Home > Stiga > Lawn Mower > Lawn Tractor 8211 0276 06 Stiga Park Pro20 Pro16 Royal President Comfort Operators Manual

Lawn Tractor 8211 0276 06 Stiga Park Pro20 Pro16 Royal President Comfort Operators Manual

    Download as PDF Print this page Share this page

    Have a look at the manual Lawn Tractor 8211 0276 06 Stiga Park Pro20 Pro16 Royal President Comfort Operators Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

    							71
    NEDERLANDSNL
    5. AANDRIJFPEDAALPedaal dat de traploze transmissie bedient.
    1. Druk het pedaal omlaag met 
    het voorste gedeelte van uw voet 
    - de machine rijdt vooruit.
    2. Pedaal onbelast - de machine 
    staat stil.
    3. Druk het pedaal omlaag met 
    de hiel - de machine rijdt 
    achteruit.
    Het aandrijfpedaal regelt de snelheid. Hoe dieper 
    het pedaal wordt ingetrapt, hoe sneller de machine 
    rijdt.
    6. VERSTELBAAR STUUR De hoogte van het stuur is volledig instelbaar. 
    Draai de instelknop op de stuurkolom los en stel 
    het stuur op de gewenste stand in. Draai de knop 
    weer vast.
    Het stuur tijdens het rijden niet verstellen.
    7. GAS-/CHOKEHENDELHendel om de snelheid te regelen en om te choken 
    bij een koude start. (Choken geldt niet voor Royal-
    Pro16-Pro20, deze uitvoeringen hebben een 
    afzonderlijke chokehendel - zie nummer 8). 
    1. Choke - voor het starten van een koude 
    motor. De chokestand bevindt zich 
    vooraan in de groef (geldt niet voor de 
    Royal-Pro16-Pro20). Vermijd rijden in 
    deze stand, zet de hendel op vol gas (zie 
    hieronder) bij een warme motor. 
    2. Vol gas - bij gebruik van de machine 
    altijd vol gas geven.
    3. Stationairloop.
    8. CHOKEHENDEL 
    (Royal - Pro16 - Pro20)
    Trekhendel om te choken bij koude start.
    1. Hendel volledig uitgetrokken - 
    chokeklep in de carburateur gesloten. 
    Voor koude start.
    2. Hendel ingedrukt. Chokeklep open. 
    Voor starten met warme motor en tijdens 
    het rijden. 
    Rijd nooit met uitgetrokken choke als de motor 
    warm is.
    9. CONTACTSLOT/KOPLAMPContactslot dat gebruikt wordt om de motor te 
    starten en uit te schakelen. Bevat ook een 
    schakelaar voor de koplamp (de Senator heeft geen 
    koplamp). Vier standen:
    1. Stopstand - de motor is kortgesloten. De 
    sleutel kan verwijderd worden.
    2. Rijstand - de koplamp brandt.
    3. Rijstand - de koplamp brandt niet.
    4. Startstand - de elektrische startmotor 
    wordt geactiveerd op het moment dat de 
    sleutel in de veerbelaste startstand wordt 
    gedraaid. Laat de sleutel teruggaan naar 
    rijstand 3 wanneer de motor gestart is.
    Draai de sleutel in stand 2 als de koplamp moet 
    gaan branden.
    LET OP! Als de sleutel van de stopstand in 
    rijstand 2 wordt gedraaid, gaat de koplamp 
    branden. Dit belast de accu. Laat de machine 
    niet achter met de sleutel in stand 2 (geldt voor 
    de Pro16-Pro20).
    10. KRACHTAFNEMERHendel voor in- en uitschakelen van de 
    krachtafnemer voor aandrijving van aan de 
    voorzijde gemonteerde accessoires. Twee standen:
    1. Voorste stand - krachtafnemer 
    uitgeschakeld.
    2. Achterste stand - krachtafnemer 
    ingeschakeld. 
    11. KRACHTAFNEMER (Pro20)Schakelaar voor in- en uitschakelen van de 
    elektromagnetische krachtafnemer voor gebruik 
    van aan de voorzijde gemonteerde accessoires. 
    Twee standen:
    1. Druk op het voorste deel van de 
    schakelaar - de krachtafnemer wordt 
    ingeschakeld. Het symbool brandt.
    2. Druk op het achterste deel van de 
    schakelaar - de krachtafnemer wordt 
    uitgeschakeld.  
    						
