Home > Alpina > Lawn Mower > Alpina Lawn Mower Crono 500-G, 500R-G 8214-2210-87 Instructions Manual

Alpina Lawn Mower Crono 500-G, 500R-G 8214-2210-87 Instructions Manual

    Download as PDF Print this page Share this page

    Have a look at the manual Alpina Lawn Mower Crono 500-G, 500R-G 8214-2210-87 Instructions Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 30 Alpina manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

    							51
    NEDERLANDSNL
    3.4 GasregelingMonteer de gasregeling (1:A) op de rechter hand-
    greep. Zie afb. 6.
    3.5 Gaskabel1. Bevestig de gaskabel aan de motor (als dit nog 
    niet is gebeurd). Zie de gebruiksaanwijzing van 
    de motorleverancier.
    2. Bevestig de kabel aan de gasregeling. Zie afb. 
    7.
    3.6 Kabel voor achteruithendelGeldt alleen voor de 500R-G.
    De kabel is voorzien van de aanduiding R.
    1. Haak de kabel de achteruithendel (1:C) en voer 
    de kabel door de opening in de kabelbehuiz-
    ingsbevestiging aan de linker handgreep.
    2. Stel zo nodig de kabelhuls af.
    3.7 Aandrijfkabel1. Haak de kabel in de aandrijfhendel (1:D) en 
    voer de kabel door de opening in de kabelbehu-
    izingsbevestiging aan de linker handgreep.
    2. Stel zo nodig de kabelhuls af.
    3.8 VoorbeschermerMonteer de voorbeschermer (5:J). Gebruik de 
    meegeleverde bouten.
    4 BESCHRIJVING
    De frees wordt aangedreven door een viertaktmo-
    tor en is bedoeld voor het frezen van tuingrond. Hi-
    eronder worden de belangrijkste onderdelen en 
    bedieningselementen van de frees beschreven.
    4.1 Achteruithendel (1:C)Geldt alleen voor de 500R-G.
    De hendel wordt gebruikt om de rotor in de achter-
    uitstand te zetten terwijl de motor loopt.
    De achteruithendel en aandrijfhendel (1:D) mogen 
    nooit tegelijkertijd worden geactiveerd.
    Hendel in stationairstand (naar voren) - 
    geen aandrijving.
    Hendel naar achteren - de machine gaat 
    achteruit.
    4.2 Aandrijfhendel (1:D)De hendel wordt gebruikt om de rotor in de 
    vooruitstand te zetten terwijl de motor loopt.
    De achteruithendel (1:C) en aandrijfhendel mogen 
    nooit tegelijkertijd worden geactiveerd.
    Hendel in stationairstand (omlaag) - geen 
    aandrijving.
    Hendel ingeknepen - aandrijving vooruit.
    4.3 Gas- en stopregeling (1:A)De regeling regelt het motortoerental en heeft een 
    start- en stopstand.
    4.4 Handgreep (1:B)De handgrepen zijn voorzien van handvatten 
    waarmee de frees over het te frezen oppervlak 
    wordt geleid.
    4.5 TankdopZie de meegeleverde motorhandleiding.
    Verwijder de tankdop om benzine bij te vullen. Ti-
    jdens het frezen moet de tankdop altijd gesloten zi-
    jn.
    4.6 Hoek handgrepen instellen (1:E)Draai de knop terug en stel de handgrepen in op de 
    gewenste hoek.
    Draai vervolgens de knop weer vast.
    4.7 Hoogte handgrepen instellen 
    (1:F)
    Draai de bouten terug en stel de handgrepen in op 
    de gewenste hoogte.
    Zet de bouten vervolgens weer vast.
    4.8 Olie bijvullen/aftappenControleer altijd het olieniveau alvorens 
    de motor te starten.
    Zie de meegeleverde motorhandleiding.
    Dop voor het controleren van het olieniveau en het 
    bijvullen van olie.
    Om de olie af te tappen moet de machine worden 
    gekanteld zodat de olie uit de opening stroomt. 
    						
    							52
    NEDERLANDSNL
    4.9 Steunwiel (1:H)Het steunwiel vergemakkelijkt het transport van de 
    machine en heeft twee posities.
    • Het steunwiel moet worden verwijderd voor het 
    uitvoeren van werkzaamheden.
    • Bij transport van de machine moet het steun-
    wiel zijn gemonteerd. 
    Verwijder/monteer het steunwiel als volgt:
    1. Trek de borgpen uit (2:A).
    2. Verwijder het steunwiel door het omlaag te be-
    wegen.
    3. Plaats de borgpen terug in de steunwielarm.
    Monteren gebeurt in de omgekeerde volgorde.
    4.10 Rotors (1:J)Zorg dat tijdens het gebruik niemand in 
    de buurt van de rotors komt.
