Home > GGP Italy SPA > Lawn Mower > GGP Italy SPA Lawn Tractor 71505176 0 Operators Manual Dutch Version

GGP Italy SPA Lawn Tractor 71505176 0 Operators Manual Dutch Version

    Download as PDF Print this page Share this page

    Have a look at the manual GGP Italy SPA Lawn Tractor 71505176 0 Operators Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 893 GGP Italy SPA manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

    							NL 20BEDIENINGSELEMENTEN
    4.11 DISPLAY VAN HET INSTRUMENTENBORD( indien
    aanwezig)
    Wanneer de sleutel in de stand «DRAAIEN» gedraaid
    wordt, worden alle iconen gedurende een halve seconde
    gelijktijdig ingeschakeld (met een kort akoestisch sig-
    naal) om te duiden op de correcte werking; vervolgens
    schakelt de display over op de functie “Urenteller”.
    – Met de knop «MODE» heeft men in sequentie toegang tot de verschillende functies.
    a) Functies
    1. Urenteller.Geeft het totaal aantal werkingsuren van
    de motor weer.
    Wanneer een aantal uren bereikt
    wordt waarbij een onderhoudsbeurt moet worden uitge-
    voerd (
    ☛6.2.2), schakelt de display over op de functie “Urenteller” en knippert onge-
    veer 2 minuten, ongeacht de andere functies die op dat moment actief zijn.
    2. Voltmeter.Geeft de oplaadstatus van de accu weer. 
    3. Toerental.Geeft het toerental van de motor weer aan
    de hand van een reeks van sterretjes, die overeenkomen
    met:
    ✱
    (✱✱)laagste toerenta
    l
    ✱✱
    ✱✱✱
    snelheid voor verplaatsingen
    ✱✱✱✱
    ✱✱✱✱✱
    ✱✱✱✱✱✱
    snelheid voor snijden
    Knipperend geeft aan dat het toerental van de motor niet geschikt
    is voor het maaien van gras.
    OPMERKING
    OPMERKING
    ➤
    1
    2
    3 
    						
    							4. Klok ( indien aanwezig)Geeft de tijd weer in de
    modaliteit 24 uur/dag.
    De regeling wordt uitgevoerd met de sleutel in de stand
    «DRAAIEN», bij uitgeschakelde motor, op de volgende
    manier:
    –druk meermaals op de knop «MODE» tot het symbooltje van de klok verschijnt;
    –houd de knop «MODE ingedrukt tot de eerste twee cijfers (uren) knipperen;
    –druk op een van de twee zijknoppen (a - b) om de waarde met een eenheid te doen
    toenemen of afnemen;
    –druk op de knop «MODE tot de andere twee cijfers (minuten) knipperen;
    –druk op een van de twee zijknoppen om de waarde met een eenheid te doen toenemen
    of afnemen;
    –druk op de knop «MODE» om de regeling af te sluiten.
    De klok wordt gevoed met een bufferbatterij; wanneer deze batterij
    opgebruikt is, moet u zich wenden tot een geautoriseerd Servicecentrum. 
    b) Hulpfuncties
    5. Lampje volle zak.Geeft samen met een intermitterend akoestisch signaal
    aan dat de opvangzak vol is.
    6. Lampje olie 
    ( indien aanwezig)Duidt op problemen bij de smering van
    de motor:  de motor wordt onmiddellijk stilgelegd. Controleer het niveau van
    de olie en , indien het probleem aanhoudt, contact opnemen met een Service-
    centrum.
    7. Indicator brandstof
    ( indien aanwezig). Er bestaan twee types:
    a) Indicator niveau = geeft het niveau van de brandstof in de brandstof-
    tank weer volgens het volgende criterium:
    b) Indicator reserve= knippert wanneer de reserve begint.
    De reserve is ongeveer 2 liter brandstof, voldoende om nog 30-40
    minuten te werken.
    OPMERKING
    ➤
    ➤
    OPMERKING
    ➤
    NL 21 BEDIENINGSELEMENTEN
    4
    a
    b
    5
    6
    7a
    7b
    van volle tot ongeveer
    halfvolle brandstoftankvan ongeveer halfvolle
    brandstoftank tot reservereserve 
    						