    							72
    NEDERLANDSNL
    12. DIFFERENTIEELGRENDEL
    (Pro16 - Pro20)
    Hendel om de differentieelvergrendeling in te 
    schakelen. Verbetert het trekvermogen doordat de 
    achterwielen worden vergrendeld zodat beide 
    wielen gelijktijdig aandrijven. Twee standen:
    1. Voorste stand - 
    differentieelvergrendeling niet 
    ingeschakeld. Voor normaal rijden.
    2. Hendel in achterste stand - 
    differentieelvergrendeling ingeschakeld. 
    Werkt zowel bij vooruit als achteruit 
    rijden.
    De differentieelvergrendeling wordt gebruikt 
    wanneer de achterwielen ongelijk belast zijn.  
    Bijvoorbeeld bij het nemen van scherpe bochten 
    waarbij het binnenste achterwiel het minst belast 
    is.
    Wanneer u tijdens de winter op een gladde 
    ondergrond rijdt, verbetert het aandrijfvermogen 
    als er geen sneeuwkettingen worden gebruikt.
    Wanneer de differentieelgrendel is 
    ingeschakeld, gaat het sturen zwaar. Draai zo 
    min mogelijk aan het stuur!
    13. URENTELLER Laat het aantal werkuren zien. Werkt alleen bij 
    draaiende motor.
    14. CRUISE CONTROL 
    (Royal - Pro16 - Pro20)
    Schakelaar om de cruise control te activeren. Met 
    de cruise control kan het aandrijfpedaal (5) in de 
    gewenste stand vergrendeld worden.
    1. Trap het aandrijfpedaal in tot de 
    gewenste snelheid wordt bereikt. Druk 
    daarna op het voorste gedeelte van de 
    schakelaar om de cruise control te 
    activeren. Het symbool brandt.
    2. Schakel de cruise control uit door te 
    remmen of op het achterste gedeelte van 
    de schakelaar te drukken. 
    15. MAAIHOOGTE-INSTELLING 
    (Royal - Pro16 - Pro20)
    De machine is uitgerust met een mechanisme voor 
    het gebruik van een maaidek met elektrische 
    maaihoogte-instelling (als accessoire 
    verkrijgbaar).
    De schakelaar wordt gebruikt om de 
    maaihoogte traploos in te stellen. 
    Het contact voor de aansluiting van het maaidek is 
    aan de rechterkant gemonteerd, vóór het voorwiel 
    (afb. 2).
    16. GRASHARK (Pro20)De machine is uitgerust met een mechanisme voor 
    het gebruik van een elektrische in hoogte 
    verstelbare grashark (als accessoire verkrijgbaar). 
    De schakelaar wordt gebruikt om de hark 
    in hoogte te verstellen.
    Kabels voor het aansluiten van de 
    grashark vindt u aan de achterzijde van de 
    machine, links van de bovenzijde van de bumper.  
    (Pro16 is voorbereid (kabels zijn voorgemonteerd) 
    voor een grashark).
    17. ZANDSTROOIER (Pro20)De machine is uitgerust met een mechanisme voor 
    het gebruik van een elektrisch instelbare 
    zandstrooier (als accessoire verkrijgbaar). 
    De schakelaar wordt gebruikt om de 
    strooier te starten en te stoppen.
    Het contact voor het aansluiten van de 
    zandstrooier vindt u aan de achterzijde van de 
    machine, links van de bovenkant van de bumper.  
    (Pro16 is voorbereid (kabels zijn voorgemonteerd) 
    voor een zandstrooier).
    18. ONTKOPPELINGSHENDELHendel om de traploze transmissie uit te 
    schakelen. Hiermee kunt u de machine handmatig 
    verplaatsen zonder de motor te gebruiken. Twee 
    standen:
    1. Hendel naar achteren - 
    transmissie ingeschakeld voor 
    normaal gebruik.
    2. Hendel naar voren - 
    transmissie uitgeschakeld. De 
    machine kan handmatig worden 
    verplaatst.
    De machine mag niet over lange afstanden of met 
    hoge snelheid gesleept worden. Hierdoor kan de 
    versnellingsbak beschadigd worden. 
    19. BENZINEMETER/TANKDOPTankdop met ingebouwde benzinemeter, 
    die de hoeveelheid benzine in de 
    brandstoftank aangeeft (geldt voor de 
    Royal-Pro16-Pro20).
    De Comfort en de President hebben een tankdop 
    zonder benzinemeter.
    De benzinetank heeft een inhoud van 11,5 liter.
    12V 
    						
