Home
>
GGP Italy SPA
>
Lawn Mower
>
GGP Italy SPA Lawn Tractor 71505176 0 Operators Manual Dutch Version
GGP Italy SPA Lawn Tractor 71505176 0 Operators Manual Dutch Version
Have a look at the manual GGP Italy SPA Lawn Tractor 71505176 0 Operators Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 893 GGP Italy SPA manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.
de machine na het vervangen van de drijfsnaar. Het koppelen kan in het begin wat bruusk gaan totdat de drijfsnaar ingereden is. 6.3.6 A FSTELLEN VAN DE VEERHAAK VOOR DE OPVANGZAK Als de zak op hobbelige terreinen de neiging heeft om op te springen of open te gaan, of als het vasthaken na het legen moeilijk verloopt, dient de veer (1) van de veer- haak te worden bijgesteld. Verander het bevestigingspunt door één van de gaatjes (2) te gebruiken totdat het gewenste resultaat verkregen is. 6.4 DEMONTAGE EN VERVANGING 6.4.1 D E BANDEN VERVANGEN Plaats de machine op een vlakke ondergrond en plaats aan de kant waar de band vervan- gen moet worden, een steunblok, onder een dragend deel van het chassis. De banden worden op hun plaats gehouden door een elastische ring (1) die verwijderd kan worden door middel van een schroevendraaier. De achterbanden zijn rechtstreeks op de steekassen gemonteerd door middel van een spie in de naaf van de band. Bij het vervangen van één of beide achterbanden dient erop gelet te worden dat ze dezelf- de diameter hebben. Controleer tevens de afstelling van het maaidek om een ongelijkmatig maaibeeld te voorkomen. PAlvorens de banden aan te bren- gen dienen de wielassen met vet gesmeerd en de elas- tische ring (1) en de borgring (2) weer precies op hun plaats gezet te worden. BELANGRIJK OPMERKING NL 50ONDERHOUD 2 1 1 2
6.4.2 DE BANDEN REPAREREN OF VERVANGEN De banden zijn «Tubeless» en iedere vervanging of reparatie als gevolg van een lek dient dan ook door een vakman uitgevoerd te worden volgens de, voor dit type banden, gel- dende voorschriften. 6.4.3 D E KOPLAMPEN VERVANGEN De koplampen (18W) zijn door middel van een bajonetfitting in de lamphouder gedraaid. De lamphouder kan verwijderd worden door deze met behulp van een tang tegen de klok in te draaien. 6.4.4 D E ZEKERING VERVANGEN De machine is uitgerust met een aantal zekeringen (1) met verschillend vermogen en met de volgende functies en kenmerken: – Zekering van 10 A = bescherming van de alge- mene stroomcircuits en het vermogen van de elektronische kaart; Het in werking treden van deze zekering veroorzaakt de stilstand van de machine. Tevens gaan alle lampjes uit op het dashboard. – Zekerig van 25 A = bescherming van het laadcircuit; Het in werking treden van deze zekering wordt gemeld door het controlelampje van de NL 51 ONDERHOUD 1
accu en geeft aanleiding tot een geleidelijk verlies van de lading, met als gevolg proble- men bij het starten. Modellen met elektrische start: – Zekering van 10 A = bescherming van het circuit van de startmotor. Wanneer deze zekering in werking treedt kan de kantelinrichting van de zak niet elektrisch gestart worden; de zak moet geledigd worden met de hendel (indien gemonteerd). Het vermogen van de zekering is aangegeven op de zekering zelf. Een doorgebrande zekering dient altijd vervangen te worden door eenzelfde type met hetzelfde vermogen. Als de oorzaak van het in werking treden niet gevonden kan worden dient er contact opgenomen te worden met een erkend servicecentrum. 6.4.5 D E DRIJFSNAREN VERVANGEN De vervanging van de drijfsnaren vraagt demontage en afstellingen die nogal nauw luiste- ren. Het is dan ook onontbeerlijk dat dit door een erkend servicecentrum uitgevoerd wordt. Vervang de drijfsnaren zodra zij tekenen van slijtage vertonen! GEBRUIK ALTIJD ORIGINELE DRIJFSNAREN! OPMERKING BELANGRIJK ➤ NL 52ONDERHOUD
NL 53 RICHTLIJNEN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN 7. RICHTLIJNEN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK OPLOSSING 1.De sleutel staat in de «DRAAIEN» stand, het dashboard is niet ver- licht, er is geen geluids- signaal 2.De sleutel staat in de «DRAAIEN» stand, het dashboard licht niet op, er wordt alhoewel een geluidssignaal gegeven 3.De sleutel staat in de «STARTEN» stand, het dashboard licht op maar de startmotor draait niet 4.De sleutel staat in de «DRAAIEN» stand, de startmotor draait maar de motor slaat niet aan 5.Een moeilijke start of een onregelmatige wer- king van de motor 6.Tijdens het maaien is er een krachtverlies van de motorDe bescherming van de elektronische kaart is in werking getreden doordat: – de accu niet goed is aangesloten – de polen van de accu zijn omgewisseld – de accu is leeg of is gesulfateerd – de zekering is doorgebrand – Onjuiste massa op de motor of op het chassis De bescherming van de elektronische kaart is in werking getreden doordat: – de kaart nat is – de microschakelaars contact maken – de accu niet goed is opgeladen – zekering met onderbroken lading – de massa van de startmotor niet goed is aangesloten – er geen toestemming tot starten is gege- ven – de accu niet goed is opgeladen – te weinig benzineaanvoer – er een defect in de ontsteking is opgetre- den – er brandstofproblemen zijn – de rijsnelheid te hoog is ten opzicht van de snijhoogte (☛5.4.5)Zet de sleutel in de «STOP» stand en zoek de oorzaak: – controleer de aansluitingen (☛3.4) – controleer de aansluitingen (☛3.4) – laad de accu op (☛6.2.5) – vervang de zekering (10 A) (☛6.4.4) – controleer de aansluiting van de zwarte draden Zet de sleutel in de «STOP» stand en zoek de oorzaak: – drogen met lauw/warme lucht – controleer de aansluitingen – laad de accu op (☛6.2.5) – vervang de zekering (25 A) (☛6.4.4) – controleer de aansluitingen van de aar- degeleiders – controleer of de toelatingsvoorwaarden worden gerespecteerd (☛5.2.b) – laad de accu op (☛6.2.5) – controleer het niveau in de benzinetank (☛5.3.3) – draai de benzinekraan open ( indien voorzien)(☛5.4.1) – controleer de aansluitingen van de brandstoftoevoer apertura carburante ( indien voorzien) – controleer de benzinefilter – controleer of de bougiekap juist beves- tigd is – controleer of de electroden niet vuil zijn en of hun onderlinge afstand juist is – reinig of vervang de luchtfilter – maak het bakje van de carburateur schoon – leeg de benzinetank en vul met nieuwe benzine – controleer en vervang eventueel de ben- zinefilter – neem in snelheid af en/of zet het maai- dek in een hogere stand ➤ ➤
NL 54RICHTLIJNEN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK OPLOSSING 7.Bij het inschakelen van de messen slaat de motor af 8.Het controlelampje van de accu gaat niet uit na enkele minuten 9.Het controlelampje van de olie gaat bran- den tijdens het werk ( indien voorzien) 10.De motor slaat af en het geluidssignaal treedt in werking 11.De motor slaat af zonder enig geluidssig- naal 12.Het controlelampje van de messen gaat niet uit na het ontkop- pelen van de messen 13.De messen schake- len zich niet in ( modellen met een koppelingshendel) ➤ ➤ – er geen toestemming tot het inschakelen is gegeven – de batterij niet op de juiste manier wordt opgeladen – er problemen zijn met de smering van de motor De bescherming van de elektronische kaart is in werking getreden doordat: – de microschakelaar massa maakt – de accu chemisch wel actief, maar niet opgeladen is – er te veel spanning is, veroorzaakt door de laadregelaar – de accu niet goed verbonden is (er wordt onjuist contact gemaakt) – de massa van de motor niet goed is – de accu is niet aangesloten – er is geen massa op de motor – problemen aan de motor – de hendel keert niet terug in de ontkop- pelstand doordat er zich gras heeft opge- hoopt ter hoogte van de stopschakelaar – een uitgerekte kabel of de drijfriem is los- ser geworden– controleer of de toelatingsvoorwaarden worden gerespecteerd (☛5.2.c) – controleer de aansluitingen Zet de sleutel onmiddelijk in de «STOP» stand: – controleer het oliepeil (☛5.3.3) – vervang de filter (bij aanhouding van het probleem dient er contact te worden opgenomen met een erkend servicecen- trum) Zet de sleutel in de «STOP» stand en zoek de oorzaak: – controleer de aansluitingen – laad de accu opnieuw op (☛6.2.5) – neem contact op met een erkend servi- cecentrum – controleer de aansluitingen (☛3.4) – controleer de massa van de motor – controleer de aansluitingen (☛3.4) – controleer de massa op de motor – neem contact op met een erkend servi- cecentrum – verwijder alle grasresten (toegang vanaf het inspectiedeurtje) – stel het bij met de regelaar (☛6.3.3)
NL 55 RICHTLIJNEN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK OPLOSSING ( modellen met een elektromagnetische koppeling) 14.Een onregelmatig maaibeeld en onvol- doende opvang van gras 15.Vreemde trillingen tijdens het werk 16.Als het aandrijfpe- daal bediend wordt met een draaiende motor, verplaatst de machine zich niet ( modellen met hydrostatische aandrijving)➤ ➤– de drijfriem is losser geworden – problemen met de elektromagnetische koppeling – het maaidek staat niet goed ten opzichte van het terrein – de messen werken niet goed – de rijsnelheid is te hoog ten opzichte van de hoogte van het gras (☛5.4.5) – het kanaal is verstopt – het maaidek zit vol met gras – de messen zijn niet goed in balans – de messen zijn niet goed bevestigd – de bevestigingen zijn losgeraakt – ontgrendelingshendel in de «B» stand (☛4.33)– stel het bij met de regelaar (☛6.3.3) – neem contact op met een erkend servi- cecentrum – controleer de bandenspanning (☛5.3.2) – stel het maaidek goed af ten opzichte van het terrein (☛6.3.2) – controleer of ze goed bevestigd zijn (☛6.3.1) – slijp of vervang de messen (☛6.3.1) – ccontroleer de riemspanning en de bedieningskabel van de koppelingshen- del ( modellen met een koppelings- hendel)(☛6.3.3) – verminder de rijsnelheid en/of verhoog de stand van het maaidek – wacht tot het gras droog is – verwijder de opvangzak en reinig het kanaal (☛5.4.7) – reinig het maaidek (☛5.4.10) – balanceer of vervang de messen als deze beschadigd zijn (☛6.3.1) – controleer de bevestigingen (☛6.3.1) (let op aan de schroefdraad die naar links loopt bij het rechtermes) – controleer en draai de bevestigings- schroeven van de motor en het chassis goed vast. – terugzetten in stand «A» ➤ Mochten de problemen aanhouden na het uitvoeren van de bovengenoemde handelin- gen dan dient er contact te worden opgenomen met een erkend servicecentrum. Probeer nooit om zelf gecompliceerde reparaties uit te voe- ren zonder de juiste hulpmiddelen en het nodige technische inzicht. Iedere slecht uitgevoerde reparatie brengt automatisch verval van, zowel de garantie, als de aansprakelijkheid van de Fabrikant teweeg. !LET OP!
NL 56OP AANVRAAG LEVERBARE ACCESSOIRES 8. OP AANVRAAG LEVERBARE ACCESSOIRES 1. TEGENGEWICHTEN VOOR DE VOORKANT Verbeteren de stabiliteit aan de voorkant van de machine met name als de machine hoofdzakelijk op hellende terrei- nen gebruikt wordt. 2. STEENBESCHERMKAP Kan in plaats van de opvangzak gebruikt worden als het gras niet opgevangen wordt. 3. TREKSET Voor het voorttrekken van een kleine aanhanger. 4. AFDEKZEIL Beschermt de machine van stof als deze niet gebruikt wordt. 5. ACCULADER BEHOUD CB01 Laat toe de accu efficiënt te houden tijdens de periodes van inactiviteit van de machine, waarbij een optimaal laadniveau en een langere duurzaamheid van de accu gegarandeerd wordt. 6. KIT VOOR “MULCHING” (alleen voor sommige modellen) Versnippert het pas gemaaide gras en laat het achter op het terrein. Kan ook worden opgevangen in de grasopvangzak. 7. DEFLECTORKIT UITGANG (alleen voor model 102) Verbetert de opvang van het gras wanneer het maaidek in de laagste stand staat. 1 3 4 5 6 7 2
NL 57 TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN 9.TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN De gegevens tussen haakjes (....) betreffen het model “122”. Bij modellen met mechanische aan- drijving: Snelheid in versnelling (indicatief) bij 3000 min –1: 1e........................................... 2,2 km/h 2e.......................................... 3,8 km/h 3e........................................... 5,8 km/h 4e........................................... 6,4 km/h 5e........................................... 9,7 km/h Achteruit ................................ 2,8 km/h Bij modellen met hydrostatische aan- drijving: Snelheid in versnelling (bij 3000 min –1): Vooruit ............................. 0 ÷ 8,8 km/h Achteruit ........................ 0 ÷ 4,5 km/h ➤ ➤Elektrische installatie ............................ 12 V Accu ................................................... 18 Ah Voorbanden ............................... 13 x 5.00-6 of ........................................... 15 x 5.00-6 Achterbanden ..............................18 x 8.50-8 Bandenspanning vooraan banden 13 x 5.00-6 ........................1,5 bar banden 15 x 5.00-6 ........................1,0 bar Bandenspanning achteraan ............. 1,2 bar Totaal gewicht ........................ 216 ÷ 240 kg Binnendiameter draaicirkel (minimum dia- meter van de ongesneden oppervlakte - linkerdraaicirkel): banden 13 x 5.00-6 ................ 1,5 (1,3) m banden 15 x 5.00-6 ................ 1,7 (1,5) m Maaihoogte ................................... 3 ÷ 9 cm Maaibreedte ............................ 101 (121) cm Inhoud opvangzak .......................... 300 liter 1150 1800 2420 9701115 9109501050 (1260)
