Home > Stiga > Lawn Mower > Stiga PARK UNLIMITED, PRESIDENT, POWER, EXCELLENT Swedish Version Manual

Stiga PARK UNLIMITED, PRESIDENT, POWER, EXCELLENT Swedish Version Manual

    Download as PDF Print this page Share this page

    Have a look at the manual Stiga PARK UNLIMITED, PRESIDENT, POWER, EXCELLENT Swedish Version Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

    							71
    FRANÇAISFR
    5.12 LubrificationLubrifier les points de graissage toutes les 50 heu-
    res de service, conformément au tableau ci-des-
    sous, ainsi qu’après chaque lavage.
    5.13 FusiblesSi l’une des pannes ci-dessous se produit, remplac-
    er le fusible correspondant (voir fig. 13).
    6 BREVET - ENREGISTREMENT
    Cette machine et les pièces qui la composent sont 
    enregistrées sous le n° de brevet :
    SE9901091-0, SE9901730-3, SE9401745-6, 
    US595 7497, FR772384, DE69520215.4, 
    GB772384, SE0301072-5, SE04/000239 (PCT), 
    SE0401554-1, SE0501599-5.
    GGP se réserve le droit de modifier le produit sans 
    avis préalable.  Objet Action Fig-
    ure
    Paliers de 
    roues2 nipples de graissage.
    Appliquer de la graisse uni-
    verselle à l’aide d’un pistolet. 
    Pomper jusqu’à ce que la 
    graisse sorte de l’embout.23
    Point cen-
    tral4 nipples de graissage.
    Appliquer de la graisse uni-
    verselle à l’aide d’un pistolet. 
    Pomper jusqu’à ce que la 
    graisse sorte de l’embout.24
    Chaîne de 
    directionNettoyer les chaînes à l’aide 
    d’une brosse métallique.
    Lubrifier à l’aide d’un vaporisa-
    teur de graisse universelle pour 
    chaînes.-
    Tendeurs Lubrifier les paliers de grais-
    sage à l’aide d’une burette en 
    activant toutes les commandes. 
    Pour plus de facilité, travailler à 
    deux.25
    Câbles de 
    commandeLubrifier les extrémités des 
    câbles à l’aide d’une burette en 
    activant toutes les commandes. 
    Travailler à deux.26
    Problème Fusible
    Le moteur ne démarre pas ou s’arrête 
    immédiatement. La batterie est chargée.10 A
    Le réglage électrique de la hauteur de 
    coupe ne fonctionnement pas.20 A
    Aucune commande électrique ne fonc-
    tionne. La batterie est chargée.30 A 
    						
    							72
    NEDERLANDSNL
    1 ALGEMEEN
    Dit symbool geeft een WAARSCHU-
    WING weer. Als de instructies niet nau-
    wkeurig worden opgevolgd, kan dit 
    leiden tot ernstige persoonlijke verwon-
    dingen en/of schade.
    Voordat u deze machine in gebruik 
    neemt, moet u de gebruiksaanwijzing 
    en de meegeleverde VEILIGHEIDS-
    VOORSCHRIFTEN zorgvuldig 
    doornemen.
    1.1 SymbolenOp de machine ziet u de volgende symbolen  om u 
    eraan te herinneren dat voorzichtigheid en oplet-
    tendheid bij gebruik en tijdens onderhoud geboden 
    is.
    Betekenis van de symbolen:
    Waarschuwing!
    Lees vóór gebruik van de machine de ge-
    bruikershandleiding en de veiligheids-
    voorschriften.
    Waarschuwing!
    Kijk uit voor weggegooide voorwerpen. 
    Houd omstanders op afstand.
    Waarschuwing!
    Draag altijd gehoorbescherming.
    Waarschuwing!
    Deze machine is niet bedoeld voor rijden 
    op de openbare weg.
    Waarschuwing!
    U mag met de machine, uitgerust met de 
    originele accessoires, niet rijden op een 
    helling met een grotere hellingshoek dan 
    10º.
    Waarschuwing!
    Knelgevaar. Blijf met uw handen uit de 
    buurt van de middensturing.
    Waarschuwing!
    Kans op brandwonden. Raak de geluid-
    demper/katalysator niet aan. 
    1.2 Verwijzingen
    1.2.1 Afbeeldingen
    De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding 
    zijn genummerd met 1, 2, 3 etc.
    Onderdelen in afbeeldingen worden aangegeven 
    met A, B, C etc.
    Een verwijzing naar onderdeel C in afbeelding 2 
    wordt als volgt weergegeven: “2:C”.1.2.2 Titels
    De titels in deze gebruikershandleiding zijn op de 
    volgende manier genummerd:
    “1.3.1 Algemene veiligheidscontrole” is een subti-
    tel van “1.3 Veiligheidscontrole” en wordt onder 
    deze titel vermeld.
    Wanneer naar een titel wordt verwezen, wordt al-
    leen het nummer van deze titel aangegeven. Bi-
    jvoorbeeld “Zie 1.3.3”.
    2 BESCHRIJVING
    2.1 AandrijvingDe machine heeft achterwielaandrijving.
    De achteras is voorzien van een hydrostatische 
    transmissie met traploze transmissie voor- en 
    achteruit.
    De achteras is eveneens voorzien van een differen-
    tieel om het draaien te vergemakkelijken.
    Het gereedschap dat aan de voorzijde is gemon-
    teerd wordt aangedreven door aandrijfriemen.
    2.2 BesturingDe machine is aangedreven. Dit betekent dat het 
    chassis is verdeeld in een voor- en een achterge-
    deelte die ten opzichte van elkaar kunnen draaien.
    Knikbesturing houdt in dat de machine langs 
    bomen en andere obstakels kan rijden met een ex-
    treem kleine draaicirkel.
    2.3 BeveiligingssysteemDe machine is uitgerust met een elektrisch beveil-
    igingssysteem. Dit systeem onderbreekt bepaalde 
    activiteiten die door onjuiste handelingen gevaarl-
    ijke situaties kunnen veroorzaken. De motor kan 
    bijvoorbeeld niet gestart worden als de koppeling 
    van de parkeerrem is ingetrapt.
    Controleer voor elk gebruik of het bev-
    eiligingssysteem werkt.
    2.4 Bediening
    2.4.1 Gereedschapslift, mechanisch (3:C)
    U kunt als volgt schakelen tussen de werkpositie 
    en de transportpositie:
    1. Trap het pedaal volledig in. 
    2. Laat het pedaal langzaam los. 
    						
