Home > GGP Italy SPA > Chainsaw > GGP Italy SPA Chainsaw 71501055_0 Operators Manual

GGP Italy SPA Chainsaw 71501055_0 Operators Manual

    Download as PDF Print this page Share this page

    Have a look at the manual GGP Italy SPA Chainsaw 71501055_0 Operators Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 893 GGP Italy SPA manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

    							6MM6NL4. Brandstof en kettingolie
    • BRANDSTOF
    Benzine is zeer licht ontvlam-
    baar. Rook niet, maak geen vuur aan en voorkom
    dat er vonken ontstaan in de buurt van de brand-
    stof. Stop de motor en laat hem voldoende afkoe-
    len voordat u brandstof bijvult. 
    Kies voor het bijvullen van de brandstof bij voor-
    keur een open plek buitenshuis en start de motor
    op tenminste 3 m afstand van de plek waar u de
    brandstof heeft bijgevuld.
    •De motoren worden gesmeerd door olie die speci-
    aal is ontwikkeld voor gebruik met luchtgekoelde 2-
    taktmotoren. Kies dan een met een antioxidans
    aangevulde olie van goede kwaliteit voor luchtge-
    koelde 2-taktmotoren (JASO FC GRADE OIL of ISO
    EGC GRADE).
    •Gebruik nooit BIA of TCW gemengde olie (voor
    watergekoelde 2-taktmotoren).
    •AANBEVOLEN MENGVERHOUDING BENZINE
    50: OLIE 1
    •De uitstoot van uitlaatgassen wordt bepaald door
    de basisafstelling van de motor en de motoronder-
    delen (d.w.z. carburatie, ontstekingstijdstip en
    poortafstelling) zonder toevoeging van onderdelen
    of inert materiaal tijdens de verbranding.
    •Deze motoren zijn geschikt voor gebruik met lood-
    vrije benzine.
    •Gebruik benzine met een minimum octaangehalte
    van 89RON (Verenigde Staten/Canada: 87AL).
    •Bij gebruik van benzine met een lager octaangehal-
    te kan de motortemperatuur te hoog oplopen,
    waardoor de motor kan vastlopen.
    !LET OP!
    •Om het milieu minder te belasten verdient ongelode
    benzine de voorkeur,
    •Kwalitatief slechte brandstoffen en oliën kunnen de
    pakkingen, brandstofleidingen en brandstoftank
    van de motor aantasten.
    •MENGEN VAN BRANDSTOF WAARSCHUWING
    Zorg er door voldoende met
    de jerrycan te schudden voor, dat de mengsmering
    goed wordt gemengd.
    1. Meet de te mengen hoeveelheden benzine en olie
    af.
    2. Giet een gedeelte van de benzine in een schone
    jerrycan van goede kwaliteit.
    3. Giet alle olie erbij en schud de jerrycan goed.
    4. Giet de rest van de benzine er bij en schud de jer-
    rycan opnieuw gedurende tenminste 1 minuut.
    Voor een lange levensduur van de motor is het van
    belang dat de mengsmering goed wordt geschud,
    omdat sommige oliën stoffen bevatten waardoor
    het mengen moeizaam verloopt. Houd in gedach-
    ten dat een onvoldoende gemengde brandstof de
    motor kan doen vastlopen omdat het mengsel te
    arm is.
    5. Zet een merkteken op de buitenkant van de jerry-
    can om verwisseling met gewone benzine of ande-
    re stoffen te voorkomen.
    6. Geef op de buitenkant van de jerrycan aan wat er
    in zit.
    •BIJVULLEN VAN DE BRANDSTOF
    1. Draai de tankdop los. Leg de dop op een schone
    plaats neer.
    2. Vul de tank voor 80% met brandstof.
    3. Draai de tankdop goed vast en veeg eventueel
    gemorste brandstof met een doek weg.
    !LET OP!
    4. Brandstof en kettingolie  
    						
