Home
>
GGP Italy SPA
>
Lawn Mower
>
GGP Italy SPA Lawn Tractor 71505176 0 Operators Manual Dutch Version
GGP Italy SPA Lawn Tractor 71505176 0 Operators Manual Dutch Version
Have a look at the manual GGP Italy SPA Lawn Tractor 71505176 0 Operators Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 893 GGP Italy SPA manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.
NL 40ONDERHOUD 6. ONDERHOUD 6.1 VEILIGHEIDSADVIEZEN Haal de sleutel uit het contact en lees de bijgeleverde instruc- ties alvorens enige reinigings-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden te ver- richten. Trek voor het demonteren en monteren van de messen en voor alle han- delingen die gevaarlijk kunnen zijn voor de handen geschikte kleding en werkhandschoenen aan Gebruik de machine nooit als er onderdelen versleten of beschadigd zijn. Deze onderdelen dienen vervangen te worden en mogen nooit gerepareerd worden. Gebruik alleen originele reserveonderdelen; onderdelen met andere kenmerken kunnen de machine beschadigen en gevaarlijk zijn voor uw veiligheid en dat van anderen. Gooi afgewerkte olie, oude benzine of andere vervuilende produk- ten nooit achteloos weg. 6.1.1 D E MACHINE OP HAAR KANT PLAATSEN Wanneer de onderkant van de maaier bereikt dient te worden kan de machine op haar kant geplaatst worden. Plaats de machine op een stevige en vlakke ondergrond en zorg dat er op z’n minst twee personen aanwezig zijn die de handeling zeker en op de juiste manier kunnen uitvoeren. Modellen met elektrische start: De kantelinrichting moet in de gesloten stand staan. Zorg er voor dat de tank niet meer dan 2 liter brandstof bevat en breng, onder de achterplaat, een vulstuk aan van ongeveer 40 mm. Til de machine op bij het voorste deel en let erop de machine vast te pakken bij de punten die een veilige grip verzekeren. Leg de machine neer op de aangegeven punten en let hierbij op de steunen van de opvangzak niet te beschadigen. Controleer de stabiliteit van de machine vóór het uivoeren van elke willekeurige handeling en voorkom handelingen die het omvallen van de machine kunnen veroorzaken. !GEVAAR! !LET OP! ➤ !LET OP! BELANGRIJK !LET OP! !LET OP! 40 mm
NL 41 ONDERHOUD 6.2 PERIODIEK ONDERHOUD 6.2.1 A LGEMEEN ONDERHOUD EN SMERING De schemas volgen die de punten onderhavig aan nazichten, smering en regelmatig onderhoud aangeven met de aanduiding van het type van te gebruiken smeerproduct en van de periodiciteit die moet gevolgd worden bij de ingrepen. a) Periodiek onderhoud(☛6.2.2) 100502510 1.9 1.10 1.11 1.7 1.13 1.5 1.1 1.1 21) 1.2 1.2 1.3 1.12 UREN
NL 42ONDERHOUD b) Smering Bij modellen met mechanische aandrijving: ➤ VET OLIE - SAE 30 Bij modellen met hydrostatische aandrijving:➤
NL 43 ONDERHOUD 6.2.2 ONDERHOUDSPROGRAMMA Het doel van deze tabel is om uw machine een optimale conditie te laten behouden. De belangrijkste onderhoudswerkzaamheden en smeerbehandelingen staan hierin ver- meld met aanduiding van de tussenpozen waarmee ze uitgevoerd dienen te worden. Daarnaast bevinden zich enkele hokjes waarin u de datum of de werkuren kunt invullen. INGREEPURENUITVOERING(DATUM OFUREN) 1. MACHINE 1.1Controle bevestiging en scherpte van de messen25 1.2Vervanging messen 100 1.3Controle drijfsnaar 25 1.4Vervanging drijfsnaar 2)– 1.5Controle drijfriem van de messen 25 1.6Vervanging drijfriem van de messen 2)– 1.7Controle verbindingsriem van de messen 25 1.8Vervanging verbindingsriem van de messen 2)– 1.9Controle en bijstellen van de rem 10 1.10Controle en bijstellen van de koppeling 10 1.11Controle van de meskoppeling en –rem 10 1.12Stevigheidscontrole van alle verbindingen 25 1.13Algemene smering 3)25 2. MOTOR1) 2.1Vervanging motorolie ..... 2.2Controle en schoonmaken luchtfilter ..... 2.3Vervanging luchtfilter ..... 2.4Controle benzinefilter ..... 2.5Vervanging benzinefilter ..... 2.6Controle en schoonmaken contactpuntjes ..... 2.7Vervanging bougie ..... 1)Raadpleeg het instructieboekje van de motor voor de complete lijst en de tussenpo- zen. 2)Bij de eerste slijtageverschijnselen onmiddelijk vervangen bij een erkend servicecen- trum. 3)De algemene smering moet bovendien, elke keer er verwacht wordt de machine voor geruime tijd niet te gebruiken, uitgevoerd worden.