    							73
    NEDERLANDSNL
    2.4.2 Koppeling - parkeerrem (3:B)
    Druk nooit op het pedaal tijdens het ri-
    jden. De krachtoverbrenging kan dan 
    oververhit raken.
    Het pedaal (3:B) heeft de vol-
    gende drie standen:
    •Omhoog. De koppeling is niet geactiveerd. De 
    parkeerrem is niet geactiveerd.
    •Voor de helft ingetrapt. Voorwaarts rijden uit-
    geschakeld. De parkeerrem is niet geactiveerd.
    •Ingetrapt. Voorwaarts rijden uitgeschakeld. De 
    parkeerrem is geactiveerd maar niet vergren-
    deld.
    2.4.3 Vergrendeling, parkeerrem (3:A)
    De vergrendeling vergrendelt het kop-
    pelings-/rempedaal in de ingetrapte stand. 
    Deze functie wordt gebruikt om de ma-
    chine te vergrendelen op hellingen, tijdens 
    transport enz., als de motor niet draait.
    De parkeerrem moet tijdens het werk 
    altijd uitgeschakeld zijn.
    Vergrendelen:
    1. Trap het pedaal (3:B) volledig in. 
    2. Verplaats de vergrendeling (3:A) naar rechts.
    3. Laat het pedaal (3:B) los.
    4. Laat de vergrendeling (3:A) los.
    Ontgrendelen:
    Trap het pedaal (3:B) volledig in en laat het weer 
    los.
    2.4.4 Rijden - bedrijfsrem (3:F)
    Het pedaal (3:F) regelt de versnelling tussen de 
    motor en de wielen (= de snelheid). Wanneer het 
    pedaal omhoog staat, wordt de bedrijfsrem geac-
    tiveerd.
    1. Pedaal voorwaarts 
    – de machine gaat vooruit.
    2. Pedaal onbelast 
    – de machine staat stil.
    3. Pedaal achterwaarts 
    – de machine rijdt achteruit.
    4. Minder druk op het pedaal 
    – de machine remt.
    De bedrijfsrem werkt niet als de traploze trans-
    missie is uitgeschakeld.  Zie 2.4.13.
    2.4.5 Stuur (3:D)
    De hoogte van het stuur is volledig instelbaar. 
    Draai de instelknop (3:E) op de stuurkolom los en 
    stel het stuur op de gewenste stand in. Draai de 
    knop weer vast.Verstel het stuur nooit tijdens het ri-
    jden.
    Draai nooit aan het stuur als de ma-
    chine stilstaat en het gereedschap ín de 
    werkstand staat. De kans bestaat dat 
    het stuurbekrachtigingmechanisme 
    wordt overbelast.
    2.4.6 Gas- en chokehendel (4:G) 
    (Unlimited, President)
    Hendel om de snelheid te regelen en om te choken 
    bij een koude start. 
    1. Choke - voor het starten van een koude 
    motor. De choke staat in de bovenste stand 
    in de groef. 
    Gebruik deze functie niet als de motor 
    warm is.
    2. Vol gas - bij gebruik van de machine al-
    tijd vol gas geven. 
    Om de gashendel op vol gas te zetten, zet 
    u de hendel ongeveer 2 cm achter de 
    chokestand.
    3. Stationairloop.
    2.4.7 Gashendel (5:G) 
    (Power, Excellent)
    Voor het instellen van de toerentallen.
    1. Vol gas - bij gebruik van de machine al-
    tijd vol gas geven. 
    2. Stationairloop.
    2.4.8 Chokehendel (5, 6:H)
    (Power, Excellent)
    Trekhendel om te choken bij koude start.
    1. Hendel volledig uitgetrokken - chokek-
    lep in de carburateur gesloten. Voor koude 
    start.
    2. Hendel ingedrukt. Chokeklep open. 
    Voor starten met warme motor en tijdens 
    het rijden. 
    Rijd nooit met uitgetrokken choke als de motor 
    warm is. 
    						
