Home
>
GGP Italy SPA
>
Lawn Mower
>
GGP Italy SPA Lawn Tractor 71505176 0 Operators Manual Dutch Version
GGP Italy SPA Lawn Tractor 71505176 0 Operators Manual Dutch Version
Have a look at the manual GGP Italy SPA Lawn Tractor 71505176 0 Operators Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 893 GGP Italy SPA manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.
motor beletten wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen ( ☛5.2). Nadat in de bovenstaande gevallen het belet tot starten is hersteld, dient de sleutel in de «STOP» stand gedraaid te worden voordat de motor opnieuw gestart kan worden. 5.4.2 H ET RIJDEN EN VERPLAATSEN VAN DE MACHINE De machine is niet goedgekeurd om op de openbare weg te rij- den. Ze mag (volgens het Wegenverkeersregelement) alléén gebruikt worden op privéterrein dat voor verkeer gesloten is.. Tijdens het zich verplaatsen met de machine dienen de messen uit- geschakeld te zijn en het maaidek in de hoogste stand te staan (stand «7»). Bij modellen met mechanische aandrijving: Zet de gashendel in een tussenstand tussen «LANGZAAM» en »SNEL» en zet de ver- snellingspook in de 1e versnelling (☛4.22). Houd het pedaal ingetrapt om zo de handrem uit te schakelen; laat het pedaal lang- zaam opkomen zodat het pedaal van de «remfunctie» naar de «koppelingsfunctie» overgaat, waarbij de achterwielen in werking gesteld worden (☛4.21). U dient het pedaal geleidelijk op te laten komen om te belet- ten dat de machine, door een te bruuske start, begint te steigeren en u de macht over het stuur kwijtraakt. Zorg dat u geleidelijk de gewenste snelheid bereikt door de gashendel en de versnel- lingspook te bedienen; om van de ene versnelling naar de andere over te gaan dient u de koppeling te bedienen door het pedaal half in te trappen (☛4.21). Bij modellen met hydrostatische aandrijving: Zet de gashendel tijdens de trajecten in een stand tussen «LANGZAAM» en »SNEL». Schakel de handrem uit en laat het rempedaal opkomen. (☛4.31). Trap het koppelingspedaal (☛4.32) in de «F» richting totdat de gewenste snelheid bereikt is door een lichte druk op het pedaal uit te voeren en de gashendel te bedie- nen. ➤ !LET OP! ➤ OPMERKING !LET OP! NL 30GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
NL 31 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN Het inschakelen van de koppeling dient uitgevoerd te worden zoals reeds eerder beschreven is ( ☛4.32) om te voorkomen dat de machine door een te bruuske bediening kan gaan steigeren en u de macht over het stuur verliest, vooral op hellingen. 5.4.3 R EMMEN Neem eerst snelheid af door het aantal toeren van de motor te verminderen en trap daar- na op het rempedaal (☛4.21 ofwell 4.31) om nog meer snelheid af te nemen totdat de machine stilstaat. Bij modellen met hydrostatische aandrijving: Een waarneembare vermindering van de snelheid kan reeds wor- den verkregen door het koppelingspedaal los te laten. 5.4.4 A CHTERUITVERSNELLING Het inschakelen van de achteruitversnelling DIENT altijd bij stilstand te gebeuren. Bij modellen met mechanische aandrijving: Trap het pedaal in totdat de machine stilstaat, schakel de achteruit in door de versnel- lingspook opzij te duwen en in de «R» (☛4.22) stand te zetten. Laat het pedaal gelei- delijk opkomen om de koppeling in te schakelen en begin met de achteruitrijmanoeu- vre. Bij modellen met hydrostatische aandrijving: Stop de machine en schakel de achteruitversnelling in door op het koppelingspedaal in de richting «R» te duwen (☛4.32). 5.4.5 H ET GRAS MAAIEN Wanneer u zich op het te maaien grasveld bevindt, zorg ervoor dat de grasopvangzak of de steenbeschermkap correct gemonteerd zijn en dat de antiscalpwieltjes op de gewens- te hoogte staan. Elk wieltje kan op twee verschillende hoogtes gemonteerd worden: in de laagste stand wordt steeds een ruimte gelaten tussen het terrein en de rand van het maaidek, om te ➤ ➤ OPMERKING ➤ !LET OP!
