Honda Engines GCV160, GCV190 Instructions Manual German Version
Have a look at the manual Honda Engines GCV160, GCV190 Instructions Manual German Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 328 Honda manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.
1D INLEIDING Hartelijk dank voor het kopen van een Honda-motor. Wij willen u helpen de beste resultaten te behalen met uw nieuwe motor en, deze veilig te bedienen. Deze handleiding bevat informatie over hoe u dat kunt doen; lees deze aandacht alvorens de motor te bedienen. Mocht er zich een probleem voordoen, of als u vragen hebt over uw motor, raadpleeg dan een gevolmachtigde service dealer. Alle informatie in deze uitgave is gebaseerd op de laatst beschikbare productinformatie op het moment van drukken. American Honda Motor Co., Inc. behoudt zich het recht voor op elk moment zonder berichtgeving veranderingen aan te brengen, zonder zich aan enige verplichting bloot te stellen. Geen enkel deel van deze uitgave mag zonder schriftelijke toestemming worden verveelvoudigd. Deze handleiding moet als een permanent deel van de motor worden beschouwd en dient bij de motor te blijven als deze wordt verkocht. Bekijk de voorschriften opnieuw die met de door deze motor aangedreven uitrusting zijn geleverd, voor aanvullende informatie over het starten van de motor, uitschakelen, werking, bijstellingen en alle speciale onderhoudsinstructies. VEILIGHEIDSBERICHTEN Uw veiligheid en de veiligheid van anderen is bijzonder belangrijk. We hebben in deze handleiding en op de motor in belangrijke veiligheidsberichten voorzien. Lees deze berichten met aandacht. Een veiligheidsbericht maakt u opmerkzaam op mogelijke gevaren die u of anderen kunnen bezeren. Elk veiligheidsbericht wordt voorafgegaan door een veiligheid alarmsymbool en één van de drie volgende woorden: GEVAAR, WAARSCHUWING of VOORZICHTIG. Deze waarschuwingswoorden betekenen: Elk bericht vertelt u wat het gevaar is, wat er kan gebeuren, en wat u kunt doen om letsel te vermijden of te verminderen. SCHADE PREVENTIEBERICHTEN U zult ook andere belangrijke berichten zien die worden voorafgegaan door het woord MEDEDELING. Dit woord betekent: Het doel van deze berichten is om schade aan uw motor, aan andere eigendommen of het milieu te voorkomen. VEILIGHEIDSINFORMATIE • Begrijp de werking van alle bedieningselementen en leer hoe de motor in geval van nood snel kan worden gestopt. Zorg ervoor dat de bediener adequate instructie ontvangt alvorens de uitrusting te bedienen. • De uitlaatgassen van uw motor bevatten giftige koolmonoxide. Laat de motor niet zonder adequate ventilatie draaien en laat de motor nooit binnenshuis draaien. • De motor en de uitlaatgassen worden tijdens de werking erg heet. Houd de motor tijdens werking tenminste 1 meter (3 voet) weg van gebouwen en andere uitrusting. Houd brandbare materialen uit de buurt en zet niets op de motor als deze draait. INHOUD U WORDT GEDOOD of LOOPT ERNSTIG LETSEL OP als u de voorschriften niet opvolgt. U KUNT worden GEDOOD of ERNSTIG LETSEL OPLOPEN als u de voorschriften niet opvolgt. U KUNT LETSEL oplopen als u de voorschriften niet opvolgt. MEDEDELINGUw motor of andere eigendommen kunnen worden beschadigd als u de voorschriften niet opvolgt. GEVAAR WAARSCHUWING VOORZICHTIG INLEIDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 VEILIGHEIDSBERICHTEN . . . . . 1 Schade preventieberichten . . . 1 Veiligheidsinformatie . . . . . . . . 1 COMPONENT & CONTROLELOCATIE . . . . . . . . . 2 CONTROLES VÓÓR IN BEDRIJFSTELLING . . . . . . . . . . . 2 Is uw motor gereed om te werken? . . . . . . . . . . . . . 2 WERKING. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Veilige bediening voorzorgsmaatregelen . . . . . . . 2 Type 1 Werking . . . . . . . . . . . . . 2 Type 2 Werking . . . . . . . . . . . . . 3 Type 3 Werking . . . . . . . . . . . . . 