Home > Honda > Engines > Honda Engines GCV160, GCV190 Instructions Manual German Version

Honda Engines GCV160, GCV190 Instructions Manual German Version

    Download as PDF Print this page Share this page

    Have a look at the manual Honda Engines GCV160, GCV190 Instructions Manual German Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 328 Honda manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

    							1D
    INLEIDING
    Hartelijk dank voor het kopen van een Honda-motor. Wij willen u 
    helpen de beste resultaten te behalen met uw nieuwe motor en, deze 
    veilig te bedienen. Deze handleiding bevat informatie over hoe u dat 
    kunt doen; lees deze aandacht alvorens de motor te bedienen. Mocht 
    er zich een probleem voordoen, of als u vragen hebt over uw motor, 
    raadpleeg dan een gevolmachtigde service dealer.   
    Alle informatie in deze uitgave is gebaseerd op de laatst beschikbare 
    productinformatie op het moment van drukken. American Honda 
    Motor Co., Inc. behoudt zich het recht voor op elk moment zonder 
    berichtgeving veranderingen aan te brengen, zonder zich aan enige 
    verplichting bloot te stellen. Geen enkel deel van deze uitgave mag 
    zonder schriftelijke toestemming worden verveelvoudigd. 
    Deze handleiding moet als een permanent deel van de motor worden 
    beschouwd en dient bij de motor te blijven als deze wordt verkocht. 
    Bekijk de voorschriften opnieuw die met de door deze motor 
    aangedreven uitrusting zijn geleverd, voor aanvullende informatie 
    over het starten van de motor, uitschakelen, werking, bijstellingen en 
    alle speciale onderhoudsinstructies.  
    VEILIGHEIDSBERICHTEN
    Uw veiligheid en de veiligheid van anderen is bijzonder belangrijk. We 
    hebben in deze handleiding en op de motor in belangrijke 
    veiligheidsberichten voorzien. Lees deze berichten met aandacht.
    Een veiligheidsbericht maakt u opmerkzaam op mogelijke gevaren 
    die u of anderen kunnen bezeren. Elk veiligheidsbericht wordt 
    voorafgegaan door een veiligheid alarmsymbool 
     en één van de 
    drie volgende woorden: GEVAAR, WAARSCHUWING of 
    VOORZICHTIG. 
    Deze waarschuwingswoorden betekenen:
    Elk bericht vertelt u wat het gevaar is, wat er kan gebeuren, en wat u 
    kunt doen om letsel te vermijden of te verminderen. 
    SCHADE PREVENTIEBERICHTEN
    U zult ook andere belangrijke berichten zien die worden 
    voorafgegaan door het woord MEDEDELING.
    Dit woord betekent:
    Het doel van deze berichten is om schade aan uw motor, aan andere 
    eigendommen of het milieu te voorkomen.  
    VEILIGHEIDSINFORMATIE
    • Begrijp de werking van alle bedieningselementen en leer hoe de 
    motor in geval van nood snel kan worden gestopt. Zorg ervoor dat 
    de bediener adequate instructie ontvangt alvorens de uitrusting te 
    bedienen.
    • De uitlaatgassen van uw motor bevatten giftige koolmonoxide. Laat 
    de motor niet zonder adequate ventilatie draaien en laat de motor 
    nooit binnenshuis draaien. 
    • De motor en de uitlaatgassen worden tijdens de werking erg heet. 
    Houd de motor tijdens werking tenminste 1 meter (3 voet) weg van 
    gebouwen en andere uitrusting. Houd brandbare materialen uit de 
    buurt en zet niets op de motor als deze draait.
    INHOUD
    U WORDT GEDOOD of 
    LOOPT ERNSTIG LETSEL OP 
    als u de voorschriften niet 
    opvolgt.
    U KUNT worden GEDOOD of 
    ERNSTIG LETSEL OPLOPEN 
    als u de voorschriften niet 
    opvolgt.
    U KUNT LETSEL oplopen als 
    u de voorschriften niet opvolgt.
    MEDEDELINGUw motor of andere eigendommen kunnen worden 
    beschadigd als u de voorschriften niet opvolgt.
     GEVAAR
     WAARSCHUWING
     VOORZICHTIG
    INLEIDING  . . . . . . . . . . . . . . . . . .  1
    VEILIGHEIDSBERICHTEN  . . . . .  1
    Schade preventieberichten . . .  1
    Veiligheidsinformatie . . . . . . . .  1
    COMPONENT & 
    CONTROLELOCATIE  . . . . . . . . .  2
    CONTROLES VÓÓR IN 
    BEDRIJFSTELLING . . . . . . . . . . .  2
    Is uw motor gereed 
    om te werken?  . . . . . . . . . . . . .  2
    WERKING. . . . . . . . . . . . . . . . . . .  2
    Veilige bediening 
    voorzorgsmaatregelen . . . . . . .  2
    Type 1 Werking . . . . . . . . . . . . .  2
    Type 2 Werking . . . . . . . . . . . . .  3
    Type 3 Werking . . . . . . . . . . . . .  3
    Type 4 Werking . . . . . . . . . . . . .  4
    Type 5 Werking . . . . . . . . . . . . .  4
    Type 6 Werking . . . . . . . . . . . . .  4
    UW MOTOR 
    ONDERHOUDEN . . . . . . . . . . . . .  5
    Het belang van 
    onderhoud  . . . . . . . . . . . . . . . .  5
    Onderhoudsveiligheid . . . . . . .  5
    Veiligheid 
    voorzorgsmaatregelen . . . . . . .  5
    Onderhoudschema  . . . . . . . . .  5
    Opnieuw voltanken  . . . . . . . . .  6
    Brandstofaanbevelingen . . . . .  6
    Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . .  6
    Luchtfilter  . . . . . . . . . . . . . . . . .  6
    Bougie   . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  7
    Vliegwiel reminspectie . . . . . . .  7
    Vonkafleider  . . . . . . . . . . . . . . .  7BEHULPZAME TIPS & 
    SUGGESTIES. . . . . . . . . . . . . . . .  8
    Uw motor opslaan  . . . . . . . . . .  8
    Een benzinestabilisator 
    toevoegen om de levensduur 
    van brandstofopslag te 
    verlengen  . . . . . . . . . . . . . . . . .  8
    De brandstoftank en 
    de carburateur leeg 
    laten lopen  . . . . . . . . . . . . . . . .  8
    Vervoeren  . . . . . . . . . . . . . . . . .  9
    ONVERWACHTE PROBLEMEN 
    BEHANDELEN . . . . . . . . . . . . . . .  9
    TECHNISCH & CONSUMENTEN-
    INFORMATIE . . . . . . . . . . . . . . . .  9
    Serienummer van de motor
    en type locatie  . . . . . . . . . . . . .  9
    Carburateurbijstellingen voor 
    werking op grote hoogtes   . . .  9
    Met zuurstof vermengde 
    brandstoffen . . . . . . . . . . . . . .  10
    Specificaties . . . . . . . . . . . . . .  10
    Bedradingsschema  . . . . . . . .  10
    CONSUMENTENINFORMATIE
    Honda-uitgaven  . . . . . . . . . . .  10
    Garantieinformatie
    . . . . . . . . . . . . . . . .  Einde pagina
    GEBRUIKERSHANDLEIDING
    GCV160 • GCV190
    © 2003 American Honda Motor Co., Inc. – Alle rechten voorbehouden
    NEDERLANDS 
    						