voorkomen dat het maaidek het grasveld beschadigt in aanwezigheid van een ongelijk terrein; in de hoogste stand worden zij buiten werking gesteld. Om de stand te verande- ren, de pin (1) losschroeven en verwijderen en het wieltje (2) terug plaatsen in de bovenste of onderste opening van de rang die overeenkomt met de diame- ter van het wieltje. Deze toepassing dient altijd uitgevoerd te worden op alle vier de wieltjes, MET DE MOTOR UIT EN DE MESSEN UITGE- SCHAKELD. Beginnen met maaien: – zet de gashendel in de «SNEL» stand; – zet het maaidek in de hoogste stand; – schakel de messen in (☛4.9); – begin heel langzaam en voorzichtig te rijden op de grasgrond, zoals reeds eerder beschreven is; – stel de juiste rijsnelheid en maaihoogte in (☛4.10) afhankelijk aan de toestand van het gazon (lengte, dichtheid en vochtigheid van het gras); op vlakke terreinen kunnen de volgende aanwijzingen worden aangehouden: Hoog, dicht en nat gras 2,5 km/h Normaal onderhouden gazon 4 ... 6 km/h Kort en droog gras meer dan 6 km/h Bij modellen met hydrostatische aandrijving: De snelheid kan trapsgewijs aangepast worden door de druk die op het koppelingspe- daal wordt uitgevoerd. Bij het maaien van hellingen dient de rijsnelheid verminderd te worden om de veiligheidscondities te garanderen ( ☛ 1.2 - 5.5). Het is in ieder geval verstandig om, elke keer als er een afname in het aantal toeren van de motor wordt waargenomen, de snelheid te vertragen, denk eraan dat er nooit een mooi maaibeeld verkregen wordt als de rijsnelheid te hoog is ten opzichte van de hoeveelheid gras. Ontkoppel de messen en zet het maaidek in de hoogste stand als er over een obstakel heen moet worden gereden. !LET OP! ➤ !LET OP! NL 32GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 1 2 Ø 80 Ø 100
NL 33 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 5.4.6 HET LEGEN VAN DE OPVANGZAK Zorg dat de zak niet te vol raakt om verstopping van de afvoer te voorkomen. Een onderbroken geluidssignaal geeft aan dat de opvangzak vol is; voer dan het volgende uit: – neem snelheid af; – schakel over naar de vrije stand (N) (☛4.22 ofwell 4.32/33) en stop met rijden; – schakel de handrem in op hellingen; – ontkoppel de messen (☛4.7) zodat het signaal stopt; Modellen met manuele start: Het legen van de opvangzak kan alléén worden uitgevoerd als de messen uitgeschakeld zijn; is dit niet het geval dan slaat de motor af. – trek de hendel (1) (☛4.9.1) naar boven en kiep de zak om voor het legen; – sluit de zak op zo’n manier zodat deze zich vastkoppelt aan de veerhaak (2) en berg de hendel (1). Modellen met elektrische start De hendel om de opvangzak te kantelen treedt in werking als de messen uitgeschakeld zijn – als de gebruiker zit op de machine, druk op de knop (3) (☛4.9.2) tot het omkiepen van de opvangzak; – na het leegmaken, druk steeds de knop (4) (☛4.9.3) tot het dalen van de zak, op zon manier zodat deze zich vastkoppelt aan de veerhaak (2). Het kan gebeuren dat, na het legen van de opvangzak, het geluidssignaal weer afgaat op het moment dat de messen worden ingeschakeld, omdat er nog grasresten op de microsensor (5) zijn achtergebleven; in dit geval is het voldoende om de messen te ontkoppe- len en ze meteen weer in te schakelen. Indien het geluidssignaal aanhoudt, de motor stilleggen, de opvangzak verwijderen en eventuele grasresten van de microsensor (5) halen. OPMERKING OPMERKING ➤ OPMERKING ➤ 5 1 23 4
