Mountfield Lawn Mower 4140H Instructions Manual
Have a look at the manual Mountfield Lawn Mower 4140H Instructions Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 153 Mountfield manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.
31 FRANÇAISFR 7.11 LUBRIFICATION Lubrifier les points de graissage toutes les 50 heu- res de service, conformé ment au tableau ci-des- sous, ainsi qu’après chaque lavage. 7.12 FUSIBLE En cas de panne électrique , vérifier/remplacer le fusible, 20A. Voir 15:S. 8 BREVET - ENREGISTREMENT Cette machine et les pièces qui la composent sont enregistrées sous le n° de brevet : SE9901091-0, SE9901730-3, SE9401745-6, US595 7497, FR772384, DE69520215.4, GB772384, SE0301072-5, SE04/000239 (PCT), SE0401554-1, SE0501599-5. 9 ENTRETIEN Pour la réparation et l’ entretien des machines, s’adresser à un service agré é qui n’utilisera que des pièces d’origine. Les pièces de rechange et accessoires d’origine GGP sont spécifiquement conçus pour les machines GGP. Les pièces de rechange et accessoires d’autres marques n’ont été ni testés ni approuvés par GGP. L’utilisation de pièces et accessoires d’autres marques peut affecter le fonctionnement de la machine et en compromettre la sécurité. GGP décline toute responsabilité pour les dégâts ou blessures occasionnés par ces produits. Les pièces d’origine sont fournies par des services spécialisés et par de nombreux revendeurs. Leurs adresses sont renseignées sur le site GGP : www.GGP.com. Il est recommandé de confier l’entretien, la maintenance et l’inspection des dispositifs de sécurité une fois par an à un service spécialisé. 10 CONDITIONS GÉNÉRALES D’ACHAT Une garantie totale couvre les défauts matériels et les vices de fabrication. L’utilisateur est tenu de suivre scrupuleusement le s instructions contenues dans la documentation fournie. Période de garantie Usage privé : deux ans à part ir de la date d’achat. Batteries : six mois à part ir de la date d’achat. Exceptions Sont exclus de la garantie les dégâts consécutifs à : - la méconnaissance du contenu de la documentation fournie - la négligence - un usage ou un assemblage incorrects ou non autorisés - l’utilisation d’autres él éments que les pièces d’origine - l’utilisation d’accessoir es non fournis ou non agréés par GGP Sont également exclus de la garantie : - l’usure des éléments tels que les lames, courroies, roues et câbles - l’usure normale - le moteur et la transmission, qui sont couverts par la garantie f ournie par leur fa bricant et font l’objet de conditions générales séparées. L’acquéreur est protégé par les lois nationales de chaque pays. La présente garantie ne limite en aucun cas les droits dont il dispose dans le cadre de ces législations. 11 ENVIRONNEMENT Par respect de l’environnement, merci d’accorder une attention particulière aux points suivants : • Utiliser des carburants qui respectent le plus possible l’environnement. • Utiliser un entonnoir et/ou un jerrycan avec protection contre le trop -plein pour éviter le gaspillage de carburant. • Ne pas remplir le réservoir à ras bord. • Ne pas trop remplir le ré servoir d’huile moteur et/ou de transmission (voir le manuel de l’utilisateur pour les quantités exactes). Objet Action Figur e Point cen- tral 4 nipples de graissage. Appliquer de la graisse univer- selle à l’aide d’un pistolet. Pomper jusqu’à ce que la graisse sorte de l’embout. 19 Chaîne de direction Nettoyer les chaînes à l’aide d’une brosse métallique. Lubrifier à l’aide d’un vaporisa- teur de graisse universelle pour chaînes. - Tendeurs Lubrifier les paliers de grais- sage à l’aide d’une burette en activant toutes les commandes. Pour plus de fac ilité, travailler à deux. 20 Câbles de commande Lubrifier les extrémités des câbles à l’aide d’une burette en activant toutes les commandes. Travailler à deux. 20
32 FRANÇAISFR • Récupérer l’huile de vidange sans en renverser. Déposer l’huile usagée dans une station de recyclage. • Ne pas jeter les anciens filtres à huile à la poubelle. Les confier à une station de recyclage. • Ne pas jeter les batterie s au plomb à la poubelle. Les déposer dans une station de recyclage. • Remplacer le pot d’éc happement lorsqu’il est endommagé. Utiliser exclusivement des pièces d’origine pour effectuer les réparations. • Le cas échéant, remplacer le convertisseur catalytique lorsqu’il est endommagé. • Le réglage du carburateur doit être confié à un technicien spécialisé. • Nettoyer le filtre à air suivant les instructions (voir manuel). 12 IDENTIFICATION Le produit est identifi é par deux éléments : 1. La référence et le numéro de série de la machine, 2. Le modèle, le type et le numéro de série du moteur. Ces numéros d’identification devront être communiqués pour les entret iens, réparations et achats de pièces. Pour la facilité, inscrire ces numéros sur la dernière page de ce carnet. GGP se réserve le droit de modifier le produit sans avis préalable.
