Home
>
GGP Italy SPA
>
Lawn and Garden
>
GGP Italy SPA Riding Mower 71503777 2 Operators Manual Dutch Version
GGP Italy SPA Riding Mower 71503777 2 Operators Manual Dutch Version
Have a look at the manual GGP Italy SPA Riding Mower 71503777 2 Operators Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 893 GGP Italy SPA manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.
6.3.3 MESKOPPELING EN–REM AFSTELLEN Tijdens het bedienen van de hendel om de messen te ontkoppelen, wordt er gelijkertijd een rem in werking gesteld die het draaien in enkele seconden stopt. Eventuele rek in de kabel en de lengtever- schillen in de drijfriem kunnen ontkoppeling of een onregelmatig draaien van de messen ver- oorzaken. Dit dient met de regelaar (1) te worden bijge- steld totdat de juiste spanning van de veer is (2) (gemeten aan de buitenkant van de win- dingen met ingeschakelde messen). 6.3.4 B IJSTELLEN VAN DE REM Indien u vaststelt dat het remvermogen niet groot genoeg is, wendt u zich best onmiddel- lijk tot een erkend Assistentie Centrum. 6.3.5 A FSTELLEN VAN DE SPANNING VAN DE DRIJFSNAAR Als de machine niet voldoende rijkracht ver- toont dient de spanning van de spanningsveer afgesteld te worden zodat de beste werkcon- ditie herkregen wordt. Om af te stellen opent u de motorkap; de regelaar bevindt zich rechts van de motor. Zet de moeren (2) aan tot u een veerlengte ”A” bekomt (1) van: A= 119 - 121 mm (in de modellen met mechanische overbrenging) A= 120 - 122 mm (in de modellen met hydrostatische overbrenging) opgemeten aan de buitenkant van de schroefwindingen. Na het afstellen dienen de moe- ren (2) weer vastgedraaid te worden. ➤ ➤ NL 40ONDERHOUD 1 A 2 294 ÷ 96 mm1
NL 41 ONDERHOUD Let goed op bij het gebruik van de machine na het vervangen van de drijfsnaar. Het koppelen kan in het begin wat bruusk gaan totdat de drijfsnaar ingere- den is. 6.4 DEMONTAGE EN VERVANGING 6.4.1 D E BANDEN VERVANGEN Plaats de machine op een vlakke ondergrond en plaats aan de kant waar de band vervan- gen moet worden, een steunblok, onder een dragend deel van het chassis. De banden worden op hun plaats gehouden door een elastische ring (1) die verwijderd kan worden door middel van een schroevendraai- er. De achterbanden zijn rechtstreeks op de stee- kassen gemonteerd door middel van een spie in de naaf van de band. Bij het vervangen van één of beide achterbanden dient erop gelet te worden dat ze dezelfde diameter hebben. Controleer tevens de afstelling van het maaidek om een ongelijkmatig maaibeeld te voorkomen. Alvorens de banden aan te brengen dienen de wielassen met vet gesmeerd en de elastische ring (1) en de borgring (2) weer precies op hun plaats gezet te worden. 6.4.2 D E BANDEN REPAREREN OF VERVANGEN De banden zijn «Tubeless» en iedere vervanging of reparatie als gevolg van een lek dient dan ook door een vakman uitgevoerd te worden volgens de, voor dit type banden, gel- dende voorschriften. BELANGRIJK OPMERKING OPMERKING 2 1
6.4.3 DE KOPLAMPEN VERVANGEN( indien voorzien) De koplampen (18W) zijn door middel van een bajonet- fitting in de lamphouder gedraaid. De lamphouder kan verwijderd worden door deze met behulp van een tang tegen de klok in te draaien. 6.4.4 D E ZEKERING VERVANGEN De machine is uitgerust met een aantal zekeringen (1) met verschillend vermogen en met de volgende functies en kenmerken: – Zekering van 6,3 A (vertraagd) (1) = bescherming van de algemene stroomcircuits en het vermogen van de elektronische kaart; Het in werking treden van deze zekering veroorzaakt de stilstand van de machine. Tevens gaan alle lampjes uit op het dashboard. – Zekering van 25 A (2) = bescherming van het laadcir- cuit; wanneer deze zekering in werking treedt, verliest de accu geleidelijk aan zijn lading en ontstaan proble- men bij het starten. Het vermogen van de zekering is aangegeven op de zekering zelf. Een doorgebrande zekering dient altijd vervangen te worden door eenzelfde type met hetzelfde vermogen. Als de oorzaak van het in werking treden niet gevonden kan worden dient er contact opgenomen te worden met een erkend servicecentrum. 6.4.5 D E DRIJFSNAREN VERVANGEN De vervanging van de drijfsnaren vraagt demontage en afstellingen die nogal nauw luiste- ren. Het is dan ook onontbeerlijk dat dit door een erkend servicecentrum uitgevoerd wordt. Vervang de drijfsnaren zodra zij tekenen van slijtage vertonen! GEBRUIK ALTIJD ORIGINELE DRIJFSNAREN! OPMERKING BELANGRIJK ➤ NL 42ONDERHOUD 2 1