    							73
    NEDERLANDSNL
    TOEPASSINGEN
    De machine mag uitsluitend gebruikt worden bij 
    de volgende werkzaamheden met de aangegeven 
    originele STIGA-accessoires:
    1. Gras maaien
    Met maaidek 13-2939 (92M), 13-2927/13-2935 
    (107M), 13-2951/13-2952 (107 M HD), 13-
    2915/13-2921 (121M), 13-2936/13-2937 (125 
    Combi Pro) of frontklepelmaaier 13-1977.
    2. Vegen
    Met veegmachine 13-1933 of veegmachine met 
    vangbak 13-1939. Voor de eerstgenoemde 
    wordt stofbeschermer 13-1936 aanbevolen.
    3. Sneeuwruimen
    Met sneeuwschuif 13-0918 of sneeuwfrees 13-
    1948. Sneeuwkettingen 13-0936 (16)/13-0937 
    (17) en framegewichten 13-0923 aanbevolen.
    4. Gras en bladeren opvangen
    Met een getrokken grasvangbak 13-1978 (76,2 
    cm) of 13-1950 (106,7 cm).
    5. Gras- en bladtransport
    Met transportkar 13-1979 (Standard), 13-1988 
    (Maxi) of 13-1992 (Combi).
    6. Zand strooien
    Met zandstrooier 13-1975. Tevens te gebruiken 
    voor het strooien van zout. Sneeuwkettingen 
    13-0936 (16) 13-0937 (17) en 
    framegewichten 13-0923 worden aanbevolen.
    7. Onkruidbestrijding op grindpaden
    Met de aan de voorzijde gemonteerde 
    onkruidschoffel 13-1944 en de aan de 
    achterzijde gemonteerde hark 13-1969.
    8. Kanten van gazons snijden
    Met graskantensnijder 13-0905.
    9. Ontmossen
    Met moskrabber 13-1984.
    Het trekmechanisme mag worden belast met een 
    verticale kracht van maximaal 100 N.
    De duwkracht van getrokken accessoires mag, in 
    het trekmechanisme, niet groter zijn dan 500 N.
    LET OP! Neem vóór het gebruik van een 
    aanhanger altijd contact op met uw 
    verzekeringsmaatschappij.
    LET OP! Deze machine is niet bedoeld voor rijden 
    op de openbare weg.
    STARTEN EN RIJDEN
    MOTORKAP
    Om de motor en de accu te kunnen inspecteren en 
    onderhouden, verwijdert u de kap. Dit doet u als 
    volgt:
    1. Draai de benzinedop/benzinemeter los.
    2. Trek de rubberband aan de voorzijde van de kap 
    omhoog (afb. 8).
    3. Til de kap voorzichtig omhoog (afb. 9).
    Kap terugplaatsen:
    1. Plaats de kap aan beide zijden over de rand.
    2. Zorg dat de pinnen aan de achterzijde van de kap 
    in de corresponderende gaatjes vallen (afb. 10).
    3. Maak de rubberband aan de voorzijde van de 
    kap vast (afb. 8).
    4. Draai ten ten slotte de benzinedop/benzinemeter 
    weer vast.
    De machine alleen gebruiken met 
    gesloten kap. Anders bestaat er een 
    kans op brandwonden en kunt u 
    bekneld raken.
    BENZINE BIJVULLENGebruik altijd loodvrije benzine. Gebruik nooit 
    tweetakt motorolie.
    LET OP! Denk erom dat benzine beperkt houdbaar 
    is. Koop niet meer benzine dan u binnen 30 dagen 
    gebruikt.
    U kunt ook milieuvriendelijke benzine gebruiken, 
    d.w.z. gealkyleerde benzine. Dit type benzine heeft 
    een samenstelling die minder schadelijk is voor 
    mens en milieu.
    Benzine is uiterst brandbaar. Bewaar 
    brandstof altijd in een speciaal 
    daarvoor bestemde tank. 
    Vul alleen buitenshuis benzine bij en 
    rook niet tijdens het bijvullen. Vul de 
    tank voordat u de motor start. 
    Verwijder nooit de vuldop en vul de 
    machine nooit met benzine wanneer de 
    motor loopt of nog warm is.
    Vul de benzinetank nooit helemaal tot de rand. 
    Laat een zekere ruimte (ten minste de gehele 
    vulbuis plus 1-2 cm bovenin de tank) leeg zodat de 
    benzine, wanneer deze warm wordt, kan uitzetten 
    zonder over te stromen (afb. 22). 
    						