    							2D
    COMPONENT & CONTROLELOCATIE
    Al naar gelang het motortype verschilt de plaats met de 
    bedieningselementen van de motor. Raadpleeg de 
    onderstaande individuele diagrammen om het type 
    bedieningselement van de motor te bepalen wanneer het 
    deel van de We r k i n g en andere delen van de handleiding 
    worden gelezen.CONTROLES VÓÓR IN BEDRIJFSTELLING 
    IS UW MOTOR GEREED OM TE WERKEN?
    Voor uw veiligheid, en om de levensduur van uw uitrusting te 
    maximaliseren, is het erg belangrijk om wat tijd te nemen om de 
    conditie ervan te controleren, alvorens u de motor laat draaien. Zorg 
    ervoor om elk gevonden probleem op te lossen, of dit door uw service 
    dealer te laten corrigeren, alvorens u de motor laat draaien.
    Alvorens controles vóór de werking uit voeren, zorg ervoor dat de 
    motor horizontaal staat en de vliegwiel remhefboom (type 2: 
    gasklephefboom, type 4: motor stopschakelaar) zich in de STOP of 
    OFF (UIT) stand bevinden.
    Controleer altijd de volgende items voordat u de motor start:
    1. Brandstofpeil (zie pagina 6).
    2. Oliepeil (zie pagina 6).
    3. Luchtfilter (zie pagina 6).
    4. Algemene inspectie: controleer op vloeistoflekken en losse of 
    beschadigde onderdelen.
    5. Controleer de door deze motor aangedreven uitrusting. 
    Bekijk opnieuw de voorschriften die bij de uitrusting zijn geleverd 
    en die door deze motor worden aangedreven over alle 
    voorzorgsmaatregelen en procedures die opgevolgd dienen te 
    worden alvorens de motor te starten.
    WERKING   
    VEILIGE BEDIENING VOORZORGSMAATREGELEN
    Alvorens de motor voor de eerste keer te laten draaien, bekijk 
    hierboven weer het VEILIGHEIDSINFORMATIE deel op pagina 1 en 
    de CONTROLES VÓÓR IN BEDRIJFSTELLING. 
    Bekijk opnieuw de voorschriften die bij de uitrusting zijn geleverd en 
    die door deze motor worden aangedreven voor alle veiligheid 
    voorzorgsmaatregelen die opgevolgd dienen te worden bij het starten, 
    uitschakelen en werking.
    TYPE 1 (VLIEGWIELREM/GASKLEP OP AFSTAND) 
    Een koude motor starten
    1. Draai de brandstofklep (kraan) 
    in de stand ON (AAN).
    STARTERGREEP
    BOUGIE 
    OLIEVULDOP/
    PEILSTOCKGELUIDDEMPERBRANDSTOF VULDOP
    LUCHTFILTER
    MOTORGEBIED VOOR 
    BEDIENINGSELEMENTEN
    TYPE  3: VLIEGWIEL REM/OP AFSTAND 
    CHOKE/VASTE GASKLEP GASKLEPHEFBOOMCHOKEHEFBOOM
    CHOKESTANG
    MOTOR 
    STOPSCHAKELAAR
    CHOKE 
    BEDIENINGSKABEL
    BRANDSTOF 
    KLEPHEFBOOM
    BRANDSTOF 
    KLEPHEFBOOM
    BRANDSTOF 
    KLEPHEFBOOM
    TYPE 4: AUTOMATISCH CHOKE 
    RETOUR/VASTE GASKLEP
    CHOKEHEFBOOM
    BRANDSTOF KLEP 
    (KRAAN) HEFBOOM
    VLIEGWIEL REM 
    BEDIENINGSKABEL
    TYPE 5: HANDMATIGE CHOKE/VASTE 
    GASKLEPBRANDSTOFTANK
    MOTORTYPES BEDIENINGSELEMENTEN
    TYPE 1: VLIEGWIELREM/
    GASKLEP OP AFSTAND
    VLIEGWIEL REM 
    BEDIENINGSHEFBOOM GASKLEPHEFBOOM
    TYPE 2: HANDMATIGE CHOKE/
    HANDMATIGE GASKLEP
    TYPE 6: GASKLEP OP AFSTAND/
    SCHOEPREMKOPPELING 
    (uitrustingsbediening)
    GASKLEPHEFBOOM
    BRANDSTOF 
    KLEPHEFBOOM
    VLIEGWIEL REM 
    BEDIENINGSKABEL
     WAARSCHUWING
    Het onjuist onderhouden van deze motor of het falen een 
    probleem vóór het draaien te corrigeren kan een storing 
    veroorzaken waardoor u ernstig letsel kunt oplopen of 
    wordt gedood. 
    Voer altijd een inspectie uit vóór elke werking en corrigeer 
    elk probleem.
     WAARSCHUWING
    Koolmonoxide (kolendamp) is giftig. Het inademen ervan 
    kan bewusteloosheid veroorzaken en u zelfs doden.
    Vermijd alle gebieden of acties die u aan koolmonoxide 
    blootstellen.
    AAN
    BRANDSTOFKLEP
    UIT 
    						
    							3D
    2. Zie de handleiding voor 
    de uitrusting en plaats 
    de gasklepregeling 
    zodanig dat de choke/
    gasklephefboom zich in 
    de CHOKE stand 
    beweegt.
    3. Zie de handleiding voor 
    de uitrusting en plaats de 
    remregeling van het 
    vliegwiel zodanig dat de 
    remhefboom van het 
    vliegwiel in de RUN stand 
    (DRAAISTAND) staat. 
    4. Trek lichtjes aan de startergreep 
    totdat een weerstand wordt gevoeld, 
    trek dan hard.
    MEDEDELING
    Laat de startergreep niet tegen de 
    motor terugspringen. Laat hem 
    langzaam teruggaan om schade aan 
    de starter te voorkomen.
    5. Indien de choke werd 
    gebruikt om de motor te 
    starten, schuif de choke/
    gasklephefboom dan naar 
    de FAST (SNELLE) (of 
    hoge) stand, zodra de motor 
    warm genoeg is om zonder 
    de choke te draaien. 
    Gasklepinstelling
    Zet de gasklepregeling op de gewenste motorsnelheid. Het wordt 
    voor de beste motorprestatie aanbevolen om de motor met de 
    gasklep in de FAST (SNEL) (of hoge) stand te laten draaien.
    Een warme motor starten
    1. Zet de choke/gasklephefboom in de FAST (SNELLE) stand.
    2. Schuif de vliegwiel remhefboom naar de RUN (DRAAIEN) stand.
    3. Trek lichtjes aan de startergreep totdat een weerstand wordt 
    gevoeld, trek dan hard.
    De motor stoppen
    1. Schuif de choke/
    gasklephefboom naar de 
    SLOW (LANGZAME) stand.2. Deblokkeer de vliegwiel 
    remhefboom om de 
    motor te stoppen.
    3. Draai de brandstofklep 
    (kraan) in de stand OFF 
    (UIT) (zie pagina 2).
    TYPE 2 (HANDMATIGE CHOKE/HANDMATIGE GASKLEP) 
    Een koude motor starten
    1. Draai de brandstofklep (kraan) in de stand ON (AAN) (zie 
    pagina 2).
    2. Schuif de chokehefboom naar de ON (AAN) stand.
    3. Schuif de gasklephefboom naar de stand FAST (SNEL).
    4. Trek lichtjes aan de startergreep totdat een weerstand wordt 
    gevoeld, trek dan hard (zie pagina 3).
    5. Indien de choke werd gebruikt om de motor te starten, schuif de 
    chokehefboom dan naar de stand OFF (UIT) zodra de motor warm 
    genoeg is om zonder de choke te draaien. 
    6. Zet de gasklephefboom op de gewenste motorsnelheid. Het wordt 
    voor de beste motorprestatie aanbevolen om de motor met de 
    gasklep in de FAST (SNELLE) (of hoge) stand te laten draaien.
    Een warme motor starten
    1. Schuif de gasklephefboom naar de stand FAST (SNEL).
    2. Trek lichtjes aan de startergreep totdat een weerstand wordt 
    gevoeld, trek dan hard (zie pagina 3).
    De motor stoppen
    1. Schuif de gasklephefboom naar de stand SLOW (LANGZAAM).
    2. Schuif de gasklephefboom naar de stand STOP.
    3. Draai de brandstofklep (kraan) in de stand OFF (UIT) (zie 
    pagina 2).
    TYPE 3 (VLIEGWIEL REM/OP AFSTAND 
    CHOKE/VASTE GASKLEP) 
    Een koude motor 
    starten
    1. Draai de brandstofklep 
    (kraan) in de stand ON 
    (AAN) (zie pagina 2).
    2. Schuif de regelkabel 
    van de choke (zie 
    uitrustingshandleiding) 
    zodat de chokearm 
    zich naar de choke ON 
    (AAN) stand beweegt.
    LANGZAAM
    CHOKE
    CHOKE/
    GASKLEPHEFBOOM
    SNEL
    VLIEGWIEL REMHEFBOOM
    DRAAIEN
    STARTERGREEP
    CHOKESNELCHOKE/
    GASKLEPHEFBOOM
    LANGZAAM
    GASKLEPHEFBOOM
    SNEL
    VLIEGWIEL 
    REMHEFBOOM
    STOPLANGZAAM
    SNEL
    AANCHOKEHEFBOOM
    GASKLEPHEF-
    BOOM
    UIT
    AAN
    BRANDSTOFKLEP
    CHOKEARM
    CHOKE 
    BEDIENINGSKABEL
    AAN
    UIT
    BRANDSTOFKLEP 
    (KRAAN) AAN 
    						