3 Type 4 Werking . . . . . . . . . . . . . 4 Type 5 Werking . . . . . . . . . . . . . 4 Type 6 Werking . . . . . . . . . . . . . 4 UW MOTOR ONDERHOUDEN . . . . . . . . . . . . . 5 Het belang van onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Onderhoudsveiligheid . . . . . . . 5 Veiligheid voorzorgsmaatregelen . . . . . . . 5 Onderhoudschema . . . . . . . . . 5 Opnieuw voltanken . . . . . . . . . 6 Brandstofaanbevelingen . . . . . 6 Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 Luchtfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 Bougie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 Vliegwiel reminspectie . . . . . . . 7 Vonkafleider . . . . . . . . . . . . . . . 7BEHULPZAME TIPS & SUGGESTIES. . . . . . . . . . . . . . . . 8 Uw motor opslaan . . . . . . . . . . 8 Een benzinestabilisator toevoegen om de levensduur van brandstofopslag te verlengen . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 De brandstoftank en de carburateur leeg laten lopen . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Vervoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 ONVERWACHTE PROBLEMEN BEHANDELEN . . . . . . . . . . . . . . . 9 TECHNISCH & CONSUMENTEN- INFORMATIE . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Serienummer van de motor en type locatie . . . . . . . . . . . . . 9 Carburateurbijstellingen voor werking op grote hoogtes . . . 9 Met zuurstof vermengde brandstoffen . . . . . . . . . . . . . . 10 Specificaties . . . . . . . . . . . . . . 10 Bedradingsschema . . . . . . . . 10 CONSUMENTENINFORMATIE Honda-uitgaven . . . . . . . . . . . 10 Garantieinformatie . . . . . . . . . . . . . . . . Einde pagina GEBRUIKERSHANDLEIDING GCV160 • GCV190 © 2003 American Honda Motor Co., Inc. – Alle rechten voorbehouden NEDERLANDS
2D COMPONENT & CONTROLELOCATIE Al naar gelang het motortype verschilt de plaats met de bedieningselementen van de motor. Raadpleeg de onderstaande individuele diagrammen om het type bedieningselement van de motor te bepalen wanneer het deel van de We r k i n g en andere delen van de handleiding worden gelezen.CONTROLES VÓÓR IN BEDRIJFSTELLING IS UW MOTOR GEREED OM TE WERKEN? Voor uw veiligheid, en om de levensduur van uw uitrusting te maximaliseren, is het erg belangrijk om wat tijd te nemen om de conditie ervan te controleren, alvorens u de motor laat draaien. Zorg ervoor om elk gevonden probleem op te lossen, of dit door uw service dealer te laten corrigeren, alvorens u de motor laat draaien. Alvorens controles vóór de werking uit voeren, zorg ervoor dat de motor horizontaal staat en de vliegwiel remhefboom (type 2: gasklephefboom, type 4: motor stopschakelaar) zich in de STOP of OFF (UIT) stand bevinden. Controleer altijd de volgende items voordat u de motor start: 1. Brandstofpeil (zie pagina 6). 2. Oliepeil (zie pagina 6). 3. Luchtfilter (zie pagina 6). 4. Algemene inspectie: controleer op vloeistoflekken en losse of beschadigde onderdelen. 5. Controleer de door deze motor aangedreven uitrusting. Bekijk opnieuw de voorschriften die bij de uitrusting zijn geleverd en die door deze motor worden aangedreven over alle voorzorgsmaatregelen en procedures die opgevolgd dienen te worden alvorens de motor te starten. WERKING VEILIGE BEDIENING VOORZORGSMAATREGELEN Alvorens de motor voor de eerste keer te laten draaien, bekijk hierboven weer het VEILIGHEIDSINFORMATIE deel op pagina 1 en de CONTROLES VÓÓR IN BEDRIJFSTELLING. Bekijk opnieuw de voorschriften die bij de uitrusting zijn geleverd en die door deze motor worden aangedreven voor alle veiligheid voorzorgsmaatregelen die opgevolgd dienen te worden bij het starten, uitschakelen en werking. TYPE 1 (VLIEGWIELREM/GASKLEP OP AFSTAND) Een koude motor starten 1. Draai de brandstofklep (kraan) in de stand ON (AAN). STARTERGREEP BOUGIE OLIEVULDOP/ PEILSTOCKGELUIDDEMPERBRANDSTOF VULDOP LUCHTFILTER MOTORGEBIED