Home > GGP Italy SPA > Lawn and Garden > GGP Italy SPA Lawn Tractor 71503773 2 Operators Manual Dutch Version

GGP Italy SPA Lawn Tractor 71503773 2 Operators Manual Dutch Version

    Download as PDF Print this page Share this page

    Have a look at the manual GGP Italy SPA Lawn Tractor 71503773 2 Operators Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 893 GGP Italy SPA manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

    							3.2 MONTAGE VAN HET STUURWIEL
    Plaats de machine op een vlakke ondergrond
    en zorg er voor dat de voorwielen uitgelijnd
    zijn.
    Schuif het stuurwiel (1) over de stuurkolom (2)
    en zorg er voor dat de spaken in de richting
    van de stoel staan.
    Zorg er voor dat de opening van het stuurwiel
    en de opening van de stuurkolom tegenover
    elkaar komen te ziten en sla er met een hamer
    de bijgeleverde stift (3) doorheen. Draag er zorg voor dat het uiteinde van de stift er aan
    de andere kant helemaal uitkomt.
    Om te voorkomen het stuurwiel met de hamer te beschadigen, dient de
    stift er met behulp van een slagpen of een schroevendraaier, met een geschikte diameter,
    doorheen geslagen te worden.
    3.3 BEVESTIGEN VAN DE STOEL
    Monteer de stoel (1) op de plaat (2) met
    behulp van de schroeven (3).
    OPMERKING
    NL 10HET UITPAKKEN EN MONTEREN
    132
    1
    2
    33 
    						
    							3.4 MONTEREN EN DE ACCU AANSLUITEN
    Plaats de accu (1) in zijn zitting onder de stoel.
    Sluit de twee rode draden (2) aan op de positieve
    klem (+) en de drie zwarte draden (3) op de nega-
    tieve klem (–) met behulp van de bijgeleverde
    schroeven, zoals aangeduid.
    Monteer de veer (4) om de accu tegen te houden
    en let erop dat de kabels goed voor de accu
    geschikt worden zodat ze niet gekneld raken in de
    veer (4).
    Zorg er altijd voor de accu volledig op te laden en volg hierbij de aanwij-
    zingen die in het instructieboekje van de accu staan aangegeven   (
    ☛6.2.5).
    Om te voorkomen dat het beveiligingssysteem van de elektronische kaart
    in werking treedt, dient het starten van de motor absoluut vermeden te worden vóórdat de
    accu volledig opgeladen is!
    Neem de aanwijzingen van de fabrikant van de accu in acht
    met betrekking tot de veiligheid bij het hanteren en het lozen van de accu.
    3.5 MONTAGE VAN DE ZAKSTEUNEN
    Monteer beide steunen (1) en (2) op de achterste plaat met behulp van de bijgeleverde
    schroeven (3), ringen (4) en moeren (5), precies volgens de aangeduide volgorde.
    Steek de schroeven in het midden van de gaten (6), zonder ze helemaal aan te zetten.
    Haak de zak vast aan de steunen en controleer
    of er tussen beide plastic bekledingen een
    gelijke afstand bestaat van 6 tot 8 mm.
    Op die manier kan de zak normaal worden
    gedraaid bij het leegmaken, en wordt meteen
    voorkomen dat tijdens de werking gras uit de
    zak valt.
    Om deze afstand te bekomen, past u de
    bevestigingspositie van de steunen tegenover
    de gaten (6) aan. Zet tenslotte de schroeven (3)
    stevig aan.
    !LET OP! 
    BELANGRIJK
    BELANGRIJK
    NL 11 HET UITPAKKEN EN MONTEREN
    31
    2
    5
    4343
    4545
    6
    6
    6 ÷ 8 mm
    1
    3
    4
    2 
    						