    							Bij modellen met mechanische aan-
    drijving:
    4.21 K
    OPPELINGS-/REMPEDAAL
    Dit pedaal heeft een dubbele functie: bij
    het intrappen van het eerste gedeelte
    dient het pedaal als koppelingspedaal
    waarbij de wielaandrijving in- of uitge-
    schakeld wordt en het tweede deel
    dient als rem, die op de achterwielen
    inwerkt.
    U moet bijzonder
    goed opletten dat u tijdens de koppe-
    lingsfase niet te lang aarzelt om over-
    verhitting en, als gevolg daarvan,
    beschadiging van de overbrengings-
    riem te vermijden.
    Tijdens het rijden is het verstandig uw voet niet op dit pedaal te
    laten rusten.
    4.22 V
    ERSNELLINGSPOOK
    Deze pook heeft zeven standen die overeenstemmen met vijf versnellingen vooruit, de
    stand om de versnelling in zijn vrij te zetten «N» en de achteruitrijversnelling «R». Om
    van de ene versnelling naar de andere  te schakelen moet u het pedaal (4.21) half
    intrappen en de pook overeenkomstig de gegevens die op het plaatje staan in de
    gewenste versnelling zetten.
    Het inschakelen van de achteruitrijversnelling dient bij stil-
    stand te gebeuren.
    Bij modellen met hydrostatische aandrijving:
    4.31 REMPEDAAL
    Dit pedaal stelt de rem van de achter-
    wielen in werking.
    4.32 K
    OPPLINGPEDAAL
    Dit pedaal stelt het aandrijfsysteem
    voor de wielen in werking en regelt de
    ➤
    !LET OP!
    OPMERKING
    BELANGRIJK
    ➤
    NL 22BEDIENINGSELEMENTEN
    4.31
    4.21
    N
    12345
    R
    4.22 
    						
    							snelheid van de machine, zowel bij het
    voor- als bij het achteruit rijden.
    – Om de machine vooruit te laten rij-
    den dient het pedaal met de punt
    van de voet in richting «F» geduwd
    te worden; hoe meer druk er op het
    pedaal wordt uitgevoerd, hoe hoger
    de snelheid van de machine.
    – De achteruitversnelling wordt in
    werking gesteld door met de hak op
    het pedaal in richting «R» te druk-
    ken.
    – Als het pedaal wordt losgelaten
    komt het automatisch weer in de
    vrije stand «N» terug.
    – De “Vrije” stand «N» wordt aangegeven doordat het controlelampje brandt (4.10.e).
    Het inschakelen van de achteruitversnelling dient uitgevoerd
    te worden als de machine stilstaat
    Als het koppelingspedaal zowel bij het voor- als het achteruitrij-
    den bediend wordt met een ingeschakelde handrem (4.5) slaat de motor af.
    4.33 O
    NTGRENDELING VAN DE HYDROSTATISCHE AANDRIJVING
    Deze hendel heeft twee standen die op de desbetreffende sticker staan aangegeven:
    «A» = Aandrijving ingeschakeld: voor alle gebruikscondities, tijdens het rijden en het
    maaien;
    «B» = Aandrijving uitgeschakeld: vermindert aanzienlijk de kracht die nodig is om de
    machine, met de motor uit, met de hand te verplaatsen.
    Teneinde te voorkomen dat de aandrijfunit beschadigd wordt,
    mag deze operatie alleen worden uitgevoerd met een stilstaande motor, met de
    pedaal (4.32) in de stand “N”.
    BELANGRIJK
    OPMERKING
    !LET OP!
    NL 23 BEDIENINGSELEMENTEN
    A
    B4.33
    N
    4.32
    F
    R 
    						