    De rotors zijn gemaakt van speciaal staal en 
    zorgen zowel voor de freeswerking als voor de 
    voortbeweging van de machine. 
    4.11 Snijschijf (1:K)Zorg dat tijdens het gebruik niemand in 
    de buurt van de snijschijven komt.
    De snijschijven bevinden zich aan de beide 
    rotorassen en dienen ervoor om het werkgebied af 
    te bakenen en de machine beter bestuurbaar te 
    maken.
    4.12 ChokeDe choke mag tijdens het gebruik nooit 
    worden geactiveerd. Hierdoor raakt de 
    motor beschadigd.
    Zie de meegeleverde motorhandleiding.
    De choke mag alleen worden geactiveerd bij koude 
    starts.
    4.13 Startkoord
    Zie de meegeleverde motorhandleiding.
    Koord voor het starten van de motor.
    4.14 Dieptepen (1:G).De dieptepen heeft als taak de machine stabiel te 
    houden, zodat de grond kan worden gefreesd.
    De dieptepen heeft drie standen. Het instellen gaat 
    als volgt:
    1. Trek de borgpen uit (3:B).
    2. Trek de dieptepen uit en zet deze vervolgens in 
    de gewenste stand.
    3. Breng de borgpen weer aan.In de volgende tabel zijn de verschillende standen 
    toegelicht:
    5 GEBRUIK
    5.1 Brandstof
    Lees alle veiligheidsinstructies 
    zorgvuldig door.
    Rook niet en vermijd open vuur in de 
    buurt van benzine.
    Gebruik loodvrije benzine met een octaangetal van 
    92-95. 
    Voeg nooit mengsmering voor tweetaktmotoren 
    aan de benzine toe.
    Vu l l e n
    Lees alle veiligheidsinstructies 
    zorgvuldig door.
    Als de motor heeft gelopen, laat deze 
    dan enkele minuten afkoelen alvorens 
    benzine bij te vullen.
    Ga bij het vullen voorzichtig te werk om 
    morsen van brandstof te voorkomen.
    Zet de frees minstens 3 meter van de 
    plaats waar u de tank hebt bijgevuld 
    alvorens deze te starten.
    Zo gaat u te werk:
    1. Maak het gebied rond de tankdop schoon.
    2. Draai de tankdop los.
    3. Vul de tank met behulp van een trechter of 
    gebruik een jerrycan met een tuit om morsen te 
    voorkomen.
    4. Draai de tankdop vast.
    5. Zet de frees minstens 3 meter van de plaats waar 
    u de tank hebt bijgevuld alvorens deze te 
    starten.
    Gat Eigenschap
    Links De machine werkt zich naar 
    voren en helt daarbij naar links 
    over.
    Midden De machine werkt zich naar 
    voren en helt naar geen van 
    beide zijden over.
    Rechts De machine werkt zich naar 
    voren en helt daarbij naar rechts 
    over. 
    						
    							53
    NEDERLANDSNL
    Zet de frees minstens 3 meter van de 
    plaats waar u de tank hebt bijgevuld 
    alvorens deze te starten.
    5.2 Motorolie
    Controleer altijd het olieniveau alvorens 
    de frees te starten. Anders is er een risi-
    co op ernstige motorschade.
    Zie ook 4.8. Controleer het olieniveau als volgt:
    1. Plaats de machine zo dat de motor horizontaal 
    staat.
    2. Draai de olievuldop los en controleer of het ol-
    ieniveau bij het bovenste merkteken op de peil-
    stok staat. Zie de meegeleverde 
    motorhandleiding.
    3. Vul indien nodig olie bij. Gebruik normale mo-
    torolie met de aanduiding SAE 10W-30.
    4. Draai de olievuldop weer vast.
    Zet de frees minstens 3 meter van de 
    plaats waar u de tank hebt bijgevuld al-
    vorens deze te starten.
    5.2.1 Koude motor starten
    1. Zet de choke in de stand CHOKE. Zie de 
    meegeleverde motorhandleiding.
    2. Zet de gasregeling (1:A) in de stand START.
    3. Houd met één hand de handgreep vast en trek 
    met uw andere hand langzaam aan het startk-
    oord. Zie de meegeleverde motorhandleiding. 
    Als het startmechanisme aangrijpt, trekt u het 
    startkoord snel en krachtig uit totdat de motor 
    start.
    LET OP! Trek het koord niet hard tot aan de 
    aanslag en laat het niet los in de uitgetrokken 
    stand. Hierdoor kan het startmechanisme be-
    schadigd raken.
    5. Zet de choke na 3-5 seconden terug in de uit-
    gangspositie.
    5.2.2 Warme motor starten
    Start een warme motor volgens punten 2 en 3 hi-
    erboven. Gebruik de choke/primer niet.
    5.3 Bediening
    1. Kantel de frees iets achterover zodat de rotor 
    boven de grond is.
