Home > GGP Italy SPA > Brush Cutter > GGP Italy SPA Trimmer 71501012_1 Operators Manual

GGP Italy SPA Trimmer 71501012_1 Operators Manual

    Download as PDF Print this page Share this page

    Have a look at the manual GGP Italy SPA Trimmer 71501012_1 Operators Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 893 GGP Italy SPA manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

    							D) ONDERHOUD EN OPSLAG
    1.Zorg dat alle schroefbouten en schroeven
    goed vast zijn aangedraaid om voor veilige
    gebruiksomstandigheden te zorgen. Regelmatig
    onderhoud is van essentieel belang voor de vei-
    ligheid en voor een optimaal blijvend prestatieni-
    veau.
    2.Gebruik de machine nooit als er onderdelen
    beschadigd of versleten zijn. 
    Onderdelen dienen vervangen en niet gerepa-
    reerd te worden. 
    De trimelementen moeten altijd het merk van de
    fabrikant hebben evenals een verwijzing naar de
    maximale gebruikssnelheid. 
    3.Draag altijd dikke handschoenen als u het
    trimelement demonteert of monteert.
    4.Plaats de grasmaaier met brandstof in de
    tank nooit in een ruimte waar de benzinedampen
    in contact zouden kunnen komen met vlammen,
    vonken of een uitermate hete warmtebron.
    5.Zet de grasmaaier weg in een schone en
    droge ruimte, buiten het bereik van kinderen.
    6.Laat de motor eerst afkoelen voordat u de
    machine wegzet.
    7.Om het brandrisico te verminderen, dient u
    bladeren stukjes gras en overbodige olie van de
    grasmaaier te verwijderen, met name van de
    motor, de koelribben daarvan, de uitlaatpijp,
    evenals de brandstoftank.
    8.Als de brandstoftank geleegd moet worden,
    dient u dit in de open lucht te doen en moet de
    motor afgekoeld zijn.
    9.Voeg geen enkel machineonderdeel toe, haal
    ook geen enkel element weg of breng daar wijzi-
    gingen in aan. 
    Dit zou ten gevolge kunnen hebben:
    – etsel aan u of andere personen in de buurt 
    – schade aan de machine en ongeldigheid van
    de garantie.
    10.Tot behoud van het milieu dient u geen olie
    of benzine in het riool, afvalkanalen of recht-
    streeks op de grond te laten lopen. Een benzine-
    station bij u in de buurt kan de olie en benzine
    volkomen veilig verwerken. 90VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
    NL 
    						
    							Voor een correct en veilig
    gebruik van de grastrimmer bent u verplicht
    de montageaanwijzingen van de bescher-
    mings- en veiligheidsonderdelen nauwkeurig
    op te volgen. De fabrikant wijst alle verant-
    woordelijkheid ten aanzien van het gebruik
    van de grastrimmer zonder de hierboven
    beschreven beschermings- en veiligheids-
    onderdelen van zich af.
    VOORSTE HANDGREEP (fig. 1)
    De grastrimmers worden standaard geleverd
    met de voorste handgreep gedemonteerd en bij-
    gevoegd in de verpakking. Deze moet dan als
    volgt gemonteerd worden (zie illustratie). 
    De voorste handgreep moet gemonteerd wor-
    den. Op de transmissiebuis ligt een plastic
    afstandshouder (E) die de minimumafstand
    garandeert tussen de voorste en achterste hand-
    greep. De voorste handgreep moet voor deze
    afstandshouder op de transmissiebuis geplaatst
    worden. Plaats de vierkante moeren in de
    invoegplaatsen op de handgreep en plaats dan
    de schroeven met ringetjes. Draai de schroeven
    vast op een graduele en uniforme wijze. Alvorens
    ze definitief volledig vast te draaien moet u de
    stand van de voorste handgreep instellen.
    Blokkeer dan de handgreep volledig door de
    schroeven met gelijke mate volledig vast te
    draaien.
    De plastic afstandshouder
    mag niet gewijzigd of beschadigd worden. De
    minimumafstand tussen de handgrepen
    moet behouden blijven. Werk steeds op een
    veilige wijze.
    Werk nooit met loszittende
    of verkeerd bevestigde handgrepen.
    VOORSTE BESCHERMING (fig. 2)
    Voor een correcte stand
    van de draadafsnijder en bescherming van de
    bediener moet de bescherming op een cor-
    recte wijze gemonteerd worden.
    Werk nooit zonder de bescherming.
    De bescherming moet gemonteerd worden met
    !LET OP!
    !LET OP!
    !LET OP!
    !LET OP!behulp van de bijgeleverde schroeven en ringet-
    jes. De bescherming moet zowel geschikt zijn
    voor het machinemodel in kwestie als voor het
    gebruikte maaiorgaan.
    MONTAGE VAN DE STANG (Modellen met
    scheidbare stang – fig. 2/1)
    Richt de uitsparing (A) van de verbinding (B) uit
    met het merkteken in reliëf (C) onderaan op de
    stang (D).
    Verwijder de blokkeerpen (E) en duw de onder-
    kant van de stang (D) in het gat (F) van de stang
    tot de blokkeerpen (E) vast klikt.
    Deze handeling kan vergemakkelijkt worden
    door de onderkant (D) lichtjes in beide richtingen
    te draaien; bij een volledige invoering is de blok-
    keerpen (E) volledig naar binnen gericht.
    Na deze handeling de knop (G) stevig vastzetten.
    MAAIORGANEN
    Het gebruik van een ander
    maaiorgaan dan tweedraadskoppen kan vroegtij-
    dige slijtage of beschadiging van de machine ten
    gevolge hebben.
    Het is strikt verboden
    metalen maaischijven van gelijk welk type
    dan ook te gebruiken op dit toestel.
    !GEVAAR!
    BELANGRIJK
    INSTRUCTIES VOOR DE MONTAGE91NL
    INSTRUCTIES VOOR DE MONTAGE 
    						