    							NL 24GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
    5. GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
    5.1 VEILIGHEIDSADVIEZEN
    Gebruik de machine alléén voor het doel waarvoor zij gemaakt
    is (het maaien en opvangen van gras). Kom niet aan de veiligheidsmechanismen
    en verwijder deze nooit. DENK ERAAN DAT DE GEBRUIKER ALTIJD AANSPRAKE-
    LIJK IS VOOR SCHADE DIE AAN ANDEREN BEROKKEND WORDT. Alvorens de
    machine te gebruiken:
    –  lees de algemene veiligheidsvoorschriften ( 
    ☛ 1.2), en besteed speciale aan-
    dacht aan het rijden en het maaien op hellende terreinen;
    –  lees de gebruiksaanwijzingen aandachtig door, raak vertrouwd met de bedie-
    ning en leer hoe de messen en de motor snel tot stilstand gebracht kunnen wor-
    den.
    –  breng handen en voeten niet in de nabijheid van, of onder ronddraaiende delen
    en blijf altijd uit de buurt van de uitwerp-opening.
    Gebruik de machine niet met een slechte lichamelijke conditie, of onder invloed
    van medicijnen of middelen die de reflexen en de aandacht kunnen verminderen.
    Het valt onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker om de risico’s, die het
    terrein waar hij op moet werken met zich mee kan brengen, te beoordelen en om
    alle nodige voorzorgsmaatregelen te treffen met het oog op zijn eigen veiligheid
    en dat van anderen, met name op hellingen, hobbelige, gladde of instabiele terrei-
    nen. De machine niet in hoog gras laten staan met een draaiende motor, teneinde
    geen risico op brand te veroorzaken.
    Deze zitmaaier mag niet gebruikt worden op hellingen met een
    hellingspercentage van meer dan 10° (17%) ( 
    ☛ 5.5). Als er verwacht wordt de zit-
    maaier voornamelijk op hellende terreinen (max. 10%) te gebruiken dan is het ver-
    standig tegengewichten (op aanvraag leverbaar 
    ☛ 8.1) onder het dwarsprofiel van
    de voorwielen te monteren, waardoor de stabiliteit aan de voorkant verhoogd
    wordt en de mogelijkheid dat de zitmaaier gaat steigeren zich beperkt.
    TAlle verwijzingen met betrekking tot de bedieningsposities worden
    weergegeven in hoofdstuk 4.
    5.2 FUNCTIES VAN DE VEILIGHEIDSMECHANISMEN
    De veiligheidsmechanismen hebben twee functies:
    –  ze voorkomen de start van de motor als de veiligheidsmaatregelen niet in acht zijn
    genomen;
    –  ze stoppen de motor als er ook maar één veiligheidsconditie wegvalt.
    BELANGRIJK
    !LET OP!
    !GEVAAR!  
    						
    							NL 25 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
    a)Om de motor te starten is het in ieder geval nodig dat:
    –  de koppeling in de “vrije” stand staat;
    –  de messen uitgeschakeld zijn;
    –  de gebruiker op de stoel van de machine zit ofwel de handrem ingeschakeld is.
    b)De motor stopt automatisch als:
    –  de gebruiker de stoel verlaat terwijl de messen ingeschakeld zijn;
    –  de gebruiker de stoel verlaat terwijl de koppeling niet in de “vrije” stand staat;
    –  de gebruiker de stoel verlaat terwijl de koppeling wel in de “vrije” stand staat, maar de
    handrem niet is ingeschakeld;
    –  de zak wordt opgetild of als de steenbeschermkap wordt verwijderd terwijl de messen
    ingeschakeld zijn.
    –  de handrem wordt ingeschakeldzonder de messen te hebben uitgeschakeld
    De volgende tabel geeft enige situaties weer, waarbij de redenen van tussenkomst onder
    -
    lijndzijn.
    BESTUURDEROPVANGZAKMESSENKOPPELINGREMMOTOR
    A) BEDIENINGSPANEEL AAN(Sleutel in de «DRAAIEN» stand)
    Zit op stoel JA Ontkoppeld «N» Ingeschakeld Stilstaand
    Zit op stoel NEE Ontkoppeld «N» Uitgeschakeld Stilstaand
    B) STARTEN(Sleutel in de «START» stand)
    Zit op stoel Geen invloed Ontkoppeld1...5 - F / R
    Ingeschakeld Slaat NIET aan
    Zit op stoel Geen invloedIngeschakeld
    «N» Ingeschakeld Slaat NIET aan
    Afwezig
    Geen invloed Ontkoppeld «N»UitgeschakeldSlaat NIET aan
    C) TIJDENS HET MAAIEN(Sleutel in de «DRAAIEN» stand)
    Afwezig
    JAIngeschakeldGeen invloed Ingeschakeld Slaat af
    Afwezig
    Geen invloed Ontkoppeld1...5 - F / RUitgeschakeld Slaat af
    Afwezig
    JA Ontkoppeld «N»UitgeschakeldSlaat af
    Zit op stoelNEE
    IngeschakeldGeen invloed Uitgeschakeld Slaat af
    Zit op stoel JAIngeschakeldGeen invloedIngeschakeldSlaat af 
    						