    2. Activeer de aandrijfregeling (1:D).
    3. Laat de frees naar voren zakken zodat deze zich 
    in de grond kan graven.
    4. Als de machine is voorzien van een achteruit-
    regeling (1:C), activeer deze dan.
    5.4 StoppenStop de frees door de gas- en stopregeling (1:A) op 
    STOP te zetten.
    5.5 BedieningstipsDe rotors trekken de machine naar voren. De 
    snelheid van de rotors wordt geregeld met de 
    gasregeling (1:A).
    Blijf met handen en voeten uit de buurt 
    van draaiende onderdelen (1:J, K).
    De optimale freesdiepte is afhankelijk van de 
    toestand van de grond. De freesdiepte wordt 
    bepaald door de druk waarmee de dieptepen 
    tijdens het frezen omlaag wordt gedrukt. 
    Bediening en test.
    Frees voor de beste resultaten 2-3 banen in 
    verschillende richtingen.
    Gebruik de machine nooit in natte grond. Hierdoor 
    ontstaan kluiten die vervolgens moeilijk fijn te 
    krijgen zijn. Harde en droge grond vereist een 
    extra freesbeurt, dwars op de eerste.
    WAARSCHUWING! Overbelast een 
    nieuwe machine niet. Gebruik de 
    machine de eerste vijf uur voorzichtig.
    6 STALLING
    Stal de frees op een droge plaats. Zie ook de 
    paragraaf Veiligheidsinstructies. 
    Start na het aftappen van de benzine de motor en 
    laat deze draaien totdat de brandstof op is.
    7 ONDERHOUD
    WAARSCHUWING!Reparaties moeten 
    worden uitgevoerd door de dealer. 
    Anders wordt de garantie ongeldig.
    WAARSCHUWING!Maak voordat u 
    reparaties of onderhoud uitvoert de 
    bougieverbinding los.
    7.1 Periodiek onderhoudVoor ieder gebruik
    • Controleren op benzinelekkages.
    • Controleren of alle schroeven zijn aangedraaid.
    Na ieder gebruik
    • Frees schoonmaken.
    • Controleren op benzinelekkages. 
    						
    							54
    NEDERLANDSNL
    Elke 25 bedrijfsuren en elke 3 maanden
    • Luchtfilter controleren, schoonmaken of 
    vervangen.
    • Controleren of alle schroeven en moeren zijn 
    aangedraaid.
    7.2 Luchtfilter
    Zie de meegeleverde motorhandleiding.
    Gebruik voor de reiniging geen 
    ontvlambare vloeistoffen.
    Het gebruik van de machine met een 
    defect of verstopt luchtfilter kan 
    resulteren in ernstige motorschade.
    Het papierfilter mag niet met 
    vloeistoffen worden gereinigd.
    De machine is voorzien van een voorfilter 
    (schuimrubber) en een hoofdfilter (papier).
    Reinig/vervang het luchtfilter elke 3 maanden of 
    elke 25 bedrijfsuren. Bij gebruik in droge en 
    stoffige omgevingen moet het luchtfilter elke dag 
    worden gereinigd/vervangen.
    Reinig/vervang het luchtfilter als volgt:
    1. Maak de schroeven of vergrendelingen los en 
    verwijder het filterhuis.
    2. Verwijder het hoofdfilter (papier) en tik er 
    enkele malen mee tegen een hard oppervlak of 
    blaas het van binnenuit schoon met perslucht.
    3. Was het voorfilter (schuimrubber) in water met 
    een vloeibaar reinigingsmiddel. Wring het filter 
    vervolgens voorzichtig uit en laat het drogen.
    4. Plaats de filters in de omgekeerde volgorde van 
    het verwijderen als het voorfilter droog is.
    Als de filters erg vuil of defect zijn, moeten deze 
    worden vervangen.
    7.3 BougieZie de meegeleverde motorhandleiding.
    In de volgende gevallen moet de bougie worden 
    vervangen: 
    • Als de elektroden zijn verbrand.
    • Als de porseleinen isolator tekenen van bescha-
    diging vertoont.
    • Als de frees moeilijk te starten is.
    De elektrodeafstand moet 0,7-0,8 mm bedragen.
    Gebruik een bougie van het type Champion 
    QC12YC of een vergelijkbaar exemplaar.
    7.4 Olie verversenVervers de olie voor de eerste keer na 2 bedrijf-
    suren en vervolgens na elke 25 bedrijfsuren of 
    minimaal één keer per seizoen. Ververs de olie bij 
    een warme motor.
    Direct na het stoppen van de machine kan 
    de motorolie erg heet zijn. Laat de motor 
    daarom een paar minuten afkoelen voor-
    dat u de olie aftapt.
    1.  Draai de olievuldop los. Zie 4.8.
    2.  Plaats een opvangbak op de vloer.
    3. Kantel de machine zodat de opening zich boven 
    de opvangbak bevindt. Zie afb. 8.
