Home > Mountfield > Lawn Mower > Mountfield Lawn Mower 4140H Instructions Manual

Mountfield Lawn Mower 4140H Instructions Manual

    Download as PDF Print this page Share this page

    Have a look at the manual Mountfield Lawn Mower 4140H Instructions Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 153 Mountfield manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

    							31
    FRANÇAISFR
    7.11 LUBRIFICATION
    Lubrifier les points de graissage toutes les 50 heu-
    res de service, conformé ment au tableau ci-des-
    sous, ainsi qu’après chaque lavage.
    7.12 FUSIBLE
    En cas de panne électrique , vérifier/remplacer le 
    fusible, 20A. Voir 15:S.
    8 BREVET - ENREGISTREMENT
    Cette machine et les pièces qui la composent sont 
    enregistrées sous le n° de brevet :
    SE9901091-0, SE9901730-3, SE9401745-6, 
    US595 7497, FR772384, DE69520215.4, 
    GB772384, SE0301072-5, SE04/000239 (PCT), 
    SE0401554-1, SE0501599-5.
    9 ENTRETIEN
    Pour la réparation et l’ entretien des machines, 
    s’adresser à un service agré é qui n’utilisera que des 
    pièces d’origine. 
    Les pièces de rechange et accessoires d’origine 
    GGP sont spécifiquement conçus pour les 
    machines GGP. Les pièces de rechange et 
    accessoires d’autres marques n’ont été ni testés 
    ni approuvés par GGP. 
    L’utilisation de pièces et accessoires 
    d’autres marques peut affecter le 
    fonctionnement de la machine et en 
    compromettre la sécurité. GGP décline 
    toute responsabilité pour les dégâts ou 
    blessures occasionnés par ces produits. Les pièces d’origine sont 
    fournies par des services 
    spécialisés et par de nombreux revendeurs. 
    Leurs adresses sont renseignées sur le site GGP :  
    www.GGP.com. 
    Il est recommandé de  confier l’entretien, la 
    maintenance et l’inspection des dispositifs de 
    sécurité une fois par an à un service spécialisé.
    10 CONDITIONS GÉNÉRALES 
    D’ACHAT
    Une garantie totale couvre  les défauts matériels et 
    les vices de fabrication.  L’utilisateur est tenu de 
    suivre scrupuleusement le s instructions contenues 
    dans la documentation fournie.
    Période de garantie
    Usage privé : deux ans à part ir de la date d’achat.
    Batteries : six mois à part ir de la date d’achat.
    Exceptions
    Sont exclus de la garantie  les dégâts consécutifs à : 
    - la méconnaissance du contenu de la  documentation fournie 
    - la négligence 
    - un usage ou un assemblage incorrects ou non  autorisés
    - l’utilisation d’autres él éments que les pièces 
    d’origine
    - l’utilisation d’accessoir es non fournis ou non 
    agréés par GGP
    Sont également exclus  de la garantie :
    - l’usure des éléments tels que les lames,  courroies, roues et câbles
    - l’usure normale
    - le moteur et la transmission, qui sont couverts  par la garantie f ournie par leur fa bricant et font 
    l’objet de conditions générales séparées.
    L’acquéreur est protégé par les lois nationales de 
    chaque pays. La présente  garantie ne limite en 
    aucun cas les droits dont il dispose dans le cadre de 
    ces législations.
    11 ENVIRONNEMENT
    Par respect de l’environnement, merci d’accorder 
    une attention particulière aux points suivants :
    • Utiliser des carburants  qui respectent le plus 
    possible l’environnement. 
    • Utiliser un entonnoir et/ou un jerrycan avec  protection contre le trop -plein pour éviter le 
    gaspillage de carburant. 
    • Ne pas remplir le réservoir à ras bord. 
    • Ne pas trop remplir le ré servoir d’huile moteur 
    et/ou de transmission (voir le manuel de 
    l’utilisateur pour les quantités exactes). 
    Objet Action Figur
    e
    Point cen-
    tral 4 nipples de graissage.
    Appliquer de la graisse univer-
    selle à l’aide d’un pistolet. 
    Pomper jusqu’à ce que la 
    graisse sorte de l’embout. 19
    Chaîne de 
    direction Nettoyer les chaînes à l’aide 
    d’une brosse métallique.
    Lubrifier à l’aide d’un vaporisa-
    teur de graisse universelle pour 
    chaînes. -
    Tendeurs Lubrifier les paliers de grais- sage à l’aide d’une burette en 
    activant toutes les commandes. 
    Pour plus de fac ilité, travailler à 
    deux. 20
    Câbles de 
    commande Lubrifier les extrémités des 
    câbles à l’aide d’une burette en 
    activant toutes les commandes. 
    Travailler à deux. 20 
    						
    							32
    FRANÇAISFR
    • Récupérer l’huile de vidange sans en renverser. 
    Déposer l’huile usagée dans une station de 
    recyclage. 
    • Ne pas jeter les anciens filtres à huile à la  poubelle. Les confier à une station de recyclage. 
    • Ne pas jeter les batterie s au plomb à la poubelle. 
    Les déposer dans une station de recyclage.
    • Remplacer le pot d’éc happement lorsqu’il est 
    endommagé. Utiliser exclusivement des pièces 
    d’origine pour effectuer les réparations. 
    • Le cas échéant, remplacer le convertisseur  catalytique lorsqu’il est endommagé. 
    • Le réglage du carburateur doit être confié à un  technicien spécialisé. 
    • Nettoyer le filtre à air suivant les instructions  (voir manuel). 
    12 IDENTIFICATION
    Le produit est identifi é par deux éléments :
    1. La référence et le numéro de série de la 
    machine,
    2. Le modèle, le type et le numéro de série du 
    moteur.
    Ces numéros d’identification devront être 
    communiqués pour les entret iens, réparations et 
    achats de pièces.
    Pour la facilité, inscrire  ces numéros sur la dernière 
    page de ce carnet. 
    GGP se réserve le droit de  modifier le produit sans 
    avis préalable.  
    						