    							74
    NEDERLANDSNL
    2.4.9 Contactslot/koplamp (4, 5,6:I)
    Het contactslot wordt gebruikt om de motor te 
    starten en uit te schakelen. Het contactslot is ook 
    de schakelaar voor de koplamp. 
    Laat de sleutel niet in stand 2 of 3 op de 
    machine zitten. Er is dan brandgevaar 
    omdat brandstof in de motor kan lopen 
    via de carburateur en de accu kan ont-
    laden en worden beschadigd.
    Vier standen:
    1. Stopstand - de motor is kortgesloten. De 
    sleutel kan verwijderd worden.
    2. Rijstand - de koplamp brandt.
    3. Rijstand - de koplamp brandt niet.
    4. Startstand - de elektrische startmotor 
    wordt geactiveerd op het moment dat de 
    sleutel in de veerbelaste startstand wordt 
    gedraaid. Laat de sleutel teruggaan naar 
    rijstand 3 wanneer de motor gestart is.
    Draai de sleutel naar stand 2 om de ko-
    plamp in te schakelen.
    2.4.10 Krachtafnemer (4, 5, 6:K)
    Hendel voor in- en uitschakelen van de 
    krachtafnemer voor aandrijving van aan de 
    voorzijde gemonteerde accessoires. Twee standen:
    1. Voorste stand - krachtafnemer 
    uitgeschakeld.
    2. Achterste stand - krachtafnemer inge-
    schakeld. 
    2.4.11 Urenteller (2:P)
    Laat het aantal werkuren zien. Werkt alleen bij 
    draaiende motor.
    2.4.12 Instelling maaihoogte (6:J)
    (Excellent)
    De machine is uitgerust met een mechanisme voor 
    het gebruik van een maaidek met elektrische 
    maaihoogte-instelling.
    De schakelaar wordt gebruikt om de 
    maaihoogte traploos in te stellen. 
    Het maaidek is aangesloten op het contact (2:Q).2.4.13 Ontkoppelingshefboom 
    Hendel om de traploze transmissie uit te schake-
    len.
    2WD is voorzien van een hendel die op de achteras 
    is aangesloten. Zie (7:R).
    Met behulp van de hendel kunt u de machine hand-
    matig verplaatsen zonder de motor te gebruiken. 
    Twee standen:
    1. Hendel ingedrukt - transmis-
    sie ingeschakeld voor normaal 
    gebruik.
    2. Hendel in de buitenste stand – 
    transmissie uitgeschakeld. De 
    machine kan handmatig worden 
    verplaatst.
    De machine mag niet over lange afstanden of met 
    hoge snelheid worden gesleept. Hierdoor kan de 
    versnellingsbak worden beschadigd. 
    2.4.14 Zitting (1:S)
    De zitting kan worden opgeklapt en naar 
    voor of achter worden geschoven.  De zit-
    ting kan als volgt worden ingesteld:
    1. Beweeg de hendel (1:T) omhoog.
    2. Breng de zitting in de gewenste stand.
    3. Laat de hendel (1:S) los om de zitting te 
    vergrendelen.
    De zitting is voorzien van een beveiligingsschake-
    laar die is aangesloten op het beveiligingssysteem 
    van de machine. Dit houdt in dat bepaalde gevaar-
    lijke functies niet werken als er niemand op de zit-
    ting zit. Zie ook 4.4.2.
    2.4.15 Motorkap (8:U)
    De machine heeft een motorkap die geo-
    pend kan worden, zodat de benzinekraan, 
    accu en motor makkelijk bereikbaar zijn. 
    De motorkap is vergrendeld met een rub-
    beren band.
    De motorkap gaat als volgt open:
    1. Maak aan de voorzijde van de kap de rubberen 
    band (8:V) los.
    2. Til de motorkap omhoog.
    Bevestig alles weer in omgekeerde volgorde.
    De machine alleen gebruiken met geslo-
    ten en vergrendelde kap. Anders be-
    staat er een kans op brandwonden en 
    kunt u bekneld raken. 
    						