    							3.6 MONTAGE VAN DE OPVANGZAK
    De montage van de opvangzak wordt uitgevoerd in vier fases:
    A)Monteer eerst het frame, zoals aangegeven, door het bovenste deel (1) aan het onder-
    ste deel (2) te bevestigen door middel van de bijgeleverde bouten en moeren (3). Plaats
    de hoekplaten (4) en (5) volgens de aanduiding rechts  (R) en links  (L), n de overeen-
    stemmende hoeken en bevestig ze aan het frame door middel van de vier zelftappende
    schroeven (6).
    B)Laat het frame zakken in de stoffen zak (7) en zorg
    ervoor dat de bodem evenredig verdeeld is. Haak de pro-
    fielen in kunststof met behulp van een schroevendraaier (8)
    aan de buizen van het frame.
    C)Monteer de afdekking (9) op het bovenste frame met
    behulp van de schroeven (10).
    D)Bevestig de dwarsversteviging (11) onder aan het frame met de bouten en moeren
    (12) en zorg ervoor dat de vlakke kant naar de stof toe staat. Schuif de hendel (13) in de
    zitting en bevestig stopschroef (16) en de bijbehorende moer (15).
    NL 12HET UITPAKKEN EN MONTEREN
    R
    10
    9
    6
    5
    6
    12
    13
    14 -15
    4
    3211
    1
    L
    6
    14
    13
    4 - 5
    2
    1211
    15
    12
    3
    7
    CLAK
    8 
    						
    							NL 13 HET UITPAKKEN EN MONTEREN
     3 (x 2) 6 (x 4) 10 (x 4) 12 (x 2) 14 - 15 
    						
    							4. BEDIENINGSELEMENTEN
    4.1 STUURWIEL
    Hiermee kunnen de voorwielen bestuurd worden.
    4.2 G
    ASHENDEL
    Hiermee kan het toerental van de motor bepaald worden. De diverse standen
    NL 14BEDIENINGSELEMENTEN
    4.2
    4.8
    4.6
    4.3
    4.5
    B
    A
    4.4
    4.9
    4.1
    B
    A
    4.7 
    						
    							NL 15 BEDIENINGSELEMENTEN
    staan als volgt aangeven op de sticker:
    «CHOK» bij de start met een koude motor 
    «LANGZAAM» laagste toerental van de motor
    «SNEL»  hoogste toerental van de motor
    – De «CHOKE» stand veroorzaakt een verrijking van het mengsel en dient alleen
    te worden gebruikt bij de start met een koude motor, alléén voor zolang dit
    minimaal nodig is.
    – Tijdens het rijden dient er een stand tussen «LANGZAAM» en «SNEL» gekozen
    te worden.
    – Zet de gashendel tijdens het maaien in de «SNEL» stand.
    4.3 C
    ONTACTSLOT
    Het contactslot heeft drie verschillende standen:
    «UIT» alles uit;
    «DRAAIEN» alle bedieningselementen worden in werking
    gesteld;
    «START»  schakelt de startmotor aan.
    Zodra vanuit de «START» stand de sleutel losgelaten wordt, komt deze vanzelf
    weer in de «DRAAIEN» stand terug.
    4.4 H
    ANDREM
    De handrem voorkomt dat de machine gaat rijden na het parkeren. De hendel
    heeft twee standen:
    «A» = Handrem uitgeschakeld 
    «B» = Handrem ingeschakeld
    – Om de handrem in te schakelen dient het pedaal (4.21 ofwel 4.31) volledig te
    worden ingetrapt en de hendel in stand «B» gezet te worden; als de voet van
    het pedaal gehaald wordt blijft het in deze lage stand staan.
    – Om de handrem weer uit te schakelen dient het pedaal (4.21 ofwel 4.31) weer
    te worden ingetrapt, waarna de hendel automatisch terug komt in stand «A». 
    						