    							Bij het gebruik van de grastrimmer moet
    beschermingskledij gedragen worden tegen de
    impact van voorwerpen die weggeslingerd kun-
    nen worden door het gereedschap (bv. stenen).
    Draag veiligheidsschoenen met antislipzool,
    handschoenen, een veiligheidsbril (een gezichts-
    masker alleen beschermt de ogen niet voldoen-
    de) en nauw aansluitende kledij. Draag geen
    wijde kledij, sjaals, dassen, juwelen of halskettin-
    gen die in de struiken verstrikt kunnen raken.
    Lang haar moet bijeen gebonden en beschermd
    worden. Draag beschermingsmiddelen voor het
    gehoor, bijvoorbeeld oorbeschermers.
    INSPECTIE VAN DE MACHINE
    Controleer dat alle schroeven goed vast zitten en
    de mechanische organen gesmeerd zijn.
    Controleer de luchtfilter: die moet schoon zijn.
    Vuile luchtfilters kunnen leiden tot een slechter
    rendement.
    BRANDSTOF
    Deze machine is uitgerust met een tweetaktmo-
    tor. U dient dus een mengsel te gebruiken dat
    bestaat uit benzine en smeerolie voor tweetakt-
    motoren.
    Gebruik alleen brandstof en
    smeermiddelen van een goede kwaliteit om de
    prestaties van de motor op peil te houden en de
    levensduur van de mechanische organen te
    garanderen.
    Gebruik NOOIT enkel de
    benzine  voor uw auto. Deze zal permanente
    schade aanbrengen aan de motor en zal de
    garantie van het product doen vervallen. Gebruik
    NOOIT mengsels die meer dan 60 dagen voor-
    heen bereid werden.
    Een aantal standaard benzinesoorten zijn reeds
    gemengd met zuurstofverrijkende stoffen zoals
    alcoholen, ethers of andere bestanddelen die
    zorgen voor een reine lucht. Uw motor werd ont-
    worpen om perfect te werken met gelijk welke
    benzinesoort bestudeerd voor de aandrijving van
    autovoertuigen, inclusief de met zuurstof verrijk-
    te benzinesoorten.
    Gebruik van loodvrij benzine.
    BELANGRIJK
    BELANGRIJK
    MOTOROLIE
    Gebruik uitsluitend synthetische olie van uitste-
    kende kwaliteit voor tweetaktmotoren.
    Uw leverancier beschikt over verschillende soor-
    ten hoogwaardige oliesoorten die speciaal ont-
    worpen zijn om de mechanische organen goed
    te beschermen en dus voor een langdurige effi-
    ciëntie van de motoren zorgen.
    Wend u dus altijd tot uw vaste leverancier
    SAMENSTELLING MENGSEL 
    GEBRUIK EEN MENGSEL VAN BENZINE EN
    SPECIFIEKE SYNTHETISCHE OLIE VAN
    HOGE KWALITEIT VOOR TWEETAKTMOTO-
    REN MET EEN PERCENTAGE VAN 2%.
    PERCENTAGE BENZINE-OLIE 50:1 = 2% olie.
    (SYNTETIC OIL 2T)
    Als u voor de bereiding van
    het mengsel niet over synthetische olie voor
    tweetaktmotoren beschikt en u gebruikt een
    minerale olie specifiek voor het smeren van
    tweetaktmotoren, dan is het nodig een mengsel
    te bereiden met een percentage van 4% olie.
    PERCENTAGE BENZINE-OLIE 25:1 = 4% olie.
    Ontvlambare vloeistof!
    Bewaar de brandstof in daartoe geschikte
    recipiënten op een veilige plaats, ver uit de
    buurt van warmtebronnen of vrije vlammen.
    Houd de recipiënt buiten het bereik van kin-
    deren.
    BRANDSTOFMENGING
    Giet olie in een tank geschikt voor olie en benzi-
    ne en voeg vervolgens de benzine toe. Schud
    goed met de tank zodat het mengsel goed
    gemengd wordt.
    Het mengsel is aan veroudering onderhevig. Dat
    betekent dat de brandstof geleidelijk zijn karak-
    teristieken verliest. Maak geen grote hoeveelhe-
    !GEVAAR!
    BELANGRIJK
    92VOORBEREIDINGEN VOOR HET WERKNL
    VOORBEREIDINGEN VOOR HET WERK 
    						