33 NEDERLANDSNL 1 ALGEMEEN Dit symbool geeft een WAARSCHU- WING weer. Als de instructies niet nauwkeurig worden opgevolgd, kan dit leiden tot ernstige persoonlijke verwon- dingen en/of schade. 1.1 SYMBOLEN Op de machine ziet u de volgende symbolen om u eraan te herinneren dat voorzichtigheid en oplet- tendheid bij gebruik en tijdens onderhoud geboden is. Betekenis van de symbolen: Waarschuwing! Lees vóór gebruik van de machine de ge- bruikershandleiding en de veiligheids- voorschriften. Waarschuwing! Kijk uit voor weggegooide voorwerpen. Houd omstanders op afstand. Waarschuwing! Draag altijd gehoorbescherming. Waarschuwing! Deze machine is niet bedoeld voor rijden op de openbare weg. Waarschuwing! U mag met de machine, uitgerust met de originele accessoires, niet rijden op een helling met een grotere hellingshoek dan 10º. Waarschuwing! Knelgevaar. Blijf met uw handen uit de buurt van de middensturing. Waarschuwing! Kans op brandwonden. Raak de geluid- demper/katalysator niet aan. 1.2 VERWIJZINGEN 1.2.1 Afbeeldingen De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn genummerd met 1, 2, 3 etc. Onderdelen in afbeeldingen worden aangegeven met A, B, C etc. Een verwijzing naar onderdeel C in afbeelding 2 wordt als volgt weergegeven: “2:C”. 1.2.2 Titels De titels in deze gebruikershandleiding zijn op de volgende manier genummerd: “1.3.1 Algemene veiligheid scontrole” is een subti- tel van “1.3 Veiligheidscontrole” en wordt onder deze titel vermeld. Wanneer naar een titel wordt verwezen, wordt al- leen het nummer van deze titel aangegeven. Bij- voorbeeld “Zie 1.3.3”. 2 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT EN 2.1 ALGEMEEN • Lees deze voorschriften zorgvuldig door. Zorg dat u bekend bent met alle bedieningsmechanismen en het juiste gebruik van de machine. • Alle bestuurders moeten zich voor gebruik aanmelden voor praktische training in de bediening van de machin e, en deze ook volgen. Hierbij moet met name wo rden gelet op het feit dat: a. u wanneer u een zitm aaier bedient zorgvuldig en geconcentreerd te werk moet gaan. b. het op hellingen niet mogelijk is een schuivende zitmaaier onder controle te houden door te remmen. De bela ngrijkste redenen voor het verliezen van de controle zijn: te weinig tractie, een uitzonderlij k hoge snelheid, te weinig remmen, het feit dat de machine niet geschikt is voor de taa k, te weinig aandacht aan het grondoppervlak of onjuist gebruik als een sleepvoertuig. • Laat de machine nooit door kinderen gebruiken of door iemand die niet op de hoogte is van deze instructies. In gemeentelijke verordeningen kunnen beperkingen worden aangegeven voor de leeftijd van de bestuurder. • Gebruik de machine nooit wanneer anderen, met name kinderen of dieren, in de buurt zijn. • De bestuurder is aansprakelijk voor ongelukken bij anderen of schade aan het eigendom van anderen. • Laat nooit kinderen of andere passagiers op de machine met u meerijden. Ze kunnen er van af vallen en ernstig gewond raken, of u kunt de machine hierdoor niet meer veilig besturen. • Gebruik de machine niet wanneer u onder invloed bent van alcohol, drugs of geneesmiddelen. Gebruik de machine ook niet wanneer u moe bent of zich niet lekker voelt. 2.2 VOORBEREIDING • Draag stevige schoenen en een lange broek wanneer u de machine gebruikt. Gebruik de machine niet op blote voeten of met sandalen. • Draag geschikte kleding wanneer u de machine gebruikt. Draag geen loshangende kleding, sieraden, een sjaal, een das enzovoort. Deze