    							74
    NEDERLANDSNL
    OLIEPEIL VAN DE MOTOR 
    CONTROLEREN
    (President - Comfort - Pro16 - Pro20)
    Het carter is bij aflevering altijd gevuld met olie 
    SAE 30.
    Controleer voor elk gebruik of het oliepeil 
    correct is. De machine moet op een vlakke 
    ondergrond staan.
    Zorg dat de omgeving rond de oliepeilstok 
    schoon is. Draai de oliepeilstok los en trek 
    hem omhoog. Veeg de oliepeilstok af. 
    Breng de stok weer aan en draai hem vast. 
    Draai hem daarna weer los en trek hem omhoog. 
    Lees het oliepeil af. Vul olie bij tot de FULL-
    streep als het oliepeil onder deze markering ligt 
    (afb. 11).
    OLIEPEIL VAN DE MOTOR 
    CONTROLEREN (Royal)
    Het carter is bij aflevering altijd gevuld met olie 
    SAE 
    10W-40.
    Controleer voor elk gebruik of het oliepeil 
    correct is. De machine moet op een vlakke 
    ondergrond staan.
    Zorg dat de omgeving rond de oliepeilstok 
    schoon is. Draai de oliepeilstok los en trek 
    hem omhoog. Veeg de oliepeilstok af. 
    Breng de stok weer aan en draai hem vast. 
    Trek de peilstok weer omhoog en lees het oliepeil 
    af.  Vul olie bij tot de UPPER-streep als het 
    oliepeil onder deze markering staat (afb. 11).
    OLIEPEIL VAN DE 
    VERSNELLINGSBAK 
    CONTROLEREN
    De versnellingsbak is al in de fabriek gevuld met 
    SAE 10W-40-olie.
    Controleer voor elk gebruik of het oliepeil 
    correct is. De machine moet op een vlakke 
    ondergrond staan.
    Lees het oliepeil af op het reservoir (afb. 23). Het 
    peil moet tussen MAX en MIN liggen. Vul 
    indien nodig olie bij. Gebruik olie SAE 10W-40 
    (20W-50).
    VEILIGHEIDSSYSTEEMDeze machine is uitgerust met een 
    veiligheidssysteem dat bestaat uit: 
    - een schakelaar bij het rempedaal. 
    - een schakelaar in de zitting (Comfort, 
    President) of in de zittinghouder (andere 
    modellen).
    - een schakelaar bij de inschakelhendel van de 
    krachtafnemer. 
    Om de machine te kunnen starten moet: 
    - het rempedaal zijn ingetrapt. - de bestuurder op zijn plek zitten. 
    - de inschakelhendel van de krachtafnemer in de 
    voorste stand staan (= de krachtafnemer is 
    uitgeschakeld).
    Controleer vóór gebruik altijd de 
    werking van het veiligheidssysteem!
    Doe dit op de volgende wijze (de motor loopt en de 
    bestuurder zit op de stoel): 
    - trap het aandrijfpedaal in, zodat de machine 
    gaat rijden, laat het aandrijfpedaal los - de 
    machine moet stoppen. 
    - trap het aandrijfpedaal in, zodat de machine 
    gaat rijden, schakel de cruise control in, til uw 
    lichaam even op van de stoel - de machine moet 
    stoppen (geldt voor de Royal, Pro16, Pro20).
    - trap het aandrijfpedaal in, zodat de machine 
    gaat rijden, schakel de cruise control in, trap op 
    het rempedaal - de machine moet stoppen (geldt 
    voor de Royal, Pro16, Pro20). 
    - schakel de krachtafnemer in, til uw lichaam 
    even op van de stoel - de motor moet stoppen 
    (geldt voor de Comfort, President, Royal, 
    Pro16).
    - schakel de krachtafnemer in, til uw lichaam 
    even op van de stoel - de krachtafnemer moet 
    worden uitgeschakeld (geldt voor de Pro20).
    Als het veiligheidssysteem niet werkt, 
    mag de machine niet worden gebruikt! 
    Breng de machine voor controle naar 
    een servicewerkplaats! 
    MOTOR STARTEN1. Open de benzinekraan (afb. 12).
    2. Controleer of de bougiekabel op zijn plaats zit.
    3. Controleer of de krachtafnemer uitgeschakeld 
    is. 
    4. Houd uw voet niet op het aandrijfpedaal. 
    5a. Comfort-President:
    Starten van een koude motor - zet de gashendel 
    helemaal in de chokestand. Warme start - zet de 
    gashendel op vol gas (ca. 1 cm achter de 
    chokestand).
    5b. Royal-Pro16-Pro20:
    Zet de gashendel op vol gas. Starten van een koude 
    motor - trek de chokehendel volledig uit. Starten 
    van een warme motor - raak de chokehendel niet 
    aan.
    6. Trap het rempedaal volledig in.
    7. Draai de contactsleutel om en start de motor.
    8a. Comfort-President:
    Wanneer de motor is gestart, duwt u de gashendel 
    geleidelijk naar vol gas als u de choke gebruikt 
    hebt. 
    8b. Royal-Pro16-Pro20:
    Wanneer de motor is gestart, duwt u de 
    chokehendel geleidelijk in als u deze gebruikt 
    hebt.  
    						