    							4D
    3. Schuif de vliegwiel 
    remhefboom naar de RUN 
    (DRAAIEN) stand.
    4. Trek lichtjes aan de 
    startergreep totdat een 
    weerstand wordt gevoeld, trek 
    dan hard (zie pagina 3).
    5. Indien de choke werd gebruikt 
    om de motor te starten, schuif 
    de regelkabel van de choke 
    zodat de chokearm zich naar 
    de OFF (UIT) stand beweegt 
    zodra de motor warm genoeg 
    is om soepel zonder de choke 
    te draaien. 
    6. De motorsnelheid is bij dit type van tevoren ingesteld.
    Een warme motor starten
    1. Schuif de vliegwiel remhefboom naar de RUN (DRAAIEN) stand.
    2. Trek lichtjes aan de startergreep totdat een weerstand wordt 
    gevoeld, trek dan hard (zie pagina 3).
    De motor stoppen
    1. Deblokkeer de vliegwiel remhefboom om de motor te stoppen.
    2. Draai de brandstofklep (kraan) in de stand OFF (UIT) (zie 
    pagina 2).
    TYPE 4 (AUTOMATISCHE CHOKE 
    RETOUR/VASTE GASKLEP)
    Een koude motor starten
    1. Draai de brandstofklep 
    (kraan) in de stand ON 
    (AAN) (zie pagina 2).
    2. Schuif de chokehefboom 
    naar de chokestand ().
    3. Schuif de vliegwiel 
    remhefboom naar de RUN 
    (DRAAIEN) stand.
    4. Trek lichtjes aan de 
    startergreep totdat een 
    weerstand wordt gevoeld, 
    trek dan hard (zie pagina 3).
    Begin met aan de terugloopstarter te trekken zodra u de vliegwiel 
    remhefboom naar de RUN (DRAAIEN) stand beweegt. De 
    chokehefboom begint zich automatisch naar de OFF (UIT) stand te 
    bewegen wanneer de vliegwiel remhefboom in de RUN 
    (DRAAIEN) stand is geschoven. 
    5. Indien de motor niet start na een aantal opeenvolgende trekken 
    aan de terugloopstarter, deblokkeer dan de vliegwiel remhefboom 
    en schuif de chokehefboom naar de ON (AAN) stand.
    6. Schuif de vliegwiel remhefboom naar de RUN (DRAAIEN) stand 
    en begin onmiddellijk aan de terugloopstarter te trekken.
    7. De gasklep is bij dit type van tevoren ingesteld.
    Een warme motor starten
    1. Schuif de vliegwiel remhefboom naar de rem OFF (UIT) stand.
    2. Trek lichtjes aan de startergreep totdat een weerstand wordt 
    gevoeld, trek dan hard (zie pagina 3).
    De motor stoppen
    1. Deblokkeer de vliegwiel remhefboom om de vliegwielrem te 
    activeren en de motor te stoppen.
    2. Draai de brandstof in de stand OFF (UIT) (zie pagina 2).
    TYPE 5 (HANDMATIGE CHOKE/VASTE GASKLEP)
    Een koude motor starten
    1. Draai de brandstofklep 
    (kraan) in de stand ON (AAN) 
    (zie pagina 2).
    2. Schuif de chokestang naar 
    de ON (AAN) stand.
    3. Draai de motor 
    stopschakelaar in de stand 
    ON (AAN).
    4. Trek lichtjes aan de 
    startergreep totdat een 
    weerstand wordt gevoeld, 
    trek dan hard (zie pagina 3).
    5. Indien de choke werd gebruikt om de motor te starten, schuif de 
    chokestang dan naar de stand OFF (UIT) zodra de motor warm 
    genoeg is om zonder de choke te draaien. 
    6. De motorsnelheid is bij dit type van tevoren ingesteld.
    Een warme motor starten
    1. Draai de motor stopschakelaar in de stand ON (AAN).
    2. Trek lichtjes aan de startergreep totdat een weerstand wordt 
    gevoeld, trek dan hard (zie pagina 3).
    De motor stoppen
    1. Zet de motorschakelaar in de OFF (UIT) stand.
    2. Draai de brandstofklep (kraan) in de stand OFF (UIT) (zie 
    pagina 2).
    TYPE 6 (GASKLEP OP AFSTAND/
    SCHOEPREMKOPPELING) 
    Een koude motor starten
    1. Draai de brandstofklep (kraan) in de stand ON (AAN) (zie pagina 
    2).
    2. Schuif de choke/
    gasklep/stophefboom 
    naar de CHOKE-stand.
    Zorg ervoor dat de 
    regelhefboom van de 
    schoepremkoppeling is 
    uitgeschakeld (zie 
    uitrustingshandleiding).
    3. Trek lichtjes aan de 
    startergreep totdat een 
    weerstand wordt 
    gevoeld, trek dan hard 
    (zie pagina 3).
    4. Schuif, zodra de motor 
    start, de choke/
    gasklep/stophefboom 
    langzaam naar de 
    FAST (SNELLE) stand.
    5. Laat de motor op bedrijfstemperatuur warmdraaien en schakel dan 
    de regelhefboom van de schoepremkoppeling in (zie 
    uitrustingshandleiding).
    Een warme motor starten
    1. Zet de choke/gasklep/stophefboom in de FAST (SNELLE) stand.
    Zorg ervoor dat de regelhefboom van de schoepremkoppeling is 
    uitgeschakeld (zie uitrustingshandleiding).
    2. Trek lichtjes aan de startergreep totdat een weerstand wordt 
    gevoeld, trek dan hard (zie pagina 3).
    VLIEGWIEL REMHEFBOOM
    DRAAIEN
    STOP
    CHOKEHEFBOOM
    UIT
    AAN
    DRAAIEN
    VLIEGWIEL 
    REMHEFBOOMSTOP
    MOTOR 
    STOPSCHAKELAAR
    CHOKESTANG
    AAN AAN
    UIT
    LANGZAAM
    CHOKE
    CHOKE/
    GASKLEP/
    STOPHEFBOOM
    SNEL
    STOP 
    						