    							NL 26GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
    5.3 UIT TE VOEREN WERKZAAMHEDEN VOOR DE INGEBRUIKNAME
    Alvorens te beginnen met werken dienen er enkele controles en handelingen uitgevoerd te
    worden om er zeker van te zijn dat het werk op de meest nuttige en veilige manier zal ver-
    lopen.
    5.3.1 D
    E STOEL AFSTELLEN
    De stoel is verschuifbaar en kan in zes verschil-
    lende standen afgesteld worden.
    Het afstellen is uitvoerbaar door de hendel (1)
    op te heffen en de stoel in de gewenste stand
    te laten glijden.
    5.3.2 B
    ANDENSPANNING
    Een juiste bandenspanning is noodzakelijk om
    het maaidek geheel evenredig boven het gras-
    oppervlak te krijgen, zodat u een mooi maai-
    beeld krijgt.
    Verwijder de wieldoppen ( indien voor-
    zien),schroef de ventieldopjes los en verbind
    de ventielen met een persluchtmachine voor-
    zien van een manometer.
    De bandenspanning moet als volgt zijn:
    VOORBANDEN 1,5 bar (banden 13 x 5.00-6)
    1,0 bar (banden 15 x 5.00-6)
    ACHTERBANDEN 1,2 bar
    5.3.3 H
    ET BIJVULLEN VAN OLIE EN BENZINE
    De te gebruiken olie en benzine staan aangegeven in het instructie-
    boekje van de motor.
    Controleer het oliepeil bij een stilstaande motor volgens de gegevens in het instructietOPMERKING
    ➤
    1 
    						
    							boekje van de motor. Het oliepeil moet zich tussen de MIN. en de MAX. inkeping van de
    peilstok bevinden.
    Het bijvullen van de brandstof dient uitgevoerd te worden met behulp van een trechter.
    Let daarbij op de tank niet te vol te vullen. De inhoud van de tank bedraag ongeveer 7
    liter. 
    Het bijvullen dient altijd te gebeuren met de motor uit. Doe dit
    in de open lucht of in een goed geventileerde ruimte. Denk er altijd aan dat benzi-
    nedampen brandbaar zijn! GEEN OPEN VUUR IN DE BUURT VAN DE TANK BREN-
    GEN OM DE INHOUD TE CONTROLEREN EN NIET ROKEN TIJDENS HET BIJVUL-
    LEN.
    Vermijden benzine op de plastic gedeelten te gieten zodanig dat ze
    niet beschadigd worden; bij toevallige lekken onmiddellijk spoelen met water. 
    5.3.4 M
    ONTAGE VAN DE BEVEILIGINGEN BIJ DE UITWERP-OPENING(OPVANGZAK OF STEENBE-
    SCHERMKAP) 
    Gebruik de machine
    nooit zonder deze beveiligingen!
    Haak de opvangzak (1) vast aan de steunpunten
    (2) en centreer hem tegenover de achterste plaat
    door beide referentiepunten (3) te laten over-
    eenkomen.
    Zorg dat de onderste pijp van de zakmonding
    zich vasthaakt aan de daarvoor bestemde veer-
    haak (4).
    Als het vasthaken moeilijkheden oplevert of te
    los blijkt, kan de springveer  (☛6.3.6)
    !LET OP!
    BELANGRIJK
    !GEVAAR!
    NL 27 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
    MAX
    MIN
    1
    4
    2
    3 
    						