    							33
    NEDERLANDSNL
    1 ALGEMEEN
    Dit symbool geeft een WAARSCHU-
    WING weer. Als de instructies niet 
    nauwkeurig worden opgevolgd, kan dit 
    leiden tot ernstige persoonlijke verwon-
    dingen en/of schade.
    1.1 SYMBOLEN
    Op de machine ziet u de  volgende symbolen  om u 
    eraan te herinneren dat  voorzichtigheid en oplet-
    tendheid bij gebruik en tijdens onderhoud geboden 
    is.
    Betekenis van de symbolen:
    Waarschuwing!
    Lees vóór gebruik van de machine de ge-
    bruikershandleiding en de veiligheids-
    voorschriften.
    Waarschuwing!
    Kijk uit voor weggegooide voorwerpen. 
    Houd omstanders op afstand.
    Waarschuwing!
    Draag altijd gehoorbescherming.
    Waarschuwing!
    Deze machine is niet bedoeld voor rijden 
    op de openbare weg.
    Waarschuwing!
    U mag met de machine, uitgerust met de 
    originele accessoires, niet rijden op een 
    helling met een grotere hellingshoek dan 
    10º.
    Waarschuwing!
    Knelgevaar. Blijf met uw handen uit de 
    buurt van de middensturing.
    Waarschuwing!
    Kans op brandwonden. Raak de geluid-
    demper/katalysator niet aan. 
    1.2 VERWIJZINGEN
    1.2.1 Afbeeldingen
    De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding 
    zijn genummerd met 1, 2, 3 etc.
    Onderdelen in afbeeldingen worden aangegeven 
    met A, B, C etc.
    Een verwijzing naar onderdeel C in afbeelding 2 
    wordt als volgt weergegeven: “2:C”.
    1.2.2 Titels
    De titels in deze gebruikershandleiding zijn op de 
    volgende manier genummerd:
    “1.3.1 Algemene veiligheid scontrole” is een subti-
    tel van “1.3 Veiligheidscontrole” en wordt onder 
    deze titel vermeld. Wanneer naar een titel wordt verwezen, wordt al-
    leen het nummer van deze titel aangegeven. Bij-
    voorbeeld “Zie 1.3.3”.
    2 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
    EN
    2.1 ALGEMEEN
    • Lees deze voorschriften zorgvuldig door. Zorg 
    dat u bekend bent met alle 
    bedieningsmechanismen en  het juiste gebruik 
    van de machine.
    • Alle bestuurders moeten zich voor gebruik  aanmelden voor praktische training in de 
    bediening van de machin e, en deze ook volgen. 
    Hierbij moet met name wo rden gelet op het feit 
    dat:
    a. u wanneer u een zitm aaier bedient zorgvuldig 
    en geconcentreerd te werk moet gaan.
    b. het op hellingen niet mogelijk is een 
    schuivende zitmaaier  onder controle te houden 
    door te remmen. De bela ngrijkste redenen voor 
    het verliezen van de controle zijn: te weinig 
    tractie, een uitzonderlij k hoge snelheid, te 
    weinig remmen, het feit dat de machine niet 
    geschikt is voor de taa k, te weinig aandacht aan 
    het grondoppervlak of onjuist gebruik als een 
    sleepvoertuig.
    • Laat de machine nooit  door kinderen gebruiken 
    of door iemand die niet  op de hoogte is van deze 
    instructies. In gemeentelijke verordeningen 
    kunnen beperkingen worden aangegeven voor 
    de leeftijd van de bestuurder.
    • Gebruik de machine nooit wanneer anderen,  met name kinderen of dieren, in de buurt zijn.
    • De bestuurder is aansprakelijk voor ongelukken  bij anderen of schade aan het eigendom van 
    anderen.
    • Laat nooit kinderen of andere passagiers op de  machine met u meerijden. Ze kunnen er van af 
    vallen en ernstig gewond raken, of u kunt de 
    machine hierdoor niet meer veilig besturen.
    • Gebruik de machine niet wanneer u onder  invloed bent van alcohol, drugs of 
    geneesmiddelen. Gebruik de machine ook niet 
    wanneer u moe bent of zich niet lekker voelt.
    2.2 VOORBEREIDING
    • Draag stevige schoenen en een lange broek wanneer u de machine gebruikt. Gebruik de 
    machine niet op blote voeten of met sandalen.
    • Draag geschikte kleding wanneer u de machine  gebruikt. Draag geen loshangende kleding, 
    sieraden, een sjaal, een das enzovoort. Deze  
    						