    							5D
    Gasklepinstelling
    Zet de choke/gasklep/stophefboom op de gewenste motorsnelheid. 
    Het wordt voor de beste motorprestatie aanbevolen om de motor met 
    de choke/gasklep/stophefboom in de FAST (SNELLE) (of hoge) stand 
    te laten draaien.
    De motor stoppen
    1. Koppel de regelhefboom van de schoepremkoppeling los (zie 
    uitrustingshandleiding).
    2. Schuif de choke/gasklep/stophefboom naar de SLOW 
    (LANGZAME) stand en laat de motor voor een paar seconden 
    stationair draaien.
    3. Schuif de choke/gasklep/stophefboom naar de STOP-stand.
    4. Draai de brandstofklep (kraan) OFF (UIT) (zie pagina 2).
    UW MOTOR ONDERHOUDEN
    HET BELANG VAN ONDERHOUD 
    Goed onderhoud is essentieel voor een veilige, economische en 
    probleemloze werking. Het helpt ook om milieuverontreiniging te 
    verminderen.
    Om u te helpen juist voor uw motor te zorgen, bevatten de volgende 
    pagina’s een onderhoudsschema, routine inspectieprocedures en 
    eenvoudige onderhoudsprocedures met gebruik van fundamenteel 
    handgereedschap. Het is het beste om andere onderhoudstaken die 
    moeilijker zijn of die speciale gereedschappen vereisen door 
    professionelen te laten uitvoeren, deze worden normaliter door 
    Honda-monteurs uitgevoerd of door andere gekwalificeerde 
    monteurs.
    Het onderhoudsschema heeft betrekking op normale 
    bedrijfscondities. Indien u uw motor onder zeer moeilijke 
    omstandigheden laat draaien, zoals langdurige hoge belasting of 
    werking onder hoge temperaturen, of de motor wordt onder natte en 
    stoffige omstandigheden gebruikt, raadpleeg dan uw service dealer 
    voor aanbevelingen die van toepassing zijn op uw individuele 
    behoeften en gebruik.
    ONDERHOUDSVEILIGHEID
    Sommige van de belangrijkste veiligheid voorzorgsmaatregels 
    volgen. We kunnen u echter niet voor elk mogelijk gevaar 
    waarschuwen dat zich bij het plegen van onderhoud kan voordoen. 
    U alleen kunt bepalen of u een bepaalde taak wel of niet dient uit te 
    voeren.
    VEILIGHEID VOORZORGSMAATREGELEN
    • Zorg ervoor dat de motor is uitgeschakeld alvorens u met 
    onderhoud of reparatie begint. Dit verwijdert verscheidene 
    mogelijke gevaren:
    –Koolmonoxidevergiftiging door uitlaatgassen van de motor. 
    Wees er zeker van dat er adequate ventilatie is wanneer u werkt 
    de motor.
    –Brandwonden door hete onderdelen.
    Laat de motor en het uitlaatsysteem afkoelen alvorens deze aan 
    te raken.
    –Letsel door bewegende delen.
     Laat de motor alleen draaien wanneer hier instructies voor 
    worden gegeven.
    • Lees de instructies voordat u begint en zorg ervoor dat u het 
    vereiste gereedschap en talent hebt. 
    • Wees voorzichtig wanneer er in de omgeving van benzine wordt 
    gewerkt om de kans op brand of ontploffing te verminderen. 
    Gebruik alleen een onbrandbaar oplosmiddel en geen benzine om 
    onderdelen schoon te maken. Houd sigaretten, vonken en 
    vlammen uit de buurt van alle aan brandstof gerelateerde 
    onderdelen.
    Vergeet niet dat een door Honda gevolmachtigde service dealer uw 
    motor het beste kent en volledig is uitgerust voor onderhoud en 
    reparatie. Gebruik alleen echte Honda-onderdelen of hun gelijke voor 
    reparatie en vervanging om de beste kwaliteit en betrouwbaarheid te 
    verzekeren.
    ONDERHOUDSSCHEMA 
    (1) Registreer voor commercieel gebruik de bedrijfsuren om de juiste 
    tussentijden voor onderhoud te bepalen. 
    (2) Pleeg meer onderhoud wanneer gebruik in stoffige gebieden 
    plaatsvindt.
    (3) Verwissel motorolie elke 25 uur wanneer gebruik onder zware 
    belasting of in hoge omgevingstemperaturen plaatsvindt.
    (4) Deze items dienen door een gevolmachtigde Honda service 
    dealer te worden onderhouden, behalve als u het juiste 
    gereedschap hebt en u bent mechanisch vakkundig. Raadpleeg 
    de Honda-werkplaatshandleiding voor onderhoudsprocedures. 
    *Zie uw uitrustingshandleiding of Honda motor 
    werkplaatshandleiding.
    WAARSCHUWING
    Het onjuist onderhouden van deze motor of het falen een 
    probleem vóór het draaien te corrigeren kan een storing 
    veroorzaken waardoor u ernstig letsel kunt oplopen of 
    wordt gedood. 
    Volg altijd de inspectie, onderhoudsaanbevelingen en 
    schema’s in deze gebruikershandleiding op.
     WAARSCHUWING
    Het nalaten onderhoudsinstructies en 
    voorzorgsmaatregelen juist op te volgen kan tot gevolg 
    hebben dat u ernstig letsel oploopt of wordt gedood.
    Volg de procedures en voorzorgsmaatregelen in deze 
    gebruikershandleiding altijd op.
    Item (1) ActieElk
    gebruik
    of
    5uurEerste
    maand
    of
    5 uurElk seizoen
    Elke
    100 uurElke
    150 uurPagina
    of
    25 uurof
    50 uur
    MotorolieControlerenO6
    VerwisselenOO (3) 6
    LuchtfilterControlerenOO
    6 ReinigenO (2)
    VervangenO
    (200 uur)
    Bougie Controleren-
    BijstellenO
    7
    VervangenO
    (200 uur)Schoeprem-
    koppelingControleren
    O*
    Vliegwiel 
    remkussenControlerenO7
    Vonkafleider ReinigenO7
    Stationaire
    snelheidBijstellenO (4)Werkplaats-
    handleiding
    Brandstoftank
    en filterControlerenO (4)Werkplaats-
    handleiding
    Brandstoflijn ControlerenElke 2 jaar (2)Werkplaats-
    handleiding
    KlepspelingControleren-
    BijstellenO (4)Werkplaats-
    handleiding
    Verbrandings-
    kamerReinigenNa elke 250 uur (4)Werkplaats-
    handleiding 
    						