34 NEDERLANDSNL kunnen in de draaiende onderdelen vast komen te zitten. Steek lang haar op. • Controleer zorgvuldig het gebied dat u wilt maaien/sneeuwvrij wilt maken. Verwijder alle losse stenen, takjes, stukken ijzerdraad of andere vreemde voorwerpen die door de machine kunnen worden uitgeworpen. • Waarschuwing - benzine is uiterst brandbaar. a. Bewaar benzine altijd in een verpakking die daarvoor speciaal is bedoeld. b. U mag de machine alleen buiten met benzine (bij)vullen. Rook nooit wanneer u de machine met benzine (bij)vult. c. Vul de machine met benzine voordat u de motor start. Verwijder nooit de vuldop en vul de machine nooit met benzine wanneer de motor loopt of nog warm is. d. Start nooit de motor wa nneer u benzine hebt gemorst, maar verwijder de machine van de plaats waar u benzine hebt gemorst en probeer te voorkomen dat er vonken ontstaan totdat de benzine is verdampt. e. Vergeet niet na het vullen de dop op de benzinetank en het vat te schroeven. • Vervang defecte dempers. • Controleer voor gebruik a ltijd of de messen en de bevestigingsonderdelen niet zijn versleten of beschadigd. Vervang versleten of beschadigde onderdelen als een set, zodat de juiste balans behouden blijft. • De accu (op elektrisch gestarte machines) geeft explosieve gassen af. Houd de machine uit de buurt van vonken, vuur en sigaretten. Zorg dat er bij het opladen voldoende ventilatie is. • De accu bevat giftige stoffen. Beschadig de accubehuizing niet. Zorg wanneer de behuizing is beschadigd dat u niet in aanraking komt met de inhoud van de accu. • Gooi oude, defecte accus niet bij het afval. Vraag bij uw gemeente na hoe u de accu op de juiste manier moet weggooien. • Zorg dat de accu ge en kortsluiting maakt. Hierbij kunnen vonken ontstaan, waardoor brand kan worden veroorzaakt. 2.3 RIJDEN • Start de motor volgens de instructies in de handleiding. Houd uw voeten uit de buurt van de messen. • Laat de motor niet lopen in besloten ruimten waar gevaarlijke koolmonoxidegassen zich kunnen verzamelen. • Gebruik de machine alle en overdag of bij goede verlichting. • Gebruik altijd gehoorbescherming. • Rijd voorzichtig wanneer u obstakels nadert die uw zicht beperken. • Houd kinderen altijd uit de buurt van het werkgebied van de machine. Zorg dat een andere volwassene op de kinderen let. • Rijd voorzichtig achteruit. Kijk voordat en terwijl u achteruit rijdt, achter u om te controleren of er geen obstakels aanwezig zijn. Kijk uit met kleine kinderen. • Zet de messen en de verbinding los voordat u de motor start. • Houd uw handen of voeten nooit bij of onder draaiende onderdelen. K ijk uit voor de messen. Ga nooit recht voor de uitvoeropening staan. • Gebruik de machine niet op een nat gazon. • Rijd voorzichtig op helli ngen. Start of stop niet plotseling wanneer u een helling op- of afrijdt. • Laat het koppelingspedaal langzaam los. Rijd altijd met het koppelingspedaal omlaag en laat het pedaal niet los wanneer u een helling af rijdt. • Rijd nooit dwars op de helling. Rijd van boven naar beneden, en van beneden naar boven. • Gebruik een lage versnelling wanneer u de aandrijving inschakelt, me t name in lang gras. Neem gas terug op hellingen en wanneer u scherpe bochten maakt, om te voorkomen dat de machine kantelt of u de controle over de machine verliest. • Let goed op gaten in de grond en andere verborgen gevaren. • Rijd niet te dicht bij greppels of hoge randen. De machine kan omvallen wanneer een wiel over de rand komt of wa nneer de rand afbreekt. • Ga zorgvuldig te werk wanneer u iets sleept of zware apparatuur gebruikt. a. Gebruik alleen een goedgekeurde sleepinrichting. b. Houd de lading beperkt, zodat u deze goed onder controle kunt houden. c. Maak geen plotselinge bochten. Rijd voorzichtig achteruit. d. Gebruik wielgewichten of een gewicht op de voorzijde wanneer dit in de handleiding wordt aanbevolen. • Let goed op het verkeer bij kruispunten of in de buurt van wegen. • Stop de messen wanneer u tijdens het maaien over een ander oppervlak dan gras rijdt. • Richt wanneer u accessoir es gebruikt de uitvoer nooit op iemand die ernaast staat, en laat niemand bij de machine staan wanneer deze is ingeschakeld. • Gebruik de machine nooit met te weinig bescherming of zonder dat de