    3.  Laat de olie in de opvangbak lopen.
    5.  Vul nieuwe olie bij: Zie 5.2.
    7.5 Reiniging
    Gebruik nooit hogedrukreinigingsappa-
    ratuur om de frees te reinigen. Hierdoor 
    kan water de afdichtingen binnendrin-
    gen en schade aan de machine veroorza-
    ken.
    Veeg eerst al het vuil af. Veeg de frees daarna met 
    een vochtige doek schoon. De onderzijde kan 
    worden schoongespoeld met water.
    7.6 Problemen oplossenProbleem: Moeilijk te starten
    Oorzaak: De benzine is te oud.
    Oplossing: Laat de tank leeglopen en vul deze met 
    nieuwe benzine.
    Oorzaak: De bougie is defect.
    Oplossing: Vervang de bougie.
    Probleem: De motor loopt onregelmatig
    Oorzaak: De brandstof is vervuild.
    Oplossing: Reinig de benzinetank en de 
    carburateur.
    Oorzaak: De bougie is defect.
    Oplossing: Vervang de bougie.
    Probleem: De motor heeft weinig vermogen en 
    wil niet volgas draaien
    Oorzaak: Het luchtfilter is verstopt.
    Oplossing: Reinig of vervang het luchtfilter.
    Probleem: De frees stopt tijdens het gebruik
    Oorzaak: Geen brandstof.
    Oplossing: Vul benzine bij. 
    						
    							55
    NEDERLANDSNL
    8 SERVICE
    Voor reparatie en onderhoud kunt u bij erkende 
    servicecentra terecht. Ze gebruiken altijd originele 
    reserveonderdelen. 
    Gebruik onder geen enkele voorwaarde 
    andere dan originele reserveonderdelen. 
    Dit is een eis die door de 
    keuringsinstantie wordt gesteld. De 
    machine is goedgekeurd en getest met de 
    originele onderdelen.
    Als er onderhoud of reparaties moeten 
    worden uitgevoerd waarbij de kap moet 
    worden verwijderd, moet dit worden 
    gedaan door een erkend 
    servicecentrum.
    De fabrikant behoudt zich het recht voor zonder 
    voorafgaande aankondiging wijzigingen in het 
    product aan te brengen.
    9 AANKOOPVOORWAARDEN
    Fabricagefouten en materiaaldefecten vallen 
    volledig onder de garantie. De gebruiker dient de 
    instructies in de bijgeleverde documentatie 
    zorgvuldig op te volgen.
     Garantieperiode
     De nationale wetgeving is van toepassing.
    Uitzonderingen
    De garantie geldt niet in de volgende gevallen:
    - Niet lezen van de bijgeleverde documentatie 
    door de gebruiker.
    - Onachtzaamheid. 
    - Onjuist en ongeoorloofd gebruik of onjuiste en 
    ongeoorloofde montage.
    - Het gebruik van andere dan originele 
    reserveonderdelen.
    - Het gebruik van niet meegeleverde of 
    goedgekeurde accessoires.
    De garantie geldt ook niet voor:
    - Aan slijtage onderhevige onderdelen
    - Normale slijtage
    Op alle aankopen is de nationale wetgeving in het 
    land van de koper van toepassing. De rechten die 
    de koper aan de nationale wetgeving in zijn land 
    kan ontlenen worden door deze garantie niet 
    beperkt.GGP behoudt zich het recht voor zonder 
    voorafgaande aankondiging wijzigingen in het 
    product aan te brengen.  
    						
    							56
    ITALIANO IT
    1 SIMBOLI
    Nelle presenti  istruzioni sono riportati i simboli 
    descritti di seguito, che indicano i punti nei quali 
    occorrono precauzioni e attenzione durante il fun-
    zionamento. I simboli eventualmente mancanti, 
    danneggiati o illeggibili devono essere immediata-
    mente sostituiti con simboli nuovi.
    Significato dei simboli
    Avvertenza! Leggere il manuale prima di 
    utilizzare la macchina.
    Avvertenza! Lama rotante
    Avvertenza! Nelle presenti istruzioni ques-
    to simbolo evidenzia un testo importante. 
    Il mancato rispetto delle istruzioni è causa 
    di gravi lesioni personali o danni alla 
    macchina.
    2 NORME DI SICUREZZA
    2.1 GENERALITA• Leggere attentamente il libretto istruzioni e 
    comprenderne il significato prima di utilizzare 
    la motozappa.
    • La motozappa può essere impiegata esclusiva-
    mente per lavorare la terra. 
    • Tenere lontani i bambini dalla motozappa. Im-
    pedire a bambini o persone che non abbiano let-
    to le istruzioni per luso di utilizzare la 
    motozappa.
