GGP Italy SPA Chainsaw 71501055_0 Operators Manual
Have a look at the manual GGP Italy SPA Chainsaw 71501055_0 Operators Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 893 GGP Italy SPA manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.
6MM6NL4. Brandstof en kettingolie • BRANDSTOF Benzine is zeer licht ontvlam- baar. Rook niet, maak geen vuur aan en voorkom dat er vonken ontstaan in de buurt van de brand- stof. Stop de motor en laat hem voldoende afkoe- len voordat u brandstof bijvult. Kies voor het bijvullen van de brandstof bij voor- keur een open plek buitenshuis en start de motor op tenminste 3 m afstand van de plek waar u de brandstof heeft bijgevuld. •De motoren worden gesmeerd door olie die speci- aal is ontwikkeld voor gebruik met luchtgekoelde 2- taktmotoren. Kies dan een met een antioxidans aangevulde olie van goede kwaliteit voor luchtge- koelde 2-taktmotoren (JASO FC GRADE OIL of ISO EGC GRADE). •Gebruik nooit BIA of TCW gemengde olie (voor watergekoelde 2-taktmotoren). •AANBEVOLEN MENGVERHOUDING BENZINE 50: OLIE 1 •De uitstoot van uitlaatgassen wordt bepaald door de basisafstelling van de motor en de motoronder- delen (d.w.z. carburatie, ontstekingstijdstip en poortafstelling) zonder toevoeging van onderdelen of inert materiaal tijdens de verbranding. •Deze motoren zijn geschikt voor gebruik met lood- vrije benzine. •Gebruik benzine met een minimum octaangehalte van 89RON (Verenigde Staten/Canada: 87AL). •Bij gebruik van benzine met een lager octaangehal- te kan de motortemperatuur te hoog oplopen, waardoor de motor kan vastlopen. !LET OP! •Om het milieu minder te belasten verdient ongelode benzine de voorkeur, •Kwalitatief slechte brandstoffen en oliën kunnen de pakkingen, brandstofleidingen en brandstoftank van de motor aantasten. •MENGEN VAN BRANDSTOF WAARSCHUWING Zorg er door voldoende met de jerrycan te schudden voor, dat de mengsmering goed wordt gemengd. 1. Meet de te mengen hoeveelheden benzine en olie af. 2. Giet een gedeelte van de benzine in een schone jerrycan van goede kwaliteit. 3. Giet alle olie erbij en schud de jerrycan goed. 4. Giet de rest van de benzine er bij en schud de jer- rycan opnieuw gedurende tenminste 1 minuut. Voor een lange levensduur van de motor is het van belang dat de mengsmering goed wordt geschud, omdat sommige oliën stoffen bevatten waardoor het mengen moeizaam verloopt. Houd in gedach- ten dat een onvoldoende gemengde brandstof de motor kan doen vastlopen omdat het mengsel te arm is. 5. Zet een merkteken op de buitenkant van de jerry- can om verwisseling met gewone benzine of ande- re stoffen te voorkomen. 6. Geef op de buitenkant van de jerrycan aan wat er in zit. •BIJVULLEN VAN DE BRANDSTOF 1. Draai de tankdop los. Leg de dop op een schone plaats neer. 2. Vul de tank voor 80% met brandstof. 3. Draai de tankdop goed vast en veeg eventueel gemorste brandstof met een doek weg. !LET OP! 4. Brandstof en kettingolie
7NL •KETTINGOLIE Gedurende het gehele jaar kunt u SAE #10W-30 motorolie gebruiken. Ook kunt u ervoor kiezen om gedurende de zomer SAE #30 ~ #40 en gedurende de winter SAE #20 motorolie te gebruiken. Gebruik geen afgewerkte olie om beschadiging van de oliepomp te voorkomen. OPMERKING 4. Brandstof en kettingolie 1. Bijvullen moet op vlakke, onbegroeide grond plaatsvinden. 