    							6D
    OPNIEUW VOLTANKEN
    Gebruik loodvrije benzine met een pomp octaangehalte van 86 of 
    hoger. Deze motor is gewaarmerkt om op loodvrije benzine te 
    draaien. Loodvrije benzine produceert minder motor- en 
    bougieneerslag en verlengt de levensduur van het uitlaatsysteem.
    MEDEDELING
    Brandstof kan verf en sommige soorten plastic beschadigen. Wees 
    voorzichtig geen brandstof te morsen wanneer uw brandstoftank 
    opnieuw wordt volgetankt. Schade veroorzaakt door gemorste 
    brandstof wordt niet gedekt door de uw motorgarantie (zie pagina 33).
    Gebruik nooit oudbakken of 
    bevuilde benzine of een olie/
    benzinemengsel. Houd vuil of 
    water buiten de brandstoftank.
    Brandstof toevoegen
    1. Verwijder de dop van de 
    brandstoftank.
    2. Voeg brandstof toe tot aan de 
    onderkant van de markering 
    van het brandstofpeil inde 
    nek van de brandstoftank. 
    Niet te vol vullen. Veeg 
    gemorste brandstof op 
    alvorens de motor te starten.
    MOTOROLIE
    Aanbevolen olie 
    Gebruik viertakt motorolie die aan 
    de eisen van API-
    serviceclassificering SH, SJ of 
    gelijke. Voldoet, of deze overtreft. 
    Controleer altijd het API-service 
    etiket op het olieblik om er zeker 
    van te zijn dat het de letters SH, 
    SJ of gelijke bevat.
    SAE 10W-30 wordt aanbevolen voor algemeen gebruik. Andere op de 
    tabel aangegeven viscositeiten mogen worden gebruikt wanneer de 
    gemiddelde temperatuur in uw gebied binnen het aangegeven bereik 
    ligt.
    Oliepeilcontrole
    1. Controleer de olie met de motor uitgeschakeld en in horizontale 
    stand.
    2. Verwijder de olievuldop/peilstok en veeg deze schoon. 
    3. Steek de olievuldop/peilstok in de olievulnek, zoals aangegeven, 
    maar schroef deze niet in, verwijder deze vervolgens om het 
    oliepeil te controleren.
    4. Indien het oliepeil dicht bij of onder de laagste markering op de 
    peilstok ligt, verwijder dan de olievuldop/peilstok, en vul met de 
    aanbevolen olie tot aan de hoogste markering. Niet te vol vullen.5. Plaats de olievuldop/peilstok weer terug. 
    Olieverversing
    Laat de motorolie weglopen wanneer de motor warm is. Warme olie 
    loopt snel en volledig weg.
    1. Draai de brandstofklep (kraan) in de OFF (UIT) stand om de kans 
    op brandstoflekkage te verminderen (zie pagina 2).
    2. Zet een geschikte container naast de motor om de gebruikte olie 
    op te vangen.
    3. Verwijder de olievuldop/peilstok en laat de olie in de container 
    weglopen door de motor in de richting van de olievulnek te 
    kantelen.
    Voer gebruikte olie op een met het milieu verenigbare manier af. 
    We suggereren dat u voor terugwinning gebruikte olie in een 
    gesloten container naar uw plaatselijke recyclingcentrum of 
    benzinestation brengt. Gooi het niet in de afval en giet het niet op 
    de grond of door een afvoer.
    4. Vul tot de hoogste grensmarkering op de peilstok met de 
    aanbevolen olie (zie hierboven) met de motor in een horizontale 
    stand. 
    Motorolievolume: 0,55  (0,58 qt)
    MEDEDELING
    Door de motor met een laag oliepeil te laten draaien kan er zich 
    motorschade voordoen.
    5. Plaats de olievuldop/peilstok weer goed terug. 
    LUCHTFILTER 
    Een vuil luchtfilter beperkt de luchtstroming naar de carburateur en 
    veroorzaakt slechte motorprestatie. Inspecteer het filter elke keer 
    wanneer de motor wordt bediend. U dient het filter vaker te reinigen 
    als u de motor in erg stoffige gebieden gebruikt.
    MEDEDELING
    Door de motor zonder filter te bedienen, of met een beschadigd filter, 
    komt vuil de motor binnen waardoor snelle motorslijtage wordt 
    veroorzaakt. Dit soort schade wordt niet gedekt door de uw 
    motorgarantie (zie pagina 33).
     WAARSCHUWING
    Benzine is zeer brand- en ontplofbaar en u kunt 
    brandwonden of ernstig letsel oplopen wanneer er opnieuw 
    wordt volgetankt.
    • Stop de motor en houd hitte, vonken en vlammen uit de 
    buurt. 
    • Allen in de openlucht opnieuw voltanken.
    • Veeg gemorste benzine onmiddellijk op.
    HOOGSTE 
    BRANDSTOFPEIL MARKERING 
    BRANDSTOFPEIL
    OLIEVULDOP/PEILSTOCK
    BOVENSTE MARKERING
    ONDERSTE MARKERING
    OLIEVULNEK
    OLIEVULDOP/
    PEILSTOCK
    BOVENSTE 
    MARKERING
    ONDERSTE 
    MARKERING 
    						