NL 43 ONDERHOUD 7. RICHTLIJNEN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN PROBLEMEN MOGELIJKE OORZAAK OPLOSSING 1.De sleutel staat in de stand «DRAAIEN» en het lampje brandt niet 2.De sleutel staat in de stand «START», het lampje knippert en de startmotor draait niet 3.De sleutel staat in de stand «START», het lampje brandt maar de startmotor draait niet 4.De sleutel staat in de «DRAAIEN» stand, de startmotor draait maar de motor slaat niet aan 5.Een moeilijke start of een onregelmatige wer- king van de motorDe bescherming van de elektronische kaart is in werking getreden doordat: – de accu niet goed is aangesloten – de polen van de accu zijn omgewisseld – de accu is leeg of is gesulfateerd – de zekering is doorgebrand – onjuiste massa op de motor of op het chassis – de kaart nat is – de microschakelaars massa maakt – er geen toestemming tot starten is gege- ven – de accu niet goed is opgeladen – zekering met onderbroken lading – de massa van de startmotor niet goed is aangesloten – de accu niet goed is opgeladen – te weinig benzineaanvoer – er een defect in de ontsteking is opgetre- den – er brandstofproblemen zijnZet de sleutel in de «STOP» stand en zoek de oorzaak: – controleer de aansluitingen (☛3.4) – controleer de aansluitingen (☛3.4) – laad de accu opnieuw op (☛6.2.5) – vervang de zekering (6,3 A, vertraagd) (☛6.4.4) – controleer de aansluiting van de zwarte draden – drogen met lauw/warme lucht – controleer de aansluitingen – controleer of de toelatingsvoorwaarden worden gerespecteerd (☛5.2.a) – laad de accu opnieuw op (☛6.2.5) – vervang de zekering (25 A) (☛6.4.4) – controleer de aansluitingen van de aar- degeleiders – laad de accu opnieuw op (☛6.2.5) – controleer het niveau in de benzinetank (☛5.3.3) – draai de benzinekraan open ( indien voorzien) (☛5.4.1) – controleer de aansluitingen van de brandstoftoevoer ( indien voorzien) – controleer de benzinefilter – controleer of de bougiekap juist beves- tigd is – controleer of de elektroden niet vuil zijn en of hun onderlinge afstand juist is – reinig of vervang luchtfilter – maak het bakje van de carburateur schoon – leeg de benzinetank en vul met nieuwe benzine – controleer en vervang eventueel de ben- zinefilter ➤ ➤
NL 44RICHTLIJNEN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN PROBLEMEN MOGELIJKE OORZAAK OPLOSSING 6.Tijdens het maaien is er een krachtverlies van de motor 7.De motor valt stil en het controlelampje knippert 8.De motor valt stil en het controlelampje dooft 9.De motor valt stil en het controellampje blijft branden 10.De messen schake- len zich niet in 11.Maairesultaat en afvoer niet bevredigend– de rijsnelheid te hoog is ten opzicht van de snijhoogte (☛5.4.5) – ingreep van de veiligheidsinrichting De bescherming van de elektronische kaart is in werking getreden doordat: – de microschakelaar massa maakt – de accu chemisch wel actief, maar niet opgeladen is – er te veel spanning is, veroorzaakt door de laadregelaar – de accu niet goed verbonden is (er wordt onjuist contact gemaakt) – de massa van de motor niet goed is – problemen aan de motor – een uitgerekte kabel of de drijfriem is losser geworden – het maaidek staat niet goed ten opzichte van het terrein – de messen werken niet goed – de rijsnelheid is te hoog ten opzichte van de hoogte van het gras (☛5.4.5) – het maaidek zit vol met gras– neem in snelheid af en/of zet het maai- dek in een hogere stand – controleer of de toelatingsvoorwaarden worden gerespecteerd (☛5.2.b) Zet de sleutel in de «STOP» stand en zoek de oorzaak: – controleer de aansluitingen – laad de accu opnieuw op (☛6.2.5) – neem contact op met een erkend servi- cecentrum – controleer de aansluitingen (☛3.4) – controleer de massa van de motor – neem contact op met een erkend servi- cecentrum – stel het bij met de regelaar (☛6.3.3) – controleer de bandenspanning (☛5.3.2) – stel het maaidek goed af ten opzichte van het terrein (☛6.3.2) – controleer of ze goed bevestigd zijn (☛6.3.1) – slijp of vervang de messen (☛6.3.1) – controleer de riemspanning en de bedie- ningskabel van de koppelingshendel (☛6.3.3) – verminder de rijsnelheid en/of verhoog de stand van het maaidek – wacht tot het gras droog is – reinig het maaidek (☛5.4.8)