    							den mengsel aan, maar ongeveer de hoeveel-
    heid die u in een maand nodig hebt. Zo zult u
    altijd brandstof van optimale kwaliteit en met uit-
    stekende prestaties hebben.
    Voordat u gaat bijvullen dient u de tank krachtig
    heen en weer te schudden zodat de olie / benzi-
    ne goed gemengd wordt. 
    De druk die binnen de tank
    ontstaat.
    VULLEN VAN DE BRANDSTOFTANK
    Als gevolg van een te hoge
    omgevingstemperatuur kan de druk in de
    brandstoftanks oplopen.
    Haal de dop voorzichtig los om te voorkomen
    dat er benzine naar buiten spuit. Sla de
    brandstof in een frisse ruimte op en laat deze
    nooit in de zon staan.
    – Plaats het toestel op een stabiele wijze met de
    opening van de brandstoftank naar boven toe
    gericht (fig. 3) .
    – Maak de dop van de tank en de zone daar
    rond schoon om ervoor te zorgen dat er niets
    anders in de tank kan komen.
    – Vul de tank in een daarvoor geschikt vat om te
    voorkomen dat er brandstof gemorst wordt.
    T!
    – Benzine is uitermate brandbaar en onder
    bepaalde omstandigheden explosief.
    – Vul de brandstoftank in een goed geventi-
    leerde ruimte terwijl de motor uit staat.
    Rook niet, zorg ervoor dat er geen vlam-
    men of vonken ontstaan in de ruimte waar
    de brandstoftank wordt gevuld en waar de
    brandstof wordt bewaard.
    – Vul de brandstoftank nooit te veel. Na bij-
    vulling moet u controleren dat de dop van
    de tank correct en veilig gesloten wordt.
    – Let erop bij het vullen geen brandstof te
    morsen. De gemorste brandstof of de
    damp daarvan kan vlam vatten. Als er
    brandstof gemorst is, dient u zich ervan te
    vergewissen dat die zone droog is voordat
    u de motor gaat starten.
    – Zorg ervoor dat uw huid niet te lang in con-
    tact is met de brandstof en dat u de damp
    ervan niet inademt.
    – Houd de brandstof ver buiten het bereik
    van kinderen.
    !GEVAAR!
    !LET OP!
    !LET OP!HET STARTEN
    Voordat u de motor gaat
    starten dient u te controleren dat er rondom
    de machine geen mensen of zaken aanwezig
    zijn waarvoor u een gevaar zou kunnen zijn.
    Start de motor op wanneer de machine zich
    in een vlakke en stabiele stand bevindt.
    Om te voorkomen dat de trekker van de gashen-
    del per ongeluk aangeschakeld wordt, is deze
    voorzien van een beveiliging: als u niet op de vei-
    ligheidshendel die aan de andere zijde van de
    handgreep zit drukt, kan het gashendel niet aan-
    geschakeld worden. Voordat u de machine gaat
    starten, dient u zich er altijd van te vergewissen
    dat het veiligheidshendel goed werkt.
    KOUD STARTEN
    – Plaats de STOP/START knop gelegen op de
    handgreep waarop de gashendel ligt op de
    stand “START” (fig. 4).
    – Draai aan de luchthendel (ref. 4) op de carbu-
    rator (rotatiezin naar de motorbehuizing toe)
    (fig. 5). 
    Kom niet aan de gashendel.
    Door op te starten zal de luchthendel terugsprin-
    gen en zal het startsysteem uitgeschakeld wor-
    den.
    – Druk 6-7 keer op de plastic primer (ref.5) gele-
    gen op de onderkant van de carburator. Deze
    handeling zorgt voor vers mengsel in de car-
    burator waardoor het starten makkelijker ver-
    loopt (fig. 5).
    – Houd de motor stevig vast met uw linkerhand.
    Grijp met uw rechterhand de starthendel beet.
    Trek langzaam aan de gashendel totdat u een
    zekere weerstand ondervindt. Trek nu krachtig
    totdat de motor opstart (fig. 6).
    Bij opstarting van de machi-
    ne moet u steeds krachtig aan de gashendel
    trekken.
    – Laat na opstarting de motor even draaien met
    de minimumsnelheid, druk dan de gashendel
    in en laat hem onmiddellijk terug los. Zo zal de
    gashendel terug naar de werkstand overgaan.
    – De motor gaat over naar de nominale snel-
    heid. Laat de motor even draaien zodat hij
    gradueel opwarmt.
    – Trek nooit zo hard aan de gashendel dat de
    kabel (eindschakelaar) volledig ontrolt.
    BELANGRIJK
    OPMERKING
    OPMERKING
    !LET OP! VOORBEREIDINGEN VOOR HET WERK93
    NL 
    						