5.4.7 HET LEGEN VAN HET UITWERPKANAAL In geval van hoog en nat gras gecombineerd met een te hoge snelheid kan er zich een verstopping van het uitwerpkanaal voordoen. Handel dan als volgt: – stop met rijden, ontkoppel de messen en schakel de motor uit; – verwijder de opvangzak of de steenbeschermkap; – verwijder het opgehoopte gras bij de uitmonding van het uitwerpkanaal. Deze handeling dient altijd te worden uitgevoerd met een uit- geschakelde motor. 5.4.8 N A HET MAAIEN Ontkoppel de messen na het maaien en laat de motor in toeren afnemen. Op de terugweg dient het maaidek in de hoogste stand te staan. 5.4.9 N A HET WERK Breng de machine tot stilstand, zet de gashendel in de «LANGZAAM» stand en schakel de motor uit door de sleutel in de «STOP» stand te draaien. Als de motor is uitgeschakeld, sluit de benzinekraan ( indien voorzien). Uitgerust dient de gashendel, 20 seconden voordat de motor uitgeschakeld wordt, in de “LANGZAAM” stand gezet te worden om een ont- ploffing in de knalpot te vermijden. Haal altijd de sleutel uit het contact alvorens de machine onbeheerd achter te laten! Om de lading van de accu in stand te houden, wordt de sleutel niet in de stand «DRAAIEN» gelaten wanneer de motor niet aanstaat. BELANGRIJK !LET OP! !LET OP! ➤ !LET OP! NL 34GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 1
5.4.10 SCHOONMAKEN EN STALLEN Maak, na elk gebruik, de buitenkant van de machine schoon, leeg de opvangzak en klop deze goed uit om alle gras- en aarderesten te verwijderen. Leeg de opvangzak altijd en laat geen containers met gemaaid gras in gesloten ruimtes achter. Reinig de kunstof delen van de machine met een vochtige spons en een schoonmaak- middel. Let er op dat de motor, de elektrische onderdelen en de elektronische kaart onder het dashboard niet nat worden. Gebruik in geen geval hogedrukreinigers of bijtende middelen voor het reinigen van de carrosserie en de motor! Het reinigen van de binnenkant van het maaidek en het uitwerpkanaal dient, onder de vol- gende condities, op een harde ondergrond te gebeuren: – met de opvangzak of de steenbeschermkap bevestigd; – de gebruiker zit op de machine; – de motor draait; – de koppeling staat in de vrije stand; – de messen zijn ingeschakeld. Sluit een waterslang eerst op de ene speciale fit- ting (1) aan en daarna op de andere en laat voor enkele minuten in elke fitting water lopen terwijl de messen draaien. Het is beter om het maaidek, voor het schoonmaken, in de laagste stand te zetten. Verwijder daarna de opvangzak, leeg en spoel deze uit en leg hem op een plaats waar hij snel op kan drogen. Modellen met een elektromagnetische koppeling Om de goede werking van de elektromagnetische koppeling niet te compromitteren: – vermijden dat de koppeling in contact komt met olie; – geen waterstralen van hoge druk rechtstreeks op de groep koppeling richten; – de koppeling niet schoonmaken met benzine. Berg de machine op in een droge ruimte, beschut tegen alle weersomstandigheden en dek ze, indien mogelijk, toe met een zeil (☛8.4). BELANGRIJK ➤ BELANGRIJK !LET OP! NL 35 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 1
5.4.11 DE MACHINE STALLEN EN GERUIME TIJD NIET GEBRUIKEN Als er verwacht wordt de machine voor geruime tijd niet te gebruiken (meer dan 1 maand), moeten de kabels van de accu losgekoppeld worden, waarbij de aanwijzingen in het instructieboekje van de motor in acht genomen moeten worden; vet alle bewegende onderdelen in zoals beschreven (☛6.2.1). Verwijder zorgvuldig de droge gras- resten die zich in de buurt van de motor en de geluid- demper opgehoopt kunnen hebben, om het ontstaan van brand te voorkomen als de machine opnieuw gebruikt wordt! Leeg de benzinetank door de benzineslang, die zich aan het begin van de benzinefilter (1) bevindt, los te maken en volg de aanwijzingen in het instructieboekje van de motor. De accu dient