    							34
    NEDERLANDSNL
    kunnen in de draaiende onderdelen vast komen 
    te zitten. Steek lang haar op.
    • Controleer zorgvuldig het gebied dat u wilt  maaien/sneeuwvrij wilt  maken. Verwijder alle 
    losse stenen, takjes,  stukken ijzerdraad of 
    andere vreemde voorwerpen die door de 
    machine kunnen worden uitgeworpen.
    • Waarschuwing - benzine is uiterst brandbaar. a. Bewaar benzine altijd  in een verpakking die 
    daarvoor speciaal is bedoeld.
    b. U mag de machine alleen buiten met benzine 
    (bij)vullen. Rook nooit wanneer u de machine 
    met benzine (bij)vult.
    c. Vul de machine met benzine voordat u de 
    motor start. Verwijder nooit de vuldop en vul de 
    machine nooit met benzine wanneer de motor 
    loopt of nog warm is.
    d. Start nooit de motor wa nneer u benzine hebt 
    gemorst, maar verwijder de machine van de 
    plaats waar u benzine hebt gemorst en probeer 
    te voorkomen dat er vonken ontstaan totdat de 
    benzine is verdampt.
    e. Vergeet niet na het vullen de dop op de 
    benzinetank en het vat te schroeven.
    • Vervang defecte dempers.
    • Controleer voor gebruik a ltijd of de messen en 
    de bevestigingsonderdelen  niet zijn versleten of 
    beschadigd. Vervang versleten of beschadigde 
    onderdelen als een set, zodat de juiste balans 
    behouden blijft.
    • De accu (op elektrisch gestarte machines) geeft  explosieve gassen af. Houd de machine uit de 
    buurt van vonken, vuur en sigaretten. Zorg dat 
    er bij het opladen voldoende ventilatie is.
    • De accu bevat giftige  stoffen. Beschadig de 
    accubehuizing niet. Zorg  wanneer de behuizing 
    is beschadigd dat u niet in aanraking komt met 
    de inhoud van de accu.
    • Gooi oude, defecte accus niet bij het afval.  Vraag bij uw gemeente na hoe u de accu op de 
    juiste manier moet weggooien.
    • Zorg dat de accu ge en kortsluiting maakt. 
    Hierbij kunnen vonken ontstaan, waardoor 
    brand kan worden veroorzaakt.
    2.3 RIJDEN
    • Start de motor volgens  de instructies in de 
    handleiding. Houd uw voeten uit de buurt van 
    de messen.
    • Laat de motor niet lopen in besloten ruimten  waar gevaarlijke koolmonoxidegassen zich 
    kunnen verzamelen.
    • Gebruik de machine alle en overdag of bij goede 
    verlichting.
    • Gebruik altijd gehoorbescherming. • Rijd voorzichtig 
    wanneer u obstakels nadert die 
    uw zicht beperken.
    • Houd kinderen altijd uit de buurt van het  werkgebied van de machine. Zorg dat een 
    andere volwassene op de kinderen let.
    • Rijd voorzichtig achteruit. Kijk voordat en  terwijl u achteruit rijdt, achter u om te 
    controleren of er geen obstakels aanwezig zijn. 
    Kijk uit met kleine kinderen.
    • Zet de messen en de verbinding los voordat u de  motor start.
    • Houd uw handen of voeten nooit bij of onder  draaiende onderdelen. K ijk uit voor de messen. 
    Ga nooit recht voor de  uitvoeropening staan.
    • Gebruik de machine niet op een nat gazon.
    • Rijd voorzichtig op helli ngen. Start of stop niet 
    plotseling wanneer u een  helling op- of afrijdt.
    • Laat het koppelingspedaal langzaam los. Rijd  altijd met het koppelingspedaal  omlaag en laat het 
    pedaal niet los wanneer u een helling af rijdt.
    • Rijd nooit dwars op de helling. Rijd van boven  naar beneden, en van beneden naar boven.
    • Gebruik een lage versnelling wanneer u de  aandrijving inschakelt, me t name in lang gras. 
    Neem gas terug op hellingen en wanneer u 
    scherpe bochten maakt, om te voorkomen dat 
    de machine kantelt of u de controle over de 
    machine verliest.
    • Let goed op gaten in de grond en andere  verborgen gevaren.
    • Rijd niet te dicht bij greppels of hoge randen.   De machine kan omvallen wanneer een wiel 
    over de rand komt of wa nneer de rand afbreekt.
    • Ga zorgvuldig te werk wanneer u iets sleept of  zware apparatuur gebruikt.
    a. Gebruik alleen een goedgekeurde 
    sleepinrichting.
    b. Houd de lading beperkt, zodat u deze goed 
    onder controle kunt houden.
    c. Maak geen plotselinge bochten. Rijd 
    voorzichtig achteruit.
    d. Gebruik wielgewichten  of een gewicht op de 
    voorzijde wanneer dit in de handleiding wordt 
    aanbevolen.
    • Let goed op het verkeer bij kruispunten of in de  buurt van wegen.
    • Stop de messen wanneer  u tijdens het maaien 
    over een ander oppervlak dan gras rijdt.
    • Richt wanneer u accessoir es gebruikt de uitvoer 
    nooit op iemand die ernaast staat, en laat 
    niemand bij de machine staan wanneer deze is 
    ingeschakeld.
    • Gebruik de machine nooit met te weinig  bescherming of zonder dat de  
    						