    							75
    NEDERLANDSNL
    9. Laat de machine na een koude start niet 
    onmiddellijk belast werken, maar laat de motor 
    eerst een paar minuten warmdraaien. Op die 
    manier kan de olie opwarmen. 
    Laat de motor altijd op vol gas draaien wanneer hij 
    in gebruik is.
    STOPPENSchakel de krachtafnemer uit. Trek de parkeerrem 
    aan. 
    Laat de motor 1 - 2 minuten stationair draaien. Zet 
    de motor af door de contactsleutel om te draaien.
    Sluit de benzinekraan. Dit is vooral belangrijk als 
    de machine op bijv. een aanhanger vervoerd moet 
    worden.
    Als u de machine zonder toezicht 
    achterlaat, moet u de bougiekabel 
    losmaken van de bougie. Trek ook de 
    sleutel uit het contactslot.
    Direct na gebruik kan de motor 
    bijzonder heet zijn. Raak de demper, de 
    cilinder of de koelribben niet aan. Dit 
    kan ernstige brandwonden 
    veroorzaken.
    KATALYSATOR (Pro20 Cat)De katalysator wordt tijdens het rijden bijzonder 
    heet. Ook na het afzetten van de motor blijft de 
    motor nog een flinke tijd warm. Denk aan het 
    brandgevaar.
    Niet in de omgeving van brandbare 
    voorwerpen parkeren. De machine niet 
    afdekken voordat de katalysator is 
    afgekoeld.
    STUURBEKRACHTIGING (Pro20)Ingebouwde functie om het sturen te 
    vergemakkelijken. De bestuurder hoeft minder 
    kracht te gebruiken om het stuur te draaien. De 
    extra kracht wordt gegenereerd door een 
    hydraulische koppelomvormer.
    In tegenstelling tot gewone stuurbekrachtiging 
    (bijv. in een auto) heeft deze stuurbekrachtiging 
    een beperkte capaciteit. Dat betekent dat hij 
    bepaalde eigenschappen heeft die als negatief 
    ervaren kunnen worden:
    - bij lage toerentallen of in situaties waar extra 
    stuurkracht nodig is, kan de besturing als 
    hortend worden ervaren.
    - de machine moet altijd in beweging zijn 
    wanneer de stuurbekrachtiging wordt gebruikt. 
    Draai liever niet aan het stuur wanneer de 
    machine helemaal stilstaat en het accessoire 
    zich in werkstand (beneden) bevindt.
    Het effect van de stuurbekrachtiging is maximaal 
    bij een normale werksnelheid. Dit levert extra 
    voordelen op.De stuurbekrachtiging functioneert ook wanneer 
    de motor niet draait. Draaien is in dit geval echter 
    wel lastiger als de machine handmatig moet 
    worden verplaatst.
    TIPSZorg er voor dat bij rijden op hellingen de juiste 
    hoeveelheid olie in de motor aanwezig is (oliepeil 
    op FULL). 
    Wees voorzichtig bij het rijden op 
    hellingen. Start of stop niet plotseling 
    wanneer u een helling op- of afrijdt. 
    Rijd nooit dwars over een helling. Rijd 
    van boven naar beneden en van 
    beneden naar boven. 
    Deze machine mag, met daarop 
    originele accessoires gemonteerd, op 
    een helling met een hoek van maximaal 
    10° rijden.
    Neem gas terug op hellingen en 
    wanneer u scherpe bochten maakt, om 
    te voorkomen dat de machine kantelt of 
    u de controle over de machine verliest.
    Draai bij rijden in de hoogste 
    versnelling en bij vol gas het stuur niet 
    volledig naar één kant. De machine kan 
    dan kantelen.
    Blijf met uw handen uit de buurt van de 
    middensturing en de zittinghouder. U 
    kunt dan bekneld raken! Rijd nooit 
    zonder motorkap.
    SERVICE EN ONDERHOUD
    SERVICEPROGRAMMAOm de machine voortdurend in goede staat te 
    houden, de betrouwbaarheid en veiligheid te 
    bevorderen en het milieu te ontzien, moet het 
    onderhoudsprogramma van STIGA worden 
    gevolgd.
    De inhoud van dit programma vindt u in het 
    bijgevoegde serviceboekje.
    Wij raden u aan reparaties te laten uitvoeren door 
    een erkende servicewerkplaats. Dit garandeert dat 
    de werkzaamheden worden verricht door 
    bekwaam personeel en dat originele 
    reserveonderdelen worden gebruikt.
    Bij elke reparatie krijgt u een stempel in uw 
    serviceboekje. Een boekje dat volgestempeld is, 
    wordt een waardevol document dat de 
    tweedehandswaarde van de machine verhoogt.
    VOORBEREIDINGTenzij anders aangegeven moet alle service en 
    onderhoud worden uitgevoerd als de machine stil 
    staat en de motor niet draait. 
    						