    							7NL
    •KETTINGOLIE
    Gedurende het gehele jaar kunt u SAE #10W-30
    motorolie gebruiken. Ook kunt u ervoor kiezen om
    gedurende de zomer SAE #30 ~ #40 en gedurende de
    winter SAE #20 motorolie te gebruiken.
    Gebruik geen afgewerkte olie
    om beschadiging van de oliepomp te voorkomen.
    OPMERKING
    4. Brandstof en kettingolie
    1. Bijvullen moet op vlakke, onbegroeide grond
    plaatsvinden.
    2. Start de motor op tenminste 3 meter afstand
    van de plaats waar u de brandstof heeft bijge-
    vuld.
    3.Stop de motor voordat u brandstof bijvult.
    Schud de jerrycan goed voordat u brandstof
    bijvult.
    •OM DE LEVENSDUUR VAN UW MOTOR TE VER-
    LENGEN, VERMIJDT U:
    1. BRANDSTOF ZONDER MENGSMERING (GEWO-
    NE BENZINE) – Dit zal de motor erg snel beschadi-
    gen.
    2. ALCOHOLBENZINE – Dit kan de rubber en/of
    plastic delen aantasten en het smeersysteem van
    de motor verstoren.
    3. OLIE VOOR 4-TAKTMOTOREN – Dit kan de bougie
    vervuilen, de uitlaatpoort blokkeren of de zuiger-
    ring doen vastlopen.
    4.
    Mengsmering die een maand of langer onge-
    bruikt blijft,kan de carburateur doen verstoppen
    en de motor slechter laten lopen.
    5. Wanneer u de motorzaag gedurende langere tijd
    wilt opbergen, reinigt u de brandstoftank nadat u
    hem heeft geleegd. Start vervolgens de motor om
    de carburateur van de resterende brandstof te ont-
    doen.
    6. Lever de voor de mengsmering gebruikte jerrycans
    in als klein chemisch afval wanneer u de jerrycan
    wilt weggooien.
    Gewone slijtage en veranderin-
    gen van het product zonder functionele invloeden
    worden niet door de garantie gedekt. Houd ook in
    gedachten dat wanneer de aanwijzingen van de
    gebruiksaanwijzing met betrekking tot de mengsme-
    ring, enz., niet worden opgevolgd, de garantie kan
    komen te vervallen.
    OPMERKING
    !LET OP!  
    						
    							Het is bijzonder gevaarlijk om
    een kettingzaag te gebruiken waarvan onderdelen
    ontbreken of defect zijn. Voordat u de motor start,
    moet u zorgvuldig controleren of alle onderdelen,
    inclusief de stang en de ketting, juist gemonteerd
    zijn.
    •STARTEN VAN DE MOTOR
    1. Vul de brandstof- en kettingolietanks en draai de
    doppen van beide tanks goed vast.
    2. Zet de schakelaar op “I”.
    3. Trek de chokeknop uit tot de stand voor de twee-
    de fase. De luchttoevoer wordt gesmoord en de
    gashendel wordt in de startpositie gezet.
    Om de motor direct weer te
    OPMERKING
    !LET OP!starten nadat u hem heeft uitgezet, zet u de choke-
    knop in de stand voor de eerste fase (luchttoevoer
    geopend en de gashendel in de startpositie).
    Als de chokeknop eenmaal is
    uitgetrokken, keert deze niet vanzelf in de normale
    stand terug, ook niet als u er met de vinger op drukt.
    Om de chokeknop in de normale stand terug te zet-
    ten, moet u de gashendel indrukken.
    4. Houd de motorzaag met de voet op de grond en
    trek flink aan het startkoord.
    Start de motor niet terwijl u de
    motorzaag in de hand heeft. De zaagketting kan in
    contact met uw lichaam komen. Dit is bijzonder
    gevaarlijk.
    5. Zodra de motor een keer heeft geprutteld, drukt u
    de chokeknop in de stand voor de eerste fase en
    trekt u nogmaals aan het startkoord om de motor
    te starten.
    6. Laat de motor met licht ingedrukte gashendel
    warmlopen.
    Blijf uit de buurt van de zaag-
    ketting omdat deze begint te draaien zodra de
    motor wordt gestart.
    •CONTROLEREN VAN DE OLIETOEVOER  
    Zorg dat de stang en de ket-
    ting overeind gezet worden wanneer de olietoe-
    voer wordt gecontroleerd.
    Als dit niet wordt gedaan, komen de draaiende
    delen bloot te liggen. Dit is bijzonder gevaarlijk.
    Laat de motor na het starten op een matig toerental
    lopen en controleer of er kettingolie van de ketting
    afspat, zoals de afbeelding laat zien.
    !LET OP!
    !LET OP!
    !LET OP!
    OPMERKING
    5. Bedienen van de motorzaag8MM8NL
    5. Bedienen van de motorzaag
    (1) Kettingolie
    (2) Brandstof
    (1) Schakelaar
    (2) Versnellings-
    hendel
    (3) Vergrendeling
    versnelling
    (1) Chokeknop:
    (a) Wanneer de
    motor koud is
    (b) Wanneer de
    motor warm is
    (c) Nadat de mot     
    						