2. Start de motor op tenminste 3 meter afstand van de plaats waar u de brandstof heeft bijge- vuld. 3.Stop de motor voordat u brandstof bijvult. Schud de jerrycan goed voordat u brandstof bijvult. •OM DE LEVENSDUUR VAN UW MOTOR TE VER- LENGEN, VERMIJDT U: 1. BRANDSTOF ZONDER MENGSMERING (GEWO- NE BENZINE) – Dit zal de motor erg snel beschadi- gen. 2. ALCOHOLBENZINE – Dit kan de rubber en/of plastic delen aantasten en het smeersysteem van de motor verstoren. 3. OLIE VOOR 4-TAKTMOTOREN – Dit kan de bougie vervuilen, de uitlaatpoort blokkeren of de zuiger- ring doen vastlopen. 4. Mengsmering die een maand of langer onge- bruikt blijft,kan de carburateur doen verstoppen en de motor slechter laten lopen. 5. Wanneer u de motorzaag gedurende langere tijd wilt opbergen, reinigt u de brandstoftank nadat u hem heeft geleegd. Start vervolgens de motor om de carburateur van de resterende brandstof te ont- doen. 6. Lever de voor de mengsmering gebruikte jerrycans in als klein chemisch afval wanneer u de jerrycan wilt weggooien. Gewone slijtage en veranderin- gen van het product zonder functionele invloeden worden niet door de garantie gedekt. Houd ook in gedachten dat wanneer de aanwijzingen van de gebruiksaanwijzing met betrekking tot de mengsme- ring, enz., niet worden opgevolgd, de garantie kan komen te vervallen. OPMERKING !LET OP!
Het is bijzonder gevaarlijk om een kettingzaag te gebruiken waarvan onderdelen ontbreken of defect zijn. Voordat u de motor start, moet u zorgvuldig controleren of alle onderdelen, inclusief de stang en de ketting, juist gemonteerd zijn. •STARTEN VAN DE MOTOR 1. Vul de brandstof- en kettingolietanks en draai de doppen van beide tanks goed vast. 2. Zet de schakelaar op “I”. 3. Trek de chokeknop uit tot de stand voor de twee- de fase. De luchttoevoer wordt gesmoord en de gashendel wordt in de startpositie gezet. Om de motor direct weer te OPMERKING !LET OP!starten nadat u hem heeft uitgezet, zet u de choke- knop in de stand voor de eerste fase (luchttoevoer geopend en de gashendel in de startpositie). Als de chokeknop eenmaal is uitgetrokken, keert deze niet vanzelf in de normale stand terug, ook niet als u er met de vinger op drukt. Om de chokeknop in de normale stand terug te zet- ten, moet u de gashendel indrukken. 4. Houd de motorzaag met de voet op de grond en trek flink aan het startkoord. Start de motor niet terwijl u de motorzaag in de hand heeft. De zaagketting kan in contact met uw lichaam komen. Dit is bijzonder gevaarlijk. 5. Zodra de motor een keer heeft geprutteld, drukt u de chokeknop in de stand voor de eerste fase en trekt u nogmaals aan het startkoord om de motor te starten. 6. Laat de motor met licht ingedrukte gashendel warmlopen. Blijf uit de buurt van de zaag- ketting omdat deze begint te draaien zodra de motor wordt gestart. •CONTROLEREN VAN DE OLIETOEVOER Zorg dat de stang en de ket- ting overeind gezet worden wanneer de olietoe- voer wordt gecontroleerd. Als dit niet wordt gedaan, komen de draaiende delen bloot te liggen. Dit is bijzonder gevaarlijk. Laat de motor na het starten op een matig toerental lopen en controleer of er kettingolie van de ketting afspat, zoals de afbeelding laat zien. !LET OP! !LET OP! !LET OP! OPMERKING 5. Bedienen van de motorzaag8MM8NL 5. Bedienen van de motorzaag (1) Kettingolie (2) Brandstof (1) Schakelaar (2) Versnellings- hendel (3) Vergrendeling versnelling (1) Chokeknop: (a) Wanneer de motor koud is (b) Wanneer de motor warm is (c) Nadat de mot