    							75
    NEDERLANDSNL
    3 TOEPASSINGEN
    De machine mag uitsluitend gebruikt worden bij 
    de volgende werkzaamheden met de aangegeven 
    originele STIGA-accessoires:
    Het trekmechanisme mag worden belast met een 
    verticale kracht van maximaal 100 N.
    De duwkracht van getrokken accessoires op het 
    trekmechanisme mag niet groter zijn dan 500 N.
    LET OP! Neem vóór het gebruik van een aanhang-
    er altijd contact op met uw verzekeringsmaat-
    schappij.
    LET OP! Deze machine is niet bedoeld voor rijden 
    op de openbare weg.
    Maaidekken gebruiken:
    met klepelmaaier.
    4 STARTEN EN RIJDEN
    De machine alleen gebruiken met geslo-
    ten en vergrendelde kap. Anders be-
    staat er een kans op brandwonden en 
    kunt u bekneld raken.
    4.1 Bijvullen met benzineGebruik altijd loodvrije benzine. Gebruik nooit 
    brandstof voor tweetaktmotoren.
    De tank heeft een inhoud van 12 liter. Door de 
    transparante tank is het brandstofniveau makkelijk 
    af te lezen.
    LET OP! Gewone loodvrije benzine is beperkt 
    houdbaar en mag niet langer dan 30 dagen worden 
    bewaard.
    U kunt ook milieuvriendelijke benzine gebruiken, 
    d.w.z. gealkyleerde benzine. Dit type benzine heeft 
    een samenstelling die minder schadelijk is voor 
    mens en milieu.
    Benzine is uiterst brandbaar. Bewaar 
    brandstof altijd in een speciaal daar-
    voor bestemde tank. 
    Vul alleen buitenshuis benzine bij en 
    rook niet tijdens het bijvullen. Vul de 
    tank voordat u de motor start. Verwi-
    jder nooit de vuldop en vul de machine 
    nooit met benzine wanneer de motor 
    loopt of nog warm is.
    Vul de benzinetank nooit helemaal tot de rand. 
    Laat een zekere ruimte (ten minste de gehele vul-
    buis plus 1-2 cm bovenin de tank) leeg, zodat de 
    benzine, wanneer deze warm wordt, kan uitzetten 
    zonder over te stromen. Zie afb. 9.
    4.2 Controleer het oliepeilHet carter is bij aflevering altijd gevuld met SAE 
    10W-40-olie.
    Controleer voor gebruik altijd of het oliepeil 
    juist is. De machine moet op een vlakke onder-
    grond staan.
    Veeg de omgeving van de peilstok schoon. 
    Draai de oliepeilstok los en trek deze om-
    hoog. Veeg de oliepeilstok af. 
    Duw de oliepeilstok volledig naar beneden en 
    schroef deze vast. 
    Schroef de peilstok weer los en trek deze weer om-
    hoog. Lees het oliepeil af.
    Vul olie bij tot de FULL-streep als het oliepeil 
    onder deze markering staat. Zie afb. 10-12.
    Het oliepeil mag nooit boven de “FULL”-streep 
    komen. Een te hoog oliepeil kan de motor overver-
    hitten. Als het oliepeil boven de “FULL”-streep 
    komt, moet de olie worden afgetapt tot het juiste 
    niveau is bereikt. Werkzaamheden Accessoires, origineel van 
    STIGA
    Gras maaien Unlimited, President:
    Maaidekken gebruiken:
    95 C och 105 C, met 
    klepelmaaier.
    Power:
    Maaidekken gebruiken:
    95 C, 105 C, 121 M, met 
    klepelmaaier.
    Excellent:
    Maaidekken gebruiken:
    95 C, 105 C, 121 M, 121 M El, 
    110 Combi Pro, 110 Combi Pro 
    El, 125 Combi Pro, 125 Combi 
    Pro El met klepelmaaier.
    Vegen Veegmachine of veegmachine 
    met opvangbak gebruiken. Voor 
    de eerste optie wordt het gebruik 
    van een stofbeschermer aanbev-
    olen.
    Sneeuwruimen Sneeuwschuif of sneeuwfrees 
    gebruiken. Sneeuwkettingen en 
    framegewichten zijn aanbevo-
    len.
    Gras en bladeren 
    vegenGetrokken opvangbak 30 of 42 
    gebruiken. Prokar.
    Gras- en bladtrans-
    portTransportkar (Pro of Combi) 
    gebruiken.
    Onkruidbestri-
    jding op grind-
    padenEen aan de voorzijde gemon-
    teerde onkruidschoffel 
    gebruiken.
    Kanten van gazons 
    snijdenKantensnijder gebruiken.
    Ontmossen Verticuteermachine gebruiken. 
    						