VOOR BEDIENINGSELEMENTEN TYPE 3: VLIEGWIEL REM/OP AFSTAND CHOKE/VASTE GASKLEP GASKLEPHEFBOOMCHOKEHEFBOOM CHOKESTANG MOTOR STOPSCHAKELAAR CHOKE BEDIENINGSKABEL BRANDSTOF KLEPHEFBOOM BRANDSTOF KLEPHEFBOOM BRANDSTOF KLEPHEFBOOM TYPE 4: AUTOMATISCH CHOKE RETOUR/VASTE GASKLEP CHOKEHEFBOOM BRANDSTOF KLEP (KRAAN) HEFBOOM VLIEGWIEL REM BEDIENINGSKABEL TYPE 5: HANDMATIGE CHOKE/VASTE GASKLEPBRANDSTOFTANK MOTORTYPES BEDIENINGSELEMENTEN TYPE 1: VLIEGWIELREM/ GASKLEP OP AFSTAND VLIEGWIEL REM BEDIENINGSHEFBOOM GASKLEPHEFBOOM TYPE 2: HANDMATIGE CHOKE/ HANDMATIGE GASKLEP TYPE 6: GASKLEP OP AFSTAND/ SCHOEPREMKOPPELING (uitrustingsbediening) GASKLEPHEFBOOM BRANDSTOF KLEPHEFBOOM VLIEGWIEL REM BEDIENINGSKABEL WAARSCHUWING Het onjuist onderhouden van deze motor of het falen een probleem vóór het draaien te corrigeren kan een storing veroorzaken waardoor u ernstig letsel kunt oplopen of wordt gedood. Voer altijd een inspectie uit vóór elke werking en corrigeer elk probleem. WAARSCHUWING Koolmonoxide (kolendamp) is giftig. Het inademen ervan kan bewusteloosheid veroorzaken en u zelfs doden. Vermijd alle gebieden of acties die u aan koolmonoxide blootstellen. AAN BRANDSTOFKLEP UIT
3D 2. Zie de handleiding voor de uitrusting en plaats de gasklepregeling zodanig dat de choke/ gasklephefboom zich in de CHOKE stand beweegt. 3. Zie de handleiding voor de uitrusting en plaats de remregeling van het vliegwiel zodanig dat de remhefboom van het vliegwiel in de RUN stand (DRAAISTAND) staat. 4. Trek lichtjes aan de startergreep totdat een weerstand wordt gevoeld, trek dan hard. MEDEDELING Laat de startergreep niet tegen de motor terugspringen. Laat hem langzaam teruggaan om schade aan de starter te voorkomen. 5. Indien de choke werd gebruikt om de motor te starten, schuif de choke/ gasklephefboom dan naar de FAST (SNELLE) (of hoge) stand, zodra de motor warm genoeg is om zonder de choke te draaien. Gasklepinstelling Zet de gasklepregeling op de gewenste motorsnelheid. Het wordt voor de beste motorprestatie aanbevolen om de motor met de gasklep in de FAST (SNEL) (of hoge) stand te laten draaien. Een warme motor starten 1. Zet de choke/gasklephefboom in de FAST (SNELLE) stand. 2. Schuif de vliegwiel remhefboom naar de RUN (DRAAIEN) stand. 3. Trek lichtjes aan de startergreep totdat een weerstand wordt gevoeld, trek dan hard. De motor stoppen 1. Schuif de choke/ gasklephefboom naar de SLOW (LANGZAME) stand.2. Deblokkeer de vliegwiel remhefboom om de motor te stoppen. 3. Draai de brandstofklep (kraan) in de stand OFF (UIT) (zie pagina 2). TYPE 2 (HANDMATIGE CHOKE/HANDMATIGE GASKLEP) Een koude motor starten 1. Draai de brandstofklep (kraan) in de stand ON (AAN) (zie pagina 2). 2. Schuif de chokehefboom naar de ON (AAN) stand. 3. Schuif de gasklephefboom naar de stand FAST (SNEL). 4. Trek lichtjes aan de startergreep totdat een weerstand wordt gevoeld, trek dan hard (zie pagina 3). 5. Indien de choke werd gebruikt om de motor te starten, schuif de chokehefboom dan naar de stand OFF (UIT) zodra de motor warm genoeg is om zonder de choke te draaien. 6. Zet de gasklephefboom op de gewenste motorsnelheid. Het wordt voor de beste motorprestatie aanbevolen om de motor met de gasklep in de FAST (SNELLE) (of hoge) stand te laten draaien. Een warme motor starten 1. Schuif de gasklephefboom naar de stand FAST (SNEL). 2. Trek lichtjes aan de startergreep totdat een weerstand wordt gevoeld, trek dan hard (zie pagina 3). De motor stoppen 1. Schuif de gasklephefboom naar de stand SLOW (LANGZAAM). 2. Schuif de gasklephefboom naar de stand STOP. 3. Draai de brandstofklep (kraan) in de stand OFF (UIT) (zie pagina 2). TYPE 3 (VLIEGWIEL REM/OP AFSTAND CHOKE/VASTE GASKLEP) Een koude motor starten 1. Draai de brandstofklep (kraan) in de stand ON (AAN) (zie pagina 2). 2. Schuif de regelkabel van de choke (zie uitrustingshandleiding) zodat de chokearm zich naar de choke ON (AAN) stand beweegt. LANGZAAM CHOKE CHOKE/ GASKLEPHEFBOOM SNEL VLIEGWIEL REMHEFBOOM DRAAIEN STARTERGREEP CHOKESNELCHOKE/ GASKLEPHEFBOOM LANGZAAM GASKLEPHEFBOOM SNEL VLIEGWIEL REMHEFBOOM STOPLANGZAAM SNEL AANCHOKEHEFBOOM GASKLEPHEF- BOOM UIT AAN BRANDSTOFKLEP CHOKEARM CHOKE BEDIENINGSKABEL AAN UIT BRANDSTOFKLEP (KRAAN) AAN