De hoeveelheid ketting olie kan worden ingesteld door een schroevendraaier te steken in de opening aan de onderkant van de koppelingszijde. Stel af al naar gelang de werkomstandigheden. De olietank moet vrijwel leeg zijn tegen de tijd dat de brandstof op is. Vergeet niet de olietank te vullen wanneer u brandstof bijvult. •AFSTELLEN VAN DE CARBURATEUR De carburateur is ingesteld in de fabriek. Mocht nastellen nodig zijn wegens hoogteverschillen of bedrijfsomstandigheden laat dat dan door de dealer doen. Verkeerde instellingen kunnen de machine beschadi- gen. Mocht u niettemin de carburateur zelf moeten nastel- len, ga dan te werk volgens de onderstaande proce- dure. Controleer voordat u de carburateur afstelt of de brandstof- en luchtfilters schoon zijn en of de brand- stof de juiste mengverhouding heeft. OPMERKING Voer voor afstelling de volgende stappen uit: De carburateur moet worden afgesteld terwijl het zaagblad met zaagketting is gemonteerd. 1. De H- en L-naalden kunnen het aantal slagen nagesteld worden dat hieronder is aangegeven. “H” naald: -1/4 “L” naald: -1/4 2. Start de motor en laat deze bij laag toerental een paar minuten op temperatuur komen. 3. Draai de stationairschroef (T) tegen de wijzers van de klok in tot de ketting niet meer wordt aangedre- ven. Wanneer het stationaire toerental te laag is, moet de schroef met de wijzers van de klok mee worden gedraaid. 4. Voer een zaagtest uit en stel de H-naald af voor het grootste zaagvermogen en niet op het maximum- toerental. H-naald te hoog ingesteld: dit veroorzaakt (a) gebrek aan vermogen of (a) te weinig acceleratie. In dit geval de H-naald een weinig linksom (tegen de wijzers van de klok in) draaien. •KETTINGREM Deze motorzaag is uitgerust met een automatische rem die de zaagketting tot stilstand brengt zodra er tij- dens het zagen een terugslag optreedt. De rem wordt automatisch in werking gezet door inertiekracht die reageert op het gewicht in de remhendel. Deze rem kan ook met de hand in werking worden gezet door de remhendel in de richting van de zaag- blad te duwen. Om de rem vrij te zetten trekt u de remhendel in de richting van de voorste handgreep totdat er een “klik” hoorbaar is. Let opControleer de werking van de rem tijdens de dagelijk- se inspectie. De werking controleren: 1. Schakel de motor uit. OPMERKING OPMERKING 5. Bedienen van de motorzaag9NL (1) Handgreep (2) Ontgrendeld (3) Remmen (4) Remhendel (1) L-naald (2) H-naald (3) Stelschroef voor stationair toeren- tal (1) Kettingolie (1) Instellen van hoe- veelheid ketting- olie (2) Rijk (3) Arm
2. Houd de motorzaag horizontaal, neem uw hand van de voorste handgreep, tik met het uiteinde van het zaagblad op een boomstronk of een stuk hout en controleer of de rem in werking is gezet. De kracht die hiervoor nodig is, hangt af van de leng- te van het zaagblad. Wanneer de rem niet werkt, de dealer vragen de zaag na te zien en eventueel. te repareren. Wanneer de motor op hoog toerental blijft draaien met de rem aan raakt de koppeling oververhit en veroor- zaakt problemen. Wanneer de rem tijdens het gebruik van de zaag inkoppelt moet terstond de gashendel worden losge- laten om de motor te stoppen. •ANTIBEVRIEZINGSMECHANISME VAN DE CAR- BURATEUR Bij het gebruik van motorzagen bij temperaturen van 0 – 5 °C en een hoge luchtvochtigheid kan er in de car- burateur ijsvorming optreden, waardoor het vermogen van de motor afneemt of de motor gaat stotteren. Daarom heeft deze motorzaag aan de rechterkant van het cilinderdeksel een ventilatieklepje waardoor er warme lucht naar de motor geblazen wordt, zodat er geen ijsvorming kan optreden. Onder normale omstandigheden moet de motorzaag in de normale