    • La motozappa è prodotta in conformità alle 
    norme vigenti e non deve essere modificata o 
    convertita ad altri usi.
    • Tutti i simboli apposti sulla motozappa devono 
    essere mantenuti intatti. 
    • Loperatore risponde di danni provocati a terzi.
    PRESTARE ATTENZIONE alla benzina. La 
    benzina è altamente infiammabile. 
    • La benzina deve essere conservata in apposite 
    taniche. 
    • Effettuare sempre il rifornimento allaperto ed a 
    motore spento. 
    • Non fumare durante il rifornimento. 
    • E vietato avvicinare fiamme libere o altre fonti 
    di calore alla benzina.
    • Non accendere il motore se si sono verificate 
    perdite di benzina. Spostare la macchina e las-
    ciare alla benzina il tempo di evaporare prima di 
    accendere la macchina.• Avvitare correttamente il tappo della benzina 
    dopo il rifornimento. 
    • Portare il comando dellacceleratore in po-
    sizione Arresto e chiudere il rubinetto della 
    benzina quando la macchina si è spenta.
    • Spegnere il motore prima di trasportare la 
    macchina. Non sollevare mai la macchina da 
    soli. Per sollevare la macchina, occorre che due 
    persone, una per lato, afferrino il manubrio e 
    lalbero del rotore. Impiegare guanti protettivi e 
    mantenere la macchina in posizione eretta du-
    rante il sollevamento.
    • Dovendo caricare la macchina su un carrello o 
    rimorchio, utilizzare una rampa e caricarla 
    tramite la ruota.
    2.2 PREPARATIVI• Prima di iniziare i lavori, eliminare corpi estra-
    nei quasi pietre, vetri, cavi, oggetti metallici 
    ecc.
    • Giocattoli, flessibili ed altri oggetti possono 
    subire danni. 
    • Controllare che la motozappa sia integra prima 
    di utilizzarla.
    • Controllare che tutti i dadi e le viti siano serrati.
    2.3 GUIDA• Procedere sempre a bassa velocità quando si la-
    vora in terreni sassosi. 
    • Non modificare le impostazioni di regime del 
    motore. Non portare il motore fuori giri.
    • Larea di lavoro deve essere sufficientemente il-
    luminata. 
    • E vietato utilizzare la motozappa se nelle vici-
    nanze vi sono altre persone, in particolare bam-
    bini.
    • E vietato utilizzare la motozappa senza paras-
    pruzzi o scocca protettiva.
    • La motozappa non deve essere impiegata da 
    persone che non si sentano bene, che abbiano 
    assunto medicine oppure siano sotto leffetto di 
    sostanze che riducono la capacità di riflesso.
    • E vietato utilizzare la motozappa in terreni con 
    pendenza superiore a 20°. 
    • Loperatore deve considerare tutti i rischi legati 
    al terreno da lavorare ed adottare le necessarie 
    misure per prevenire incidenti. Questa 
    avvertenza è particolarmente importante se il 
    terreno è in pendenza, sdrucciolevole o friabile.
    • Spegnere il motore lentamente nel rispetto delle 
    istruzioni contenute in questo libretto. Non av-
    vicinare parti del corpo ai rotori. 
    						
    							57
    ITALIANO IT
    • Non accendere mai il motore in ambienti chiusi.
    •  Il monossido di carbonio contenuto nei gas di 
    scarico del motore è nocivo e può provocare la 
    morte.
    • Utilizzare abiti senza parti svolazzanti e scarpe 
    robuste che coprano completamente i piedi.
    • Riempire il serbatoio al massimo fino a metà 
    quando si lavora su terreni in pendenza. La ben-
    zina potrebbe fuoriuscire.
    • Spegnere il motore nei seguenti casi: 
    • La macchina resta incustodita. 
    • Prima di effettuare il rifornimento. 
    • Mantenersi sempre in posizione stabile, aiutan-
    dosi con i piedi, in particolare in pendenza. 
    • Controllare che non vi siano persone davanti o 
    vicino alla macchina quando si avviano le lame. 
    Mantenere una presa sicura del manubrio. La 
    macchina si solleva, quando si avviano i rotori. 
    Prestare particolare attenzione quando si pro-
    cede in retromarcia.
    • Mantenersi sempre a distanza di sicurezza dai 
    rotori durante il lavoro.
    •  La distanza di sicurezza è garantita se il manu-
    brio viene tenuto nel modo previsto. 
    • Non lasciare che nessuno entri in un raggio di 
    20 m dalla macchina durante i lavori su pendii. 
    Loperatore deve mantenere costantemente una 
    presa sicura del manubrio con entrambe le ma-
    ni.
    • Lavorando su terreni sassosi o duri è necessaria 
    una particolare attenzione. La macchina risulta 
    più instabile. 
    • Non toccare mai il motore durante o dopo luso. 
    Rischio di ustioni.
