Home
>
GGP Italy SPA
>
Lawn and Garden
>
GGP Italy SPA Riding Mower 71503777 2 Operators Manual Dutch Version
GGP Italy SPA Riding Mower 71503777 2 Operators Manual Dutch Version
Have a look at the manual GGP Italy SPA Riding Mower 71503777 2 Operators Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 893 GGP Italy SPA manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.
in de vrije stand! Schakel altijd een lage versnelling in voordat u de machine onbeheerd achterlaat. Bij modellen met hydrostatische aandrijving: Het afdalen van een helling kan uitgevoerd worden zonder het koppelingspedaal te bedienen (☛4.32) om zoveel mogelijk gebruik te maken van het remeffect van de hydrostatische aandrijving als de koppeling niet is ingeschakeld. 5.6 HET VERVOEREN VAN DE MACHINE Gebruik geschikte hefwerktuigen voor het vervoeren van de machine met een vrachtwagen of op een oplegger en het juiste aantal personen met betrekking tot het gewicht. De machine mag nooit opgetild worden met tou- wen of takels. Sluit, alvorens de machine te vervoeren, de benzinekraan ( indien voorzien), zet het maaidek in de laagste stand, schakel de handrem in en zorg dat de machine goed vastzit aan het vervoermiddel met touwen of kettin- gen. 5.7 NUTTIGE WENKEN VOOR EEN MOOI MAAIBEELD 1. Voor een mooi, groen en zacht gazon is het nodig dat het gras regelmatig en op de juiste manier gemaaid wordt. 2. Het is beter om het gras te maaien als het gazon goed droog is. 3.De messen dienen geen gebreken te vertonen en goed scherp te zijn, zodat het gras op de juiste manier wordt afgesneden zonder uitgerukt te worden. Dit kan namelijk tot vergeling van de punten leiden. 4.De motor dient op volle toeren te draaien om zowel het gras op de juiste manier af te snijden als een goede afvoer van het gras naar de uitwerp-opening te verkrijgen. 5.De maaifrequentie wordt bepaald aan de hand van de groei van het gras, waarbij ver- meden moet worden dat het gras te hoog wordt. 6.In de warmste en droogste tijden van het jaar is het beter om het gras iets hoger te laten worden zodat het gazon niet uitdroogt. ➤ !LET OP! ➤ NL 30GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
NL 31 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN 7.Als het gras erg hoog is, raden wij aan om het gazon, met tussenpoos van één dag, in twee keer te maaien, de eerste keer keer met de messen in de hoogste stand en smallere grasstroken tegelijk maaiend en de tweede keer met de messen in de gewenste stand. 8.Het gazon zal er mooier uitzien als het maaien afwisselend, in de lengte- en in de dwarsrichting uitgevoerd wordt. 9.Indien tijdens het grasmaaien het motor- toerental afneemt of het maaidek verstopt raakt, dient u te vertragen omdat uw snelheid mogelijk te hoog is voor de omstandigheden van het grasveld; indien het probleem aan- houdt, kan dit te wijten zijn aan botte messen of een vervormd profiel van de vleugels. 10.Pas erg goed op bij het maaien langs struiken en boorden. Deze kunnen de stand van het maaidek ontregelen en de zijkant van het maaidek en de messen beschadigen.12
NL 32ONDERHOUD 6. ONDERHOUD 6.1 VEILIGHEIDSADVIEZEN Haal de sleutel uit het contact en lees de bijgeleverde instruc- ties alvorens enige reinigings-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden te ver- richten. Trek voor het demonteren en monteren van de messen en voor alle han- delingen die gevaarlijk kunnen zijn voor de handen geschikte kleding en werkhandschoenen aan. Gebruik de machine nooit als er onderdelen versleten of beschadigd zijn. Deze onderdelen dienen vervangen te worden en mogen nooit gerepareerd worden.Gebruik alleen originele reserveonderdelen; onderdelen met andere kenmerken kunnen de machine beschadigen en gevaarlijk zijn voor uw veiligheid en dat van anderen. Gooi afgewerkte olie, oude benzine of andere vervuilende produk- ten nooit achteloos weg. 6.1.1 O PTILLEN VOORSTE DEEL Indien u de onderkant van de grasmaaier makkelijk moet kunnen bereiken, kan de machi- ne vooraan worden opgetild. Plaats de machine op een stevige en vlakke ondergrond en zorg dat er op z’n minst twee personen aanwezig zijn die de handeling zeker en op de juiste manier kunnen uitvoeren. Voorzie een steunblok (1) in hout (of een ander materiaal) met een aangepast draagver- mogen, een hoogte van 30-35 cm en een basis van minstens 100 x 25 cm. Om te voorkomen dat de machine per ongeluk achteruit rijdt: – de handrem inschakelen; – de versnellingspook in de stand 1.a voor- uit zetten ( voor de modellen met een mechanische aandrijving)ofwel ( voor de modellen met hydrostati- sche aandrijving)ervoor zorgen dat de hendel voor het ontgrendelen van de aandrijving (☛4.33) in de stand «A» ➤ ➤ !LET OP! BELANGRIJK !LET OP! !LET OP! 130-35 cm2