bedrijfsstand worden gebruikt, d.w.z. in de stand waarin de motorzaag standaard is ingesteld.Als echter de kans bestaat dat er ijsvorming kan optreden, moet de motorzaag voor gebruik op de anti- bevriezingsstand worden ingesteld. Indien de motorzaag in de anti- bevriezingsstand gebruikt blijft worden wanneer de temperaturen weer zijn gestegen, dan is het mogelijk dat de motor moeilijk te starten is of bij normale snel- heid niet goed loopt. Daarom is het van groot belang dat de motorzaag weer op de normale bedrijfsstand wordt ingesteld zodra het gevaar voor ijsvorming geweken is. OVERSCHAKELEN TUSSEN BEDRIJFSSTANDEN 1. Schakel de motor uit met behulp van de schakelaar. 2. Verwijder het luchtfilterdeksel, het luchtfilter en neem vervolgens de chokeknop van het cilinder- deksel. 3. Draai de schroeven los waarmee het cilinderdeksel op zijn plaats wordt gehouden (d.w.z. de drie schroeven aan de binnenkant, plus één schroef aan de buitenkant van het cilinderdeksel) en verwijder het cilinderdeksel. 4. Druk met de vinger op de antibevriezingsdop aan de rechterkant van het cilinderdeksel en verwijder de dop. 5. Houd de antibevriezingsdop zodanig, dat de “sneeuw” aanduiding aan de bovenkant zit en plaats de dop terug in het cilinderdeksel. 6. Monteer het cilinderdeksel en de overige onderde- len weer op de motorzaag. •STOPPEN VAN DE MOTOR 1. Laat de gashendel los en laat de motor enkele minuten stationair lopen. 2. Zet de schakelaar op “O” (STOP). OPMERKING 5. Bedienen van de motorzaag10MM10NL (1) Schakelaar (1) Cilinderdeksel (2) “Zon” aanduiding (3) “Sneeuw” aanduiding (a) Normale bedrijfsstand (b) Antibevriezingsstand (1) Cilinderdeksel (2) Chokeknop (3) Antibevriez- ingsdop
•Lees het hoofdstuk “Voor veilig gebruik” voordat u begint. Het verdient aanbe- veling om te oefenen door wat hout door te zagen. Hierdoor kunt u met uw motorzaag vertrouwd raken. •Neem altijd alle voorschrif- ten voor de veiligheid in acht. De motorzaag mag alleen worden gebruikt voor het zagen van hout. Het zagen van ander mate- riaal is niet toegestaan. De mate van trillingen en terugslag is afhankelijk van het materiaal en de veilig- heidsvoorschriften zouden niet gerespecteerd worden. Gebruik de motorzaag niet als hefboom voor het hef- fen, verplaatsen en schei- den van voorwerpen. Zet de motorzaag niet vast op een statief. Het gebruik van de motorzaag voor andere doeleinden is verboden.. • Het is niet nodig om op de motorzaag te duwen. Oefen slechts lichte druk uit en laat de motor tijdens het zagen op maximaal vermogen lopen. •Wanneer de zaagketting in de zaagsnede vast komt te zitten, probeer de zaag dan niet met geweld los te trekken, maar gebruik een wig of hefboom om de zaagsnede te vergroten. •DENK AAN DE TERUGSLAG !LET OP!•Deze motorzaag is voorzien van een remketting die de ketting tot stilstand brengt wanneer er bij normaal gebruik een terugslag op- treedt. Controleer voor elk gebruik of de kettingrem functioneert door de motor gedurende 1 - 2 seconden op maximaal vermogen te laten lopen en vervolgens de remhendel naar voren te drukken. De ketting moet onmiddellijk tot stilstand komen terwijl de motor op volle snelheid loopt. Wanneer de ketting langzaam of geheel niet tot stilstand komt, dan moeten de rem- band en de koppelingstrom- mel direct vervangen wor- den. •Het is zeer belangrijk om voor elk gebruik te controle- ren of de rem goed functio- neert en of de zaagketting scherp is, zodat de terugslag van de motorzaag beheers- baar blijft. Verwijdering van de veiligheidsvoorzieningen, onvoldoende onderhoud of onjuiste vervanging van het zaagblad of de zaagketting kan het gevaar voor letsel als gevolg van een terugslag aanzienlijk vergroten. •KAPPEN VAN EEN BOOM 1. Bepaal de gewenste valrichting van de boom en houd daarbij rekening met de wind, de groeirich- ting van de boom, de plaats van de zwaarste tak- ken, bereikbaarheid voor het nawerk en eventuele andere factoren. 