    							35
    NEDERLANDSNL
    veiligheidsmechanismen zijn geplaatst.
    • U mag bestaande veiligheidsmechanismen niet  losmaken of uitschakele n. Controleer elke keer 
    voordat u de machine gebruikt of de 
    veiligheidsmechanismen werken.
    • Verander de instelling van de regelaar van de  motor niet en laat de  motor niet op een te hoog 
    toerental lopen. Bij hoge toerentallen van de 
    motor neemt de kans op persoonlijk letsel toe.
    • Raak machineonderdelen die tijdens gebruik  warm worden, niet aan. U loopt dan de kans op 
    brandwonden.
    • Verlaat de zitplaats van de bestuurder alleen  wanneer u:
    a. het krachtafneempunt hebt uitgeschakeld en 
    de accessoires omlaag hebt gezet.
    b. de versnelling in de neutrale stand hebt gezet 
    en de parkeerrem hebt geactiveerd.
    c. de motor hebt uitgeschakeld en de sleutel 
    hebt verwijderd.
    • Gebruik alleen accessoires die zijn  goedgekeurd door de fabrikant van de machine.
    • U mag de machine niet  gebruiken zonder dat u 
    in de gereedschapsbevestigingspunten van de 
    machine accessoires/gereedschappen hebt 
    geplaatst. Rijden zonder accessoires kan een 
    negatief effect hebben op de stabiliteit van de 
    machine.
    • Ga voorzichtig te werk wanneer u een  grasopvangbak of andere accessoires gebruikt. 
    Hierdoor kan de stabiliteit van de machine 
    veranderen. Dit geldt me t name op hellingen.
    • Schakel de aandrijving van de accessoires uit,  schakel de motor uit en maak de bougiekabel 
    los of verwijder het contactsleuteltje:
    a. wanneer u takjes en  vuil moet verwijderen als 
    de uitvoer verstopt is geraakt.
    b. wanneer u de machine wilt controleren, 
    reinigen of onderhoud aan de machine wilt 
    verrichten.
    c. wanneer u wilt contro leren of er schade is 
    ontstaan en reparaties  wilt uitvoeren voordat u 
    de machine na een botsing met een vreemd 
    voorwerp weer start en in gebruik neemt.
    d. Wanneer u de machine wilt controleren 
    wanneer deze sterk begint  te trillen. (Controleer 
    de machine direct.)
    • Maak de aandrijving naar de accessoires los  tijdens transport of wanneer u de machine niet 
    gebruikt.
    • Schakel de motor uit en maak de aandrijving  naar de accessoires los:
    a. voordat u de machine met benzine vult.
    b. voordat u de grasopvangbak verwijdert. c. voordat u de hoogte aanpast, wanneer dit niet 
    mogelijk is vanaf de positie van de bestuurder.
    • Zet de machine in  een lagere versnelling 
    wanneer u de motor wilt uitschakelen. Wanneer 
    de motor is uitgerust met een brandstofafsluiter, 
    moet u deze uitschakelen wanneer het werk 
    klaar is.
    • Wees voorzichtig wanneer u een machine hebt  met meerdere maaidekken, want als er één mes 
    draait, kunnen de andere messen ook gaan 
    draaien. 
    • U mag met de machine, uitgerust met de  oorspronkelijke accessoires, niet rijden op een 
    helling met een steilere hellingshoek dan 10º.
    • De oorspronkelijke messen van het maaidek  mogen niet worden vervangen door niet-
    oorspronkelijke messen di e bijvoorbeeld zijn 
    bedoeld voor verwijderi ng van mos. Wanneer u 
    dergelijke messen gebruikt , vervalt de garantie. 
    Ook bestaat de kans op ernstig letsel of schade 
    aan personen of eigendom. 
    • Ga voorzichtig te werk bi j het laden en ontladen 
    van de machine op een vrachtwagen of 
    aanhangwagen.
    2.4 ONDERHOUD EN OPBERGEN
    • Zet alle schroeven en  moeren zo vast dat de 
    machine veilig kan worden gebruikt.
    • Controleer regelmatig of de schroeven van de  messen van het maaidek stevig vast zitten. 
    • Controleer regelmatig de werking van de 
    remmen. Onderhoud de remmen goed en 
    repareer ze indien nodig. 
    • Berg de machine nooit op met benzine in de 
    tank in gebouwen waar de dampen in aanraking 
    kunnen komen met open vuur of vonken.
    • Laat de motor afkoelen voordat u de machine 
    opbergt.
    • Zorg ter voorkoming van  brandgevaar dat er 
    geen gras, bladeren of overtollige olie in de 
    motor, demper, accu en benzinetank komen.
    • Controleer regelmatig of de grasopvangbak is  versleten of beschadigd.
    • Vervang versleten of beschadigde onderdelen  voor de veiligheid.
    • Gebruik altijd originele reserveonderdelen. 
    Niet-originele rese rveonderdelen kunnen 
    verwondingen veroorzaken, ook al passen ze in 
    de machine.
    • Vervang beschadigde waarschuwings- en  instructiestickers.
    • Wanneer er geen mechanische vergrendeling  aanwezig is voor de  transportpositie, moet u het 
    maaidek omlaag zetten wanneer u de machine 
    parkeert, opbergt of onbewaakt achterlaat.  
    						