    							76
    NEDERLANDSNL
    Zorg dat de machine niet kan 
    wegrollen. Gebruik daarom altijd de 
    parkeerrem.
    Voorkom dat de motor onbedoeld start 
    door altijd de motor uit te zetten, de 
    bougiekabel los te koppelen van de 
    bougie en deze te aarden. Maak de 
    minkabel los van de accu. 
    SCHOONMAKEN
    Om het brandgevaar te verkleinen 
    motor, geluiddemper/katalysator, accu 
    en brandstoftank vrijhouden van gras, 
    bladeren en olie.
    Om het brandgevaar te verkleinen 
    regelmatig controleren of er sprake is 
    van olie- en/of brandstoflekkage. 
    Als u de machine met een hogedrukreiniger 
    reinigt, richt de straal dan niet rechtstreeks op de 
    versnellingsbak.
    Richt geen waterstralen rechtstreeks op de motor. 
    Gebruik een borstel of perslucht om hem schoon te 
    maken.
    MOTOROLIE 
    (President - Comfort - Pro16 - Pro20)
    Ververs de motorolie de eerste keer na 5 draaiuren, 
    en daarna om de 50 draaiuren of één keer per 
    seizoen. Ververs de olie wanneer de motor warm 
    is.
    Gebruik olie van goede kwaliteit (serviceklasse 
    SF, SG of SH).
    Ververs de olie vaker, om de 25 draaiuren of 
    minstens één keer per seizoen, als de motor extra 
    hard of bij hoge omgevingstemperaturen moet 
    werken.
    Direct na het stoppen van de machine 
    kan de motorolie erg heet zijn. Laat de 
    motor daarom een paar minuten 
    afkoelen voordat u de olie aftapt.
    1. Olieaftapleiding (metaal):
    Schroef de olieaftapplug aan het uiteinde van de 
    leiding los. 
    Vang de olie op in een vat. Breng die olie 
    vervolgens naar een milieustraat. Mors geen 
    olie op de V-snaren.
    2. Schroef de olieaftapplug vast. Let op dat de 
    vezelpakking en de ring in de plug onbeschadigd 
    zijn en op hun plaats zitten.
    3. Verwijder de oliepeilstok en vul de machine met 
    nieuwe olie.
    Oliecapaciteit:
    Comfort, President - 1,4 l
    Pro16, Pro20 - 1,7 l (incl. oliefilter)Olietype zomer (>4 ºC): SAE-30
    (U kunt ook SAE 10W-30 gebruiken. Het 
    olieverbruik kan echter iets toenemen als u 10W-
    30 gebruikt. Controleer het oliepeil vaker als u dit 
    type olie gebruikt.)
    Olietype winter (
    						