    							De hoeveelheid ketting olie kan worden ingesteld door
    een schroevendraaier te steken in de opening aan de
    onderkant van de koppelingszijde. Stel af al naar
    gelang de werkomstandigheden.
    De olietank moet vrijwel leeg zijn
    tegen de tijd dat de brandstof op is. Vergeet niet de
    olietank te vullen wanneer u brandstof bijvult.
    •AFSTELLEN VAN DE CARBURATEUR
    De carburateur is ingesteld in de fabriek. Mocht
    nastellen nodig zijn wegens hoogteverschillen of
    bedrijfsomstandigheden laat dat dan door de dealer
    doen. 
    Verkeerde instellingen kunnen de machine beschadi-
    gen. 
    Mocht u niettemin de carburateur zelf moeten nastel-
    len, ga dan te werk volgens de onderstaande proce-
    dure.
    Controleer voordat u de carburateur afstelt of de
    brandstof- en luchtfilters schoon zijn en of de brand-
    stof de juiste mengverhouding heeft.
    OPMERKING
    Voer voor afstelling de volgende stappen uit:
    De carburateur moet worden
    afgesteld terwijl het zaagblad met zaagketting is
    gemonteerd.
    1. De H- en L-naalden kunnen het aantal slagen
    nagesteld worden dat hieronder is aangegeven.
    “H” naald: -1/4
    “L” naald: -1/4
    2. Start de motor en laat deze bij laag toerental een
    paar minuten op temperatuur komen.
    3. Draai de stationairschroef (T) tegen de wijzers van
    de klok in tot de ketting niet meer wordt aangedre-
    ven. Wanneer het stationaire toerental te laag is,
    moet de schroef met de wijzers van de klok mee
    worden gedraaid.
    4. Voer een zaagtest uit en stel de H-naald af voor het
    grootste zaagvermogen en niet op het maximum-
    toerental.
    H-naald te hoog ingesteld: dit
    veroorzaakt (a) gebrek aan vermogen of (a) te weinig
    acceleratie. In dit geval de H-naald een weinig linksom
    (tegen de wijzers van de klok in) draaien.
    •KETTINGREM
    Deze motorzaag is uitgerust met een automatische
    rem die de zaagketting tot stilstand brengt zodra er tij-
    dens het zagen een terugslag optreedt. De rem wordt
    automatisch in werking gezet door inertiekracht die
    reageert op het gewicht in de remhendel.
    Deze rem kan ook met de hand in werking worden
    gezet door de remhendel in de richting van de zaag-
    blad te duwen.
    Om de rem vrij te zetten trekt u de remhendel in de
    richting van de voorste handgreep totdat er een “klik”
    hoorbaar is.
    Let opControleer de werking van de rem tijdens de dagelijk-
    se inspectie.
    De werking controleren:
    1. Schakel de motor uit.
    OPMERKING
    OPMERKING
    5. Bedienen van de motorzaag9NL
    (1) Handgreep
    (2) Ontgrendeld
    (3) Remmen
    (4) Remhendel
    (1) L-naald
    (2) H-naald
    (3) Stelschroef voor
    stationair toeren-
    tal
    (1) Kettingolie
    (1) Instellen van hoe-
    veelheid ketting-
    olie
    (2) Rijk
    (3) Arm     
    						