    2.4 DOPO LUSO• Lasciare raffreddare il motore prima di riporre 
    la macchina. Pericolo di incendio! 
    • Eliminare sporcizia e corpi estranei prima di ri-
    porre la macchina. Tenere pulita larea attorno a 
    serbatoio della benzina e silenziatore da foglie, 
    olio, benzina o altri corpi estranei. Pericolo di 
    incendio!
    • Se occorre vuotare il serbatoio della benzina, 
    effettuare loperazione allaperto ed a motore 
    freddo. Pericolo di incendio!
    • La macchina deve essere conservata in un luogo 
    asciutto. Non conservare la macchina con car-
    burante nel serbatoio in locali in cui possono es-
    sere presenti fiamme libere, scintille o forti 
    fonti di calore.
    2.5 MANUTENZIONE• Sottoporre regolarmente la macchina a ma-
    nutenzione. Tutti i dadi e le viti devono sempre 
    essere serrati.
    • Usare sempre ricambi originali ed integri. E vi-
    etato riparare i ricambi. Se sono difettosi, sosti-
    tuirli. Ricambi di qualità scadente possono 
    provocare danni a persone. Se il silenziatore 
    subisce danni, deve essere sostituito.
    • Spegnere il motore e staccare il cavo della can-
    dela nei seguenti casi: 
    Prima di regolare i rotori.
    Prima di pulire o riparare la macchina. 
    Prima di controllare la macchina dopo aver col-
    pito 
    oggetti solidi e duri. Effettuare le necessarie 
    riparazioni 
    prima di continuare il lavoro.
    Se la macchina emette vibrazioni anomale. Ef-
    fettuare le 
    necessarie riparazioni prima di continuare il la-
    voro.
    • Indossare guanti protettivi quando si lavora ai 
    rotori.
    3 ASSEMBLAGGIO
    3.1 Ruota ausiliariaInserire la ruota ausiliaria (2:F) nel foro anteriore e 
    bloccarla con il perno di bloccaggio (2:A).
    3.2 Pattino di profonditàInserire il pattino di profondità (3:G) nel foro cen-
    trale sul retro e bloccarlo con il perno di bloccag-
    gio (3:B).
    3.3 ManicoInstallare la base del manico (4:G) con il manico 
    (4:E) come segue:
    1. Posizionare la base (4:G) sulla macchina.
    2. Togliere le quattro viti (4) con le rondelle (4:H). 
    Non serrare le viti in questa fase.
    3. Tenere fermo il manico destro e sinistro (4:E ) e 
    installarlo utilizzando le due viti (4:F) con dadi 
    e rondelle (4:C+D). Serrare le viti.
    4. Regolare il manico ad un’altezza di lavoro co-
    moda e serrare le viti (4:H).
    3.4 Comando del gasInstallare il comando del gas (1:A) sul manico sin-
    istro. Vedere fig. 6. 
    						
    							58
    ITALIANO IT
    3.5 Cavo del gas1. Collegare il cavo del gas al motore, se ancora 
    non è collegato. Vedere il manuale del fornitore 
    del motore.
    2. Collegare il cavo al comando del gas. Vedere 
    fig. 7.
    3.6 Cavo della retromarciaValido soltanto per 500R-G.
    Il cavo è contrassegnato R.
    1. Agganciare il cavo sul comando della retromar-
    cia (1:C) e inserirlo nello spazio sul supporto 
    dellalloggiamento del cavo sul manico sinistro.
    2. Se necessario, regolare la guaina del cavo.
    3.7 Cavo di azionamento1. Agganciare il cavo sul comando di azionamento 
    (1:D) e inserirlo nello spazio sul supporto 
    dellalloggiamento del cavo sul manico sinistro.
    2. Se necessario, regolare la guaina del cavo.
    3.8 Protezione anterioreInstallare la protezione anteriore (5:J). Utilizzare 
    le viti in dotazione.
    4 DESCRIZIONE
    Il dissodatore rotativo è azionato da un motore a 
    quattro tempi ed è concepito per dissodare il ter-
    reno dei giardini privati. Di seguito vengono de-
    scritte le parti e i comandi più importanti del 
    dissodatore rotativo.
    4.1 Comando della retromarcia 
    (1:C)
    Valido soltanto per 500R-G.
    Il comando è utilizzato per avviare il rotore per la 
    retromarcia quando il motore è in funzione.
    Non attivare mai contemporaneamente il comando 
    della retromarcia e quello di azionamento (1:D).
    Comando in modalità minimo (in avanti) – 
    Nessun azionamento.
    Comando spostato indietro – La macchina 
    procede in retromarcia.
    4.2 Comando di azionamento (1:D)Il comando è utilizzato per avviare il rotore per lo 
    spostamento in avanti quando il motore è in funzi-
    one.Non attivare mai contemporaneamente il comando 
    della retromarcia (1:C) e quello di azionamento.