    							36
    NEDERLANDSNL
    • Wanneer u de benzinetank moet leegmaken, moet u dit buiten doen.
    • Berg de machine zo op dat kinderen deze niet 
    kunnen bereiken.
    • De accu bevat zuur. Bij mechanische schade of  overlading kan het zuur  uit de accu lekken. 
    • Overlaad de accu nooit. Door overlading van de  accu kan deze ontploffen,  waarbij het zuur alle 
    kanten opspat.
    • Als u het zuur in uw ogen of op uw huid krijgt,  kan dit ernstig letsel ve roorzaken. Als er zuur 
    op uw lichaam terechtkomt, moet u het 
    betreffende lichaamsdeel onmiddellijk 
    afspoelen met een ruime hoeveelheid water en 
    zo snel mogelijk medische hulp zoeken.
    • Zuurdampen kunnen bij inademing letsel 
    veroorzaken aan slijmvliezen en andere 
    inwendige organen. Zoek onmiddellijk 
    medische hulp als u zuurdampen hebt 
    ingeademd.
    • Zuur kan ernstige schade veroorzaken aan  gereedschappen, kleding en ander materiaal. 
    Spoel gemorst zuur onmiddellijk weg met 
    water.
    • Zorg dat de accu geen kor tsluiting maakt, want 
    dan kunnen er vonken en brand ontstaan. Zorg 
    dat metalen sieraden niet in contact kunnen 
    komen met de accupolen.
    • Als er schade is ontst aan aan de behuizing, het 
    deksel of de contactpunten  van de accu of als er 
    interferentie optreedt bi j de strip die over de 
    kleppen ligt, moet de accu vervangen worden.
    2.5 OPBERGEN
    Maak de benzinetank leeg. Start de motor en laat 
    deze lopen totdat ze stopt.
    Vervang de olie terwijl de motor nog warm is. 
    Schroef de bougie los en giet een eetlepel olie in de 
    cilinder. Laat de motor enkele slagen draaien zodat 
    de olie in de cilinder wordt verspreid. Plaats de 
    bougie. 
    Reinig de volledige machine. Het is met name 
    belangrijk om onder het maai dek te reinigen. Werk 
    beschadigde verf bij om roest te voorkomen.
    Berg de machine binnen op een droge plaats op.
    Machines met een elektrische starter:
    Verwijder de accu. Bewaar deze goed opgeladen 
    op een koele plaats (tussen de 0°C en de 15°C) 
    Op de juiste bewaartemper atuur zou de accu elke 
    vier maanden moeten worden opgeladen. Het accuzuur is extr
    eem bijtend en kan 
    verwondingen en beschadigingen aan 
    de huid en aan kleding veroorzaken. 
    Draag altijd rubberen handschoenen en 
    een bril (veiligheidsbril) om uw ogen te 
    beschermen. Adem geen zuurdampen 
    in.
    Laat de accu niet te  veel hellen, want 
    dan kan het accuzuur eruit lopen op de 
    handen of de kleding. Spoel wanneer dit 
    gebeurt, het zuur met veel water af.
    3 MONTAGE
    Om verwondingen en schade te 
    voorkomen, dient u de machine niet te 
    gebruiken voordat alle aangegeven 
    maatregelen in de ze gebruiksaanwijz-
    ing zijn opgevolgd.
    3.1 ACCESSOIRES
    Bij de machine wordt een plastic tas geleverd met 
    daarin alle onderdelen die vóór gebruik gemon-
    teerd moeten worden. De tas bevat de volgende 
    onderdelen (afb. 1):
    Aand.Aant. Omschrijving Afmeting
    A1 Sleutel
    B 1 Reservesleutel
    C 1 Spanpin 6 x 36
    D 1 Afstandsring 16 x 38 x 0,5
    E 1 Afstandsring 16 x 38 x 1,0
    F 2 Borstring
    G 2 Schroef 8 x 20
    H 2 Vleugelmoer
    I 4 Ring 8.4 x 24 x 1,5
    J 1 Trekplaat
    K 4 Schroef 8 x 20
    L2 Moer
    M 2 Schroef voor accu
    N 2 Moer voor accu
    3.2 MOTORKAP
    Om bij te tanken en de motor en de accu te inspec-
    teren en onderhouden, opent u de motorkap. 
    De motor mag niet dr aaien als u de kap 
    opent.  
    3.2.1 Openen
    1. Trek de stoelvergrendeling (afb. 2) omhoog en  kantel de stoel voorover.
    2. Trek de rubberband aan de voorzijde van de kap  omhoog (afb. 3).
    3.  Pak de motorkap aan de voorrand vast en draai  de kap omhoog (afb. 4). 
    						