    							2. Houd de motorzaag horizontaal, neem uw hand
    van de voorste handgreep, tik met het uiteinde van
    het zaagblad op een boomstronk of een stuk hout
    en controleer of de rem in werking is gezet. De
    kracht die hiervoor nodig is, hangt af van de leng-
    te van het zaagblad.
    Wanneer de rem niet werkt, de dealer vragen de zaag
    na te zien en eventueel.
    te repareren.
    Wanneer de motor op hoog toerental blijft draaien met
    de rem aan raakt de koppeling oververhit en veroor-
    zaakt problemen.
    Wanneer de rem tijdens het gebruik van de zaag
    inkoppelt moet terstond de gashendel worden losge-
    laten om de motor te stoppen.
    •ANTIBEVRIEZINGSMECHANISME VAN DE CAR-
    BURATEUR
    Bij het gebruik van motorzagen bij temperaturen van 0
    – 5 °C en een hoge luchtvochtigheid kan er in de car-
    burateur ijsvorming optreden, waardoor het vermogen
    van de motor afneemt of de motor gaat stotteren.
    Daarom heeft deze motorzaag aan de rechterkant van
    het cilinderdeksel een ventilatieklepje waardoor er
    warme lucht naar de motor geblazen wordt, zodat er
    geen ijsvorming kan optreden.
    Onder normale omstandigheden moet de motorzaag
    in de normale bedrijfsstand worden gebruikt, d.w.z. in
    de stand waarin de motorzaag standaard is ingesteld.Als echter de kans bestaat dat er ijsvorming kan
    optreden, moet de motorzaag voor gebruik op de anti-
    bevriezingsstand worden ingesteld.
    Indien de motorzaag in de anti-
    bevriezingsstand gebruikt blijft worden wanneer de
    temperaturen weer zijn gestegen, dan is het mogelijk
    dat de motor moeilijk te starten is of bij normale snel-
    heid niet goed loopt. Daarom is het van groot belang
    dat de motorzaag weer op de normale bedrijfsstand
    wordt ingesteld zodra het gevaar voor ijsvorming
    geweken is.
    OVERSCHAKELEN TUSSEN BEDRIJFSSTANDEN
    1. Schakel de motor uit met behulp van de schakelaar.
    2. Verwijder het luchtfilterdeksel, het luchtfilter en
    neem vervolgens de chokeknop van het cilinder-
    deksel.
    3. Draai de schroeven los waarmee het cilinderdeksel
    op zijn plaats wordt gehouden (d.w.z. de drie
    schroeven aan de binnenkant, plus één schroef aan
    de buitenkant van het cilinderdeksel) en verwijder
    het cilinderdeksel.
    4. Druk met de vinger op de antibevriezingsdop aan
    de rechterkant van het cilinderdeksel en verwijder
    de dop.
    5. Houd de antibevriezingsdop zodanig, dat de
    “sneeuw” aanduiding aan de bovenkant zit en
    plaats de dop terug in het cilinderdeksel.
    6. Monteer het cilinderdeksel en de overige onderde-
    len weer op de motorzaag.
    •STOPPEN VAN DE MOTOR
    1. Laat de gashendel los en laat de motor enkele
    minuten stationair lopen.
    2. Zet de schakelaar op “O” (STOP).
    OPMERKING
    5. Bedienen van de motorzaag10MM10NL
    (1) Schakelaar
    (1) Cilinderdeksel
    (2) “Zon” aanduiding
    (3) “Sneeuw” aanduiding
    (a) Normale bedrijfsstand
    (b) Antibevriezingsstand
    (1) Cilinderdeksel
    (2) Chokeknop
    (3) Antibevriez-
    ingsdop     
    						