NL 33 ONDERHOUD 6.2 PERIODIEK ONDERHOUD 6.2.1 A LGEMEEN ONDERHOUD EN SMERING De schemas volgen die de punten onderhavig aan nazichten, smering en regelmatig onderhoud aangeven met de aanduiding van het type van te gebruiken smeerproduct en van de periodiciteit die moet gevolgd worden bij de ingrepen. a) Periodiek onderhoud (☛6.2.2) staat (ingeschakeld); – een wig (2) plaatsen achter elk achterwieli; – de machine vooraan optillen en vastnemen op een plaats waar u een stevige grip hebt op de machine, het steunblok (1) onder de voorwielen duwen en de machine laten zak- ken tot de wielen op het steunblok rusten. Controleer de stabiliteit van de machine vóór het uivoeren van elke willekeurige handeling en voorkom handelingen die het omvallen van de machine kunnen veroorzaken. !GEVAAR! 100502510 1.10 1.5 1.1 1.1 1.2 1.2 1.9 21) 1.7 1.8 1.3 UREN
NL 34ONDERHOUD b) Smering Bij modellen met mechanische aandrijving: ➤ VET OLIE - SAE 30 Bij modellen met hydrostatische aandrijving:➤
NL 35 ONDERHOUD 6.2.2 ONDERHOUDSPROGRAMMA Het doel van deze tabel is om uw machine een optimale conditie te laten behouden. De belangrijkste onderhoudswerkzaamheden en smeerbehandelingen staan hierin vermeld met aanduiding van de tussenpozen waarmee ze uitgevoerd dienen te worden. Daarnaast bevinden zich enkele hokjes waarin u de datum of de werkuren kunt invullen. IN WERKING TREDENURENUITVOERING(DATUM OFUREN) 1. MACHINE 1.1Controle bevestiging en scherpte van de messen25 1.2Vervanging messen 100 1.3Controle drijfsnaar 25 1.4Vervanging drijfsnaar 2)– 1.5Controle drijfriem van de messen 25 1.6Vervanging drijfriem van de messen 2)– 1.7Controle en bijstellen van de koppeling 10 1.8Controle van de meskoppeling en –rem 10 1.9Stevigheidscontrole van alle verbindingen 25 1.10Algemene smering 3)25 2. MOTOR1) 2.1Vervanging motorolie ..... 2.2Controle en schoonmaken luchtfilter ..... 2.3Vervanging luchtfilter ..... 2.4Controle benzinefilter ..... 2.5Vervanging benzinefilter ..... 2.6Controle en schoonmaken contactpuntjes ..... 2.7Vervanging bougie ..... 1)Raadpleeg het instructieboekje van de motor voor de complete lijst en de tussenpo- zen. 2)Bij de eerste slijtageverschijnselen onmiddellijk vervangen bij een erkend servicecen- trum. 3)De algemene smering moet bovendien, elke keer er verwacht wordt de machine voor geruime tijd niet te gebruiken, uitgevoerd worden.
NL 36ONDERHOUD 6.2.3 MOTOR Volg alle aanwijzingen die in het instructieboek- je van de motor staan aangegeven. Het aftappen van de motorolie wordt uitge- voerd door de dop (1) eraf te draaien; let bij het erop draaien van de dop of de pakking aan de binnenkant goed geplaatst is. 6.2.4 A CHTERASSEN Deze bestaan uit een verzegelde eenheid en vragen geen onderhoud.; de eenheid is voor- zien van een permanente smering die geen vervanging of aanvulling behoeft. 6.2.5 A CCU Het is fundamenteel om de accu zorgvuldig te onderhouden voor een duurzaam bestaan. De accu van uw machine dient steeds te worden opgeladen: – bij het eerste gebruik na de aankoop van de machine; – vóór elke langere periode waarin de machine niet zal worden gebruikt; – vóór de machine na een lange periode van stilstand opnieuw in gebruik te nemen. – Lees met aandacht de oplaadprocedures die in het instructieboekje van de accu staan en volg ze op. Als deze procedures niet in acht worden genomen of als de accu niet wordt opgeladen, kan er zich onherstelbare schade voordoen aan de elementen van de accu. – Een lege accu dientzo snel als mogelijk opgeladen te worden. Het opladen dient uitge- voerd te worden met gelijkspanning appa- ratuur. Andere oplaadsystemen kunnen de accu op een onherstelbare manier beschadi- gen. De machine is uitgerust met een connector (1) voor het opladen, die aangesloten moet worden op de overeenstemmende connector van de BELANGRIJK 1 1