    Comando in modalità minimo (abbassato) 
    – Nessun azionamento.
    Comando tirato – Funzionamento in avan-
    ti.
    4.3 Comando del gas e di arresto 
    (1:A)
    Il comando stabilisce i giri/min del motore e ha due 
    posizioni: avvio e arresto.
    4.4 Manico (1:B)Il manico ha due prese, utilizzate per azionare la 
    macchina sullarea da dissodare.
    4.5 Tappo del carburanteVedere il manuale del motore allegato.
    Svitare il tappo del carburante per effettuare il ri-
    fornimento. Durante il funzionamento, il tappo del 
    carburante deve essere sempre chiuso.
    4.6 Levetta di regolazione dell’an-
    golo (1:E)
    Rilasciare la manopola e posizionare il manico con 
    l’angolo desiderato.
    Quindi stringere nuovamente la manopola.
    4.7 Levetta di regolazione dell’altez-
    za (1:F)
    Allentare le viti e posizionare il manico all’altezza 
    desiderata.
    Quindi, serrare nuovamente le viti.
    4.8 Rabbocco/drenaggio olioPrima di avviare il motore, controllare 
    sempre il livello dell’olio.
    Vedere il manuale del motore allegato.
    Tappo del bocchettone dellolio e controllo del 
    livello dellolio.
    Per drenare lolio, è necessario inclinare la macchi-
    na in modo che lolio possa fuoriuscire dallo stesso 
    foro.
    4.9 Ruota ausiliaria (1:H)La ruota ausiliaria ha il compito di agevolare il 
    trasporto della macchina e ha due posizioni.
    • La ruota ausiliaria non deve essere installata du-
    rante l’esecuzione del lavoro.
    • La ruota ausiliaria deve essere installata durante 
    il trasporto.  
    						
    							59
    ITALIANO IT
    Rimuovere/installare la ruota ausiliaria come seg-
    ue:
    1. Estrarre il perno di bloccaggio (2:A).
    2. Rimuovere la ruota ausiliaria verso il basso.
    3. Reinserire il perno di bloccaggio nel braccio 
    della ruota ausiliaria.
    Per l’installazione seguire l’ordine inverso
    4.10 Rotori (1:J)Non avvicinarsi mai ai rotori durante il 
    funzionamento perché sono pericolosi.
    I rotori sono in acciaio speciale e lavorano la 
    terra mentre la macchina viene spinta in avanti. 
    4.11 Disco di taglio (1:K).Non avvicinarsi mai ai dischi di taglio 
    durante il funzionamento perché sono 
    pericolosi.
    I dischi di taglio si trovano sui rispettivi assali dei 
    rotori e hanno il compito di delimitare larea di la-
    voro e facilitare il controllo della macchina.
    4.12  Comando dell’ariaNon attivare mai il comando dellaria 
    durante il funzionamento. Il motore ne 
    verrebbe danneggiato.
    Vedere il manuale del motore allegato.
    Il comando dellaria deve essere attivato per le 
    partenze a freddo.
    4.13 Leva di avviamento
    Vedere il manuale del motore allegato.
    Leva per lavvio del motore.
    4.14 Pattino di profondità (1:G).Il pattino di profondità ha il compito di mantenere 
    la macchina stabile per poter dissodare il terreno.
    Ha tre posizioni. Per cambiare posizione, proce-
    dere come segue:
    1. Estrarre il perno di bloccaggio (3:B).
    2. Rimuovere il pattino di profondità e reinstallar-
    lo nella posizione desiderata.
    3. Reinserire il perno di bloccaggio.Le diverse proprietà operative sono illustrate come 
    da tabella seguente:
    5 FUNZIONAMENTO
    5.1 Carburante
    Leggere e comprendere tutte le norme di 
    sicurezza.
    Evitare di accendere fuochi o di fumare 
    nelle vicinanze della benzina.
    Utilizzare benzina verde a 92-95 ottani. 
    Non utilizzare mai miscele benzina-olio per 
    motori a due tempi.
    Rifornimento
    Leggere e comprendere tutte le norme di 
    sicurezza.
    Se il motore è appena stato spento 
    lasciarlo raffreddare per qualche 
    minuto prima di effettuare il 
    rifornimento.
    Riempire attentamente per evitare 
    versamenti di carburante.
    Prima di avviare il dissodatore rotante 
    allontanarlo di almeno 3 metri dal punto 
    in cui si è effettuato il rifornimento.
    Effettuare il rifornimento come segue:
    1. Pulire la zona circostante il tappo del 
    carburante.
    2. Svitare il tappo del serbatoio.
    3. Effettuare il rifornimento utilizzando un imbuto 
    o un recipiente dotato di un beccuccio, per 
    evitare versamenti.