35 NEDERLANDSNL veiligheidsmechanismen zijn geplaatst. • U mag bestaande veiligheidsmechanismen niet losmaken of uitschakele n. Controleer elke keer voordat u de machine gebruikt of de veiligheidsmechanismen werken. • Verander de instelling van de regelaar van de motor niet en laat de motor niet op een te hoog toerental lopen. Bij hoge toerentallen van de motor neemt de kans op persoonlijk letsel toe. • Raak machineonderdelen die tijdens gebruik warm worden, niet aan. U loopt dan de kans op brandwonden. • Verlaat de zitplaats van de bestuurder alleen wanneer u: a. het krachtafneempunt hebt uitgeschakeld en de accessoires omlaag hebt gezet. b. de versnelling in de neutrale stand hebt gezet en de parkeerrem hebt geactiveerd. c. de motor hebt uitgeschakeld en de sleutel hebt verwijderd. • Gebruik alleen accessoires die zijn goedgekeurd door de fabrikant van de machine. • U mag de machine niet gebruiken zonder dat u in de gereedschapsbevestigingspunten van de machine accessoires/gereedschappen hebt geplaatst. Rijden zonder accessoires kan een negatief effect hebben op de stabiliteit van de machine. • Ga voorzichtig te werk wanneer u een grasopvangbak of andere accessoires gebruikt. Hierdoor kan de stabiliteit van de machine veranderen. Dit geldt me t name op hellingen. • Schakel de aandrijving van de accessoires uit, schakel de motor uit en maak de bougiekabel los of verwijder het contactsleuteltje: a. wanneer u takjes en vuil moet verwijderen als de uitvoer verstopt is geraakt. b. wanneer u de machine wilt controleren, reinigen of onderhoud aan de machine wilt verrichten. c. wanneer u wilt contro leren of er schade is ontstaan en reparaties wilt uitvoeren voordat u de machine na een botsing met een vreemd voorwerp weer start en in gebruik neemt. d. Wanneer u de machine wilt controleren wanneer deze sterk begint te trillen. (Controleer de machine direct.) • Maak de aandrijving naar de accessoires los tijdens transport of wanneer u de machine niet gebruikt. • Schakel de motor uit en maak de aandrijving naar de accessoires los: a. voordat u de machine met benzine vult. b. voordat u de grasopvangbak verwijdert. c. voordat u de hoogte aanpast, wanneer dit niet mogelijk is vanaf de positie van de bestuurder. • Zet de machine in een lagere versnelling wanneer u de motor wilt uitschakelen. Wanneer de motor is uitgerust met een brandstofafsluiter, moet u deze uitschakelen wanneer het werk klaar is. • Wees voorzichtig wanneer u een machine hebt met meerdere maaidekken, want als er één mes draait, kunnen de andere messen ook gaan draaien. • U mag met de machine, uitgerust met de oorspronkelijke accessoires, niet rijden op een helling met een steilere hellingshoek dan 10º. • De oorspronkelijke messen van het maaidek mogen niet worden vervangen door niet- oorspronkelijke messen di e bijvoorbeeld zijn bedoeld voor verwijderi ng van mos. Wanneer u dergelijke messen gebruikt , vervalt de garantie. Ook bestaat de kans op ernstig letsel of schade aan personen of eigendom. • Ga voorzichtig te werk bi j het laden en ontladen van de machine op een vrachtwagen of aanhangwagen. 2.4 ONDERHOUD EN OPBERGEN • Zet alle schroeven en moeren zo vast dat de machine veilig kan worden gebruikt. • Controleer regelmatig of de schroeven van de messen van het maaidek stevig vast zitten. • Controleer regelmatig de werking van de remmen. Onderhoud de remmen goed en repareer ze indien nodig. • Berg de machine nooit op met benzine in de tank in gebouwen waar de dampen in aanraking kunnen komen met open vuur of vonken. • Laat de motor afkoelen voordat u de machine opbergt. • Zorg ter voorkoming van brandgevaar dat er geen gras, bladeren of overtollige olie in de motor, demper, accu en benzinetank komen. • Controleer regelmatig of de grasopvangbak is versleten of beschadigd. • Vervang versleten of beschadigde onderdelen voor de veiligheid. • Gebruik altijd originele reserveonderdelen. Niet-originele rese rveonderdelen kunnen verwondingen veroorzaken, ook al passen ze in de machine. • Vervang beschadigde waarschuwings- en instructiestickers. • Wanneer er geen mechanische vergrendeling aanwezig is voor de transportpositie, moet u het maaidek omlaag zetten wanneer u de machine parkeert, opbergt of onbewaakt achterlaat.