2. Maak het terrein rondom de boom vrij en zorg voor een goede standplaats en goede uitwijkmogelijk- heden. 6. Zagen11NL 6. Zagen (1) Valrichting (2) Schuine zaagsnede (3) Laatste zaagsnede
3. Maak aan de kant van de boom waar de boom naar toe moet vallen een schuine zaagsnede tot ongeveer eenderde van de stamdiameter. 4. Maak de laatste zaagsnede vanaf de andere kant van de boom, iets boven de onderkant van de schuine zaagsnede. Waarschuw omstanders voor het gevaar voordat u met kappen begint. Takken afzagen en doorzagen •Zorg altijd voor een goede standplaats. Ga niet op het houtblok staan. •Denk eraan dat een doorgezaagd houtblok kan gaan rollen. Ga vooral bij het werken op een heuvelachtig terrein altijd aan de heuvelkant van het houtblok staan. •Volg de aanwijzingen van “Voor veilig gebruik” om terugslag van de motorzaag te voorkomen. Controleer voordat u met het werk begint aan welke kant de buigkracht van het hout zich bevindt. Eindig altijd aan de tegenovergestelde kant van de buigrich- ting om te voorkomen dat het zaagblad in de zaag- snede bekneld raakt. Een op de grond liggend blok hout Zaag het hout half door, rol het blok om en zaag het vanaf de andere kant door. Een boven de grond hangend blok hout Zaag het hout in het gedeelte “A” vanaf de onderkant voor eenderde door en eindig vanaf de bovenkant. Zaag het hout in het gedeelte “B” vanaf de bovenkant voor eenderde door en eindig vanaf de onderkant. !LET OP! !LET OP! Afzagen van takken van een gevelde boom Controleer eerst naar welke kant de tak buigt. Maak vervolgens de eerste snede vanaf de gebogen zijde naar binnen en eindig vanaf de andere kant. Denk aan het mogelijk terug- springen van afgezaagde takken. Snoeien van bomen Begin vanaf de onderkant, eindig vanaf de bovenkant. •Voorkom dat u niet stevig kunt staan en gebruik geen ladder. •Voorkom dat u te ver moet reiken. •Zaag niet boven schouderhoogte. •Houd de motorzaag altijd met beide handen vast. !LET OP! !LET OP!6. Zagen 12MM12NL
13NL7. Onderhoud Zorg ervoor dat de motor is uitgeschakeld en voldoende is afgekoeld voordat u met onderhoud, inspectie of reparatie van de motorzaag begint. Maak de bougiedop los, zodat de motor niet per ongeluk gestart kan worden. •ONDERHOUD NA ELK GEBRUIK 1. Luchtfilter Verwijder de knop en het deksel van de luchtreiniger Verwijder het filterelement en borstel het schoon. Een vervuild filter kan gereinigd worden benzine (filter in twee delen uit elkaar te nemen en schoonschud- den). Bij gebruik van perslucht vanaf de binnenkant naar buiten blazen. Bij het sluiten van de filterdelen bij de rand aandruk- ken totdat een klik hoorbaar is. 2. Smeerkanaal Verwijder het zaagblad en controleer het smeerkanaal op verstopping. OPMERKING !LET OP!3. Zaagblad Nu het zaagblad is verwijderd, verwijdert u zaagsel uit de zaagbladloper en het smeerkanaal. Smeer het neuskettingwiel via het smeerkanaal aan het uiteinde van het zaagblad. 