    							76
    NEDERLANDSNL
    4.3 Transmissieolie controleren
    Het carter is bij aflevering altijd gevuld met SAE 
    10W-40-olie.
    Controleer voor gebruik altijd of het oliepeil 
    juist is. De machine moet op een vlakke onder-
    grond staan.
    1. Zet de machine op een vlakke ondergrond.
    2. Lees het oliepeil af op het reservoir. Zie afb. 18. 
    Het oliepeil moet tot de lijn komen. 
    3. Vul indien nodig olie bij.
    4.4 VeiligheidscontroleControleer of de machine voldoet aan de onder-
    staande veiligheidscontrole. 
    De veiligheidscontrole moet voor ieder 
    gebruik worden uitgevoerd.
    Als een van de onderdelen niet door de 
    test komt, moet u de machine niet ge-
    bruiken! Breng de machine voor 
    reparatie naar een servicewerkplaats!
    4.4.1 Algemene veiligheidscontrole4.4.2 Elektrische veiligheidscontrole
    Controleer voor elk gebruik of het bev-
    eiligingssysteem werkt..
    4.5 Starten1.  Open de benzinekraan. Zie 14.
    2.  Controleer of the bougiekabel(s) op de 
    bougie(s) is/zijn geplaatst.
    3.  Controleer of de krachtafnemer uitgeschakeld 
    is. 
    4.  Houd uw voet niet op het aandrijfpedaal. 
    5. Unlimited, President:
    Starten van een koude motor – zet de gashendel 
    helemaal in de chokestand. 
    Starten van een warme motor – zet de gashendel 
    op vol gas (ongeveer 2 cm achter de choke-
    stand).
    Power, Excellent:
    Zet de gashendel op vol gas. 
    Starten van een koude motor - trek de choke-
    hendel volledig uit. 
    Starten van een warme motor – druk de choke-
    hendel volledig in.
    6.  Trap het koppelings-/rempedaal volledig in.
    7.  Draai de contactsleutel om en start de motor.
    8 Unlimited, President:
    Wanneer de motor is gestart, duwt u de gashen-
    del geleidelijk naar vol gas (ongeveer 2 cm 
    achter de chokestand) als u de choke gebruikt 
    hebt. 
    Power, Excellent:
    Wanneer de motor is gestart, duwt u de choke-
    hendel geleidelijk in als u deze gebruikt hebt. 
    9. Laat de machine na een koude start niet onmid-
    dellijk belast werken, maar laat de motor eerst 
    een paar minuten warmdraaien. Op die manier 
    kan de olie eerst opwarmen. 
    Bij gebruik van de machine altijd vol gas geven. Onderdeel Resultaat
    Brandstofslangen 
    en aansluitingen.Geen lekkages.
    Elektrische kabels. Isolatie is intact.
    Geen mechanische schade.
    Uitlaatsysteem. Geen lekkages bij aansluitin-
    gen.
    Alle schroeven zijn vastge-
    draaid.
    Olieleidingen Geen lekkages. Geen schade.
    Rijd de machine 
    voor- en achteruit 
    en laat het pedaal 
    van de bedrijfsrem 
    omhoog komen.De machine stopt dan.
    Testrit Geen abnormale trillingen.
    Geen abnormale geluiden.
    Status Handeling Resultaat
    Het koppelings-/
    rempedaal is niet 
    ingetrapt.
    De krachtafnemer 
    is niet inge-
    schakeld.Probeer te starten. De motor 
    start niet.
    Het koppelings-/
    rempedaal is inge-
    trapt.
    De krachtafnemer 
    is ingeschakeld.De bestuurder gaat 
    staan.De motor 
    start niet.
    Lopende motor. De 
    krachtafnemer is 
    ingeschakeld.De bestuurder gaat 
    staan.De motor 
    stopt dan.
    Lopende motor. Verwijder zekering 
    10 A.
    Zie afb. 13.De motor 
    stopt dan. 
    						
    							77
    NEDERLANDSNL
    4.6 BedieningstipsControleer altijd of de juiste hoeveelheid olie in de 
    motor zit. Dit is met name belangrijk bij het werk-
    en op hellingen. Zie 4.2. 
    Wees voorzichtig bij het rijden op hell-
    ingen. Start of stop niet plotseling wan-
    neer u een helling op- of afrijdt. Rijd 
    nooit dwars over een helling. Rijd van 
    boven naar beneden en van beneden 
    naar boven. 
    Deze machine mag op een helling van 
    maximaal 10° rijden.
    Verminder de snelheid op hellingen en 
    bij scherpe bochten om controle over de 
    machine te houden en het risico op kan-
    telen te beperken.
    Draai bij rijden in de hoogste versnel-
    ling en bij vol gas het stuur niet volledig 
    naar één kant. De machine kan dan 
    kantelen.
    Blijf met uw handen uit de buurt van de 
    middensturing en de zittinghouder. An-
    ders kunt u bekneld raken! Rijd nooit 
    met de machine als de motorkap open 
    is.
    4.7 StoppenSchakel de krachtafnemer uit. Trek de parkeerrem 
    aan. 
    Laat de motor 1-2 minuten stationair draaien. Zet 
    de motor af door de contactsleutel om te draaien.
    Sluit de benzinekraan. Dit is vooral belangrijk als 
    de machine op bijv. een aanhanger vervoerd moet 
    worden.
    Als u de machine zonder toezicht 
    achterlaat, moet u de bougiekabel(s) 
    losmaken en de contactsleutel verwij-
    deren.
    Direct na gebruik kan de motor bij-
    zonder heet zijn. Raak de demper, de 
    cilinder of de koelribben niet aan. Dit 
    kan ernstige brandwonden veroorzak-
    en.
    4.8 Reiniging
    Om het gevaar op brand te verkleinen 
    de motor, de demper, de accu en de 
    brandstoftank vrijhouden van gras, 
    bladeren en olie.
    Om het gevaar op brand te verkleinen 
    regelmatig controleren of er sprake is 
    van olie- en/of brandstoflekkage. 
    Reinig de machine na gebruik. Voor het reinigen 
    gelden de volgende richtlijnen.
    • Als u de machine met een hogedrukreiniger 
    reinigt, richt de straal dan niet rechtstreeks op de asborging, elektrische onderdelen of hy-
    draulische kleppen.
    • Sproei nooit rechtstreeks water op de motor. 
    • Reinig de motor met een borstel en/of perslucht.
    • Reinig de luchtinlaat van de motor (10, 11, 
    12:W).
    5 ONDERHOUD
    5.1 OnderhoudsprogrammaOm de machine voortdurend in goede staat te 
    houden en zo de betrouwbaarheid te bevorderen, 
    ook in verband met het milieu, moet het onder-
    houdsprogramma van STIGA worden gevolgd.
    De inhoud van dit programma vindt u in het bij-
    gevoegde serviceboekje.
    Basic service
     moet altijd door een erkende service-
    werkplaats worden uitgevoerd.
    Eerste onderhoud en Intermediate Service
     zou 
    door een erkende servicewerkplaats moeten 
    worden uitgevoerd, maar kan ook door de gebruik-
    er worden gedaan. De inhoud van deze program-
    mas staat in het serviceboekje en de handelingen 
    zijn beschreven onder“4 STARTEN EN RIJDEN” 
    en hieronder.
    Onderhoud dat door een erkende servicewerkp-
    laats wordt uitgevoerd geeft u de garantie dat uw 
    machine professioneel wordt onderhouden met 
    originele reserveonderdelen.
    Na elke onderhoudsbeurt die is uitgevoerd bij een 
    erkende servicewerkplaats krijgt u een stempel in 
    het onderhoudsboekje.  Een serviceboekje waarin 
    ieder onderhoud wordt geregistreerd, is een 
    waardevol document dat de tweedehandswaarde 
    van de machine verhoogt.
    5.2 VoorbereidingAlle service en onderhoud moet worden uit-
    gevoerd op een stilstaande machine waarvan de 
    motor is uitgeschakeld.
    Zorg dat de machine niet kan wegrol-
    len. Gebruik daarom altijd de parkeer-
    rem.
    Zet de motor af.
    Voorkom dat de motor onbedoeld start 
    door de bougiekabel(s) los te maken van 
    de bougie(s) en de contactsleutel te ver-
    wijderen. 
    5.3 BandenspanningPas de bandenspanning op de volgende manier 
    aan:
    Voorzijde: 0,6 bar (9 psi). 
    Achter: 0,4 bar (6 psi).  
    						