36 NEDERLANDSNL • Wanneer u de benzinetank moet leegmaken, moet u dit buiten doen. • Berg de machine zo op dat kinderen deze niet kunnen bereiken. • De accu bevat zuur. Bij mechanische schade of overlading kan het zuur uit de accu lekken. • Overlaad de accu nooit. Door overlading van de accu kan deze ontploffen, waarbij het zuur alle kanten opspat. • Als u het zuur in uw ogen of op uw huid krijgt, kan dit ernstig letsel ve roorzaken. Als er zuur op uw lichaam terechtkomt, moet u het betreffende lichaamsdeel onmiddellijk afspoelen met een ruime hoeveelheid water en zo snel mogelijk medische hulp zoeken. • Zuurdampen kunnen bij inademing letsel veroorzaken aan slijmvliezen en andere inwendige organen. Zoek onmiddellijk medische hulp als u zuurdampen hebt ingeademd. • Zuur kan ernstige schade veroorzaken aan gereedschappen, kleding en ander materiaal. Spoel gemorst zuur onmiddellijk weg met water. • Zorg dat de accu geen kor tsluiting maakt, want dan kunnen er vonken en brand ontstaan. Zorg dat metalen sieraden niet in contact kunnen komen met de accupolen. • Als er schade is ontst aan aan de behuizing, het deksel of de contactpunten van de accu of als er interferentie optreedt bi j de strip die over de kleppen ligt, moet de accu vervangen worden. 2.5 OPBERGEN Maak de benzinetank leeg. Start de motor en laat deze lopen totdat ze stopt. Vervang de olie terwijl de motor nog warm is. Schroef de bougie los en giet een eetlepel olie in de cilinder. Laat de motor enkele slagen draaien zodat de olie in de cilinder wordt verspreid. Plaats de bougie. Reinig de volledige machine. Het is met name belangrijk om onder het maai dek te reinigen. Werk beschadigde verf bij om roest te voorkomen. Berg de machine binnen op een droge plaats op. Machines met een elektrische starter: Verwijder de accu. Bewaar deze goed opgeladen op een koele plaats (tussen de 0°C en de 15°C) Op de juiste bewaartemper atuur zou de accu elke vier maanden moeten worden opgeladen. Het accuzuur is extr eem bijtend en kan verwondingen en beschadigingen aan de huid en aan kleding veroorzaken. Draag altijd rubberen handschoenen en een bril (veiligheidsbril) om uw ogen te beschermen. Adem geen zuurdampen in. Laat de accu niet te veel hellen, want dan kan het accuzuur eruit lopen op de handen of de kleding. Spoel wanneer dit gebeurt, het zuur met veel water af. 3 MONTAGE Om verwondingen en schade te voorkomen, dient u de machine niet te gebruiken voordat alle aangegeven maatregelen in de ze gebruiksaanwijz- ing zijn opgevolgd. 3.1 ACCESSOIRES Bij de machine wordt een plastic tas geleverd met daarin alle onderdelen die vóór gebruik gemon- teerd moeten worden. De tas bevat de volgende onderdelen (afb. 1): Aand.Aant. Omschrijving Afmeting A1 Sleutel B 1 Reservesleutel C 1 Spanpin 6 x 36 D 1 Afstandsring 16 x 38 x 0,5 E 1 Afstandsring 16 x 38 x 1,0 F 2 Borstring G 2 Schroef 8 x 20 H 2 Vleugelmoer I 4 Ring 8.4 x 24 x 1,5 J 1 Trekplaat K 4 Schroef 8 x 20 L2 Moer M 2 Schroef voor accu N 2 Moer voor accu 3.2 MOTORKAP Om bij te tanken en de motor en de accu te inspec- teren en onderhouden, opent u de motorkap. De motor mag niet dr aaien als u de kap opent. 3.2.1 Openen 1. Trek de stoelvergrendeling (afb. 2) omhoog en kantel de stoel voorover. 2. Trek de rubberband aan de voorzijde van de kap omhoog (afb. 3). 3. Pak de motorkap aan de voorrand vast en draai de kap omhoog (afb. 4).
37 NEDERLANDSNL 3.2.2 Sluiten 1. Pak de motorkap aan de voorrand vast en draai de kap omlaag (afb. 4). 2. Maak de rubberband aan de voorzijde van de kap vast (afb. 3). De machine alleen gebruiken met geslo- ten en vergrendelde kap. Anders be- staat er een kans op brandwonden en kunt u bekneld raken. 3.3 ACCU Zorg dat de accu geen kortsluiting maakt. want dan kunnen er vonken en brand ontstaan. Zorg dat metalen sier- aden niet in contact kunnen komen met de accupolen. Als er schade is ontstaan aan de behuizing, het deksel, de accuklemmen of de strip die over de kleppen ligt, moet de accu vervangen worden. De accu wordt gereguleerd door kleppen en geeft een uitgangsspanning van 12 V. De accuvloeistof kan en mag niet worden gecontroleerd of aange- vuld. U hoeft de accu alleen maar op te laden, bi- jvoorbeeld als u deze lang niet hebt gebruikt. Bewaar de accu na het opl aden op een koele plaats. De accu moet volle dig zijn opgeladen voordat u deze voor de eerste keer gaat gebruiken. De accu moet altijd volledig opgeladen worden bewaard, anders kan deze beschadigd raken. 3.3.1 Accu opladen met motor De accu kan als volgt worden opgeladen met de dynamo van de motor. 