    							7D
    Inspectie   
    1. Druk op de 
    vergrendeltabs 
    boven op het 
    deksel van het 
    luchtfilter en 
    verwijder het 
    deksel. Controleer 
    het filter om er 
    zeker van te zijn 
    dat het schoon en 
    in goede conditie 
    is.
    2. Zet het filter en het 
    deksel van het 
    luchtfilter weer 
    terug.
    Reiniging  
    1. Tik het filter verscheidene keren tegen een hard oppervlak om het 
    vuil te verwijderen, of spuit perslucht (niet meer dan 207 kPa, 
    2,1 kg/cm² (30 psi)] door het filter vanaf de schone kant gezien van 
    de kant van de motor. Probeer nooit om vuil af te borstelen. 
    Borstelen forceert vuil in de vezels.
    2. Veeg vuil met een vochtige doek van de behuizing van het 
    luchtfilter en deksel. Wees voorzichtig en voorkom dat vuil het 
    luchtkanaal binnendringt dat naar de carburateur leidt.
    BOUGIE 
    Aanbevolen bougie: NGK BPR6ES
    De aanbevolen bougie heeft het juiste hittebereik voor normale motor 
    bedrijfstemperaturen.
    MEDEDELING
    Verkeerde bougies kunnen motorschade veroorzaken.
    Voor goede prestatie moet 
    de bougie de juiste opening 
    hebben en geen neerslag 
    hebben.
    1. Verwijder de bougiedop 
    en vuil van het 
    vonkgebied.
    2. Gebruik de juiste maat 
    bougiesleutel om de 
    bougie te verwijderen.
    3. Inspecteer de bougie. Vervang de 
    bougie indien deze is beschadigd, 
    erg vuil is, de sluitring in slechte 
    staat verkeerd of als de elektrode 
    versleten is. Indien de bougie 
    opnieuw wordt gebruikt, maak deze 
    dan met een staalborstel schoon.
    4. Meet de opening van de elektrode 
    met een passende ijkmaat. De 
    juiste opening is 0,70 – 0,80 mm 
    (0,028 – 0,031 inch). Indien 
    bijstelling nodig is, stel de opening 
    dan bij door de zij-elektrode 
    voorzichtig te buigen.
    5. Installeer de bougie voorzichtig met de hand om de schroefdraad 
    niet te beschadigen (niet kruislings inschroeven). 
    6. Draai de bougie nadat deze is ingeschroefd met de juiste maat 
    bougiesleutel goed vast om de sluitring samen te drukken.
    7. Wanneer er een nieuwe bougie wordt geïnstalleerd, draai deze 
    dan met een 1/2 slag goed vast nadat de bougie op zijn plaats zit, 
    om de sluitring samen te drukken.8. Wanneer de oorspronkelijke bougie opnieuw wordt geïnstalleerd, 
    draai deze dan met een 1/8 – 1/4 slag goed vast nadat de bougie 
    op zijn plaats zit, om de sluitring samen te drukken.
    MEDEDELING
    Draai de bougie op de juiste wijze vast. Een losse bougie kan erg 
    heet worden en de motor beschadigen. Het te strak aandraaien 
    van de bougie kan de schroefdraad in de cilinderkop beschadigen.
    9.  Plaats de bougiedop weer terug op de bougie.
    VLIEGWIEL REMINSPECTIE
    1. Verwijder de drie 
    flensmoeren van de 
    terugloopstarter en 
    verwijder de 
    terugloopstarter van 
    de motor.
    2. Verwijder de 
    brandstoftank van de 
    motor zonder de 
    brandstofbuis los te 
    maken. Indien de 
    brandstoftank 
    brandstof bevat, houd 
    de tank dan 
    horizontaal terwijl u 
    deze verwijdert en 
    plaats hem naast de 
    motor in een 
    horizontale stand. 
    3. Controleer de dikte van 
    de remschoen. Indien 
    deze minder dan 3 mm 
    (0,12 inches) is, breng uw 
    motor dan naar uw 
    gevolmachtigde Honda 
    service dealer. 
    4. Installeer de 
    brandstoftank en de 
    terugloopstarter en draai 
    de drie moeren goed 
    vast.
    VONKAFLEIDER (uitrusting naar keuze) 
    In sommige gebieden is het onwettig om een motor zonder een door 
    de USDA (United States Department of Agriculture = Amerikaans 
    Departement van Landbouw) goedgekeurde vonkafleider te 
    bedienen. Raadpleeg plaatselijke wetten en reguleringen. Een door 
    de USDA goedgekeurde vonkafleider is verkrijgbaar bij een 
    gevolmachtigde Honda service dealer.
    De vonkafleider moet elke 100 uur worden onderhouden om deze 
    naar ontwerp te laten werken.
    Indien de motor heeft gedraaid is de geluiddemper heet. Laat deze 
    afkoelen alvorens de vonkafleider te onderhouden.
    LUCHTKANAALLUCHTFILTERLICHAAM
    FILTER
    DEKSEL 
    LUCHTFILTER
    VERGREN-
    DELTABSONDERSTE 
    TABS
    BOUGIESLEUTEL
    0,70 ~ 0,80 mm
    (0,028 ~ 0,031 in)
    SLUITRING
    FLENSMOEREN (3)
    BRANDSTOF-
    TANK
    BRANDSTOFBUIS TERUGLOOP-
    STARTER
    AFSTANDBUS 
    (3)
    REMSCHOEN DIKTE REMSCHOEN 
    						
    							8D
    Verwijdering vonkafleider
    1. Verwijder de drie bouten 
    van 6 mm van de 
    beschermer van de 
    geluiddemper en 
    verwijder de 
    beschermer van de 
    geluiddemper.
    2. Verwijder de twee 
    speciale schroeven van 
    de vonkafleider en 
    verwijder de 
    vonkafleider van de 
    geluiddemper.
    Vonkafleider reiniging & inspectie
    1. Gebruik een borstel om koolstofneerslag 
    van het scherm van de vonkafleider te 
    verwijderen. Wees voorzichtig en 
    beschadig het scherm niet. Vervang de 
    vonkafleider als deze breuken of gaten 
    heeft.
    2. Installeer de vonkafleider in omgekeerde volgorde als de 
    verwijdering.
    BEHULPZAME TIPS & SUGGESTIES  
    UW MOTOR OPSLAAN
    Voorbereiding voor opslag
    Juiste opslag is essentieel om uw motor probleemvrij te houden en 
    hem er goed uit te laten zien. De volgende stappen helpen om te 
    voorkomen dat roest en aantasting uw motorfuncties en aanzien 
    schaden en dragen ertoe bij dat de motor gemakkelijker start wanneer 
    u hem weer gebruikt. 
    Reiniging
    Indien de motor heeft gedraaid, laat hem dan vóór het reinigen 
    tenminste een half uur afkoelen. Reinig alle externe oppervlakken, 
    retouche beschadigde verf en bedek andere plaatsen die kunnen 
    roesten met een dunne laag olie. 
    MEDEDELING
    Het gebruik van een tuinslang of onder druk werkende 
    reinigingsapparatuur kan water in de opening van het luchtfilter of de 
    geluiddemper forceren. Water in de luchtreiniger doordrenkt het 
    luchtfilter en water dat door het luchtfilter of de geluiddemper gaat kan 
    de cilinder binnendringen en schade veroorzaken.
    Brandstof
    Benzine oxideert en verslechtert tijdens opslag. Verslechterde 
    benzine start moeilijk en het laat gomneerslag achter die het 
    brandstofsysteem kan verstoppen. Indien de benzine in uw motor 
    tijdens opslag verslechtert kan het nodig zijn om de carburateur en 
    andere componenten van het brandstofsysteem te laten onderhouden 
    of vervangen.
    De tijdsduur dat benzine in uw brandstoftank en carburateur kan 
    worden gelaten zonder functionele problemen te veroorzaken varieert 
    met zulke factoren als het benzinemengsel, uw opslagtemperaturen 
    en of de brandstoftank gedeeltelijk of geheel is gevuld. De lucht in een 
    gedeeltelijk gevulde brandstoftank bevordert brandstofverslechtering. 
    Erg warme opslagtemperaturen bespoedigen 
    brandstofverslechtering. Brandstofproblemen kunnen zich binnen een 
    paar maanden voordoen en soms sneller als de benzine niet vers was 
    toen de brandstoftank werd gevuld.
    Schade aan het brandstofsysteem of prestatieproblemen van de 
    motor als gevolg van een verwaarloosde opslagvoorbereiding worden 
    niet gedekt door uw motorgarantie (zie pagina 33).
    U kunt de levensduur van opgeslagen brandstof verlengen door een 
    bezinestabilisator toe te voegen die voor dat doel is geformuleerd, of 
    u kunt problemen met brandstofverslechtering vermijden door de 
    brandstoftank en de carburateur leeg te laten lopen. 
    EEN BENZINESTABILISATOR TOEVOEGEN OM DE 
    LEVENSDUUR VAN BRANDSTOFOPSLAG TE 
    VERLENGEN
    Vul de tank met verse benzine wanneer een benzinestabilisator wordt 
    toegevoegd. Lucht in de tank bevordert brandstofverslechtering 
    tijdens opslag als de tank slechts gedeeltelijk is gevuld. Indien u een 
    container met benzine voor het opnieuw voltanken hebt staan, zorg er 
    dan voor dat deze alleen verse benzine bevat.
    1. Voeg benzinestabilisator toe volgens de voorschriften van de 
    fabrikant.
    2. Laat de motor na het toevoegen van een bezinestabilisator 
    10 minuten in de openlucht draaien, om er zeker van te zijn dat 
    behandelde benzine de nie-behandelde benzine in de carburateur 
    heeft vervangen.
    3. Stop de motor en draai de brandstofklep (kraan) in de stand OFF 
    (UIT) (zie pagina 2).
    DE BRANDSTOFTANK EN DE CARBURATEUR LEEG 
    LATEN LOPEN  
    1. Plaats een goedgekeurd benzineblik onder de carburateur en 
    gebruik een trechter om te vorkomen dat brandstof wordt gemorst.
    2. Verwijder de afvoerbout en schuif vervolgens de hefboom van de 
    brandstofklep naar de ON (AAN) stand (zie pagina 2).
    3. Installer de afvoerbout en de sluitring opnieuw nadat alle brandstof 
    in de container is gelopen. Draai de afvoerbout goed vast.
    Motorolie
    1. Verwissel de motorolie (zie 
    pagina 6).
    2. Verwijder de bougie (zie 
    pagina 7).
    3. Giet een grote eetlepel 
    (5 – 10 cc) schone motorolie in 
    de cilinder.
    4. Trek verscheiden keren aan de 
    terugloopstarter om de olie te 
    distribueren.
    5. Installeer de bougie opnieuw.
    VONKAFLEIDER
    BESCHERMER 
    GELUIDDEMPER 
    BOUT van 
    6 mm (3)SPECIALE 
    SCHROEF (2)GELUIDDEMPER
     WAARSCHUWING
    Benzine is zeer brand- en ontplofbaar en u kunt 
    brandwonden of ernstig letsel oplopen wanneer benzine 
    wordt gehanteerd.
    • Stop de motor en houd hitte, vonken en vlammen uit de 
    buurt. 
    • Allen in de openlucht opnieuw voltanken.
    • Veeg gemorste benzine onmiddellijk op.
    VLOTTERKAMER
    AFVOERBOUT
    SLUITRING 
    						