    							78
    NEDERLANDSNL
    5.4 Motorolie vervangenDit gedeelte bevat tabellen met de verschillende 
    motoren die gebruikt worden in de STIGA Pro-
    reeks. Markeer de gegevens die voor uw machine/
    motor van toepassing zijn.
    5.4.1 Vervangingsintervals
    In de tabel hieronder staan het aantal bedrijfsuren 
    en maanden aangegeven. Voer de betreffende han-
    deling uit op het moment dat zich het eerst voor-
    doet.
    Ververs de olie regelmatiger als de machine onder 
    extreme condities of bij hoge omgevingstempera-
    turen wordt gebruikt.
    5.4.2 Motorolie
    Gebruik synthetische olie volgens de onderstaande 
    tabel.
    Gebruik olie zonder toevoegingen.
    Vul niet te veel olie bij. Dit kan tot oververhitting 
    van de motor leiden. 
    Ververs de olie wanneer de motor warm is.
    Direct na het stoppen van de machine 
    kan de motorolie erg heet zijn. Laat de 
    motor daarom een paar minuten afkoe-
    len voordat u de olie aftapt.1.  Zet de klem op de afvoerslang. Gebruik een 
    slangenklem of iets vergelijkbaars. Zie afb. 15-
    17:Y.
    2.  Verplaats de klem 3 tot 4 cm op de afvoerslang 
    en trek de bougie los.
    3. Vang de olie op in een vat.
    LET OP! Knoei geen olie op de aandrijfrie-
    men.
    4. Volg de lokale voorschriften voor het afvoeren 
    van afgewerkte olie op.
    5. Breng de olieaftapplug weer aan en verplaats de 
    klem zodat deze zich boven de plug bevindt.
    6.  Verwijder de oliepeilstok en vul de machine 
    met nieuwe olie.
    Hoeveelheid olie:
    7. Na het bijvullen van olie start u de motor en laat 
    u deze 30 seconden stationair draaien. 
    8. Controleer of er een olielek is.
    9. Zet de motor af. Wacht 30 seconden en contro-
    leer dan of het oliepeil overeenkomt met 4.2.
    5.4.3 Oliefilter (Power)
    Het oliefilter moet worden vervangen bij elke 
    tweede keer dat de olie wordt ververst, d.w.z. na 
    200 werkuren. Tap eerst de motorolie af en instal-
    leer de olieaftapplug zoals hierboven beschreven. 
    Vervang vervolgens het oliefilter op de volgende 
    wijze:
    1. Maak rond het filter schoon en demonteer het 
    filter.
    2. Plaats het nieuwe filter in een vat met het gat 
    naar boven gericht.
    3. Giet nieuwe motorolie door het gat in het filter 
    tot onderaan het schroefdraad.
    4. Wacht 1-2 minuten zodat het materiaal van het 
    filter de olie kan absorberen.
    5. Bevochtig de pakking van het filter met olie.
    6. Installeer het filter. Schroef het filter eerst zo 
    ver vast dat de pakking de motor raakt. Draai 
    het filter dan nog 2/3 tot 1 slag verder.
    7. Ga verder met punt 7 onder 5.4.2 Motorolie hi-
    erboven. Machine1e keer Vervolgens 
    met tussen-
    pozen van 
    Unlimited, President, 
    (B&S)Bedrijfsuren/maanden
    Olie verversen
    5 uur50 uur/
    12 maanden
    Excellent (B&S) Bedrijfsuren/maanden
    Olie verversen
    5 uur50 uur/
    12 maanden
    Filter verversen 100 timmar
    Power (Kohler) Bedrijfsuren/maanden
    Olie verversen - 100 uur
    Filter verversen 200 uur
    Machine Olie
    Unlimited, 
    President, 
    Excellent (B&S)Klasse Service-
    klasse
    Alle temperaturen SAE 10W-40 SF 
    of hoger
    -18° C of lager SAE 5W-30
    0° C of hoger SAE 30
    Power (Kohler) Klasse Service-
    klasse
    0° C of hoger SAE 10W-40 SG 
    of hoger
    0° C of lager SAE 5W-20/30
    Machine Olievolume, ong.
    Filter niet 
    vervangenFilter vervan-
    gen
    Unlimited - 1,6 liter
    President - 1,6 liter
    Power 1,9 liter 2,0 liter
    Excellent 1,6 liter 1,7 liter 
    						