    							– Trek steeds de startkabel recht naar de buiten-
    kant toe. Indien u aan de startkabel trekt onder
    een hoek, wrijft deze tegen de bus, waardoor
    hij sneller zal verslijten.
    – Begeleid de gashendel steeds tijdens zijn
    terugkeer. Hij mag nooit losgelaten worden
    zodat hij botst vanaf zijn uitgestrekte positie
    tegen de startzitting, waardoor de kabel kan
    verstrikt geraken of het startonderdeel kan ver-
    slijten of beschadigd worden.
    – Steun uw voet of knie nooit op de transmissie-
    buis om het toestel te blokkeren; dit zou de
    transmissiestang kunnen vervormen en
    onbruikbaar maken.
    Wanneer de motor start zal
    het maaiorgaan onmiddellijk beginnen rote-
    ren. Breng het toestel op de minimumsnel-
    heid en laat dan de gashendel los.
    Controleer dat het maaiorgaan stopt met
    draaien wanneer de motor met de minimum-
    snelheid draait.
    Indien de motor niet start
    nadat de beschreven handelingen werden her-
    haald, moet u de paragraaf Probleemopsporing
    raadplegen.
    WARM STARTEN
    De startprocedure met warme motor is identiek
    dan die voor het starten met een koude motor,
    behalve dat het niet nodig is de luchthendel op
    de carburator te gebruiken.
    STOPPEN VAN DE MOTOR (fig. 7)
    Laat de trekker van de gashendel terug los. Laat
    de motor terugkeren op het minimumtoerental.
    Breng de knop op de STOP stand totdat de
    motor stil staat.
    AFSTELLING VAN DE CARBURATOR
    De carburatie wordt voor elke geproduceerde
    machine uitgevoerd door de fabrikant.
    Controleer of de luchtfilter schoon is en goed
    vastzit.
    De stelschroef van de “vlinderschroef” (mechani-
    sche schroef) werd zo ingesteld dat het maaior-
    gaan niet draait wanneer de motor met de mini-
    mumsnelheid draait.
    Indien het maaiorgaan mocht roteren met de
    motor op het minimumtoerental, dan moet u aan
    de stelschroef van de vlinderschroef (gelegen
    naast de luchthendel op de carburator) (fig. 8,
    OPMERKING
    !LET OP!ref. T) in tegenwijzerzin draaien totdat het orgaan
    stilstaat.
    In deze situatie moet de motor wel regelmatig
    blijven draaien.
    Indien er andere instellingen vereist zijn op
    het toestel, raden wij u aan contact op te
    nemen met uw verkoper of met een geautori-
    seerde bijstandsdienst.  94VOORBEREIDINGEN VOOR HET WERK
    NL 
    						