    							77
    NEDERLANDSNL
    OLIEFILTER - MOTOR 
    (Pro16 - Pro20)
    Vervang het oliefilter om de 100 werkuren of één 
    keer per seizoen.
    Voordat u het nieuwe filter vastschroeft, moet de 
    filterpakking ingesmeerd worden met motorolie. 
    Schroef het filter met de hand vast tot de 
    filterpakking de filterbevestiging raakt. Nog ½ tot 
    ¾ slag verder vastdraaien (afb. 14).
    Start de motor en laat deze 30 seconden stationair 
    draaien om te zien of er een lek is. Zet de motor af. 
    Controleer het oliepeil. Indien nodig de olie 
    bijvullen tot aan de aanduiding FULL.
    LUCHTFILTER - MOTORComfort - President - Pro16 - Pro20:
    Reinig het voorfilter (= schuimplastic) om de 3 
    maanden of om de 25 werkuren, afhankelijk van 
    wat het eerst van toepassing is.
    Reinig het papierfilter jaarlijks of om de 100 
    werkuren, afhankelijk van wat het eerst van 
    toepassing is.
    Royal:
    Reinig het luchtfilter om de 3 maanden of om de 
    50 werkuren, afhankelijk van wat het eerst van 
    toepassing is.
    Reinig het papierfilter jaarlijks of om de 200 
    werkuren, afhankelijk van wat het eerst van 
    toepassing is.
    Alle modellen:
    Let op! Reinig beide filters vaker indien de 
    machine in stoffige omstandigheden moet werken.
    1. Verwijder de luchtfilterkap (afb. 15-17). 
    2. Demonteer het papierfilter en het voorfilter (= 
    schuimplastic filter). Zorg ervoor dat de 
    carburateur niet vuil wordt. Maak het 
    luchtfilterhuis schoon.
    3a. Pro 16, Pro 20:
    Reinig het voorfilter in vloeibaar 
    schoonmaakmiddel en water. Wring het filter uit 
    tot het droog is. Giet een beetje olie op het filter en 
    knijp de olie erin.
    3b. President, Comfort:
    Plaats nieuw voorfilter en patroon stevig in de 
    basis.
    4. Maak het papierfilterhuis als volgt schoon: klop 
    het lichtjes tegen een vlak oppervlak. Indien het 
    filter erg vuil is, moet het worden vervangen.
    5. Monteer alles weer in omgekeerde volgorde.
    Bij het schoonmaken van het papierfilterhuis 
    mogen geen oplosmiddelen op basis van 
    petroleum worden gebruikt. Deze reinigers kunnen 
    het filter vernielen.
    Gebruik geen perslucht bij het schoonmaken van 
    het papierfilterhuis. Het papierfilterhuis mag niet 
    met olie worden ingesmeerd. 
    LUCHTFILTER - KATALYSATOR 
    (Pro20 Cat)
    Reinig het luchtfilter van de katalysator om de 3 
    maanden of om de 25 werkuren, afhankelijk van 
    wat het eerst van toepassing is.
    1. Verwijder het deksel door met een 
    schroevendraaier of iets dergelijks de borging in te 
    drukken (afb. 18).
    2. Verwijder het schuimplastic filter en reinig het 
    met vloeibaar schoonmaakmiddel en water. Wring 
    het filter uit tot het droog is. Het filter niet oliën.
    3. Zet het filter terug en maak het deksel vast.
    BOUGIEGebruik uitsluitend een ontstekingstester om de 
    vonk bij de bougie/bougies te controleren (afb. 
    19).
    Vervang de bougie om de 100 werkuren of één 
    keer per seizoen. Voor het vervangen van bougies 
    zit in de accessoirezak bougiebus A en draaipen B.
    De motorfabrikant raadt het volgende aan:
    Royal: NGK BPR5ES of DENSO W16EPR-U
    President-Comfort-Pro16-Pro20: Champion 
    RC12YC
    Elektrodenafstand: 0,75 mm.
    KOELLUCHTINLAAT - MOTORDe motor is luchtgekoeld. Door een verstopt 
    koelsysteem raakt de motor beschadigd. De motor 
    moet om de 100 werkuren of ten minste eenmaal 
    per jaar schoongemaakt worden.
    Maak de ventilatorkap los. Maak de koelribben 
    van de cilinder, de ventilator en het draaiende 
    rooster schoon. Vaker schoonmaken als u droog 
    gras maait. 
    ACCUDe accu wordt gereguleerd door kleppen en geeft 
    een uitgangsspanning van 12 V. De accu is 
    onderhoudsvrij.  U hoeft het electrolytniveau niet 
    te controleren of te verhogen.
    U vindt de accu bij aflevering in de doos met 
    accessoires.
    De accu moet volledig zijn opgeladen 
    voordat u deze voor de eerste keer gaat 
    gebruiken. De accu moet altijd volledig 
    opgeladen worden bewaard. Als de 
    accu volledig leeg wordt bewaard kan 
    deze permanent beschadigd raken. 
    Als de machine voor langere tijd (meer dan 1 
    maand) niet wordt gebruikt, moet de accu worden 
    opgeladen, worden verwijderd en dan worden 
    bewaard op een koele, droge en veilige plaats. 
    Laad de accu helemaal op voordat u hem 
    terugplaatst.
    De accu kan op 2 manieren worden opgeladen: 
    						