    							37
    NEDERLANDSNL
    3.2.2 Sluiten
    1. Pak de motorkap aan de voorrand vast en draai de kap omlaag (afb. 4).
    2. Maak de rubberband aan de voorzijde van de  kap vast (afb. 3).
    De machine alleen gebruiken met geslo-
    ten en vergrendelde kap. Anders be-
    staat er een kans op brandwonden en 
    kunt u bekneld raken.
    3.3 ACCU
    Zorg dat de accu geen kortsluiting 
    maakt. want dan kunnen er vonken en 
    brand ontstaan. Zorg dat metalen sier-
    aden niet in contact kunnen komen met 
    de accupolen.
    Als er schade is ontstaan  aan de behuizing, het 
    deksel, de accuklemmen of de strip die over de 
    kleppen ligt, moet de accu vervangen worden.
    De accu wordt gereguleerd door kleppen en geeft 
    een uitgangsspanning van 12 V. De accuvloeistof 
    kan en mag niet worden gecontroleerd of aange-
    vuld. U hoeft de accu alleen maar op te laden, bi-
    jvoorbeeld als u deze lang niet hebt gebruikt.
    Bewaar de accu na het opl aden op een koele plaats.
    De accu moet volle dig zijn opgeladen 
    voordat u deze voor de eerste keer gaat 
    gebruiken. De accu  moet altijd volledig 
    opgeladen worden bewaard, anders 
    kan deze beschadigd raken. 
    3.3.1 Accu opladen met motor
    De accu kan als volgt worden opgeladen met de 
    dynamo van de motor.
    1. Plaats de accu in de  machine zoals hieronder af-
    gebeeld.
    2. Zet de machine buiten of  zorg dat de uitlaatgas-
    sen kunnen worden afgevoerd.
    3. Start de motor volgens de  instructies in de han-
    dleiding.
    4. Laat de motor 45 minuten lopen.
    5. Zet de motor af. De a ccu is nu volledig opgelad-
    en.
    3.3.2 Accu opladen met oplader
    Als de accu wordt opgeladen met een oplader, di-
    ent deze een constante spanning te hebben.
    Neem contact op met uw  leverancier voor een 
    dergelijke oplader.
    De accu kan beschadigd ra ken als er een standaard 
    oplader wordt gebruikt. 
    3.3.3 Accu plaatsen
    1. Open de motorkap en  plaats de accu. Zie afb. 5.
    2. Zet de accu vast.
    3. Sluit eerst de rode ka bel aan op de positieve ac-
    cuklem (+) van de accu. 4. Sluit dan de zwarte kabel aan op de 
    negatieve accuklem (-) van de accu.
    Als u de kabels ve rwisselt, raken de 
    generator en de accu beschadigd.
    De accu moet altijd aangesloten zijn als 
    u de motor wilt laten lopen. Anders 
    kunnen de generator en het elektrische 
    systeem beschadigd raken.
    3.4 ZITTING, AFB. 6
    Maak de vergrendeling (S) los en klap de zitting-
    houder naar voren.
    Plaats de bevestiging als  volgt in de achterste (bov-
    enste) gaten:
    1. Draai de borstringen (F ) op de schroeven (K).
    2. Duw de schroeven in de gaten van de zitting- houder. Plaats een sluitrin g (I) tussen de zitting 
    en de houder.
    3. Draai de schroeven vast  in de zitting. Aanhaal-
    moment: 9±1,7 Nm.
    Als het aanhaalmoment groter dan 
    9±1,7 Nm is, raakt de zitting beschad-
    igd.
    4. Zorg dat de zitting eenvoudi g in de gaten van de 
    houder valt.
    Plaats de bevestiging  als volgt in de voorste 
    (onderste) gaten:
    1. Draai de vleugelmoeren (H) op de schroeven  (G).
    2. Plaats een sluitring (I) op elke schroef.
    3. Duw de schroeven door de gaten in de houder  en draai ze met de hand vast in de zitting.
    4. Klap de zitting terug in de gewenste positie.
    5. Draai de vleugelmoere n (H) met de hand vast.
    De vleugelmoeren (H) en de zitting rak-
    en beschadigd als u gereedschap ge-
    bruikt.
    De zitting kan worden opgeklapt. Als de machine 
    buiten in de regen staat, klapt u de zitting naar 
    voren zodat het kussen niet nat wordt.
    De stoel is vergrendeld. Om  de stoel op of terug te 
    klappen, trekt u eerst de vergrendeling (S) naar 
    boven .
    3.5 STUURWIEL
    Zie afb. 7. Voor een minimale speling van de stu-
    urkolom moeten de afsta ndsringen (D) en/of (E) 
    als volgt tussen de stuurkolombus en de -houder 
    worden geplaatst.
    1. Plaats de stuurkolombus  op de stuurkolom en 
    zet de bus vast door de spanstift (C) er voor on-
    geveer 1/3 in te steken.
    2. Trek de bus en de stuurkolom omhoog. 
    						
    							38
    NEDERLANDSNL
    3. Controleer aan de buitenkant of er geen sluitrin-
    gen, de sluitring van 0,5 mm, de sluitring van 
    1,0 mm of beide sluitringen in het gat kunnen 
    worden geplaatst. Forceer de ring(en) niet, er 
    moet een klein beetje speling zijn. 
    4. Trek de splitpen eruit en maak de stuurkolom- bus open.
    5. Plaats de ring(en) vol gens punt 3 hierboven.
    6. Plaats de stuurkolombus op de stuurkolom en  vergrendel deze door de sp anstift er volledig in 
    te steken. Zorg dat deze pen geborgd is.
    3.6 TREKHAAK 
    Zie afb. 8. Monteer trekhaak  (J) in de twee gaten 
    aan de onderzijde van de achteras met de schro-
    even (L+K). Draai de schroeven stevig vast.
    Aanhaalmoment: 22 Nm.
    3.7 SNELSLUITINGEN 
    De snelsluitingen en insta llatie-instructies worden 
    in een aparte doos geleverd. 
    Monteer de snelsluitinge n op de voorste assen van 
    de machine. 
    3.8 BANDENSPANNING 
    Controleer de bandenspanning. De juiste waarden 
    zijn:
    Voor: 0,6 bar (9 psi). 
    Achter: 0,4 bar (6 psi)
    3.9 ACCESSOIRES 
    Voor de montage van accessoires kijkt u in de 
    aparte montagehandleidi ng die bij iedere acces-
    soire wordt geleverd.
    Opmerking: Het maaidek  is als accessoire lever-
    baar.
    4 BESCHRIJVING
    4.1 AANDRIJVING
    De machine heeft achterwielaandrijving.
    De achteras is voorzien  van een hydrostatische 
    transmissie met traploze transmissie voor- en ach-
    teruit.
    De achteras is eveneens voorzien van een differen-
    tieel om het draaien te vergemakkelijken.
    Het gereedschap dat aan de voorzijde is gemon-
    teerd wordt aangedreven door aandrijfriemen.
    4.2 BESTURING
    De machine is aangedreve n. Dit betekent dat het 
    chassis is verdeeld in een voor- en een achterge-
    deelte die ten opzichte van elkaar kunnen draaien.
    Knikbesturing houdt in dat de machine langs bo-
    men en andere obstakels kan rijden met een ex-
    treem kleine draaicirkel.
    4.3 BEVEILIGINGSSYSTEEM
    De machine is uitgerust met een elektrisch beveili-
    gingssysteem. Dit systeem onderbreekt bepaalde 
    activiteiten die door onjui ste handelingen gevaar-
    lijke situaties kunnen veroorzaken.
    De motor kan bijvoorbeeld alleen gestart worden 
    als het koppelings-/rempedaal is ingedrukt.
    Controleer voor elk gebruik of het be-
    veiligingssysteem werkt.
    4.4 BEDIENING
    4.4.1 Gereedschapslift, mechanisch (9:A)
    U kunt als volgt schakelen tussen de werkpositie 
    en de transportpositie:
    1. Trap het pedaal volledig in. 
    2. Laat het pedaal langzaam los.
    4.4.2 Koppeling - parkeerrem (9:B)
    Druk nooit op het pedaal tijdens het rij-
    den. De krachtoverbrenging kan dan 
    oververhit raken. Het pedaal heeft de volgende 
    drie standen:
    •Omhoog. De koppeling is niet 
    geactiveerd. De parkeerrem is 
    niet geactiveerd.
    • Voor de helft ingetrapt. Voorwaarts rijden uit-
    geschakeld. De parkeerrem is niet geactiveerd.
    • Volledig ingetrapt . Voorwaarts rijden uitge-
    schakeld. De parkeerrem  is geactiveerd maar 
    niet vergrendeld. Deze stand wordt ook ge-
    bruikt als noodrem.
    4.4.3 Vergrendeling, parkeerrem (9:C)  De vergrendeling vergrendelt het koppe-
    lings-/rempedaal in de ingetrapte stand. 
    Deze functie wordt gebruikt om de machi-
    ne te vergrendelen op  hellingen, tijdens 
    transport enz., als de motor niet draait.
    Vergrendelen:
    1. Trap het pedaal (9:B) volledig in. 
    2. Verplaats de vergrendeling (9:C) naar rechts.
    3. Laat het pedaal (9:B) los.
    4. Laat de vergrendeling (9:C) los.
    Ontgrendelen:
    Trap het pedaal (9:B) volledig in en laat het weer 
    los. 
    						