NL 44ONDERHOUD 6.2.3 MOTOR Volg alle aanwijzingen die in het instructieboek- je van de motor staan aangegeven. Het aftappen van de motorolie wordt uitge- voerd door de dop (1) eraf te draaien; let bij het erop draaien van de dop of de pakking aan de binnenkant goed geplaatst is. 6.2.4 A CHTERASSEN Deze bestaan uit een verzegelde eenheid en vragen geen onderhoud.; de eenheid is voor- zien van een permanente smering die geen vervanging of aanvulling behoeft. 6.2.5 ACCU Het is fundamenteel om de accu zorgvuldig te onder- houden voor een duurzaam bestaan. De accu van uw machine dient steeds te worden opgeladen: – bij het eerste gebruik na de aankoop van de machine; – vóór elke langere periode waarin de machine niet zal worden gebruikt; – vóór de machine na een lange periode van stil- stand opnieuw in gebruik te nemen. – Lees met aandacht de oplaadprocedures die in het instructieboekje van de accu staan en volg ze op. Als deze procedures niet in acht worden geno- men of als de accu niet wordt opgeladen, kan er 1 1
zich onherstelbare schade voordoen aan de elementen van de accu. – Een lege accu dientzo snel als mogelijk opgeladen te worden. Het opladen dient uitgevoerd te worden met gelijkspanning appa- ratuur. Andere oplaadsystemen kunnen de accu op een onherstelbare manier bescha- digen. De machine is uitgerust met een connector (1) voor het opladen, die aangesloten moet worden op de overeenstemmende connector van de speciale acculader van behoud CB 01 in dotatie (indien voorzien) of beschikbaar op aanvraag (☛8.5). Deze connector mag uitsluitend gebruikt worden voor de aan- sluiting op de acculader van behoud CB01. Voor zijn gebruik: – de aanwijzingen volgen aangegeven in de desbetreffende gebruiksinstruc- ties; – de aanwijzingen volgen aangegeven in het instructieboekje van de accu. 6.3 CONTROLES EN AFSTELLINGEN Overzicht van de belangrijkste problemen waarbij ingegrepen moet worden 6.3.1 D EMONTAGE, SLIJPEN EN BALANCEREN VAN DE MESSEN Controleer of het mes goed geslepen is en stevig vastzit aan de steun. – een bot mes rukt het gras uit een veroorzaakt de vergeling van het gazon. – een mes dat niet goed vastzit gaat op abnormale wijze trillen en is een potentiële geva- renbron. Alle handelingen aan het maaidek (demontage, slijpen, in !LET OP! BELANGRIJK BELANGRIJK NL 45 ONDERHOUD Als ... De messen trillen Het gras wordt uitgerukt en het gazon ver- geelt De hoogte van het gras onregelmatig is Het inschakelen van de messen onregel- matig verloopt De remmen niet goed werken Het rijden schokkend verloopt De opvangzak elke keer opspringt en open neigt te gaandient het volgende te worden uitgevoerd ... Controleer of ze goed vastzitten (☛6.3.1) of stel ze bij (☛6.3.1). Slijp de messen (☛6.3.1). Stel de maaihoogte van het maaidek bij (☛6.3.2). Stel de regelaar van de messenkoppeling opnieuw in (☛6.3.3). Stel de remveer bij (☛6.3.4). Stel de veer van het koppelstuk bij (☛6.3.5). Stel de veer bij (☛6.3.6).