    							9D
    Opslag voorzorgsmaatregelen
    Indien uw motor met benzine in de brandstoftank en in de carburateur 
    wordt opgeslagen, dan is het belangrijk om het gevaar voor de 
    ontbranding van benzinedamp te verminderen. Selecteer een goed 
    geventileerd opslaggebied, weg van alle apparatuur die met een vlam 
    werkt, zoals een oven, boiler of droogtrommel voor kleding. Vermijd 
    eveneens elk gebied met een vonk producerende elektrische motor of 
    waar elektrisch gereedschap wordt bediend.
    Waar mogelijk, vermijd opslaggebieden met hoge vochtigheid omdat 
    dit roesten en aantasten bevordert.
    Indien er benzine in de brandstoftank zit, laat dan de brandstofklep 
    (kraan) in de OFF (UIT) stand staan (zie pagina 2).
    Houd de motor tijdens opslag horizontaal. Kantelen kan het lekken 
    van brandstof of olie veroorzaken.
    Bedek de motor voor het tegengaan van stof, nadat de motor en de 
    uitlaat zijn afgekoeld. Een hete motor of uitlaatsysteem kan sommige 
    materialen ontbranden of smelten. Gebruik geen dun plastic als een 
    stofhoes. Een bedekking die niet poreus is sluit vocht rond de motor 
    op waardoor roest en aantasting wordt bevorderd. 
    Uit opslag halen
    Controleer uw motor zoals dit staat beschreven in het deel 
    CONTROLES VÓÓR IN BEDRIJFSTELLING van deze handleiding 
    (zie pagina 2).
    Indien de brandstof was afgevoerd tijdens de voorbereidingen voor 
    opslag, vul de tank dan met verse benzine. Indien u een benzineblik 
    voor het opnieuw voltanken hebt staan, zorg er dan voor dat dit blik 
    alleen verse benzine bevat. Benzine oxideert en verslechtert over tijd 
    waardoor het starten moeilijk wordt. 
    Indien de cilinder tijdens de opslag voorbereidingen met olie was 
    bedekt, dan zal de motor bij het starten kort roken. Dit is normaal.
    VERVOEREN
    Houd de motor tijdens het vervoer horizontal om de kans op 
    brandstoflekken te verminderen. Draai de brandstofklep (kraan) in de 
    stand OFF (UIT) (zie pagina 2).
    ONVERWACHTE PROBLEMEN BEHANDELENTECHNISCH & CONSUMENTENINFORMATIE
    TECHNISCHE 
    INFORMATIE
    Serienummer van de 
    motor en type locatie
    Noteer het serienummer 
    van de motor en het type 
    in de onderstaande 
    ruimte. U hebt deze 
    informatie nodig wanneer 
    onderdelen worden 
    besteld en bij het 
    inwinnen van technische- 
    of garantievragen. 
     Serienummer van de motor: __ __ __ __ – __ __ __ __ __ __ __
       Motortype: __ __ __ __
    Carburateurbijstellingen voor werking op grote hoogtes  
    Het standaard carburateur lucht-brandstofmengsel is te rijk op grote 
    hoogtes. Prestatie vermindert en brandstofverbruik vermeerdert. Een 
    erg rijk mengsel vervuilt ook de bougie en veroorzaakt slecht starten. 
    Het voor langere tijd werken op een hoogte die verschilt van die 
    waarop de motor was gecertificeerd, kan de uitstotingen verhogen.
    Prestatie op grote hoogtes kan door specifieke wijzigingen aan de 
    carburateur worden verbeterd. Indien u altijd uw trimmer op hoogtes 
    boven 1.500 meter (5.000 voet) gebruikt, laat dan uw service dealer 
    de wijziging aan de carburateur uitvoeren. Wanneer deze motor op 
    grote hoogte met wijzigingen aan de carburateur wordt gebruikt, dan 
    voldoet deze aan elke norm voor uitstotingen gedurende zijn 
    gebruiksduur.
    Zelfs met carburateurwijzigingen zullen de paardenkrachten van de 
    motor met ongeveer 3,5% met elke stijging van 300 meter 
    (1.000 voet) verminderen. Het hoogte-effect op paardenkrachten 
    wordt groter dan dit als er geen carburateurwijziging is uitgevoerd. 
    MEDEDELING
    Wanneer de carburateur voor gebruik op grote hoogtes is gewijzigd, 
    dan is het lucht-brandstofmengsel te arm voor gebruik op lagere 
    hoogtes. Werking op hoogtes onder 1.500 meter (5.000 voet) met een 
    gewijzigde carburateur kan het oververhitten van de motor en 
    ernstige motorschade tot gevolg hebben. Laat uw service dealer de 
    carburateur terugzetten op de oorspronkelijke fabrieksspecificaties 
    voor gebruik op lage hoogtes. 
    MOTOR START NIET Mogelijke oorzaak Correctie
    1. Controleer stand 
    bedieningselementen.Brandstofklep (kraan) 
    OFF (UIT).Schuif de hefboom naar ON 
    (AAN).
    Choke OFF (UIT). Schuif de hefbom van de 
    choke/gasklep, chokestang of 
    chokehefboom naar de 
    CHOKE ON (AAN) stand, 
    behalve als de motor warm is.  
    Ontstekingsschakelaar of 
    motor stopschakelaar 
    OFF (UIT).Schuif de vliegwiel 
    remhefboom naar de RUN 
    stand.
    (Types 2 & 6: Gasklephefboom 
    in de FAST (SNELLE) stand. 
    Ty p e  5: Motor stopschakelaar 
    op ON (AAN). 
    2. Brandstof controleren. Geen brandstof. Opnieuw voltanken.
    Slechte brandstof, motor 
    opgeslagen zonder de 
    benzine te hebben 
    behandeld of afgevoerd, 
    of opnieuw volgetankt 
    met slechte benzine.Laat de brandstoftank en de 
    carburateur leeglopen (p. 8). 
    Opnieuw voltanken met verse 
    benzine.
    3. Bougie verwijderen en 
    inspecteren.Bougie is slecht, vuil of 
    heeft onjuiste opening.Vervang de bougie (p. 7).
    Bougie nat met brandstof 
    (overstroomde motor).Drogen en bougie opnieuw 
    installeren. Start de motor met 
    de choke/gasklephefboom in 
    de FAST (SNELLE) stand.
    (Types 4 & 5: Choke OFF (UIT) 
    stand.)
    4. Breng de motor naar 
    een gevolmachtigde 
    Honda service dealer, 
    of raadpleeg de 
    werkplaatshandleiding. Brandstoffilter verstopt, 
    carburateur defect, 
    ontsteking defect, 
    kleppen zitten vast enz. Vervang of repareer defecte 
    componeneten waar nodig.
    MOTOR KOMT KRACHT 
    TEKORTMogelijke oorzaak Correctie
    1. Luchtfilter controleren.  Filter verstopt. Filter reinigen of vervangen
    (p. 7).
    2. Brandstof controleren. Slechte brandstof, motor 
    opgeslagen zonder de 
    benzine te hebben 
    behandeld of afgevoerd, 
    of opnieuw volgetankt 
    met slechte benzine.Laat de brandstoftank en de 
    carburateur leeglopen (p. 8). 
    Opnieuw voltanken met verse 
    benzine.
    3. Breng de motor naar 
    een gevolmachtigde 
    Honda service dealer, 
    of raadpleeg de 
    werkplaatshandleiding. Brandstoffilter verstopt, 
    carburateur defect, 
    ontsteking defect, 
    kleppen zitten vast enz. Vervang of repareer defecte 
    componenten waar nodig.
    SERIENUMMER 
    VAN DE MOTOR 
    EN TYPE 
    LOCATIE
    SERIENUMMER TYPE 
    						