1. Plaats de accu in de machine zoals hieronder af- gebeeld. 2. Zet de machine buiten of zorg dat de uitlaatgas- sen kunnen worden afgevoerd. 3. Start de motor volgens de instructies in de han- dleiding. 4. Laat de motor 45 minuten lopen. 5. Zet de motor af. De a ccu is nu volledig opgelad- en. 3.3.2 Accu opladen met oplader Als de accu wordt opgeladen met een oplader, di- ent deze een constante spanning te hebben. Neem contact op met uw leverancier voor een dergelijke oplader. De accu kan beschadigd ra ken als er een standaard oplader wordt gebruikt. 3.3.3 Accu plaatsen 1. Open de motorkap en plaats de accu. Zie afb. 5. 2. Zet de accu vast. 3. Sluit eerst de rode ka bel aan op de positieve ac- cuklem (+) van de accu. 4. Sluit dan de zwarte kabel aan op de negatieve accuklem (-) van de accu. Als u de kabels ve rwisselt, raken de generator en de accu beschadigd. De accu moet altijd aangesloten zijn als u de motor wilt laten lopen. Anders kunnen de generator en het elektrische systeem beschadigd raken. 3.4 ZITTING, AFB. 6 Maak de vergrendeling (S) los en klap de zitting- houder naar voren. Plaats de bevestiging als volgt in de achterste (bov- enste) gaten: 1. Draai de borstringen (F ) op de schroeven (K). 2. Duw de schroeven in de gaten van de zitting- houder. Plaats een sluitrin g (I) tussen de zitting en de houder. 3. Draai de schroeven vast in de zitting. Aanhaal- moment: 9±1,7 Nm. Als het aanhaalmoment groter dan 9±1,7 Nm is, raakt de zitting beschad- igd. 4. Zorg dat de zitting eenvoudi g in de gaten van de houder valt. Plaats de bevestiging als volgt in de voorste (onderste) gaten: 1. Draai de vleugelmoeren (H) op de schroeven (G). 2. Plaats een sluitring (I) op elke schroef. 3. Duw de schroeven door de gaten in de houder en draai ze met de hand vast in de zitting. 4. Klap de zitting terug in de gewenste positie. 5. Draai de vleugelmoere n (H) met de hand vast. De vleugelmoeren (H) en de zitting rak- en beschadigd als u gereedschap ge- bruikt. De zitting kan worden opgeklapt. Als de machine buiten in de regen staat, klapt u de zitting naar voren zodat het kussen niet nat wordt. De stoel is vergrendeld. Om de stoel op of terug te klappen, trekt u eerst de vergrendeling (S) naar boven . 3.5 STUURWIEL Zie afb. 7. Voor een minimale speling van de stu- urkolom moeten de afsta ndsringen (D) en/of (E) als volgt tussen de stuurkolombus en de -houder worden geplaatst. 1. Plaats de stuurkolombus op de stuurkolom en zet de bus vast door de spanstift (C) er voor on- geveer 1/3 in te steken. 2. Trek de bus en de stuurkolom omhoog.
38 NEDERLANDSNL 3. Controleer aan de buitenkant of er geen sluitrin- gen, de sluitring van 0,5 mm, de sluitring van 1,0 mm of beide sluitringen in het gat kunnen worden geplaatst. Forceer de ring(en) niet, er moet een klein beetje speling zijn. 4. Trek de splitpen eruit en maak de stuurkolom- bus open. 5. Plaats de ring(en) vol gens punt 3 hierboven. 6. Plaats de stuurkolombus op de stuurkolom en vergrendel deze door de sp anstift er volledig in te steken. Zorg dat deze pen geborgd is. 3.6 TREKHAAK Zie afb. 8. Monteer trekhaak (J) in de twee gaten aan de onderzijde van de achteras met de schro- even (L+K). Draai de schroeven stevig vast. Aanhaalmoment: 22 Nm. 3.7 SNELSLUITINGEN De snelsluitingen en insta llatie-instructies worden in een aparte doos geleverd. Monteer de snelsluitinge n op de voorste assen van de machine. 3.8 BANDENSPANNING Controleer de bandenspanning. De juiste waarden zijn: Voor: 0,6 bar (9 psi). Achter: 0,4 bar (6 psi) 3.9 ACCESSOIRES Voor de montage van accessoires kijkt u in de aparte montagehandleidi ng die bij iedere acces- soire wordt geleverd. Opmerking: Het maaidek is als accessoire lever- baar. 4 BESCHRIJVING 4.1 AANDRIJVING De machine heeft achterwielaandrijving. De achteras is voorzien van een hydrostatische transmissie met traploze transmissie voor- en ach- teruit. De achteras is eveneens voorzien van een differen- tieel om het draaien te vergemakkelijken. Het gereedschap dat aan de voorzijde is gemon- teerd wordt aangedreven door aandrijfriemen. 4.2 BESTURING De machine is aangedreve n. Dit betekent dat het chassis is verdeeld in een voor- en een achterge- deelte die ten opzichte van elkaar kunnen draaien. Knikbesturing houdt in dat de machine langs bo- men en andere obstakels kan rijden met een ex- treem kleine draaicirkel. 4.3 BEVEILIGINGSSYSTEEM De machine is uitgerust met een elektrisch beveili- gingssysteem. Dit systeem onderbreekt bepaalde activiteiten die door onjui ste handelingen gevaar- lijke situaties kunnen veroorzaken. De motor kan bijvoorbeeld alleen gestart worden als het koppelings-/rempedaal is ingedrukt. Controleer voor elk gebruik of het be- veiligingssysteem werkt. 