4D 3. Schuif de vliegwiel remhefboom naar de RUN (DRAAIEN) stand. 4. Trek lichtjes aan de startergreep totdat een weerstand wordt gevoeld, trek dan hard (zie pagina 3). 5. Indien de choke werd gebruikt om de motor te starten, schuif de regelkabel van de choke zodat de chokearm zich naar de OFF (UIT) stand beweegt zodra de motor warm genoeg is om soepel zonder de choke te draaien. 6. De motorsnelheid is bij dit type van tevoren ingesteld. Een warme motor starten 1. Schuif de vliegwiel remhefboom naar de RUN (DRAAIEN) stand. 2. Trek lichtjes aan de startergreep totdat een weerstand wordt gevoeld, trek dan hard (zie pagina 3). De motor stoppen 1. Deblokkeer de vliegwiel remhefboom om de motor te stoppen. 2. Draai de brandstofklep (kraan) in de stand OFF (UIT) (zie pagina 2). TYPE 4 (AUTOMATISCHE CHOKE RETOUR/VASTE GASKLEP) Een koude motor starten 1. Draai de brandstofklep (kraan) in de stand ON (AAN) (zie pagina 2). 2. Schuif de chokehefboom naar de chokestand (). 3. Schuif de vliegwiel remhefboom naar de RUN (DRAAIEN) stand. 4. Trek lichtjes aan de startergreep totdat een weerstand wordt gevoeld, trek dan hard (zie pagina 3). Begin met aan de terugloopstarter te trekken zodra u de vliegwiel remhefboom naar de RUN (DRAAIEN) stand beweegt. De chokehefboom begint zich automatisch naar de OFF (UIT) stand te bewegen wanneer de vliegwiel remhefboom in de RUN (DRAAIEN) stand is geschoven. 5. Indien de motor niet start na een aantal opeenvolgende trekken aan de terugloopstarter, deblokkeer dan de vliegwiel remhefboom en schuif de chokehefboom naar de ON (AAN) stand. 6. Schuif de vliegwiel remhefboom naar de RUN (DRAAIEN) stand en begin onmiddellijk aan de terugloopstarter te trekken. 7. De gasklep is bij dit type van tevoren ingesteld. Een warme motor starten 1. Schuif de vliegwiel remhefboom naar de rem OFF (UIT) stand. 2. Trek lichtjes aan de startergreep totdat een weerstand wordt gevoeld, trek dan hard (zie pagina 3). De motor stoppen 1. Deblokkeer de vliegwiel remhefboom om de vliegwielrem te activeren en de motor te stoppen. 2. Draai de brandstof in de stand OFF (UIT) (zie pagina 2). TYPE 5 (HANDMATIGE CHOKE/VASTE GASKLEP) Een koude motor starten 1. Draai de brandstofklep (kraan) in de stand ON (AAN) (zie pagina 2). 2. Schuif de chokestang naar de ON (AAN) stand. 3. Draai de motor stopschakelaar in de stand ON (AAN). 4. Trek lichtjes aan de startergreep totdat een weerstand wordt gevoeld, trek dan hard (zie pagina 3). 5. Indien de choke werd gebruikt om de motor te starten, schuif de chokestang dan naar de stand OFF (UIT) zodra de motor warm genoeg is om zonder de choke te draaien. 6. De motorsnelheid is bij dit type van tevoren ingesteld. Een warme motor starten 1. Draai de motor stopschakelaar in de stand ON (AAN). 2. Trek lichtjes aan de startergreep totdat een weerstand wordt gevoeld, trek dan hard (zie pagina 3). De motor stoppen 1. Zet de motorschakelaar in de OFF (UIT) stand. 2. Draai de brandstofklep (kraan) in de stand OFF (UIT) (zie pagina 2). TYPE 6 (GASKLEP OP AFSTAND/ SCHOEPREMKOPPELING) Een koude motor starten 1. Draai de brandstofklep (kraan) in de stand ON (AAN) (zie pagina 2). 2. Schuif de choke/ gasklep/stophefboom naar de CHOKE-stand. Zorg ervoor dat de regelhefboom van de schoepremkoppeling is uitgeschakeld (zie uitrustingshandleiding). 3. Trek lichtjes aan de startergreep totdat een weerstand wordt gevoeld, trek dan hard (zie pagina 3). 4. Schuif, zodra de motor start, de choke/ gasklep/stophefboom langzaam naar de FAST (SNELLE) stand. 