    							10D
    Met zuurstof vermengde brandstoffen
    Sommige conventionele benzinesoorten worden gemengd met 
    alcohol of een ethersamenstelling. Aan deze benzinesoorten wordt 
    collectief gerefereerd als met zuurstof vermengde brandstoffen. 
    Sommige gebieden in de Verenigde Staten en Canada gebruiken met 
    zuurstof vermengde brandstoffen om te helpen uitstotingen te 
    verminderen en aan normen voor schone lucht te voldoen.
    Indien u met zuurstof vermengde brandstof gebruikt, wees er dan 
    zeker van dat het loodvrij is en aan de minimumeisen van het 
    octaanpercentage voldoet.
    Probeer de inhoud van de brandstof te bepalen alvorens een met 
    zuurstof vermengde brandstof te gebruiken. Sommige staten/
    provincies eisen dat deze informatie op de pomp staat vermeld.
    De volgende zijn de door de EPA goedgekeurde percentages voor 
    met zuurstof vermengde brandstof:
    Indien u enige ongewenste werk ingssymptomen opmerkt, probeer 
    dan een ander benzinestation of g ebruik een ander merk benzine. 
    Schade aan het brandstofsysteem of  prestatieproblemen als gevolg 
    van het gebruik van met zuurstof  vermengde brandstof met hogere 
    percentages van met zuurstof ve rmengde brandstoffen dan hierboven 
    weergegeven, worden niet gedekt door  uw motorgarantie  (zie  
    pagina 33).
    Specificaties – GCV160 
    Specificaties – GCV190
    Afstellingsspecificaties 
    Bedradingsschema
    CONSUMENTENINFORMATIE  
    Honda-uitgaven
    Deze uitgaven geven u aanvullende informatie over het onderhouden 
    en repareren van uw motor. U kunt ze bestellen bij uw 
    gevolmachtigde Honda motor service dealer.
    ETHANOL    —(ethyl of graanalcohol) 10% bij volume
    U mag benzine gebruiken met tot 10% ethanol bij 
    volume. Benzine met ethanol kan op de markt 
    worden gebracht onder de naam Gasohol.
    MTBE           —(methyl tertiary butyl ether) 15% bij volume
    U mag benzine met tot 15% MTBE gebruiken 
    bij volume.
    METHANOL —(methyl- of houtalcohol) 5% bij volume U mag 
    benzne gebruiken met tot 5% methanol bij volume, 
    zolang het ook cosolvents en corrosievertragers 
    bevat om het branfstof systeem te beschermen. 
    Benzine met meer dan 5% methanol bij volume 
    kan start- of prestatiep roblemen veroorzaken. Het 
    kan ook metalen, rubberen en plastic onderdelen 
    van uw brandstofsysteem beschadigen. 
    Lengte x Breedte x Hoogte 367 x 331 x 360 mm
    Droog gewicht 9,8 kg 
    Motortype Viertakt, bovenliggende nokkenas, enkele cilinder
    Cilinderinhoud
    [Boring x Slag] 160 cm
    3 
    64 x 50 mm
    Maximale output 3,3 kW (4,5 PS) bij 3.600 rpm
    Maximale koppel  9,4 N•m (0,96 kg/m) bij 2.500 rpm
    Inhoud  brandstoftank  0,91  
    Brandstofverbruik   1,1 l /h bij 3.000 rpm
    Koelsysteem Gestuwde lucht
    Ontstekingssysteem Getransis toriseerd magneetapparaat 
    PTO-asrotatie  Tegen de klok in
    Lengte x Breedte x Hoogte 367 x 331 x 368 mm
    Droog gewicht 12,3 kg 
    Motortype Viertakt, bovenliggende nokkenas, enkele cilinder
    Cilinderinhoud
    [Boring x Slag] 187 cm
    3 
    69 x 50 mm 
    Maximale output 3,8 kW (5,2 PS) op 3.600 rpm
    Maximale koppel  11,3 N•m (1,15
     kg/m) bij 2.500 rpm
    
    Inhoud  brandstoftank  0,91  
    Brandstofverbruik  1,3 l
     /h bij 3.000 rpm
    
    Koelsysteem Gestuwde lucht
    Ontstekingssysteem Getransis toriseerd magneetapparaat 
    PTO-asrotatie  Tegen de klok in
    ITEM SPECIFICATIE ONDERHOUD
    Bougie-opening 0,7 – 0,8 mm  Raadpleeg pagina 7.
    Klepspeling (koud) IN:  0,15 ± 0,04 mm  EX: 0,20 ± 0,04 mm Zie uw gevolmachtigde 
    Honda-dealer
    Overige specificaties  Geen overige bijstellingen nodig.
    Werkplaatsha
    ndleidingDeze handleiding behandelt volledige onderhoud- en 
    revisieprocedures. Deze handleiding is bedoeld om door 
    een vakkundig monteur te worden gebruikt.
    Onderdelenc
    atalogusDeze handleiding voorziet in een volledige, geïllustreerde 
    onderdelenlijst.
    ONTSTEKING-
    SSPOEL
    BOUGIE 
    MOTOR 
    STOPSCHAKELAAR
    MOTOR SCHAKELCONTACT
    DRAAIEN OPEN
    STOP SLUITEN
    UNIT
    ZWART 
    						
    All Honda manuals Comments (0)

    Related Manuals for Honda Engines GCV160, GCV190 Instructions Manual German Version