    							•Lees het hoofdstuk “Voor
    veilig gebruik” voordat u
    begint. Het verdient aanbe-
    veling om te oefenen door
    wat hout door te zagen.
    Hierdoor kunt u met uw
    motorzaag vertrouwd
    raken.
    •Neem altijd alle voorschrif-
    ten voor de veiligheid in
    acht. De motorzaag mag
    alleen worden gebruikt
    voor het zagen van hout.
    Het zagen van ander mate-
    riaal is niet toegestaan. De
    mate van trillingen en
    terugslag is afhankelijk van
    het materiaal en de veilig-
    heidsvoorschriften zouden
    niet gerespecteerd worden.
    Gebruik de motorzaag niet
    als hefboom voor het hef-
    fen, verplaatsen en schei-
    den van voorwerpen. Zet
    de motorzaag niet vast op
    een statief. Het gebruik van
    de motorzaag voor andere
    doeleinden is verboden..
    •
    Het is niet nodig om op de motorzaag te duwen.
    Oefen slechts lichte druk uit en laat de motor tijdens
    het zagen op maximaal vermogen lopen.
    •Wanneer de zaagketting in de zaagsnede vast komt
    te zitten, probeer de zaag dan niet met geweld los
    te trekken, maar gebruik een wig of hefboom om de
    zaagsnede te vergroten.
    •DENK AAN DE TERUGSLAG
    !LET OP!•Deze motorzaag is voorzien
    van een remketting die de
    ketting tot stilstand brengt
    wanneer er bij normaal
    gebruik een terugslag op-
    treedt. Controleer voor elk
    gebruik of de kettingrem
    functioneert door de motor
    gedurende 1 - 2 seconden
    op maximaal vermogen te
    laten lopen en vervolgens de
    remhendel naar voren te
    drukken. De ketting moet
    onmiddellijk tot stilstand
    komen terwijl de motor op
    volle snelheid loopt. Wanneer
    de ketting langzaam of
    geheel niet tot stilstand
    komt, dan moeten de rem-
    band en de koppelingstrom-
    mel direct vervangen wor-
    den.
    •Het is zeer belangrijk om
    voor elk gebruik te controle-
    ren of de rem goed functio-
    neert en of de zaagketting
    scherp is, zodat de terugslag
    van de motorzaag beheers-
    baar blijft. Verwijdering van
    de veiligheidsvoorzieningen,
    onvoldoende onderhoud of
    onjuiste vervanging van het
    zaagblad of de zaagketting
    kan het gevaar voor letsel als
    gevolg van een terugslag
    aanzienlijk vergroten.
    •KAPPEN VAN EEN BOOM
    1. Bepaal de gewenste valrichting van de boom en
    houd daarbij rekening met de wind, de groeirich-
    ting van de boom, de plaats van de zwaarste tak-
    ken, bereikbaarheid voor het nawerk en eventuele
    andere factoren.
    2. Maak het terrein rondom de boom vrij en zorg voor
    een goede standplaats en goede uitwijkmogelijk-
    heden.
    6. Zagen11NL
    6. Zagen
    (1) Valrichting
    (2) Schuine zaagsnede
    (3) Laatste zaagsnede   
    						