    							39
    NEDERLANDSNL
    4.4.4 Rijden - bedrijfsrem (9:F)Als de machine niet remt zoals ver-
    wacht als het pedaal wordt losgelaten, 
    moet het linkerpedaal (9:B) worden ge-
    bruikt als noodrem.
    Het pedaal regelt de versnelling tussen de motor en 
    de wielen (= de snelheid ). Wanneer het pedaal om-
    hoog staat, wordt de bedrijfsrem geactiveerd.
    1. Pedaal voorwaarts 
    – de machine gaat vooruit.
    2. Pedaal onbelast 
    – de machine staat stil.
    3. Pedaal achterwaarts 
    – de machine rijdt achteruit.
    4. Minder druk op het pedaal 
    – de machine remt.
    4.4.5 Gas- en chokehendel (9:D)
    Hendel om de snelheid te regelen en om te choken 
    bij een koude start.  Als de motor onregelmatig loopt, be-
    staat er een kans dat de hendel te ver 
    naar voren staat zodat de choke geacti-
    veerd wordt. Dit beschadigt de motor, 
    verhoogt het brandstofgebruik en is 
    schadelijk voor het milieu.
    1. Choke - voor het starten van een koude 
    motor. De choke staat in de bovenste stand 
    in de groef. 
    Gebruik deze functie niet als de motor 
    warm is.
    2. Vol gas - bij gebruik van de machine al-
    tijd vol gas geven. 
    Om de gashendel op vol gas te zetten, zet 
    u de hendel ongeveer 2 cm achter de 
    chokestand.
    3. Stationairloop.
    4.4.6 Contactslot (9:E)
    Contactslot dat gebruikt wordt om de motor te 
    starten en uit te schakelen. Vier standen: 1. Stopstand - de motor is kortgesloten. De 
    sleutel kan verwijderd worden.
    2/3. Rijstand. 
    4. Startstand - de elektrische startmotor 
    wordt geactiveerd op het moment dat de 
    sleutel in de veerbelaste startstand wordt 
    gedraaid. Laat de sleutel teruggaan naar 
    rijstand 2/3 wanneer de motor gestart is. 4.4.7 Krachtafnemer (10:G)
    De krachtafnemer mag nooit 
    ingeschakeld zijn wanneer het aan de 
    voorzijde gemonteerde gereedschap in 
    de transportstand st aat. Dit beschadigt 
    de riemtransmissie.
    Hendel voor in- en ui tschakelen van de 
    krachtafnemer voor aandrijving van aan de 
    voorzijde gemonteerde acce ssoires. Twee standen:
    1. Voorste stand - krachtafnemer 
    uitgeschakeld.
    2. Achterste stand -  krachtafnemer inge-
    schakeld. 
    4.4.8 Ontkoppelingshefboom
    Hendel om de traploze transmissie uit te schake-
    len.
    HST is voorzien van een he ndel die op de achteras 
    is aangesloten. Zie (13:N).
    De ontkoppelingshendel mag nooit tus-
    sen de binnenste en buitenste stand 
    staan. Dit leidt tot ove rverhitting en be-
    schadiging van de transmissie.
    Hiermee kunt u de machine handmatig verplaatsen 
    zonder de motor te gebruiken. Twee standen:
    1. Hendel ingedrukt - transmis-
    sie ingeschakeld voor normaal 
    gebruik.
    2. Hendel in de bui tenste stand – 
    transmissie uitgeschakeld. De 
    machine kan handmatig worden 
    verplaatst.
    De machine mag niet over lange afstanden of met 
    hoge snelheid worden gesleept. Hierdoor kan de 
    versnellingsbak worden beschadigd. 
    De machine mag niet worden bediend 
    als de voorste hendel in de buitenste 
    stand staat, anders wordt de machine 
    beschadigd en bestaat de kans op lekka-
    ge in de vooras.
    4.4.9 Zitting (11:H) De zitting kan worden opgeklapt en naar 
    voor of achter worden  verschoven.  De zit-
    ting wordt met de greep (11:K) vergren-
    deld in de opgeklapte positie en naar voor 
    of achter verschoven met de knoppen (11:J).
    De zitting is voorzien va n een beveiligingsschake-
    laar die is aangesloten  op het beveiligingssysteem 
    van de machine. Dit houdt  in dat bepaalde gevaar-
    lijke functies niet werken  als er niemand op de zit-
    ting zit. 
    						