4. Overige Controleer op brandstoflekken, loszittende onderde- len en beschadiging van belangrijke delen, zoals de verbindingen van de handgrepen en de bevestiging van het zaagblad. Laat eventuele mankementen repa- reren voordat u de motorzaag weer gebruikt. •PERIODIEKE ONDERHOUDSPUNTEN 1. Koelribben van de cilinder Opeenhoping van zaagsel en stof tussen de koelrib- ben van de cilinder kan oververhitting van de motor veroorzaken. Controleer en reinig de koelribben op periodieke basis. Hiervoor moeten luchtfilter en cilinderdeksel van de motorzaag worden genomen. Let er bij het terugplaatsen van het cilinderdeksel op, dat de bedrading van de schakelaar en de pakkingen op de juiste plaats zitten. Dek voor de zekerheid de luchtinlaatopening af. OPMERKING 7. Onderhoud (1) Smeerkanaal (2) Smeerpoort (3) Kettingwiel (1) Smeerkanaal
7. Onderhoud14MM14NL 2. Brandstoffilter 1. Neem het filter uit de vulopening met behulp van een haakje van ijzerdraad. 2. Demonteer het filter en reinig het met benzine. Zo nodig door een nieuwe vervangen. •Houd het uiteinde van de aanzuigbuis met een tan- getje vast nadat u het filter heeft verwijderd. •Let er bij het monteren van het filter op, dat er geen filtermateriaal of stof in de aanzuigbuis terecht komen. 3. Bougie Reinig de elektrodes met een staalborstel en stel de elektrodenafstand zo nodig in op 0,65 mm. 4. Kettingwiel Controleer het kettingwiel op beschadigingen en op overmatige slijtage die de kettingaandrijving kan beïn- vloeden. Bij aanzienlijke slijtage, vervangen door een nieuwe. Leg nooit een nieuwe ketting om een versle- ten kettingwiel, of een versleten ketting om een nieuw kettingwiel. OPMERKING 5. Voor- en achterdempers Vervangen bij losgeraakt aangelijmd deel of wanneer het rubber deel gebarsten is. Vervangen wanneer de binnenkant van het metaal van de achterdemper inge- slagen is door de stopbout en de speling van het metaal is toegenomen. (1) Brandstoffilter
15NL8. Onderhoud van zaagketting en zaagblad 1. Zaagketting Voor een soepele en veilige werking is het van groot belang om de ketting scherp te houden. De ketting moet worden geslepen wanneer: •Het zaagsel er poederachtig uitziet. •U bij het zagen extra kracht moet zetten. •De zaagsnede niet recht is. •Het trillen toeneemt. •Het brandstofverbruik toeneemt. Voorzorgsmaatregelen bij het slijpen Draag goede werkhand- schoenen. Voor het vijlen: •Zorg ervoor dat de zaagketting goed vastzit. •Zorg ervoor dat de motor is uitgeschakeld. •Gebruik een ronde vijl met de juiste diameter (zie “Tabel onderhoud ketting”). Zet de vijl op de ketting en druk de vijl recht vooruit. Houd de vijl zoals afgebeeld vast. Nadat elke schakel is gevijld, controleert u de diepte- beperking en vijlt u deze zoals afgebeeld af. Rond de voorste hoek af om de kans op terugslag of afbreken van de ketting- geleiders te verkleinen.!LET OP! !LET OP! !LET OP! Zorg ervoor dat elke schakel de afgebeelde lengte en randen heeft. 2. Zaagblad •Draai om gelijkvormige slijtage mogelijk te maken het zaagblad af en toe om. •De zaagbladloper moet altijd recht zijn. Controleer de loper op slijtage. Zet een duimstok op het zaagblad en de buitenkant van een kettingschakel. De zaagbladloper is normaal als er een ruimte is. Anders is de zaagbladloper versleten. In dat geval moet het zaagblad worden gerepareerd of vervangen. (1) Goede diepte- meter (2) Rond afvijlen (3) Standaard diep- tebeperking: (zie “Tabel onderhoud ketting”). (A) Schakellengte (30°) Vijlhoek (85°) Zijschakelhoek (60°) Bovenste scha- kelhoek (1) Duimstok (2) Ruimte (3) Geen ruimte (4) Ketting staat scheef 8. Onderhoud van zaagketting en zaagblad