5. Laat de motor op bedrijfstemperatuur warmdraaien en schakel dan de regelhefboom van de schoepremkoppeling in (zie uitrustingshandleiding). Een warme motor starten 1. Zet de choke/gasklep/stophefboom in de FAST (SNELLE) stand. Zorg ervoor dat de regelhefboom van de schoepremkoppeling is uitgeschakeld (zie uitrustingshandleiding). 2. Trek lichtjes aan de startergreep totdat een weerstand wordt gevoeld, trek dan hard (zie pagina 3). VLIEGWIEL REMHEFBOOM DRAAIEN STOP CHOKEHEFBOOM UIT AAN DRAAIEN VLIEGWIEL REMHEFBOOMSTOP MOTOR STOPSCHAKELAAR CHOKESTANG AAN AAN UIT LANGZAAM CHOKE CHOKE/ GASKLEP/ STOPHEFBOOM SNEL STOP
5D Gasklepinstelling Zet de choke/gasklep/stophefboom op de gewenste motorsnelheid. Het wordt voor de beste motorprestatie aanbevolen om de motor met de choke/gasklep/stophefboom in de FAST (SNELLE) (of hoge) stand te laten draaien. De motor stoppen 1. Koppel de regelhefboom van de schoepremkoppeling los (zie uitrustingshandleiding). 2. Schuif de choke/gasklep/stophefboom naar de SLOW (LANGZAME) stand en laat de motor voor een paar seconden stationair draaien. 3. Schuif de choke/gasklep/stophefboom naar de STOP-stand. 4. Draai de brandstofklep (kraan) OFF (UIT) (zie pagina 2). UW MOTOR ONDERHOUDEN HET BELANG VAN ONDERHOUD Goed onderhoud is essentieel voor een veilige, economische en probleemloze werking. Het helpt ook om milieuverontreiniging te verminderen. Om u te helpen juist voor uw motor te zorgen, bevatten de volgende pagina’s een onderhoudsschema, routine inspectieprocedures en eenvoudige onderhoudsprocedures met gebruik van fundamenteel handgereedschap. Het is het beste om andere onderhoudstaken die moeilijker zijn of die speciale gereedschappen vereisen door professionelen te laten uitvoeren, deze worden normaliter door Honda-monteurs uitgevoerd of door andere gekwalificeerde monteurs. Het onderhoudsschema heeft betrekking op normale bedrijfscondities. Indien u uw motor onder zeer moeilijke omstandigheden laat draaien, zoals langdurige hoge belasting of werking onder hoge temperaturen, of de motor wordt onder natte en stoffige omstandigheden gebruikt, raadpleeg dan uw service dealer voor aanbevelingen die van toepassing zijn op uw individuele behoeften en gebruik. ONDERHOUDSVEILIGHEID Sommige van de belangrijkste veiligheid voorzorgsmaatregels volgen. We kunnen u echter niet voor elk mogelijk gevaar waarschuwen dat zich bij het plegen van onderhoud kan voordoen. U alleen kunt bepalen of u een bepaalde taak wel of niet dient uit te voeren. VEILIGHEID VOORZORGSMAATREGELEN • Zorg ervoor dat de motor is uitgeschakeld alvorens u met onderhoud of reparatie begint. Dit verwijdert verscheidene mogelijke gevaren: –Koolmonoxidevergiftiging door uitlaatgassen van de motor. Wees er zeker van dat er adequate ventilatie is wanneer u werkt de motor. –Brandwonden door hete onderdelen. Laat de motor en het uitlaatsysteem afkoelen alvorens deze aan te raken. –Letsel door bewegende delen. Laat de motor alleen draaien wanneer hier instructies voor worden gegeven. • Lees de instructies voordat u begint en zorg ervoor dat u het vereiste gereedschap en talent hebt. • Wees voorzichtig wanneer er in de omgeving van benzine wordt gewerkt om de kans op brand of ontploffing te verminderen. Gebruik alleen een onbrandbaar oplosmiddel en geen benzine om onderdelen schoon te maken. Houd sigaretten, vonken en vlammen uit de buurt van alle aan brandstof gerelateerde onderdelen. Vergeet niet dat een door Honda gevolmachtigde service dealer uw motor het beste kent en volledig is uitgerust voor onderhoud en reparatie. Gebruik alleen echte Honda-onderdelen of hun gelijke voor reparatie en vervanging om de beste kwaliteit en betrouwbaarheid te verzekeren. ONDERHOUDSSCHEMA (1) Registreer voor commercieel gebruik de bedrijfsuren om de juiste tussentijden voor onderhoud te bepalen. (2) Pleeg meer onderhoud