    							– INDIEN U NIET VERTROUWD BENT met
    het gebruik van dit toestel, moet u de pro-
    cedures uittesten met een uitgeschakelde
    motor en de knop op de uitgeschakelde
    “STOP” stand.
    – MAAK STEEDS DE WERKZONE VRIJ van
    voorwerpen zoals blikjes, flessen, stenen,
    enz. Indien deze voorwerpen geraakt wor-
    den kan dit ernstige schade veroorzaken
    aan de bediener of aan andere aanwezige
    personen en de machine beschadigen.
    Indien per ongeluk een voorwerp wordt
    geraakt, MOET U STEEDS ONMIDDELLIJK
    DE MOTOR UITSCHAKELEN en de machi-
    ne onderzoeken. Werk nooit met een
    beschadigde of defecte machine.
    – MAAI STEEDS BIJ HET MAXIMALE TOE-
    RENTAL. Aan het begin en tijdens het werk
    mag u niet met een laag toerental werken. 
    – GEBRUIK HET TOESTEL NIET voor doel-
    einden die verschillen van het maaien van
    gras. MAAI GEEN GRAS hoger dan knie-
    hoogte.
    – GEBRUIK HET TOESTEL NIET wanneer er
    andere personen of dieren zich in de buurt
    bevinden. Houd tijdens het maaien of wan-
    neer u zich verplaatst met het toestel min-
    stens 15 meter afstand tussen uzelf en
    andere personen of dieren. Tijdens
    arbeidsintensievere maaibeurten moet er
    minstens 30 meter afstand zijn tussen de
    gebruiker en andere personen of dieren.
    – BIJ GEBRUIK VAN HET TOESTEL OP HEL-
    LINGEN moet u zich beneden het maaior-
    gaan bevinden. GEBRUIK HET TOESTEL
    NIET indien het risico bestaat, hoe gering
    dan ook, om uit te schuiven of het even-
    wicht te verliezen.
    – GEBRUIK HET TOESTEL NIET OP EEN
    CONTINUE WIJZE voor een lange tijdsduur.
    VOER STEEDS PAUZES in door de motor
    uit te schakelen.
    MAAIKOP MET NYLONDRAAD 
    GEBRUIK GEEN draden
    die niet uit nylon vervaardigd zijn (zoals bij-
    voorbeeld metalen draden, geplastificeerde
    metalen draden) en/of die niet geschikt zijn
    voor de gebruikte maaikop. Dit kan leiden tot
    ernstige verwondingen of kwetsuren.
    Bij gebruik van de maai-
    kop met nylondraad dient de voorste
    bescherming voorzien te zijn van een draad-
    afsnijder. Breng op de bescherming de
    !LET OP!
    !LET OP!onderste band aan voorzien van de draadaf-
    snijder. Gebruik geen erg versleten maaikop-
    pen: daarvan zouden er onderdelen kunnen
    losvliegen, wat een gevaar inhoudt voor de
    gebruiker.
    Het door u aangekochte toestel is uitgerust met
    een maaikop van het type Tap & Go).
    Om nieuwe draad vrij te geven: breng de maai-
    kop met de motor op de hoogste snelheid tegen
    het terrein (fig. 9). De draad wordt dan automa-
    tisch vrijgegeven. De draadafsnijder snijdt de
    overmaat aan draad af.
    Verwijder regelmatig gras-
    /onkruid dat rond het toestel gewikkeld zit, om te
    vermijden dat de transmissiestang oververhit
    wordt. Het gras dat rond de stang gewikkeld zit
    kan ook onder de bescherming van de maaikop
    komen en zo de rotatie van het gereedschap
    afremmen (fig. 10). Verwijder het verstrikt geraak-
    te gras met een schroevendraaier of andere
    gelijkaardig gereedschap, zodat de stang vol-
    doende kan afkoelen en het gereedschap vrij kan
    roteren.
    Wanneer het toestel op de correcte wijze uitge-
    rust is met de bescherming en maaikop met
    nylondraad is het geschikt voor het maaien van
    ongewenst hoog gras en onkruid in de buurt van
    omheiningen, muren, ondergrondse metselwer-
    ken, voetpaden, rond bomen, enz... Dit toestel
    kan ook gebruikt worden om ongewenste vege-
    tatie te elimineren op velden, een tuin op een
    eenvoudige wijze voor te bereiden of een speci-
    ale zone van een tuin volledig kort te maaien.
    Zelfs met de bescherming
    gemonteerd kan het maaien rond voetpaden,
    ondergrondse metselwerken, muren, enz... bij-
    dragen tot een snellere slijtage van de draad dan
    normaal voorzien werd.
    • Maaibeweging (fig. 11)
    Ga op een regelmatige wijze te werk met een zij-
    delinkse maaibeweging analoog aan de bewe-
    ging uitgevoerd voor het traditionele maaien.
    Houd de maaikop met nylondraad tijdens het
    werken niet schuin. Probeer eerst op een kleine
    zone de gewenste maaihoogte uit. Houd de
    maaikop op een constante hoogte boven de
    grond om een uniforme maaihoogte te bekomen.
    OPMERKING
    BELANGRIJK
    MAAIN-INSTRUCTIES95NL
    MAAIN-INSTRUCTIES 
    						