4.4 BEDIENING 4.4.1 Gereedschapslift, mechanisch (9:A) U kunt als volgt schakelen tussen de werkpositie en de transportpositie: 1. Trap het pedaal volledig in. 2. Laat het pedaal langzaam los. 4.4.2 Koppeling - parkeerrem (9:B) Druk nooit op het pedaal tijdens het rij- den. De krachtoverbrenging kan dan oververhit raken. Het pedaal heeft de volgende drie standen: •Omhoog. De koppeling is niet geactiveerd. De parkeerrem is niet geactiveerd. • Voor de helft ingetrapt. Voorwaarts rijden uit- geschakeld. De parkeerrem is niet geactiveerd. • Volledig ingetrapt . Voorwaarts rijden uitge- schakeld. De parkeerrem is geactiveerd maar niet vergrendeld. Deze stand wordt ook ge- bruikt als noodrem. 4.4.3 Vergrendeling, parkeerrem (9:C) De vergrendeling vergrendelt het koppe- lings-/rempedaal in de ingetrapte stand. Deze functie wordt gebruikt om de machi- ne te vergrendelen op hellingen, tijdens transport enz., als de motor niet draait. Vergrendelen: 1. Trap het pedaal (9:B) volledig in. 2. Verplaats de vergrendeling (9:C) naar rechts. 3. Laat het pedaal (9:B) los. 4. Laat de vergrendeling (9:C) los. Ontgrendelen: Trap het pedaal (9:B) volledig in en laat het weer los.
39 NEDERLANDSNL 4.4.4 Rijden - bedrijfsrem (9:F)Als de machine niet remt zoals ver- wacht als het pedaal wordt losgelaten, moet het linkerpedaal (9:B) worden ge- bruikt als noodrem. Het pedaal regelt de versnelling tussen de motor en de wielen (= de snelheid ). Wanneer het pedaal om- hoog staat, wordt de bedrijfsrem geactiveerd. 1. Pedaal voorwaarts – de machine gaat vooruit. 2. Pedaal onbelast – de machine staat stil. 3. Pedaal achterwaarts – de machine rijdt achteruit. 4. Minder druk op het pedaal – de machine remt. 4.4.5 Gas- en chokehendel (9:D) Hendel om de snelheid te regelen en om te choken bij een koude start. Als de motor onregelmatig loopt, be- staat er een kans dat de hendel te ver naar voren staat zodat de choke geacti- veerd wordt. Dit beschadigt de motor, verhoogt het brandstofgebruik en is schadelijk voor het milieu. 1. Choke - voor het starten van een koude motor. De choke staat in de bovenste stand in de groef. Gebruik deze functie niet als de motor warm is. 2. Vol gas - bij gebruik van de machine al- tijd vol gas geven. Om de gashendel op vol gas te zetten, zet u de hendel ongeveer 2 cm achter de chokestand. 3. Stationairloop. 4.4.6 Contactslot (9:E) Contactslot dat gebruikt wordt om de motor te starten en uit te schakelen. Vier standen: 1. Stopstand - de motor is kortgesloten. De sleutel kan verwijderd worden. 2/3. Rijstand. 4. Startstand - de elektrische startmotor wordt geactiveerd op het moment dat de sleutel in de veerbelaste startstand wordt gedraaid. Laat de sleutel teruggaan naar rijstand 2/3 wanneer de motor gestart is. 4.4.7 Krachtafnemer (10:G) De krachtafnemer mag nooit ingeschakeld zijn wanneer het aan de voorzijde gemonteerde gereedschap in de transportstand st aat. Dit beschadigt de riemtransmissie. Hendel voor in- en ui tschakelen van de krachtafnemer voor aandrijving van aan de voorzijde gemonteerde acce ssoires. Twee standen: 1. Voorste stand - krachtafnemer uitgeschakeld. 2. Achterste stand - krachtafnemer inge- schakeld. 4.4.8 Ontkoppelingshefboom Hendel om de traploze transmissie uit te schake- len. HST is voorzien van een he ndel die op de achteras is aangesloten. Zie (13:N). De ontkoppelingshendel mag nooit tus- sen de binnenste en buitenste stand staan. Dit leidt tot ove rverhitting en be- schadiging van de transmissie. Hiermee kunt u de machine handmatig verplaatsen zonder de motor te gebruiken. Twee standen: 1. Hendel ingedrukt - transmis- sie ingeschakeld voor normaal gebruik. 2. Hendel in de bui tenste stand – transmissie uitgeschakeld. De machine kan handmatig worden verplaatst. De machine mag niet over lange afstanden of met hoge snelheid worden gesleept. Hierdoor kan de versnellingsbak worden beschadigd. De machine mag niet worden bediend als de voorste hendel in de buitenste stand staat, anders wordt de machine beschadigd en bestaat de kans op lekka- ge in de vooras. 4.4.9 Zitting (11:H) De zitting kan worden opgeklapt en naar voor of achter worden verschoven. De zit- ting wordt met de greep (11:K) vergren- deld in de opgeklapte positie en naar voor of achter verschoven met de knoppen (11:J). De zitting is voorzien va n een beveiligingsschake- laar die is aangesloten op het beveiligingssysteem van de machine. Dit houdt in dat bepaalde gevaar- lijke functies niet werken als er niemand op de zit- ting zit.