opgeborgen te worden op een koele, droge plaats. De accu altijd terug opladen vóór iedere lange periode van inactiviteit (langer dan 1 maand) en terug opladen vooraleer de activiteit te hervatten ( ☛6.2.5). Controleer, voordat er opnieuw met de machine gewerkt wordt, of er uit de slang, de ben- zinekraan en de carburateur geen benzine lekt. 5.4.12 B EVEILIGINGSSYSTEEM VAN DE KAART De elektronische kaart is voorzien van een zelfherstellend beveiligingssysteem dat het cir- cuit onderbreekt indien er zich een storing in de elektrische installatie voordoet; het in werking treden van de beveiliging veroorzaakt het afslaan van de motor en wordt weerge- geven door een geluidssignaal dat alléén ophoudt als de sleutel uit het contact gehaald wordt. Het circuit herstelt zichzelf automatisch binnen enkele seconden; de oorzaak dient gevon- den en verholpen te worden om herhaling van het voorval te voorkomen. Om te voorkomen dat het systeem in werking treedt: – mogen de polen van de accu niet onderling verwisseld worden – mag de machine niet gebruikt worden zonder accu om geen afwijkingen aan de laad- regelaar te veroorzaken – moet erop gelet worden dat er geen kortsluiting veroorzaakt wordt. BELANGRIJK BELANGRIJK !LET OP! NL 36GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 1
5.4.13 OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE HANDELINGEN TIJDENS HET GEBRUIK NL 37 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN Om ... De motor te starten (☛5.4.1) Met rijden te beginneni (☛5.4.2) Te remmen of te stoppen (☛5.4.3) Achteruit te rijden (☛5.4.4) Te maaien (☛5.4.5) De opvangzak te legen (☛5.4.6) Het uitwerpkanaal schoon te maken (☛5.4.7) Met maaien te stoppen (☛5.4.8) De motor te stoppen (☛5.4.9) De machine op te bergen (☛5.4.10)Dient het volgende te worden uitgevoerd ... Draai het benzinekraantje open, bereid de machine voor op het starten en steek de sleutel in het contact. Bedien de gashendel Bij modellen met mechanische aandrijving:Het pedaal tot op het einde toe indrukken, de versnelling inschakelen en het pedaal langzaam loslaten (☛4.22); Bij modellen met hydrostatische aandrijving: en het koppe- lingspedaal (☛4.32); Laat de motor in toeren afnemen en druk op het rempedaal. Breng de machine; Bij modellen met mechanische aandrijving:De versnelling in de vrije stand zetten, het pedaal tot op het einde toe indruk- ken, de achteruit inschakelen en het pedaal langzaam loslaten (☛4.22); Bij modellen met hydrostatische aandrijving:en duw het koppelingspedaal in de «R» richting (☛4.32). Breng de opvangzak of de steenbeschermingskap aan, stel de hoogte van de beschermwieltjes in en bedien de gashendel; nei modelli a trasmissione meccanica: Het pedaal tot op het einde toe indrukken, de versnelling inschakelen en het pedaal langzaam loslaten (☛4.22); nei modelli a trasmissione idrostatica: en het koppelingspe- daal (☛4.32); schakel de messen in en stel de maaihoogte in. Stop met rijden, ontkoppel de messen en voer met de hendel de handelingen uit voor het omkiepen van de zak. Stop met rijden, ontkoppel de messen en schakel de motor uit; verwijder de opvangzak en reinig het uitwerpkanaal. Ontkoppel de messen en laat de motor in toeren afnemen. Laat de motor in toeren afnemen, wacht enkele seconden, draai de sleutel om en sluit de benzinekraan. Schakel de handrem in, haal de sleutel uit het contact en reinig de machine, de binnenkant van het maaidek, het uitwerpkanaal en de opvangzak als dit nodig is. ➤ ➤ ➤ ➤ ➤ ➤