    							• Nauwkeurige maaiwerkzaamheden
    Plaats de grastrimmer rechtop onder een kleine
    hellingshoek zodat het onderste deel van de kop
    de grond niet raakt en de maailijn op het gewen-
    ste punt ligt. Maai steeds ver van uw af. Beweeg
    de grastrimmer nooit zodat de maaikop naar u
    toe komt.
    • Maaien in de buurt van omheiningen /
    Ondergrondse metselwerken (fig. 12)
    Breng de maaikop langzaam in de buurt van
    omheiningen, afrasteringspalen, rotsen, muren,
    enz… zonder deze met geweld te raken.
    Indien de draad rotsen, muren, ondergrondse
    metselwerken of dergelijke raakt kan hij stuk
    gaan of verslijten. Indien de draad verstrikt raakt
    in omheiningen kan hij plots doorbreken.
    • Maaien rond bomen (fig. 13)
    Benader de boomstammen langzaam zodat de
    draad niet tegen de boom stoot. Wandel rond de
    boom van links naar rechts. Benader het te
    maaien gras met het uiteinde van de draad en
    houd de maaikop lichtjes naar voren geheld.
    De nylondraad kan KLEINE
    STRUIKGEWASSEN DOORSNIJDEN OF
    BESCHADIGEN. De aanraking van de nylon-
    draad met de stam van struikgewassen of bomen
    met een zachte schors KAN ERNSTIGE SCHA-
    DE AANBRENGEN AAN DE PLANT.
    • Maaien (fig. 14)
    Voor arbeidsintensievere maaiwerkzaamheden
    moet de maaikop onder een hoek van circa 30
    graden naar links gehouden worden. Stel de
    stand van de handgreep bij indien u een betere
    controle wenst over het toestel tijdens deze han-
    deling. Ga niet op deze wijze te werk indien het
    risico bestaat, hoe gering dan ook, voor het
    wegslingeren van voorwerpen die schade kun-
    nen verrichten aan personen, dieren of andere
    zaken.
    GEBRUIK DE GRASTRIM-
    MER NIET VOOR SCHOONMAAKDOELEIN-
    DEN door de maaikop onder een helling te
    houden. Gebruik het toestel niet om vuil van
    het voetpad en dergelijke weg te vegen.  Dit
    is een krachtig gereedschap dat kleine ste-
    nen kan wegslingeren op een afstand van
    meer dan 15 meter, wat verwondingen kan
    veroorzaken aan personen of dieren of scha-
    de kan verrichten aan omliggende voorwer-
    pen zoals voertuigen, vensters, enz. (fig. 15).
    !LET OP!
    OPMERKING
    96MAAIN-INSTRUCTIESNL 
    						