    							Indien er gewerkt wordt zonder opvangzak is er, op
    aanvraag, een steenbeschermkap  (☛8.2) everbaar
    die, zoals aangegeven in de bijbehorende instructies,
    op de achterplaat bevestigd dient te worden.
    5.3.5 C
    ONTROLE VAN DE DOELMATIGHEID VAN DE BEVEILIGINGSSYSTEMEN
    Controleer de doelmatigheid van de beveiligingssystemen door de aangegeven werksitu-
    aties (☛5.2) te simuleren en na te gaan of voor elke situatie het aangeduidde effect ver-
    kregen wordt.
    5.3.6 C
    ONTROLE VAN HET REMSYSTEEM
    Vergewis u ervan dat het remvermogen van de machine geschikt is voor de werksituatie,
    en vat het werk niet aan indien u twijfels hebt over de doelmatigheid van de rem.
    Indien nodig, stelt u de rem bij (☛6.3.4) en indien u twijfels blijft hebben over de
    doelmatigheid, raadpleegt u een erkend servicecentrum.
    5.3.7 C
    ONTROLE VAN DE MESSEN
    Controleer of de messen goed geslepen en stevig bevestigd op hun respectievelijke
    assen bevestigd zijn.
    –  een bot mes rukt het gras eruit en veroorzaakt een vergeeld gazon.
    –  een mes dat niet goed bevestigd is veroorzaakt trillingen die een gevaar kunnen vor-
    men.
    Draag altijd stevige handschoenen bij het hanteren van de
    messen.
    !LET OP!
    NL 28GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 
    						
    							5.4 GEBRUIK VAN DE MACHINE
    5.4.1 H
    ET STARTEN
    Het starten dient altijd in de open lucht of in een goed geventi-
    leerde ruimte te gebeuren! DENK ER ALTIJD AAN DAT UITLAATGASSEN GIFTIG
    ZIJN!
    Alvorens de motor te starten:
    – draai de benzinekraan (1) open  ( indien voorzien);
    –  zet de koppeling in de vrije stand (“N”) (☛4.22 ofwell
    4.32);
    –  ontkoppel de messen  (☛4.7);
    –  schakel de handrem in als u zich op een hellend terrein
    bevindt;
    – gebruik bij een koude motor de choke ( indien voor-
    zien)of zet de gashendel in de «CHOKE» stand die op de
    sticker aangegeven staat;
    –  als de motor reeds warmgedraaid is, is het voldoende de
    hendel tussen «LANGZAAM» en «SNEL» te zetten;
    –  steek de sleutel in het contactslot en draai deze in de «DRAAIEN» stand om het elektri-
    sche circuit in werking te stellen, draai de sleutel daarna in de “START” stand om de
    motor te starten;
    –  laat de sleutel los zodra de motor gestart is.
    Als de motor eenmaal draait breng de gashendel terug in de «LANGZAAM» stand en
    schakel de choke uit ( indien voorzien).
    De choke dient uitgeschakeld te worden zodra de motor regelmatig
    draait; het gebruik van de choke bij een warmgedraaide motor kan de bougie bevuilen
    en een onregelmatige werking van de motor veroorzaken.
    Als er moeilijkheden zijn bij het starten, blijf dan niet te lang aan-
    houden om de accu niet uit te putten en de motor niet te verzuipen.
    Draai de sleutel weer in de «STOP» stand, wacht enkele seconden en probeer opnieuw
    te starten. Indien het probleem voortduurt raadpleeg dan hoofdstuk «7» van deze hand-
    leiding en het instructieboekje van de motor.
    Denk er altijd aan dat de beveiligingssystemen het starten van de
    BELANGRIJK
    OPMERKING
    BELANGRIJK
    ➤
    ➤
    ➤
    !GEVAAR!
    NL 29 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
    1 
    						
    All GGP Italy SPA manuals Comments (0)

    Related Manuals for GGP Italy SPA Lawn Tractor 71505176 0 Operators Manual Dutch Version