    							79
    NEDERLANDSNL
    5.4.4 Oliefilter (Excellent)
    Het oliefilter moet worden vervangen bij elke 
    tweede keer dat de olie wordt ververst, d.w.z. na 
    100 werkuren. Tap eerst de motorolie af en instal-
    leer de olieaftapplug zoals hierboven beschreven. 
    Vervang vervolgens het oliefilter op de volgende 
    wijze:
    1. Maak rond het filter schoon en demonteer het 
    filter.
    2. Bevochtig de pakking van het nieuwe filter met 
    olie.
    3. Installeer het filter. Schroef het filter eerst zo 
    ver vast dat de pakking de motor raakt. Draai 
    het filter dan nog 1/2 tot 3/4 slag verder.
    4. Ga verder met punt 7 onder 5.4.2 Motorolie hi-
    erboven.
    5.5 Benzinefilter (15, 16, 17:Z)Unlimited, President, PowerVervang het benzinefilter elk seizoen.
    Excellent
    Vervang het benzinefilter na 1500 werkuren. Zie 
    afb. 23:Z.
    Controleer of er geen benzinelekkages zijn nadat 
    het nieuwe filter is geïnstalleerd.
    5.6 RiemtransmissiesControleer na 5 werkuren of alle riemen intact en 
    onbeschadigd zijn.
    5.7 BesturingDe besturing moet na 5 werkuren worden gecon-
    troleerd/afgesteld en vervolgens na elke 100 
    werkuren.
    5.7.1 Controles
    Draai het stuur kort heen en weer. Er mag geen 
    speling in de stuurkettingen zitten.
    5.7.2 Afstelling
    Stel indien nodig de stuurkettingen als volgt af:
    1. Zet de machine in de recht vooruit-stand.
    2. Stel de stuurkettingen af met de twee moeren 
    onder het middelpunt. Zie afb. 26.
    3. Draai beide moeren evenveel tot er geen speling 
    meer is.
    4. Rijd de machine recht vooruit en controleer of 
    het stuur recht staat.
    5. Als het stuur verdraaid staat, maakt u de ene 
    moer losser en de andere vaster.
    Span de stuurkettingen niet te strak aan. Daardoor 
    wordt het sturen zwaarder en neemt de slijtage van 
    de kabels toe.
    5.8 Accu
    Als u het zuur in uw ogen of op uw huid 
    krijgt, kan dit ernstig letsel veroorzak-
    en. Als er zuur op uw lichaam terech-
    tkomt, moet u het betreffende 
    lichaamsdeel onmiddellijk afspoelen 
    met een ruime hoeveelheid water en zo 
    snel mogelijk medische hulp zoeken.
    De accu wordt gereguleerd door kleppen en geeft 
    een uitgangsspanning van 12 V. De accuvloeistof 
    kan en mag niet worden gecontroleerd of aange-
    vuld. U hoeft de accu alleen maar op te laden, bi-
    jvoorbeeld als u deze lang niet hebt gebruikt.
    De accu moet volledig zijn opgeladen 
    voordat u deze voor de eerste keer gaat 
    gebruiken. De accu moet altijd volledig 
    opgeladen worden bewaard, anders 
    kan deze beschadigd raken. 
    5.8.1 Accu opladen met motor
    De accu kan als volgt worden opgeladen met de 
    dynamo van de motor.
    1. Plaats de accu in de machine zoals hieronder af-
    gebeeld.
    2. Zet de machine buiten of zorg dat de uitlaatgas-
    sen kunnen worden afgevoerd.
    3. Start de motor volgens de instructies in de han-
    dleiding.
    4. Laat de motor 45 minuten lopen.
    5. Zet de motor af. De accu is nu volledig opgelad-
    en.
    5.8.2 Accu opladen met oplader
    Als de accu wordt opgeladen met een oplader, di-
    ent deze een constante spanning te hebben.
    Neem contact op met uw leverancier voor een 
    dergelijke oplader.
    De accu kan beschadigd raken als er een stand-
    aard oplader wordt gebruikt. 
    5.8.3 Verwijderen/Plaatsen
    De accu zit onder de motorkap. Bij het verwijderen 
    of plaatsen van de accu, dient u rekening te houden 
    met het volgende:
    • Bij het verwijderen. Maak eerst de zwarte kabel 
    los van de negatieve accuklem (-). Maak daarna 
    de rode kabel los van de positieve accuklem (+).
    • Bij het plaatsen. Sluit eerst de rode kabel aan op 
    de positieve accuklem (+). Sluit dan de zwarte 
    kabel aan op de negatieve accuklem (-).
    Als u de kabels niet in de goede volgo-
    rde aansluit of losmaakt, kan er korts-
    luiting ontstaan en kan de accu 
    beschadigd raken.
    Als u de kabels verwisselt, raken de dy-
    namo en de accu beschadigd. 
    						