    							VERVANGING VAN DE DRAAD VAN DE MAAI-
    KOP
    Volg voor de vervanging van de nylondraad de
    instructies bijgevoegd aan de maaikop (aanvul-
    lend blad buiten de handleiding).
    Vervang de nylondraad
    nooit door een draad in een ander materiaal
    (bv. ijzeren draad).
    MAAIKOP MET NYLONDRAAD 
    DEMONTAGE (fig.16)
    a)Voor de blokkering van het maaiorgaan en de
    rotatie van de as te verhinderen moet u de bij-
    geleverde ronde staaf (A) in het gat (B) op de
    linkerbovenkant van de maaikop steken en
    het gereedschap langzaam laten draaien tot-
    dat de ronde staaf in het gat in de metalen
    moer dringt. Draai de maaikop in tegenwijzer-
    zin zodat deze loskomt.
    MONTAGE (fig. 17)
    a)Plaats de gesleufde moer (E) op de as van de
    maaikop en draai de maaikop (F) vast in wij-
    zerzin (rechtsdraaiende schroefdraad).
    b)Voor een veilige blokkering moet de rotatie
    van de as verhinderd worden: plaats de bij-
    geleverde ronde staaf (A) in het gat B op de
    linkerbovenkant van de maaikop, laat het
    gereedschap langzaam draaien totdat de
    ronde staaf in het gat in de metalen moer
    dringt, zodat de rotatie van het gereedschap
    verhinderd wordt. Draai het gereedschap
    vast, maar zonder teveel kracht uit te oefe-
    nen.
    DENK ERAAN DAT DE
    RONDE STAAF VERWIJDERD MOET WORDEN
    NADAT DE MAAIKOP GEMONTEERD EN
    GEBLOKKEERD WERD
    LUCHTFILTER
    Werk nooit zonder een
    luchtfilter. De luchtfilter moet steeds schoon
    gehouden worden. Plaats een nieuwe filter
    indien deze beschadigd of versleten is.
    BELANGRIJK
    BELANGRIJK
    !LET OP!Voor de reiniging van de filter (fig. 18):
    1. Druk het lipje (A) in, terwijl u de basis van de
    bescherming van de luchtfilter op zijn plaats
    houdt, verwijder het deksel (B) en het filtere-
    lement (C) van de filterbasis.
    2. Was het filterelement met water en zeep.
    GEBRUIK GEEN BENZINE! 
    3. Laat de filter aan de lucht drogen.
    4. Monteer de filter terug.
    Vervang de filter indien hij
    versleten, gescheurd of beschadigd is of indien
    hij niet meer schoon te krijgen is.
    BOUGIE (fig. 19)
    1. De gap (afstand tussen de elektroden) van de
    bougie bedraagt 0.6 mm / .025”. Bijstellen
    indien nodig.  
    2. Schoonmaken van mogelijk aanwezige kool-
    stofresidu’s. 
    3. Het spankoppel moet tussen 12 en 15 Nm
    bedragen. Sluit het kapje van de bougie aan.
    ALLERHANDE CONTROLES
    – Start- en veiligheidshendel: controleer de wer-
    king.
    – STOP-knop: controleer de werking.
    – Brandstoftank: ga na of deze lekken vertoont.
    Werk nooit indien er brandstof uit lekt.
    – Verluchtingsspleten voor koeling: schoonma-
    ken.
    – Cilindervleugels: schoonmaken.
    – Voorste bescherming: ga de staat na.
    – Maaiorgaan: verwijder de grasresten.
    – Schroeven: nagaan of ze goed vastgedraaid
    zitten.
    – Elektrische kabels en aansluitingen: controleer
    de staat en vervang onderdelen indien nodig.
    Ga na of alle aansluitingen functioneel zijn.
    SLIJPEN VAN DE DRAADAFSNIJDER (fig. 20)
    1. Verwijder de draadafsnijder (E) van de
    bescherming.
    2. Plaats de draadafsnijder in een bankklem.
    Slijp de draadafsnijder met een platte vijl,
    maar let wel op dat de snijhoek behouden
    blijft. Slijp enkel in één enkele richting.
    OPERMERKING
    GEWOON ONDERHOUD97NL
    GEWOON ONDERHOUD 
    						