40 NEDERLANDSNL 4.4.10 Motorkap (12:L)De machine heeft een motorkap die ge- opend kan worden, zodat de benzine- kraan, accu en motor makkelijk bereikbaar zijn. De motorkap is vergren- deld met een rubberen band. De motorkap gaat als volgt open: 1. Maak aan de voorzijde van de kap de rubberen band (12:M) los. 2. Til de motorkap omhoog. Bevestig alles weer in omgekeerde volgorde. De machine alleen gebruiken met geslo- ten kap, anders bestaat er een kans op brandwonden en kunt u bekneld raken. 4.4.11 Snelsluiting (21:H) De snelsluitingen kunn en worden geschei- den, waardoor er zeer eenvoudig van hulpmiddel gewisseld kan worden. De snelsluitingen zorgen ervoor dat het maaidek gemakkelijk kan wisselen tussen de twee standen: • Normale stand met volledig aangespannen riem. • 4 cm achter de normale stand met losse riem, zodat het maaidek dichter bij de basismachine komt. Omdat de riemspanner loskomt van de riem, ver- eenvoudigen de snelsluitingen de vervanging van de riem en het maaidek en wordt het omschakelen naar de reinigingsstand en de servicestanden ge- makkelijker. Spanning van riem halen: 1. Verwijder de borgpennen (21:G) aan beide zij- den. 2. Open de snelsluitingen door de achterste ge- deelten met uw hiel na ar beneden te drukken. Zie (21:F). Als de snelsluitingen geopend zijn, rus- ten de maaidekarmen losjes in de asge- deelten. Het maaidek mag nooit in de servicestand of reinigingsstand worden gezet zonder de snelsluitingen na het loshaken van de riem van het maaidek weer te vergrendelen. 3. Voer de noodzakelijke aanpassingen uit, bijv.: • Haak de riem los. • Vervang het maaidek door de maaidekarmen los te haken. Zie afb. 23. Riem aanspannen: Span de uiteinden afzonderlijk aan volgens onder- staande instructies. Draai de hendel niet met uw handen. U kunt bekneld raken! 1. Plaats uw voet op de hendel (22:J) en draai voorzichtig een halve slag naar voren. 2. Plaats de borgpen (21:G). 3.Ga hetzelfde te werk aan de andere kant. 5 TOEPASSINGEN Op de machine mogen uitsluitend originele GGP- accessoires worden gemonteerd, zoals: Het trekmechanisme mag worden belast met een verticale kracht va n maximaal 100 N. De duwkracht van getrokken accessoires op het trekmechanisme mag niet groter zijn dan 500 N. LET OP! Neem vóór het gebruik van een aanhan- ger altijd contact op met uw verzekeringsmaat- schappij. LET OP! Deze machine is ni et bedoeld voor rijden op de openbare weg. 6 STARTEN EN RIJDEN De machine alleen gebruiken met geslo- ten en vergrendelde kap. Anders be- staat er een kans op brandwonden en kunt u bekneld raken. 6.1 BIJVULLEN MET BENZINE (14:Q) Gebruik altijd loodvrije benzine. Gebruik nooit brandstof voor tweetaktmotoren. De tank heeft een inhoud van 6 liter. Door de trans- parante tank is het brandsto fniveau makkelijk af te lezen. LET OP! Gewone loodvrije benzine is beperkt houdbaar en mag niet lange r dan 30 dagen worden bewaard. U kunt ook milieuvriendeli jke benzine gebruiken, d.w.z. gealkyleerde benzine. Dit type benzine heeft een samenstelling die minder schadelijk is voor mens en milieu. Benzine is uiterst brandbaar. Bewaar brandstof altijd in een speciaal daar- voor bestemde tank. Gebruik Accessoires, origineel van GGP Gras maaien Met maaidek 95 C Sneeuwruimen Met sneeuwschuiver. Gebruik van sneeuwkettingen en framege- wichten wordt aanbevolen. Gras en bladeren vegen Uitgerust met getrokken opvang- bak 30 of 42. Gras- en blad- transport Uitgerust met transportkar (Pro of Combi).