NL 58ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE 10. ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE Montage ............................................................. 3.5 Montage op de machine ................................. 5.3.4 Legen v/d zak .................................................. 5.4.6 Haak bijstellen ................................................. 6.3.6 Pedaal aandrijving Functie van het pedaal ..................................... 4.32 Vooruitrijden..................................................... 5.4.2 Achteruitrijden ................................................. 5.4.4 Reinigen Toepassingen................................................. 5.4.10 Remmen Werking v/h pedaal ........................................... 4.31 Controle doelmatigheid ................................... 5.3.6 Gebruik v/d rem ............................................... 5.4.3 Bijstellen .......................................................... 6.3.4 Sleutel ......................................................................4.4 Start Startprocedure ................................................ 5.4.1 Steenbeschermkap Beschrijving .................................................. 2.2 -15 Montage op de machine ................................. 5.3.4 Stoel Beschrijving .................................................. 2.2 -18 Montage op de machine .................................... 3.3 Afstelling .......................................................... 5.3.1 Stuur Werking ...........................................................2.2.15 Montage op de machine ..................................5.3.4 Trekset Voorschriften .......................................................1.4 Uitwerpkanaal Beschrijving .................................................. 2.2 -13 Legen ............................................................... 5.4.7 Veiligheid Algemene voorschriften.......................................1.2 Stickers en afbeeldingen .....................................1.3 In werking treden v/d systemen ......................... 5.2 Doelmatigheidscontrole................................... 5.3.5 Verandering van snelheid Stand van de hendel......................................... 4.22 Vooruitrijden..................................................... 5.4.2 Achteruitrijden ................................................. 5.4.4 Versnelling Werking en gebruik ............................................. 4.3 Vervoer Toepassingen...................................................... 5.6 Zekering Vervangen ........................................................ 6.4.4 Aandrijving naar de wielen Afstellen v/d drijfriem ....................................... 6.3.5 Accu Beschrijving .................................................. 2.2 -17 Aansluiten ........................................................... 3.4 Langere tijd niet gebruiken ............................ 5.4.11 Onderhoud en opladen.................................... 6.2.5 Banden Spanning ......................................................... 5.3.2 Reparatie en vervanging .................................. 6.4.2 Banden Vervanging ....................................................... 6.4.1 Bijvullen olie/benzine Toepassingen................................................... 5.3.3 Choke Functie en gebruik .............................................. 4.2 Controlelampjes Werking ............................................................... 4.7 In werking treden ........................................... 5.4.12 Display van het instrumentenbord Functies ............................................................. 4.1 Geluidssignaal Werking ............................................................. 4.10 Handrem Werking v/d hendel ............................................. 4.5 Hellingen Voorzorgsmaatregelen ........................................ 5.5 Koplampen Schakelaar ...........................................................4.6 Vervangen .........................................................6.4.3 Koppeling / Rem Functie van het pedaal ......................................4.21 Maaidek Beschrijving ...................................................2.2 -11 Reinigen binnenkant .......................................5.4.10 Afstellen ............................................................6.3.2 Maaien Afstelling maaihoogte ......................................... 4.8 Toepassingen................................................... 5.4.5 Eindigen v/h maaien ........................................ 5.4.8 Adviezen ............................................................. 5.7 Messen Beschrijving .................................................. 2.2 -12 Koppeling ........................................................... 4.7 Demontage en slijpen ...................................... 6.3.1 Afstellen v/d koppeling .................................... 6.3.3 Onderhoud Toepassingen ........................................ 6.2.1-6.2.2 Opvangzak Beschrijving .................................................. 2.2 -14 Kantelbediening .................................................. 4.9