREN 3 1 2 3 1 23 4 1 32 4
3.6 MONTAGE VAN DE OPVANGZAK Identificeer de relatieve schroeven, aan de hand van de tekening die ze in reële grootte afbeeldt. 1. Steek het bovenste frame (1) door de bovenste gaten (2) van de stoffen zak (3); 2. verbind beide onderdelen van het frame (1) en (4) met behulp van de schroeven (5) en monteer beide verbindingsstangen (6) met behulp van de schroeven (7); 3. haak de profielen in kunststof (8) met behulp van een schroevendraaier (9) aan de bui- zen van het voorste frame (4), 4. schuif het handvat (10) in de gaatjes van het deksel (11) en bevestig het geheel met de schroeven (12) aan het frame; 5. monteer het achterste handvat (13) en bevestig het met de schroeven (14). NL 10UITPAKKEN EN MONTEREN 7 5 1210 1 1 4 5 1 14 13 6 4 7 11 1314 1210 4 221 6 8 8 3 CLAK 9 5 (x 2) 7 (x 4) 12 (x 2) 14 (x 2)
4. BEDIENINGSELEMENTEN 4.1. STUURWIEL Voor de besturing van de voorwielen. 4.2 K OPPELINGS- / REMPEDAAL Deze pedaal heeft een dubbele functie: bij het induwen van het eerste deel fungeert de pedaal als koppeling, waarbij de wielaandrijving wordt in- of uitgeschakeld. Het tweede deel fungeert als rem. Het is van wezenlijk belang dat u in de koppelingsfase niet te lang talmt, om de motor niet te oververhitten en bijgevolg beschadigingen aan de overbreng- ingsriem te voorkomen. Houd uw voet tijdens het rijden niet op de pedaal. 4.3 H ANDREM De handrem voorkomt dat de machine verderbolt na het parkeren. OPMERKING BELANGRIJK NL 11 BEDIENINGSELEMENTEN B A 4.24.3 4.4 4.1 R N 123 4.5 4.6AB 12345 4.6.1
De hendel heeft twee standen: «A» = Handrem uitgeschakeld «B» = Handrem ingeschakeld – Om de handrem in te schakelen duwt u de pedaal (4.3) volledig in en zet u de hendel in de stand «B»; wanneer de voet van de pedaal wordt gehaald, blijft deze in de laagste stand staan. – Om de handrem uit te schakelen duwt u opnieuw de pedaal (4.3) in, waarna de hendel automatisch terugkomt in de stand «A». 4.4 V ERSNELLINGSPOOK Deze hendel heeft vijf standen die overeenstemmen met drie versnellingen vooruit, de vrije stand «N» en de achteruitrijversnelling «R». – Om van de ene versnelling naar de andere te schakelen, duwt u de pedaal (4.3) voor de helft in en verplaatst u de pook volgens de aanwijzingen op het label. Het inschakelen van de achteruitrijversnelling dient bij stilstand te gebeuren. 4.5 R EGELAAR GRASHOOGTE Deze hendel heeft vijf standen aangeduid van «1» tot «5» op het relatieve label, die over- eenkomen met hetzelfde aantal maaihoogtes, begrepen tussen 3 en 7,5 cm. – Om van maaihoogte te veranderen, verplaatst u de hendel lateraal in de gewenste stand. 4.6 K OPPELINGSHENDEL MES De hendel heeft twee standen, die op het label zijn aangegeven: «A» = Mes ontkoppeld «B» = Mes ingeschakeld – Als het mes wordt ingeschakeld zonder inachtneming van de voorgeschreven veilig- heidsmaatregelen, slaat de motor af en kan niet meer worden gestart (☛5.2). – Het ontkoppelen van het mes (Stand «A») activeert een rem die binnen enkele secon- den de draaibeweging van het mes stopt. Alleen voor machines met motor Tecumseh: Het lemmet kan alleen ingeschakeld worden door de pedaal (4.6.1) helemaal in te duwen; wanneer de pedaal gelost wordt, komt de hendel automatisch terug in de stand «A» en wordt het lemmet uitgeschakeld. ➤ !OPGELET! NL 12BEDIENINGSELEMENTEN
Voor modellen met elektrische start: 4.11 C ONTACTSLOT Het contactslot heeft drie verschillende standen: «UIT» alles uit; «DRAAIEN» alle bedienings- elementen worden in werking gesteld; «START» schakelt de start- motor in. Als de sleutel uit de stand «START» wordt gehaald, komt deze vanzelf weer terug in de stand «DRAAIEN». 4.12 G ASHENDEL Regelt het toerental van de motor. De diverse standen, aangegeven op het label, zijn: «CHOKE» start met koude motor «LANGZAAM» laagste toerental van de motor «SNEL» hoogste toerental van de motor – De stand «CHOKE» veroorzaakt een verrijking van het mengsel, wordt gebruikt bij de start met een koude motor, en alleen voor de strikt noodzakelijke tijd. – Voor het rijden kiest de bestuurder een stand tussen «LANGZAAM» en «SNEL». – Zet de gashendel tijdens het maaien in de stand «SNEL». Voor modellen met manuele start: 4.21 H ANDGREEP VOOR DE MANUELE START Om de motor te starten, neemt u de handgreep vast van het touw, dat u met een stevi- ➤ ➤ NL 13 BEDIENINGSELEMENTEN 4.11 4.12