    							4.5 SCHAKELAAR KOPLAMPEN( indien aanwezig)
    Hiermee kunnen de koplampen worden aangezet als de sleutel (4.3) in de
    «DRAAIEN» stand staat. 
    4.6 C
    ONTROLELAMPJE EN AKOESTISCHE MELDINRICHTING
    Dit controlelampje gaat branden wanneer de sleutel (6) zich in de stand «DRAAI-
    EN» bevindt en blijft branden tijdens de werking.
    – Wanneer de lampje knippert betekent dit dat er een toestemming ontbreekt
    om de motor te starten  (☛5.2).
    – Het akoestisch signaal meldt dat de zak vol is  (☛5.4.6).
    4.7 H
    ENDEL OM DE MESSEN EN DE REM VAN DE MESSEN IN TE SCHAKELEN
    De hendel heeft twee standen die op de sticker staan aangegeven:
    «A» = Messen uitgeschakeld 
    «B» = Messen ingeschakeld 
    – Het inschakelen van de messen zonder het in acht nemen van de voorge-
    schreven veiligheidsmaatregelen veroorzaakt het afslaan van de motor die niet
    meer kan worden aangezet  (☛5.2).
    – Het ontkoppelen van de messen (stand «A») brengt een rem in werking die
    binnen enkele seconden het draaien van de messen stopt.
    4.8 G
    RASHOOGTE REGELAAR
    Deze hendel heeft zeven standen, «1» t/m «7», die op de desbetreffende sticker
    staan aangegeven en overeenkomen met dezelfde aantal maaihoogtes tussen 3
    en 8 cm.
    – Om van de ene naar de ander stand over te gaan dient er op de ontgrendel-
    knop aan het einde van de hendel gedrukt te worden.
    4.9 H
    ENDEL VOOR HET OMKIEPEN VAN DE OPVANGZAK
    Met deze krachtbesparende, uittrekbare hendel is het mogelijk de zak voor het
    legen om te kiepen.
    ➤
    NL 16BEDIENINGSELEMENTEN 
    						
    							NL 17 BEDIENINGSELEMENTEN
    Bij modellen met mechanische aandrijving:
    4.21 K
    OPPELINGS-/REMPEDAAL
    Dit pedaal heeft een
    dubbele functie: bij
    het intrappen van
    het eerste gedeelte
    dient het pedaal als
    koppelingspedaal
    waarbij de wielaan-
    drijving in- of uitge-
    schakeld wordt en
    het tweede deel
    dient als rem, die op
    de achterwielen
    inwerkt.
    U moet bijzonder
    goed opletten dat u
    tijdens de koppe-
    lingsfase niet te lang
    aarzelt om oververhitting en, als gevolg daarvan, beschadiging van de overbren-
    gingsriem te vermijden.
    Tijdens het rijden is het verstandig uw voet niet op dit pedaal te
    laten rusten.
    4.22 V
    ERSNELLINGSPOOK
    Deze pook heeft zeven standen die overeenstemmen met vijf versnellingen
    vooruit, de stand om de versnelling in zijn vrij te zetten «N» en de achteruitrijd-
    versnelling «R».
    Om van de ene versnelling naar de andere  te schakelen moet u het pedaal
    (4.21) half intrappen en de pook overeenkomstig de gegevens die op het
    plaatje staan in de gewenste versnelling zetten.
    Het inschakelen van de achteruitversnelling dient uit-
    gevoerd te worden als de machine stilstaat
    !LET OP! 
    OPMERKING
    BELANGRIJK
    ➤
    4.22
    R
    4.21
    12345
    N 
    						