NL 45 RICHTLIJNEN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN PROBLEMEN MOGELIJKE OORZAAK OPLOSSING 12.Vreemde trillingen tijdens het werk 13.Als het aandrijfpe- daal bediend wordt met een draaiende motor, verplaatst de machine zich niet ( model- len met hydrostatische aandrijving) ➤ – de messen zijn niet goed in balans – de messen zijn niet goed bevestigd – de bevestigingen zijn losgeraakt – ontgrendelingshendel in de «B» stand (☛4.33)– balanceer of vervang de messen als deze beschadigd zijn (☛6.3.1) – controleer de bevestigingen (☛6.3.1) – controleer en draai de bevestigings- schroeven van de motor en het chassis goed vast. – terugzetten in stand «A» Mochten de problemen aanhouden na het uitvoeren van de bovengenoemde handelingen dan dient er contact te worden opgenomen met een erkend servi- cecentrum. Probeer nooit om zelf gecompliceerde reparaties uit te voeren zonder de juiste hulpmiddelen en het nodige technische inzicht. Iedere slecht uitgevoerde reparatie brengt automatisch verval van, zowel de garantie, als de aansprakelijkheid van de Fabrikant teweeg. !LET OP!
NL 46OP AANVRAAG LEVERBARE ACCESSOIRES 8. OP AANVRAAG LEVERBARE ACCESSOIRES 1. TEGENGEWICHTEN VOOR DE VOORKANT Verbeteren de stabiliteit aan de voorkant van de machi- ne met name als de machine hoofdzakelijk op hellende terreinen gebruikt wordt. 2. TREKSET Voor het voorttrekken van een kleine aanhanger. 3. AFDEKZEIL Beschermt de machine van stof als deze niet gebruikt wordt. 4. ACCULADER BEHOUD “CB01” Laat toe de accu efficiënt te houden tijdens de perio- des van inactiviteit van de machine, waarbij een opti- maal laadniveau en een langere duurzaamheid van de accu gegarandeerd wordt. 5. KIT VOOR “MULCHING” Versnippert het pas gemaaide gras en laat het achter op het terrein. Kan ook zijwaarts worden afgevoerd. 5 1 2 4 3
NL 47 TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN 9. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN 1125 1690 860 1085 8551205 Bij modellen met mechanische aandrijving: Snelheid in versnelling (indicatief) bij 3000 min –1: in 1ste .................................. 2,2 km/h in 2de .................................. 3,8 km/h in 3de ................................... 5,8 km/h in 4de ................................... 6,4 km/h in 5de ................................... 9,7 km/h Achteruit ................................ 2,8 km/h Bij modellen met hydrostatische aandrijving: Snelheid in versnelling (bij 3000 min –1): Vooruit ............................. 0 ÷ 8,8 km/h Achteruit ......................... 0 ÷ 3,8 km/h ➤ ➤Elektrische installatie ............................ 12 V Accu .................................................... 18 Ah Voorbanden ............................... 13 x 5.00-6 Achterbanden .............................18 x 8.50-8 Bandenspanning vooraan .................1.5 bar Bandenspanning achteraan ............ 1.2 bar Totaal gewicht ........................ 167 ÷ 172 kg Binnendiameter draaicirkel (minimum dia- meter van de ongesneden oppervlakte) linkerdraaicirkel ............................... 1,6 m Maaihoogte ................................... 3 ÷ 8 cm Maaibreedte ...................................... 97 cm