    							40
    NEDERLANDSNL
    4.4.10 Motorkap (12:L)De machine heeft een motorkap die ge-
    opend kan worden, zodat de benzine-
    kraan, accu en motor makkelijk 
    bereikbaar zijn. De motorkap is vergren-
    deld met een rubberen band.
    De motorkap gaat als volgt open:
    1. Maak aan de voorzijde van de kap de rubberen  band (12:M) los.
    2. Til de motorkap omhoog.
    Bevestig alles weer in  omgekeerde volgorde.
    De machine alleen gebruiken met geslo-
    ten kap, anders bestaat er een kans op 
    brandwonden en kunt u bekneld raken.
    4.4.11 Snelsluiting (21:H) De snelsluitingen kunn en worden geschei-
    den, waardoor er zeer eenvoudig van 
    hulpmiddel gewisseld kan worden.
    De snelsluitingen zorgen ervoor dat het 
    maaidek gemakkelijk  kan wisselen tussen 
    de twee standen:
    • Normale stand met volledig aangespannen  riem.
    • 4 cm achter de normale stand met losse riem,  zodat het maaidek dichter bij de basismachine 
    komt.
    Omdat de riemspanner loskomt van de riem, ver-
    eenvoudigen de snelsluitingen de vervanging van 
    de riem en het maaidek en wordt het omschakelen 
    naar de reinigingsstand en de servicestanden ge-
    makkelijker.
    Spanning van riem halen:
    1. Verwijder de borgpennen (21:G) aan beide zij- den.
    2. Open de snelsluitingen door de achterste ge- deelten met uw hiel na ar beneden te drukken. 
    Zie (21:F).
    Als de snelsluitingen  geopend zijn, rus-
    ten de maaidekarmen losjes in de asge-
    deelten. Het maaidek mag nooit in de 
    servicestand of reinigingsstand worden 
    gezet zonder de snelsluitingen na het 
    loshaken van de riem van het maaidek 
    weer te vergrendelen.
    3. Voer de noodzakelijke aanpassingen uit, bijv.: • Haak de riem los.
    • Vervang het maaidek door de maaidekarmen  los te haken. Zie afb. 23.
    Riem aanspannen:
    Span de uiteinden afzonderlijk aan volgens onder-
    staande instructies.
    Draai de hendel niet met uw handen. U 
    kunt bekneld raken! 1. Plaats uw voet op de 
    hendel (22:J) en draai 
    voorzichtig een halve slag naar voren.
    2. Plaats de borgpen (21:G).
    3.Ga hetzelfde te werk aan de andere kant.
    5 TOEPASSINGEN
    Op de machine mogen uitsluitend originele GGP-
    accessoires worden gemonteerd, zoals:
    Het trekmechanisme mag worden belast met een 
    verticale kracht va n maximaal 100 N.
    De duwkracht van getrokken accessoires op het 
    trekmechanisme mag niet groter zijn dan 500 N.
    LET OP! Neem vóór het gebruik van een aanhan-
    ger altijd contact op met uw verzekeringsmaat-
    schappij.
    LET OP! Deze machine is ni et bedoeld voor rijden 
    op de openbare weg.
    6 STARTEN EN RIJDEN
    De machine alleen gebruiken met geslo-
    ten en vergrendelde kap. Anders be-
    staat er een kans op brandwonden en 
    kunt u bekneld raken.
    6.1 BIJVULLEN MET BENZINE  (14:Q)
    Gebruik altijd loodvrije  benzine. Gebruik nooit 
    brandstof voor tweetaktmotoren.
    De tank heeft een inhoud van  6 liter. Door de trans-
    parante tank is het brandsto fniveau makkelijk af te 
    lezen.
    LET OP! Gewone loodvrije  benzine is beperkt 
    houdbaar en mag niet lange r dan 30 dagen worden 
    bewaard.
    U kunt ook milieuvriendeli jke benzine gebruiken, 
    d.w.z. gealkyleerde benzine. Dit type benzine heeft 
    een samenstelling die minder schadelijk is voor 
    mens en milieu.
    Benzine is uiterst brandbaar. Bewaar 
    brandstof altijd in een speciaal daar-
    voor bestemde tank. 
    Gebruik Accessoires, origineel van GGP
    Gras maaien Met maaidek 95 C
    Sneeuwruimen Met sneeuwschuiver. Gebruik  van sneeuwkettingen en framege-
    wichten wordt aanbevolen.
    Gras en bladeren 
    vegen Uitgerust met getrokken opvang-
    bak 30 of 42.
    Gras- en blad-
    transport Uitgerust met transportkar (Pro 
    of Combi). 
    						
    All Mountfield manuals Comments (0)

    Related Manuals for Mountfield Lawn Mower 4140H Instructions Manual