    							78
    NEDERLANDSNL
    1. Met een acculader (aanbevolen). De oplader 
    moet een constante spanning hebben. De accu 
    kan beschadigd raken als er een standaard 
    oplader (voor zure accus) wordt gebruikt. 
    Stiga raadt de acculader met artikelnummer 
    1136-0602-01 aan, die u kunt bestellen bij een 
    erkende leverancier.
    2. U kunt de accu ook via de motor opladen. In dit 
    geval is het heel belangrijk dat wanneer u de 
    machine voor de eerste keer start en wanneer hij 
    lange tijd niet gebruikt werd, de motor ten 
    minste 45 minuten ononderbroken loopt.
    Zorg dat de accu geen kortsluiting 
    maakt. Dan kunnen er vonken en brand 
    ontstaan. Zorg dat metalen sieraden 
    niet in contact kunnen komen met de 
    contactpunten van de accu.
    Als er schade is ontstaan aan de 
    behuizing, het deksel of de 
    contactpunten van de accu of als er 
    interferentie optreedt bij de strip die 
    over de kleppen ligt, moet de accu 
    vervangen worden.
    Indien de accupolen geoxideerd zijn, moeten deze 
    schoongemaakt worden. Reinig de accupolen met 
    een staalborstel en smeer ze in met vet.
    SMERENHet gelede midden van de machine heeft vier 
    smeernippels die om de 25 werkuren gesmeerd 
    moeten worden met universeel vet 
     (afb. 20). 
    Opmerking: De vierde smeernippel is niet 
    zichtbaar op de afbeelding. Deze zit aan de 
    onderzijde, bij de voorste kogellager van de 
    rotatie-as.
    Comfort-President-Royal:
    Smeer de stuurketting enkele keren per seizoen 
    met kettingspray.
    Pro16-Pro20:
    Smeer de stuurkettingen enkele keren per seizoen 
    met kettingspray. Indien de stuurkettingen erg vuil 
    zijn moet u deze demonteren, schoonmaken en 
    vervolgens opnieuw smeren.
    Comfort-President-Royal:
    De naaf van het voorwiel heeft smeernippels die 
    iedere 50 werkuren gesmeerd moeten worden (afb. 
    24).
    Alle kunststoflagers moeten een paar keer per 
    seizoen gesmeerd worden met universeel vet. 
    De verbindingen van de spanarm moeten een paar 
    keer per seizoen gesmeerd worden met motorolie.
    Druppel enkele keren per seizoen een beetje 
    motorolie in beide uiteinden van de 
    bedieningskabels.De versnellingsbak is bij aflevering van de fabriek 
    gevuld met olie (10W-40). U hoeft normaal gezien 
    geen olie bij te vullen, tenzij de versnellingsbak 
    wordt geopend (mag uitsluitend door een vakman 
    gebeuren), of er lekkage optreedt. De olie hoeft in 
    de regel niet ververst te worden.
    STUURKABELS 
    (President - Comfort - Royal)
    Stel de stuurkabels de eerste keer na 2 - 3 uur rijden 
    bij, vervolgens om de 25 werkuren.
    Zet de machine in de recht vooruit-stand.
    Span de stuurkabels door de moeren aan de 
    onderkant van het gelede midden (afb. 21) aan te 
    draaien. De schroefuiteinden van de stuurkabels 
    moeten tijdens het bijstellen worden 
    vastgehouden, zodat de kabels niet draaien. Pak de 
    schroefuiteinden beet met een tang of iets 
    dergelijks. Span aan tot er geen speling meer is.
    Stel de beide moeren evenveel bij, zodat de stand 
    van het stuur niet verandert. 
    Als het bijstellen klaar is, draai dan het stuur in 
    beide richtingen zover u kunt. Let erop dat de 
    ketting niet in de kabelwielen loopt en dat de 
    kabels niet in de stuuraandrijving lopen. 
    Span de stuurkabels niet te strak. Daarmee wordt 
    het sturen zwaarder, terwijl de slijtage van de 
    kabels toeneemt.
    STUURKETTINGEN (Pro16 - Pro20)Stel de stuurkettingen de eerste keer na 2 - 3 uur 
    rijden bij, vervolgens om de 50 werkuren.
    Zet de machine in de recht vooruit-stand.
    Span de stuurkettingen door de moeren aan de 
    onderkant van het gelede midden (afb. 21). Span 
    aan tot er geen speling meer is. 
    Stel de beide moeren evenveel bij, zodat de stand 
    van het stuur niet verandert.
    Span de stuurkettingen niet te strak aan. Daarmee 
    wordt het sturen zwaarder en neemt de slijtage van 
    de kabels toe.
    OCTROOI - 
    ONTWERPREGISTRATIE
    Deze machine of onderdelen van deze machine 
    valt/vallen onder de volgende octrooi- en 
    ontwerpregistratie:
    9900627-2 (SE), SE00/00250 (PCT), 9901091-0 
    (SE), SE00/00577 (PCT), 9901730-3 (SE), SE00/
    00895 (PCT), 9401745-6 (SE), SE95/00525 
    (PCT), 595 7497 (US), 95920332.4 (EPC).
    99 1095 (SE), 499 11 740.9 (DE), M1990 000734 
    (IT), 577 251-253 (FR), 115325 (US).
    GGP behoudt zich het recht voor zonder 
    voorafgaande aankondiging wijzigingen in het 
    product aan te brengen.  
    						
    							NOTES
    ....................................................................................................................................................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... .....................................
    ............................................................................................................................... ..................................... 
    						
    							www.stiga.com
    GGP Sweden AB · Box 1006 · SE-573 28 TRANÅS 
    						
    All Stiga manuals Comments (0)

    Related Manuals for Lawn Tractor 8211 0276 06 Stiga Park Pro20 Pro16 Royal President Comfort Operators Manual