wanneer gebruik in stoffige gebieden plaatsvindt. (3) Verwissel motorolie elke 25 uur wanneer gebruik onder zware belasting of in hoge omgevingstemperaturen plaatsvindt. (4) Deze items dienen door een gevolmachtigde Honda service dealer te worden onderhouden, behalve als u het juiste gereedschap hebt en u bent mechanisch vakkundig. Raadpleeg de Honda-werkplaatshandleiding voor onderhoudsprocedures. *Zie uw uitrustingshandleiding of Honda motor werkplaatshandleiding. WAARSCHUWING Het onjuist onderhouden van deze motor of het falen een probleem vóór het draaien te corrigeren kan een storing veroorzaken waardoor u ernstig letsel kunt oplopen of wordt gedood. Volg altijd de inspectie, onderhoudsaanbevelingen en schema’s in deze gebruikershandleiding op. WAARSCHUWING Het nalaten onderhoudsinstructies en voorzorgsmaatregelen juist op te volgen kan tot gevolg hebben dat u ernstig letsel oploopt of wordt gedood. Volg de procedures en voorzorgsmaatregelen in deze gebruikershandleiding altijd op. Item (1) ActieElk gebruik of 5uurEerste maand of 5 uurElk seizoen Elke 100 uurElke 150 uurPagina of 25 uurof 50 uur MotorolieControlerenO6 VerwisselenOO (3) 6 LuchtfilterControlerenOO 6 ReinigenO (2) VervangenO (200 uur) Bougie Controleren- BijstellenO 7 VervangenO (200 uur)Schoeprem- koppelingControleren O* Vliegwiel remkussenControlerenO7 Vonkafleider ReinigenO7 Stationaire snelheidBijstellenO (4)Werkplaats- handleiding Brandstoftank en filterControlerenO (4)Werkplaats- handleiding Brandstoflijn ControlerenElke 2 jaar (2)Werkplaats- handleiding KlepspelingControleren- BijstellenO (4)Werkplaats- handleiding Verbrandings- kamerReinigenNa elke 250 uur (4)Werkplaats- handleiding
6D OPNIEUW VOLTANKEN Gebruik loodvrije benzine met een pomp octaangehalte van 86 of hoger. Deze motor is gewaarmerkt om op loodvrije benzine te draaien. Loodvrije benzine produceert minder motor- en bougieneerslag en verlengt de levensduur van het uitlaatsysteem. MEDEDELING Brandstof kan verf en sommige soorten plastic beschadigen. Wees voorzichtig geen brandstof te morsen wanneer uw brandstoftank opnieuw wordt volgetankt. Schade veroorzaakt door gemorste brandstof wordt niet gedekt door de uw motorgarantie (zie pagina 33). Gebruik nooit oudbakken of bevuilde benzine of een olie/ benzinemengsel. Houd vuil of water buiten de brandstoftank. Brandstof toevoegen 1. Verwijder de dop van de brandstoftank. 2. Voeg brandstof toe tot aan de onderkant van de markering van het brandstofpeil inde nek van de brandstoftank. Niet te vol vullen. Veeg gemorste brandstof op alvorens de motor te starten. MOTOROLIE Aanbevolen olie Gebruik viertakt motorolie die aan de eisen van API- serviceclassificering SH, SJ of gelijke. Voldoet, of deze overtreft. Controleer altijd het API-service etiket op het olieblik om er zeker van te zijn dat het de letters SH, SJ of gelijke bevat. SAE 10W-30 wordt aanbevolen voor algemeen gebruik. Andere op de tabel aangegeven viscositeiten mogen worden gebruikt wanneer de gemiddelde temperatuur in uw gebied binnen het aangegeven bereik ligt. Oliepeilcontrole 1. Controleer de olie met de motor uitgeschakeld en in horizontale stand. 2. Verwijder de olievuldop/peilstok en veeg deze schoon. 3. Steek de olievuldop/peilstok in de olievulnek, zoals aangegeven, maar schroef deze niet in, verwijder deze vervolgens om het oliepeil te controleren. 4. Indien het oliepeil dicht bij of onder de laagste markering op de peilstok ligt, verwijder dan de olievuldop/peilstok, en vul met de aanbevolen olie tot aan de hoogste markering. Niet te vol vullen.5. Plaats de olievuldop/peilstok weer terug. Olieverversing Laat de motorolie weglopen wanneer de motor warm is. Warme olie loopt snel en volledig weg. 1. Draai de brandstofklep (kraan) in de OFF (UIT) stand om de kans op brandstoflekkage te verminderen (zie pagina 2). 