balans brengen, hermontage en/of vervanging) vergen een welbepaalde vaardig- heid en het gebruik van speciaal gereedschap; uit veiligheidsoverwegingen, die- nen deze handelingen bijgevolg uitgevoerd te worden in een gespecialiseerd ser- vicecentrum. Draag altijd stevige handschoenen bij het hanteren van de messen. Om een mes te demonteren dient het stevig te worden vastgepakt en de middelste schroef (1) losgedraaid te worden in de richting van de pijl die op elk mes staat aange- geven. De schroefdraad van de bevestigingsschroeven loopt bij het ene mes naar rechts en bij het andere mes naar links. Slijp beide messen met behulp van een slijp- schijf met een middelgrote korrel en controleer of de messen in balans zijn door een ronde staaf met een Ø van 18 mm in het middelste gat te plaatsen. Vervang altijd de beschadigde of verbogen messen; probeer ze nooit te repareren! GEBRUIK ALTIJD ORIGINELE MESSEN WAAR HET TEKEN OP STAAT! De messen verschillen onderling, worden geplaatst in een hoek van 90° en bewegen in een tegenovergestelde richting. Bij het monteren dienen de posities in acht te worden genomen aan de hand van het codenummer dat zich op de messen bevindt. Bij het monteren dient de aangegeven volgorde aange- houden te worden. Let erop dat de windvleugels van de messen naar de binnenkant van het maaidek wijzen en dat de holle kant van de elastische !LET OP! !LET OP! !LET OP! !LET OP! NL 46ONDERHOUD 1 2 2 1 1 2 43 Mod. 102:82004341/1 82004340/1 Mod. 102:82004348/0 82004347/0 Mod. 122:82004350/0 82004349/0
veerring (1) tegen het mes drukt. Draai de bevestigingsschroef (2) aan met een 45- 50 Nm dynamometrische sleutel. Als de naaf (3) van de as loskomt tijdens het demonteren controleer dan of de spie (4) goed in de gleuf is geplaatst. 6.3.2 A FSTELLING VAN HET MAAIDEK Een correcte afstelling van het maaidek is belangrijk om een mooi eenvormig gazon te verkrijgen. Voor een mooi maairesultaat is het verstandig om ervoor te zorgen dat de voorkant altijd 5-6 mm lager staat afgesteld dan de achterkant. – Plaats de machine op een vlakke ondergrond en kijk na of de banden de juiste span- ning hebben; – plaats vulstukken (1) van 26 mm onder de voor- kant, en van 32 mm (2) onder de achterkant van het maaidek en zet de hendel in stand «1»; – schroef zowel links als rechts de moeren (3), schroeven (5) en contramoeren (4-6) op zo’n manier los dat het maaidek goed op de vulstuk- ken rust; – duw de twee verbindingsstangen (7) naar achte- ren en draai de twee moeren (3) op de bijbeho- rende stangen totdat de voorkant van het maai- dek zowel links als rechts naar boven begint te komen; draai hierna de bijbehorende contramoe- ren (4) vast; – draai aan de beide achterste moeren (5) totdat de achterkant van het maaidek zowel links als rechts naar boven begint te komen; draai hierna de bijbehorende contramoeren (6) vast. Mocht de juiste afstelling niet gevonden worden raadpleeg dan een erkend servicecentrum. OPMERKING NL 47 ONDERHOUD 4 1 = 26 mm 2 = 32 mm 37 5 6