    							BUITENGEWOON ONDERHOUD
    Voor buitengewone onderhoudsbeurten verdient
    het aanbeveling contact op te nemen met een
    erkende bijstandsdienst.
    Herstellingen uitgevoerd door niet erkende cen-
    tra en door niet gekwalificeerd personeel doen
    de garantie vervallen.
    VRAAG EN GEBRUIK ENKEL ORIGINELE
    VERVANGSTUKKEN. 
    OPSLAG
    Indien deze instructies niet
    nageleefd worden kunnen er zich oliehoudende
    sedimenten in de carburator afzetten, waardoor
    het toestel moeilijk zal starten en er permanente
    schade veroorzaakt kan worden door de inacti-
    viteit van het toestel.
    1. Maak de buitenkant van de motor, van het
    transmissiesysteem, van de bescherming en
    van de maaikop met nylondraad schoon.
    2. Maak de brandstoftank leeg.
    3. Start de motor nadat de brandstoftank werd
    geledigd.
    4. Houd de motor op het minimumtoerental tot-
    dat hij stopt met werken. Dit is om de carbu-
    rator te ledigen van het mengsel.
    5. Laat de motor afkoelen (circa 5 minuten).
    6. Verwijder de bougie met de daarvoor voorzie-
    ne sleutel.
    7. Giet 1 lepel olie voor tweetaktmotoren (nieu-
    we olie). Trek meerdere malen aan de startka-
    bel om de interne onderdelen te voorzien van
    een oliefilm. Plaats de bougie terug.
    8. Bewaar het toestel op een droge en frisse
    plaats, ver verwijderd van warmtebronnen
    (bijvoorbeeld verwarmingselementen, boilers,
    enz..) of vlammen.
    HET TOESTEL TERUG GEBRUIKSKLAAR
    MAKEN 
    1. Verwijder de bougie.
    2. Trek stevig aan de startkabel om het teveel
    aan olie uit de verbrandingskamer te verwij-
    deren.
    3. Maak de gap (afstand tussen de elektroden)
    van de bougie schoon en controleer hem of
    plaats een nieuwe bougie met een geschikte
    gap.
    4. Maak het toestel klaar voor de werking 
    5. Vul de brandstoftank met het geschikte
    mengsel. Zie paragraaf BRANDSTOF EN
    SMEERMIDDEL.
    BELANGRIJK
    AL ONZE TOESTELLEN ZIJN VAN UITSTEKEN-
    DE KWALITEIT, WERDEN PERFECT AFGE-
    STELD EN WERDEN BESTUDEERD OM EEN
    MAXIMALE VEILIGHEID AAN DE GEBRUIKER
    TE KUNNEN GARANDEREN.
    – KNOEI NOOIT MET DE TOESTELLEN 
    – WERK NOOIT MET ONVOLLEDIGE TOESTEL-
    LEN OF MET TOESTELLEN MET BESCHA-
    DIGDE ONDERDELEN. 98GEWOON ONDERHOUD
    NL
    – Verstoor het milieu niet en zorg dat u nie-
    mand in de omgeving tot last bent.
    – Ga altijd veilig te werk
    – Voorkom gevarrlijke situaties
    – Werk nooit alleen, vooral niet in gebieden
    die ver buiten de bebouwde kom liggen.
    – Let op de mensen in de buurt en eventu-
    ele gevaren.
    – Draag altijd veiligheidskleding en -
    schoeisel.
    – Werk alleen met machines die voor het
    werk in kwestie geschikt zijn en die de
    veiligheidsnormen respecteren; boven-
    dien dienen ze ook goed door vakkundig
    personeel onderhouden te zijn!!!
    – RESPECTEER HET MILIEU !! 
    						
    							NL
    Motor onregelmatig
    Motor heeft geen ver-
    mogen bij belasting
    OPSPOREN VAN STORINGEN99
    OPSPOREN VAN STORINGEN
    Startprocedure niet correct
    Vergassing niet correct
    Vuile bougie
    Brandstoffilter verstopt
    Luchtfilter vuil
    Vergassing niet correct 
    Vergassing niet correct 
    Bougie met verkeerde gap (afstand
    tussen de elektroden)
    Vergassing niet correct
    Mengsel met een verkeerde benzi-
    ne - olie verhouding
    Machine start niet
    of blijft niet draaien
    PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 
    Volg de aanwijzingen in de
    Gebruikershandleiding.
    Laat de carburator bijregelen bij een
    geautoriseerde Bijstandsdienst.
    Maak de gap schoon, corrigeer die
    of zet een nieuwe bougie in.   
    Vervang het brandstoffilter.
    Verwijder het luchtfilter, maak het
    schoon en zet het terug.
    Laat de carburateur bij een officieel
    erkend Technisch servicecentrum
    afstellen.
    Laat de carburateur bij een officieel
    erkend Technisch servicecentrum
    afstellen.
    Maak de gap schoon, corrigeer die
    of zet een nieuwe bougie in.  
    Laat de carburateur bij een officieel
    erk end Technisch servicecentrum
    afstellen.
    Gebruik een adequaat brandstof-
    mengsel De machine start op
    maar heeft weinig
    kracht  
    Onregelmatige
    Te grote rookont-
    wikkeling 
    						
    All GGP Italy SPA manuals Comments (0)

    Related Manuals for GGP Italy SPA Trimmer 71501012_1 Operators Manual