2. Zet een geschikte container naast de motor om de gebruikte olie op te vangen. 3. Verwijder de olievuldop/peilstok en laat de olie in de container weglopen door de motor in de richting van de olievulnek te kantelen. Voer gebruikte olie op een met het milieu verenigbare manier af. We suggereren dat u voor terugwinning gebruikte olie in een gesloten container naar uw plaatselijke recyclingcentrum of benzinestation brengt. Gooi het niet in de afval en giet het niet op de grond of door een afvoer. 4. Vul tot de hoogste grensmarkering op de peilstok met de aanbevolen olie (zie hierboven) met de motor in een horizontale stand. Motorolievolume: 0,55 (0,58 qt) MEDEDELING Door de motor met een laag oliepeil te laten draaien kan er zich motorschade voordoen. 5. Plaats de olievuldop/peilstok weer goed terug. LUCHTFILTER Een vuil luchtfilter beperkt de luchtstroming naar de carburateur en veroorzaakt slechte motorprestatie. Inspecteer het filter elke keer wanneer de motor wordt bediend. U dient het filter vaker te reinigen als u de motor in erg stoffige gebieden gebruikt. MEDEDELING Door de motor zonder filter te bedienen, of met een beschadigd filter, komt vuil de motor binnen waardoor snelle motorslijtage wordt veroorzaakt. Dit soort schade wordt niet gedekt door de uw motorgarantie (zie pagina 33). WAARSCHUWING Benzine is zeer brand- en ontplofbaar en u kunt brandwonden of ernstig letsel oplopen wanneer er opnieuw wordt volgetankt. • Stop de motor en houd hitte, vonken en vlammen uit de buurt. • Allen in de openlucht opnieuw voltanken. • Veeg gemorste benzine onmiddellijk op. HOOGSTE BRANDSTOFPEIL MARKERING BRANDSTOFPEIL OLIEVULDOP/PEILSTOCK BOVENSTE MARKERING ONDERSTE MARKERING OLIEVULNEK OLIEVULDOP/ PEILSTOCK BOVENSTE MARKERING ONDERSTE MARKERING
7D Inspectie 1. Druk op de vergrendeltabs boven op het deksel van het luchtfilter en verwijder het deksel. Controleer het filter om er zeker van te zijn dat het schoon en in goede conditie is. 2. Zet het filter en het deksel van het luchtfilter weer terug. Reiniging 1. Tik het filter verscheidene keren tegen een hard oppervlak om het vuil te verwijderen, of spuit perslucht (niet meer dan 207 kPa, 2,1 kg/cm² (30 psi)] door het filter vanaf de schone kant gezien van de kant van de motor. Probeer nooit om vuil af te borstelen. Borstelen forceert vuil in de vezels. 2. Veeg vuil met een vochtige doek van de behuizing van het luchtfilter en deksel. Wees voorzichtig en voorkom dat vuil het luchtkanaal binnendringt dat naar de carburateur leidt. BOUGIE Aanbevolen bougie: NGK BPR6ES De aanbevolen bougie heeft het juiste hittebereik voor normale motor bedrijfstemperaturen. MEDEDELING Verkeerde bougies kunnen motorschade veroorzaken. Voor goede prestatie moet de bougie de juiste opening hebben en geen neerslag hebben. 1. Verwijder de bougiedop en vuil van het vonkgebied. 2. Gebruik de juiste maat bougiesleutel om de bougie te verwijderen. 3. Inspecteer de bougie. Vervang de bougie indien deze is beschadigd, erg vuil is, de sluitring in slechte staat verkeerd of als de elektrode versleten is. Indien de bougie opnieuw wordt gebruikt, maak deze dan met een staalborstel schoon. 4. Meet de opening van de elektrode met een passende ijkmaat. De juiste opening is 0,70 – 0,80 mm (0,028 – 0,031 inch). Indien bijstelling nodig is, stel de opening dan bij door de zij-elektrode voorzichtig te buigen. 5. Installeer de bougie voorzichtig met de hand om de schroefdraad niet te beschadigen (niet kruislings inschroeven). 6. Draai de bougie nadat deze is ingeschroefd met de juiste maat bougiesleutel goed vast om de sluitring samen te drukken. 7. Wanneer er een nieuwe bougie wordt geïnstalleerd, draai deze dan met een 1/2 slag goed vast nadat de bougie op zijn plaats zit, om de sluitring samen te drukken.8. Wanneer de oorspronkelijke bougie opnieuw wordt geïnstalleerd, draai deze dan met een 1/8 – 1/4 slag goed vast nadat de bougie op zijn plaats zit, om de sluitring samen te drukken. MEDEDELING Draai de bougie op de juiste wijze vast. Een losse bougie kan erg heet worden en de motor beschadigen. Het te strak aandraaien van de bougie kan de schroefdraad in de cilinderkop beschadigen. 