    							3. Maak aan de kant van de boom waar de boom
    naar toe moet vallen een schuine zaagsnede tot
    ongeveer eenderde van de stamdiameter.
    4. Maak de laatste zaagsnede vanaf de andere kant
    van de boom, iets boven de onderkant van de
    schuine zaagsnede.
    Waarschuw omstanders voor
    het gevaar voordat u met kappen begint.
    Takken afzagen en doorzagen
    •Zorg altijd voor een goede standplaats. Ga niet
    op het houtblok staan.
    •Denk eraan dat een doorgezaagd houtblok kan
    gaan rollen. Ga vooral bij het werken op een
    heuvelachtig terrein altijd aan de heuvelkant van
    het houtblok staan.
    •Volg de aanwijzingen van “Voor veilig gebruik”
    om terugslag van de motorzaag te voorkomen.
    Controleer voordat u met het werk begint aan welke
    kant de buigkracht van het hout zich bevindt. Eindig
    altijd aan de tegenovergestelde kant van de buigrich-
    ting om te voorkomen dat het zaagblad in de zaag-
    snede bekneld raakt.
    Een op de grond liggend blok hout
    Zaag het hout half door, rol het blok om en zaag het
    vanaf de andere kant door.
    Een boven de grond hangend blok hout
    Zaag het hout in het gedeelte “A” vanaf de onderkant
    voor eenderde door en eindig vanaf de bovenkant.
    Zaag het hout in het gedeelte “B” vanaf de bovenkant
    voor eenderde door en eindig vanaf de onderkant.
    !LET OP!
    !LET OP!
    Afzagen van takken van een gevelde boom
    Controleer eerst naar welke kant de tak buigt. Maak
    vervolgens de eerste snede vanaf de gebogen zijde
    naar binnen en eindig vanaf de andere kant.
    Denk aan het mogelijk terug-
    springen van afgezaagde takken.
    Snoeien van bomen
    Begin vanaf de onderkant, eindig vanaf de bovenkant.
    •Voorkom dat u niet stevig kunt staan en gebruik
    geen ladder.
    •Voorkom dat u te ver moet reiken.
    •Zaag niet boven schouderhoogte.
    •Houd de motorzaag altijd met beide handen
    vast.
    !LET OP!
    !LET OP!6. Zagen
    12MM12NL     
    						
    							13NL7. Onderhoud
    Zorg ervoor dat de motor is
    uitgeschakeld en voldoende is afgekoeld voordat u
    met onderhoud, inspectie of reparatie van de
    motorzaag begint. Maak de bougiedop los, zodat
    de motor niet per ongeluk gestart kan worden.
    •ONDERHOUD NA ELK GEBRUIK
    1. Luchtfilter
    Verwijder de knop en het deksel van de luchtreiniger
    Verwijder het filterelement en borstel het schoon. 
    Een vervuild filter kan gereinigd worden benzine (filter
    in twee delen uit elkaar te nemen en schoonschud-
    den).
    Bij gebruik van perslucht vanaf de binnenkant naar
    buiten blazen.
    Bij het sluiten van de filterdelen bij de rand aandruk-
    ken totdat een klik hoorbaar is.
    2. Smeerkanaal
    Verwijder het zaagblad en controleer het smeerkanaal
    op verstopping.
    OPMERKING
    !LET OP!3. Zaagblad
    Nu het zaagblad is verwijderd, verwijdert u zaagsel uit
    de zaagbladloper en het smeerkanaal.
    Smeer het neuskettingwiel via het smeerkanaal aan
    het uiteinde van het zaagblad.
    4. Overige
    Controleer op brandstoflekken, loszittende onderde-
    len en beschadiging van belangrijke delen, zoals de
    verbindingen van de handgrepen en de bevestiging
    van het zaagblad. Laat eventuele mankementen repa-
    reren voordat u de motorzaag weer gebruikt.
    •PERIODIEKE ONDERHOUDSPUNTEN
    1. Koelribben van de cilinder
    Opeenhoping van zaagsel en stof tussen de koelrib-
    ben van de cilinder kan oververhitting van de motor
    veroorzaken.
    Controleer en reinig de koelribben op periodieke
    basis. Hiervoor moeten luchtfilter en cilinderdeksel
    van de motorzaag worden genomen. 
    Let er bij het terugplaatsen van het cilinderdeksel op,
    dat de bedrading van de schakelaar en de pakkingen
    op de juiste plaats zitten.
    Dek voor de zekerheid de luchtinlaatopening af.
    OPMERKING
    7. Onderhoud
    (1) Smeerkanaal
    (2) Smeerpoort
    (3) Kettingwiel
    (1) Smeerkanaal     
    						