6.3.3 MESKOPPELING EN–REM AFSTELLEN Modellen met een koppelingshendel Tijdens het bedienen van de hendel om de messen te ontkoppelen, wordt er gelijkertijd een rem in werking gesteld die het draaien in enkele seconden stopt. Een slechte werking van de rem is meestal te wijten aan een versleten remblokje (2) dat bij een erkend servicecentrum vervangen moet worden. Eventuele rek in de kabel en de lengtever- schillen in de drijfriem kunnen ontkoppeling of een onregelmatig draaien van de messen veroorzaken. Dit dient met de regelaar(1) te worden bijgesteld totdat de juiste spanning van de veer is bereikt (gemeten aan de buitenkant van de veer, bij ingeschakelde messen). Modellen met een elektromagnetische koppeling Het onregelmatig draaien dat te wijten is aan de drijfriem dient met de regelaar (1) te wor- den bijgesteld totdat de juiste spanning van de veer is bereikt (gemeten aan de buiten- kant). Als de elektromagnetische koppeling de drijfriem niet kan aandrijven of als het draaien van de messen niet binnen enkele seconden stopt dient er contact met een erkend servicecentrum te worden opgeno- men. 6.3.4 B IJSTELLEN VAN DE REM Als de remweg langer wordt ten opzichte van de aangegeven waardes (☛5.3.6) dient de remveer bijgesteld te worden. Het bijstellen dient uitgevoerd te worden met een aangetrokken handrem. De toegang tot het bijstellen is mogelijk door het deurtje op de gleuf onder de stoel te verwijderen. ➤ ➤ NL 48ONDERHOUD 1 Mod. 102113 - 115 mm Mod. 12290 - 91 mm 1 2 Mod. 10294 - 96 mm Mod. 12292,5 - 93,5 mm
Draai de moer (1) waarmee de staaf (2) bevestigd is los en draai aan de moer (3) tot- dat een veerlengte verkregen is van: A= 47,5 - 49,5 mm (in de modellen met mechanische overbrenging) B= 45 - 47 mm (in de modellen met hydrostatische overbrenging) opgemeten aan de binnenkant van de sluit- ringen. Na het bijstellen, dient de moer (1) weer vastgedraaid te worden. Om overbelasting van de remgroep te voorkomen dient u bij het bijstellen niet onder deze waardes te gaan. Als de rem na het bijstel- len niet goed werkt dient er onmiddelijk con- tact opgenomen te worden met een erkend servicecentrum. PROBEER NIET ZELF ANDERE HANDELINGEN UIT TE VOEREN DAN DIE HIERBOVEN BESCHREVEN STAAN. 6.3.5 A FSTELLEN VAN DE SPANNING VAN DE DRIJFSNAAR Als de machine niet voldoende rijkracht vertoont dient de spanning van de spanningsveer afgesteld te worden zodat de beste werkconditie herkregen wordt. De toegang tot het afstellen is mogelijk door het deurtje op de gleuf onder de stoel te ver- wijderen. Draai de blokkeermoeren (2) los en draai de schroef (1) los of vast voor zover dit nodig is, totdat een veerlengte A van de veer (3) verkregen is van: A= 114 - 116 mm (in de modellen met mechanische overbrenging) A= 109 - 111 mm (n de modellen met hydrostatische overbrenging) opgemeten aan de buitenkant van de schroefwin- dingen. Na het afstellen dienen de moeren (2) weer vastgedraaid te worden. Let goed op bij het gebruik vanOPMERKING ➤ ➤ !LET OP! BELANGRIJK ➤ ➤ NL 49 ONDERHOUD 1 2 3 B A 2 31 2 A 1 3