NL 37 ONDERHOUD speciale acculader van behoud “CB 01” in dotatie ( indien voorzien) of beschikbaar op aanvraag (☛8.5). Deze connector mag uitsluitend gebruikt worden voor de aanslui- ting op de acculader van behoud CB01. Voor zijn gebruik: – de aanwijzingen volgen aangegeven in de desbetreffende gebruiksinstructies; – de aanwijzingen volgen aangegeven in het instructieboekje van de accu. 6.3 CONTROLES EN AFSTELLINGEN Overzicht van de belangrijkste problemen waarbij ingegrepen moet worden 6.3.1 D EMONTAGE, SLIJPEN EN BALANCEREN VAN DE MESSEN Controleer of het mes goed geslepen is en stevig vastzit aan de steun. – een bot mes rukt het gras uit een veroorzaakt de vergeling van het gazon. – een mes dat niet goed vastzit gaat op abnormale wijze trillen en is een potentiële geva- renbron. Alle handelingen aan het maaidek (demontage, slijpen, in balans brengen, hermontage en/of vervanging) vergen een welbepaalde vaardig- heid en het gebruik van speciaal gereedschap; uit veiligheidsoverwegingen, die- nen deze handelingen bijgevolg uitgevoerd te worden in een gespecialiseerd ser- vicecentrum. Draag altijd stevige handschoenen bij het hanteren van de messen. Om een mes te demonteren dient het stevig te worden vastgepakt en de middelste !LET OP! !LET OP! BELANGRIJK ➤ Als ... De messen trillen Het gras wordt uitgerukt en het gazon ver- geelt De hoogte van het gras onregelmatig is Het inschakelen van de messen onregel- matig verloopt De remmen niet goed werken Het rijden schokkend verlooptDient het volgende te worden uitgevoerd ... Controleer of ze goed vastzitten (☛6.3.1) of stel ze bij (☛6.3.1). Slijp de messen (☛6.3.1). Stel de maaihoogte van het maaidek bij (☛6.3.2). Stel de regelaar van de messenkoppeling opnieuw in (☛6.3.3). Controleer de rem (☛6.3.4). Stel de veer van het koppelstuk bij (☛6.3.5).
NL 38ONDERHOUD schroef (1) losgedraaid te worden. Slijp beide messen met behulp van een slijpschijf met een middelgrote korrel en contro- leer of de messen in balans zijn door een ronde staaf met een Ø van 18 mm in het mid- delste gat te plaatsen. Vervang altijd de beschadigde of verbogen messen; probeer ze nooit te repareren! GEBRUIK ALTIJD ORIGINELE MESSEN WAAR HET TEKEN OP STAAT ! Bij het mon- teren dient de aangegeven volg- orde aangehouden te worden. Let erop dat de windvleugels van de messen naar de binnen- kant van het maaidek wijzen en dat de holle kant van de elastische veer- ring (1) tegen het mes drukt. Draai de bevestigingsschroeven (2) aan met een 45-50 Nm dynamometrische sleutel. Als een van de naven of beide naven (3) van de as loskomen tijdens het demonteren van het maaidek, controleer dan of de wiggen (4) goed in hun zittingen geplaatst werden. 6.3.2 A FSTELLING VAN HET MAAIDEK Een correcte afstelling van het maaidek is belangrijk om een mooi eenvormig gazon te verkrijgen. Voor een mooi maairesultaat is het verstandig om ervoor te zorgen dat de voorkant altijd 5-6 mm lager staat afgesteld dan de achterkant. OPMERKING !LET OP! !LET OP! Ø 18 mm 2121 1 2 43 1 1
NL 39 ONDERHOUD – Plaats de machine op een vlakke ondergrond en kijk na of de banden de juiste spanning hebben; – plaats vulstukken (1) van 26 mm onder de voorkant, en van 32 mm (2) onder de achter- kant van het maaidek en zet de hendel in stand «1»; – schroef de regelaar (3), de moeren (4 - 6 - 8) en tegenmoeren (5 - 7 - 9) van de drie gelede drijfstangen volledig los, tot de plaat op de vulstukken rust. – zet beide moeren rechtsbovenaan (6 - 8) en de moer linksonderaan (4) aan tot u gewaar begint te worden dat het vlak opgetild wordt; blokkeer de drie tegenmoeren (5 - 7 - 9) en gebruik de regelaar (3) om de bedieningska- bel onder spanning te brengen. Een hoogteverschil ten opzichte van het terrein tussen de rechter- en linkerboord van het vlak wordt gecompenseerd m.b.v. de twee moeren (4 - 8) en tegenmoeren (5 - 9) van de achterste drijfstangen. Zet de bedieningshendel in 2 of 3 verschillende standen, en controleer of het vlak gelijkmatig wordt opgetild en dat voor elke stand het hoog- teverschil tussen de voorste en de achterste boord ten opzichte van het terrein constant blijft. Indien het optillen vooraan wat sneller of trager gebeurt ten opzichte van stand, kan de beweging worden bijgestuurd m.b.v. de moeren (10) van de aansluitstang (11). Door de moeren van de stang aan te zetten wordt het voorste deel opgetild en de bewe- ging versneld. Door de moeren los te schroeven wordt het tegenovergestelde effect beko- men. Vergeet niet na elke regeling alle moeren en tegenmoeren opnieuw aan te zetten. Mocht de juiste afstelling niet gevonden worden raadpleeg dan een erkend servicecen- trum. 3 2 - h = 32 mm 1 - h = 26 mm 5 4 6 11 7 10 8 9