    							80
    NEDERLANDSNL
    De accu moet altijd aangesloten zijn als 
    u de motor wilt laten lopen. Anders 
    kunnen de dynamo en het elektrische 
    systeem beschadigd raken.
    5.8.4 Reiniging
    Indien de accupolen geoxideerd zijn, moeten deze 
    schoongemaakt worden. Reinig de accupolen met 
    een staalborstel en smeer ze in met vet.
    5.9 Luchtfilter, motor5.9.1 Luchtfilter 
    (Unlimited, President, Power)
    Het voorfilter (schuimplastic filter) moet na 25 
    werkuren worden gereinigd/vervangen.
    Het luchtfilter (papierfilter) moet na 100 werkuren 
    worden gereinigd/vervangen.
    LET OP! Reinig/vervang beide filters vaker indien 
    de machine in stoffige omstandigheden moet 
    werken.
    Verwijder/installeer de luchtfilters als volgt:
    1.  Maak voorzichtig schoon rond de luchtfil-
    terkap.
    2. Demonteer de luchtfilterkap (23:A) door de 
    twee klemmen te verwijderen. 
    3.  Demonteer het filter (23:B). Het voorfilter 
    wordt over het luchtfilter geplaatst. Zorg ervoor 
    dat de carburateur niet vuil wordt. Maak de be-
    huizing van het luchtfilter schoon.
    4. Maak het papierfilter schoon door er zachtjes 
    mee tegen een plat oppervlak te tikken. Indien 
    het filter erg vuil is, moet het worden vervan-
    gen.
    5. Reinig het voorfilter. Indien het filter erg vuil is, 
    moet het worden vervangen.
    6. Monteer alles weer in omgekeerde volgorde.
    Bij het schoonmaken van de behuizing van het 
    papierfilter mogen geen perslucht of oplosmidde-
    len op basis van petroleum worden gebruikt. 
    Hierdoor raakt het filter beschadigd.
    5.9.2 Luchtfilter (Excellent)
    Het voorfilter (schuimplastic filter) moet na 25 
    werkuren worden gereinigd.
    Het luchtfilter (papierfilter) moet na 100 werkuren 
    worden vervangen.
    LET OP! Reinig/vervang beide filters vaker indien 
    de machine in stoffige omstandigheden moet 
    werken.
    Verwijder/installeer de luchtfilters als volgt:
    1.  Demonteer het rechterachterwiel.
    2. Maak voorzichtig schoon rond de luchtfil-
    terkap.
    3. Demonteer de luchtfilterkap (21:A) door de 
    schroef (21:B) los te draaien. 4. Demonteer de filters. Het voorfilter (21:C) 
    wordt over het luchtfilter (21:D) geplaatst. Zorg 
    ervoor dat de carburateur niet vuil wordt. Maak 
    het luchtfilterhuis schoon.
    5.  Reinig het voorfilter (21:C) in vloeibaar 
    schoonmaakmiddel en water. Wring het filter 
    uit tot het droog is. Giet een beetje olie op het 
    filter en knijp de olie erin.
    6. Monteer alles weer in omgekeerde volgorde. 
    Controleer of de rubberen afdichting (21:E) niet 
    is beschadigd. Vervang de afdichting indien 
    nodig.
    5.10 BougieDe bougie(s) moet(en) na elke 2000 werkuren 
    worden vervangen (=bij elke tweede basic serv-
    ice).
    Maak schoon rond de bevestiging van de bougie 
    voordat u deze losmaakt.
    Bougie
    : Champion RC12YC of gelijkwaardig.
    Afstand elektroden: 0,75 mm.
    5.11 LuchtinlaatZie 10, 11, 12:W. De motor is luchtgekoeld. Door 
    een verstopt koelsysteem kan de motor beschadigd 
    raken. Reinig de luchtinlaat van de motor na elke 
    50 werkuren. Het koelsysteem wordt bij elke basic 
    service nauwkeurig gereinigd.
    5.12 SmerenAlle smeerpunten in onderstaande tabel moeten na 
    elke 50 werkuren en na elke wasbeurt worden ges-
    meerd.
    Onderdeel Actie Afb.
    Wiellager 2 smeernippels. Gebruik een 
    smeerpistool met universeel vet. 
    Pomp tot het vet eruit komt.23
    Middelpunt 4 smeernippels. Gebruik een 
    smeerpistool met universeel vet. 
    Pomp tot het vet eruit komt.24
    Stuurkettin-
    genReinig de kettingen met een 
    staalborstel.
    Smeer de kettingen met uni-
    versele kettingspray.-
    Spanning-
    sarmenSmeer de lagerpunten met een 
    oliehouder terwijl alle regelaars 
    zijn geactiveerd. 
    Dit werkt het beste met twee per-
    sonen.25
    Bediening-
    skabelsSmeer de uiteinden van de kabels 
    met een oliehouder terwijl alle 
    regelaars zijn geactiveerd. 
    Dit moet worden gedaan door 
    twee personen.26 
    						
    All Stiga manuals Comments (0)

    Related Manuals for Stiga PARK UNLIMITED, PRESIDENT, POWER, EXCELLENT Swedish Version Manual