    							NL 18BEDIENINGSELEMENTEN
    Bij modellen met hydrostatische aandrijving:
    4.31 R
    EMPEDAAL
    Dit pedaal stelt de rem van de
    achterwielen in werking.
    4.32 K
    OPPELINGSPEDAAL
    Dit pedaal stelt het aandrijfsys-
    teem voor de wielen in werking
    en regelt de snelheid van de
    machine, zowel bij het voor- als
    bij het achteruit rijden.
    – Om de machine vooruit te
    laten rijden dient het pedaal
    met de punt van de voet in
    richting «F» geduwd te wor-
    den; hoe meer druk er op het
    pedaal wordt uitgevoerd, hoe
    hoger de snelheid van de
    machine.
    – De achteruitversnelling wordt
    in werking gesteld door met
    de hak op het pedaal in rich-
    ting «R» te drukken.
    – Als het pedaal wordt losgela-
    ten komt het automatisch weer in de vrije stand «N» terug.
    Het inschakelen van de achteruitversnelling dient uit-
    gevoerd te worden als de machine stilstaat.
    Als het koppelingspedaal zowel bij het voor- als het achteruitrij-
    den bediend wordt met een ingeschakelde handrem (4,4) slaat de motor af.
    4.33 ONTGRENDELING VAN DE HYDROSTATISCHE AANDRIJVING
    Deze hendel heeft twee standen die op de desbetreffende sticker staan aan-
    gegeven:
    «A» = Aandrijving ingeschakeld: voor alle gebruikscondities, tijdens het rijden
    en het maaien;
    «B» = Aandrijving uitgeschakeld: vermindert aanzienlijk de kracht die nodig is
    om de machine, met de motor uit, met de hand te verplaatsen.
    Teneinde te voorkomen dat de aandrijfunit beschadigd wordt,
    mag deze operatie alleen worden uitgevoerd met een stilstaande motor, met de
    pedaal (4.32) in de stand “N”.
    BELANGRIJK
    OPMERKING
    !LET OP! 
    ➤
    4.32
    4.33
    4.31
    N
    F
    R
    B
    A 
    						
    							NL 19 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
    5. GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
    5.1 VEILIGHEIDSADVIEZEN
    Gebruik de machine alléén voor het doel waarvoor zij gemaakt
    is (het maaien en opvangen van gras).
    Kom niet aan de veiligheidsmechanismen en verwijder deze nooit. DENK ERAAN
    DAT DE GEBRUIKER ALTIJD AANSPRAKELIJK IS VOOR SCHADE DIE AAN ANDE-
    REN BEROKKEND WORDT. Alvorens de machine te gebruiken:
    –lees de algemene veiligheidsvoorschriften  ( 
    ☛ 1.2), en besteed speciale aan-
    dacht aan het rijden en het maaien op hellende terreinen;
    –lees de gebruiksaanwijzingen aandachtig door, raak vertrouwd met de bediening
    en leer hoe de messen en de motor snel tot stilstand gebracht kunnen worden.
    –breng handen en voeten niet in de nabijheid van, of onder ronddraaiende delen
    en blijf altijd uit de buurt van de uitwerpopening.
    Gebruik de machine niet met een slechte lichamelijke conditie, of onder invloed
    van medicijnen of middelen die de reflexen en de aandacht kunnen verminderen.
    Het valt onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker om de risico’s, die het
    terrein waar hij op moet werken met zich mee kan brengen, te beoordelen en om
    alle nodige voorzorgsmaatregelen te treffen met het oog op zijn eigen veiligheid
    en dat van anderen, met name op hellingen, hobbelige, gladde of instabiele terrei-
    nen.
    De machine niet in hoog gras laten staan met een draaiende motor, teneinde
    geen risico op brand te veroorzaken.
    Deze zitmaaier mag niet gebruikt worden op hellingen met een
    hellingspercentage van meer dan 10° (17%)  ( 
    ☛ 5.5). Als er verwacht wordt de zit-
    maaier voornamelijk op hellende terreinen (max. 10%) te gebruiken dan is het ver-
    standig tegengewichten (op aanvraag leverbaar  
    ☛ 8.1)  onder het dwarsprofiel
    van de voorwielen te monteren, waardoor de stabiliteit aan de voorkant verhoogd
    wordt en de mogelijkheid dat de zitmaaier gaat steigeren zich beperkt.
    Alle verwijzingen met betrekking tot de bedieningsposities worden weer-
    gegeven in hoofdstuk 4.
    5.2 FUNCTIES VAN DE VEILIGHEIDSMECHANISMEN
    De veiligheidsmechanismen hebben twee functies:
    – ze voorkomen de start van de motor als de veiligheidsmaatregelen niet in acht zijn
    genomen;
    BELANGRIJK
    !LET OP! 
    !GEVAAR! 
    						
    All GGP Italy SPA manuals Comments (0)

    Related Manuals for GGP Italy SPA Lawn Tractor 71503773 2 Operators Manual Dutch Version