    							7. Onderhoud14MM14NL
    2. Brandstoffilter
    1. Neem het filter uit de vulopening met behulp van
    een haakje van ijzerdraad.
    2. Demonteer het filter en reinig het met benzine. Zo
    nodig door een nieuwe vervangen.
    •Houd het uiteinde van de aanzuigbuis met een tan-
    getje vast nadat u het filter heeft verwijderd.
    •Let er bij het monteren van het filter op, dat er geen
    filtermateriaal of stof in de aanzuigbuis terecht
    komen.
    3. Bougie
    Reinig de elektrodes met een staalborstel en stel de
    elektrodenafstand zo nodig in op 0,65 mm.
    4. Kettingwiel
    Controleer het kettingwiel op beschadigingen en op
    overmatige slijtage die de kettingaandrijving kan beïn-
    vloeden. Bij aanzienlijke slijtage, vervangen door een
    nieuwe. Leg nooit een nieuwe ketting om een versle-
    ten kettingwiel, of een versleten ketting om een nieuw
    kettingwiel.
    OPMERKING
    5. Voor- en achterdempers
    Vervangen bij losgeraakt aangelijmd deel of wanneer
    het rubber deel gebarsten is. Vervangen wanneer de
    binnenkant van het metaal van de achterdemper inge-
    slagen is door de stopbout en de speling van het
    metaal is toegenomen.
    (1) Brandstoffilter    
    						
    							15NL8. Onderhoud van zaagketting en zaagblad
    1. Zaagketting
    Voor een soepele en veilige
    werking is het van groot belang om de ketting
    scherp te houden.
    De ketting moet worden geslepen wanneer:
    •Het zaagsel er poederachtig uitziet.
    •U bij het zagen extra kracht moet zetten.
    •De zaagsnede niet recht is.
    •Het trillen toeneemt.
    •Het brandstofverbruik toeneemt.
    Voorzorgsmaatregelen bij het slijpen
    Draag goede werkhand-
    schoenen.
    Voor het vijlen:
    •Zorg ervoor dat de zaagketting goed vastzit.
    •Zorg ervoor dat de motor is uitgeschakeld.
    •Gebruik een ronde vijl met de juiste diameter  (zie
    “Tabel onderhoud ketting”).
    Zet de vijl op de ketting en druk de vijl recht vooruit.
    Houd de vijl zoals afgebeeld vast.
    Nadat elke schakel is gevijld, controleert u de diepte-
    beperking en vijlt u deze zoals afgebeeld af.
    Rond de voorste hoek af om
    de kans op terugslag of afbreken van de ketting-
    geleiders te verkleinen.!LET OP!
    !LET OP!
    !LET OP!
    Zorg ervoor dat elke schakel de afgebeelde lengte en
    randen heeft.
    2. Zaagblad
    •Draai om gelijkvormige slijtage mogelijk te maken
    het zaagblad af en toe om.
    •De zaagbladloper moet altijd recht zijn. 
    Controleer de loper op slijtage. Zet een duimstok op
    het zaagblad en de buitenkant van een kettingschakel.
    De zaagbladloper is normaal als er een ruimte is.
    Anders is de zaagbladloper versleten.
    In dat geval moet het zaagblad worden gerepareerd of
    vervangen.
    (1) Goede diepte-
    meter 
    (2) Rond afvijlen
    (3) Standaard diep-
    tebeperking: 
    (zie
    “Tabel onderhoud
    ketting”).
    (A) Schakellengte
    (30°) Vijlhoek
    (85°) Zijschakelhoek
    (60°) Bovenste scha-
    kelhoek
    (1) Duimstok
    (2) Ruimte
    (3) Geen ruimte
    (4) Ketting staat
    scheef
    8. Onderhoud van zaagketting en zaagblad     
    						
    All GGP Italy SPA manuals Comments (0)

    Related Manuals for GGP Italy SPA Chainsaw 71501055_0 Operators Manual