NL 48ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE 10. ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE Pedaal aandrijving Functie van het pedaal ..................................... 4.32 Vooruitrijden .................................................... 5.4.2 Achteruitrijden ................................................ 5.4.4 Reinigen Toepassinge .................................................... 5.4.8 Remmen Functie van het pedaal .................................... 4.31 Doelmatigheidscontrole................................... 5.3.6 Gebruik v/d rem ............................................. 5.4.3 Afstelling ......................................................... 6.3.4 Sleutel Werking ............................................................. 4.3 Start Startprocedure ................................................ 5.4.1 Steenbeschermkap Beschrijving .................................................2.2 - 15 Montage op de machine ................................ 5.3.4 Stoel Beschrijving ................................................ 2.2 - 18 Montage op de machine ................................... 3.3 Afstelling ........................................................ 5.3.1 Stuur Werking .............................................................. 4.1 Montage op de machine ................................... 3.2 Trekset Voorschriften ..................................................... 1.4 Veiligheid Algemene voorschriften .................................... 1.2 Stickers en afbeeldingen ................................... 1.3 In werking treden v/d systemen ....................... 5.2 Doelmatigheidscontrole .................................. 5.3.5 Verandering van snelheid Stand van de hendel ....................................... 4.22 Vooruitrijden .................................................... 5.4.2 Achteruitrijden ................................................ 5.4.4 Versnelling Functie en gebruik ............................................. 4.2 Vervoer Toepassingen ..................................................... 5.6 Zekering Vervanging ....................................................... 6.4.4 Aandrijving naar de wielen Afstellen v/d drijfriem ....................................... 6.3.5 Accu Beschrijving ................................................ 2.2 - 17 Aansluiten .......................................................... 3.4 Langere tijd niet gebruiken ............................. 5.4.9 Onderhoud en opladen ................................... 6.2.5 Banden Spanning ......................................................... 5.3.2 Reparatie en vervanging .................................. 6.4.2 Banden Vervanging ...................................................... 6.4.1 Bijvullen olie/benzine Toepassingen .................................................. 5.3.3 Controlelampjes Werking .............................................................. 4.6 Geluidssignaal Werking .............................................................. 4.6 In werking treden .......................................... 5.4.10 Handrem Werking v/d hendel ............................................ 4.4 Hellingen Voorzorgsmaatregelen ....................................... 5.5 Koplampen Schakelaar ........................................................ 4.5 Vervangen ........................................................ 6.4.3 Koppeling / Rem Functie van het pedaal ................................... 4.21 Maaien Afstelling maaihoogte ........................................ 4.8 Toepassingen.................................................. 5.4.5 Eindigen v/h maaien ...................................... 5.4.6 Adviezen ............................................................ 5.7 Maaidek Beschrijving ..................................................2.2 - 11 Reinigen binnenkant ....................................... 5.4.8 Afstellen .......................................................... 6.3.2 Messen Beschrijving ................................................ 2.2 - 12 Koppeling .......................................................... 4.7 Demontage en slijpen ..................................... 6.3.1 Afstellen v/d koppeling ................................... 6.3.3 Onderhoud Toepassingen ...................................... 6.2.1 - 6.2.2