NL 38GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 5.5 GEBRUIK OP HELLINGEN Houd de aangegeven beperkingen aan (max. 10° - 17%) en maai een hellend gazon altijd van boven naar beneden en nooit in de dwarsrichting. Pas erg goed op bij het veran- deren van richting niet op obstakels te stuiten (bijv. stenen, takken, wortels, enz.). Deze obstakels kunnen het zijwaarts glijden en het omkiepen van de machine veroorzaken of de macht over het stuur doen verliezen. VERTRAAG DE SNELHEID OP HELLINGEN ALVORENS VAN RICHTING TE VERANDEREN. Op een helling dient de handrem altijd te worden ingeschakeld alvorens de machine te verlaten en onbeheerd achter te laten. Op hellingen dient het rijden zéér zorgvuldig te gebeuren om het steigeren van de machine te voorkomen. Vertraag de snelheid bij het begin- nen van een helling, vooral bij het afdalen. Gebruik de achteruitversnelling nooit om snelheid te minderen; dit kan de macht over het stuur doen verliezen, vooral op gladde terreinen. Bij modellen met mechanische aandrijving: Rijd nooit een helling af met de versnelling of de koppeling in de vrije stand! Schakel altijd een lage versnelling in voordat u de machine onbeheerd achterlaat. Bij modellen met hydrostatische aandrijving: Het afdalen van een helling kan uitgevoerd worden zonder het koppelingspedaal te bedienen (☛4.32) om zoveel mogelijk gebruik te maken van het remeffect van de hydrostatische aandrijving als de koppeling niet is ingeschakeld. 5.6 HET VERVOEREN VAN DE MACHINE Gebruik geschikte hefwerktuigen voor het vervoeren van de machine met een vrachtwagen of op een oplegger en het juiste aantal personen !LET OP! ➤ !GEVAAR! ➤ !GEVAAR! !LET OP! !GEVAAR! max 10° (17%) FOUT! GOED!
met betrekking tot het gewicht. De machine mag nooit opgetild worden met tou- wen of takels. Sluit, alvorens de machine te vervoeren, de benzinekraan ( indien voorzien), zet het maaidek in de laagste stand, schakel de handrem in en zorg dat de machine goed vastzit aan het vervoermiddel met touwen of kettingen. 5.7 NUTTIGE WENKEN VOOR EEN MOOI MAAIBEELD 1. Voor een mooi, groen en zacht gazon is het nodig dat het gras regelmatig en op de juiste manier gemaaid wordt. 2. Het is beter om het gras te maaien als het gazon goed droog is. 3.De messen dienen geen gebreken te vertonen en goed scherp te zijn, zodat het gras op de juiste manier wordt afgesneden zonder uitgerukt te worden. Dit kan namelijk tot vergeling van de punten leiden. 4.De motor dient op volle toeren te draaien om zowel het gras op de juiste manier af te snijden als een goede afvoer van het gras naar het uitwerpkanaal te verkrijgen.. 5.De maaifrequentie wordt bepaald aan de hand van de groei van het gras, waarbij ver- meden moet worden dat het gras te hoog wordt. 6.In de warmste en droogste tijden van het jaar is het beter om het gras iets hoger te laten worden zodat het gazon niet uitdroogt. 7.Als het gras erg hoog is, raden wij aan om het gazon, met tussenpoos van één dag, in twee keer te maaien, de eerste keer keer met de messen in de hoogste stand en smallere grasstroken tegelijk maaiend en de tweede keer met de messen in de gewenste stand. 8.Het gazon zal er mooier uitzien als het maaien afwisselend, in de lengte- en in de dwarsrichting uit- gevoerd wordt. 9.Als het uitwerpkanaal zich telkens verstopt met gras is het beter om de snelheid te vertragen zodat het maaien niet te snel gebeurt ten opzichte van de toestand van het gazon; mocht het probleem aan- houden dan kan het ook zijn dat de messen niet goed geslepen zijn of dat het profiel van de vleugels vervormd is. 10.Pas erg goed op bij het maaien langs struiken en boorden. Deze kunnen de stand van het maaidek ontregelen en de zijkant van het maaidek en de messen beschadigen. ➤ NL 39 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 12