    4. Serrare il tappo.
    5. Prima di avviare il dissodatore rotante 
    allontanarlo di almeno 3 metri dal punto in cui 
    si è effettuato il rifornimento.
    Prima di avviare il dissodatore rotante 
    allontanarlo di almeno 3 metri dal punto 
    in cui si è effettuato il rifornimento.
    Fori Proprietà
    Sinistro La macchina avanza, angolata a 
    sinistra.
    Centrale La macchina avanza, proce-
    dendo diritta.
    Destro La macchina avanza, angolata a 
    destra. 
    						
    							60
    ITALIANO IT
    5.2 Olio motore
    Prima di avviare la macchina, control-
    lare sempre il livello dell’olio. In caso 
    contrario vi è il rischio di danneggiare 
    gravemente il motore.
    Vedere anche 4.8. Controllare il livello dell’olio 
    come riportato di seguito.
    1. Posizionare la macchina in modo che il motore 
    sia orizzontale.
    2. Svitare il bocchettone dellolio e controllare che 
    il livello sia sulla tacca massima dellasta. Ve-
    dere il manuale del motore allegato.
    3. Rabboccare se necessario. Utilizzare normale 
    olio per motori SAE 10W-30.
    4. Rimontare il tappo dell’olio.
    Prima di avviare il dissodatore rotante 
    allontanarlo di almeno 3 metri dal punto 
    in cui si è effettuato il rifornimento.
    5.2.1 Avviamento a freddo del motore
    1. Portare il comando dell’aria in posizione 
    CHOKE. Vedere il manuale del motore alle-
    gato.
    2. Portare il comando del gas (1:A) in posizione 
    START.
    3. Afferrare il manico con una mano e tirare lenta-
    mente la maniglia di avviamento con l’altra 
    mano. Vedere il manuale del motore allegato. 
    Quando il meccanismo di avviamento si innes-
    ta, tirare la maniglia rapidamente e con deci-
    sione fino a quando il motore non si accende.
    NOTA! Non tirare la fune fino alla sua po-
    sizione di arresto e non rilasciarla in posizione 
    estratta, poiché ciò danneggia il meccanismo di 
    avviamento.
    5. Resettare la valvola dellaria dopo 3-5 secondi.
    5.2.2 Avviamento a caldo del motore
    Avviare il motore a caldo secondo i punti 2 e 3 pre-
    sentati in precedenza. Non utilizzare la valvola 
    dell’aria/il cicchetto.
    5.3 Uso
    1. Inclinare leggermente all’indietro il dissodatore 
    in modo da sollevare il rotore dal terreno.
    2. Attivare il comando di azionamento (1:D).
    3. Inclinare in avanti il dissodatore in modo da 
    consentirgli di penetrare nel terreno.
    4. Se la macchina ha un controllo di retromarcia, 
    attivarlo (1:C).
    5.4 ArrestoArrestare il dissodatore portando il comando del 
    gas e di arresto (1:A) su STOP.
    5.5 Suggerimenti per l’usoI rotori fanno avanzare la macchina. La loro 
    velocità è regolata dal comando dell’acceleratore 
    (1:A).
    Non avvicinare le mani e i piedi agli 
    organi rotanti (1:J, K).
    La profondità di lavoro ottimale varia in base alle 
    condizioni del terreno. Dipende dalla forza con cui 
    il pattino di profondità viene spinto in basso 
    durante la trazione. Azionare e fare delle prove.
    I risultati migliori si ottengono facendo muovere 
    per 2-3 volte la macchina in direzioni diverse.
    Non utilizzare la macchina in terreni bagnati. Ne 
    deriverebbero zolle di terra difficili poi da 
    rompere. Terreni duri e secchi richiedono una 
    passata in più, ad angolo retto rispetto alla prima.
    AVVERTENZA! Non sovraccaricare le 
    macchine nuove. Procedere con 
    precauzione per le prime 5 ore.
    6 RIMESSAGGIO
    Riporre il dissodatore rotativo in un luogo asciutto. 
    Vedere inoltre la sezione Norme di sicurezza. 
    Dopo aver scaricato la benzina, accendere il 
    motore e lasciarlo acceso finché il carburante non 
    si è esaurito.
    7 MANUTENZIONE
    AVVERTENZA!Le riparazioni devono 
    essere effettuate dal rivenditore. In caso 
    contrario la garanzia non sarà più 
    valida.
    AVVERTENZA!Prima di eseguire interventi di 
    riparazione o manutenzione scollegare il cavo 
    della candela.
    7.1 Manutenzione periodicaPrima di ciascun utilizzo
    • Controllare che non vi siano perdite di car-
    burante.
    • Controllare che tutte le viti siano serrate.
    Dopo ciascun utilizzo
    • Pulire il dissodatore rotativo.
    • Controllare che non vi siano perdite di car-
    burante. 
    						
    All Alpina manuals Comments (0)