9. Plaats de bougiedop weer terug op de bougie. VLIEGWIEL REMINSPECTIE 1. Verwijder de drie flensmoeren van de terugloopstarter en verwijder de terugloopstarter van de motor. 2. Verwijder de brandstoftank van de motor zonder de brandstofbuis los te maken. Indien de brandstoftank brandstof bevat, houd de tank dan horizontaal terwijl u deze verwijdert en plaats hem naast de motor in een horizontale stand. 3. Controleer de dikte van de remschoen. Indien deze minder dan 3 mm (0,12 inches) is, breng uw motor dan naar uw gevolmachtigde Honda service dealer. 4. Installeer de brandstoftank en de terugloopstarter en draai de drie moeren goed vast. VONKAFLEIDER (uitrusting naar keuze) In sommige gebieden is het onwettig om een motor zonder een door de USDA (United States Department of Agriculture = Amerikaans Departement van Landbouw) goedgekeurde vonkafleider te bedienen. Raadpleeg plaatselijke wetten en reguleringen. Een door de USDA goedgekeurde vonkafleider is verkrijgbaar bij een gevolmachtigde Honda service dealer. De vonkafleider moet elke 100 uur worden onderhouden om deze naar ontwerp te laten werken. Indien de motor heeft gedraaid is de geluiddemper heet. Laat deze afkoelen alvorens de vonkafleider te onderhouden. LUCHTKANAALLUCHTFILTERLICHAAM FILTER DEKSEL LUCHTFILTER VERGREN- DELTABSONDERSTE TABS BOUGIESLEUTEL 0,70 ~ 0,80 mm (0,028 ~ 0,031 in) SLUITRING FLENSMOEREN (3) BRANDSTOF- TANK BRANDSTOFBUIS TERUGLOOP- STARTER AFSTANDBUS (3) REMSCHOEN DIKTE REMSCHOEN
8D Verwijdering vonkafleider 1. Verwijder de drie bouten van 6 mm van de beschermer van de geluiddemper en verwijder de beschermer van de geluiddemper. 2. Verwijder de twee speciale schroeven van de vonkafleider en verwijder de vonkafleider van de geluiddemper. Vonkafleider reiniging & inspectie 1. Gebruik een borstel om koolstofneerslag van het scherm van de vonkafleider te verwijderen. Wees voorzichtig en beschadig het scherm niet. Vervang de vonkafleider als deze breuken of gaten heeft. 2. Installeer de vonkafleider in omgekeerde volgorde als de verwijdering. BEHULPZAME TIPS & SUGGESTIES UW MOTOR OPSLAAN Voorbereiding voor opslag Juiste opslag is essentieel om uw motor probleemvrij te houden en hem er goed uit te laten zien. De volgende stappen helpen om te voorkomen dat roest en aantasting uw motorfuncties en aanzien schaden en dragen ertoe bij dat de motor gemakkelijker start wanneer u hem weer gebruikt. Reiniging Indien de motor heeft gedraaid, laat hem dan vóór het reinigen tenminste een half uur afkoelen. Reinig alle externe oppervlakken, retouche beschadigde verf en bedek andere plaatsen die kunnen roesten met een dunne laag olie. MEDEDELING Het gebruik van een tuinslang of onder druk werkende reinigingsapparatuur kan water in de opening van het luchtfilter of de geluiddemper forceren. Water in de luchtreiniger doordrenkt het luchtfilter en water dat door het luchtfilter of de geluiddemper gaat kan de cilinder binnendringen en schade veroorzaken. Brandstof Benzine oxideert en verslechtert tijdens opslag. Verslechterde benzine start moeilijk en het laat gomneerslag achter die het brandstofsysteem kan verstoppen. Indien de benzine in uw motor tijdens opslag verslechtert kan het nodig zijn om de carburateur en andere componenten van het brandstofsysteem te laten onderhouden of vervangen. De tijdsduur dat benzine in uw brandstoftank en carburateur kan worden gelaten zonder functionele problemen te veroorzaken varieert met zulke factoren als het benzinemengsel, uw opslagtemperaturen en of de brandstoftank gedeeltelijk of geheel is gevuld. De lucht in een gedeeltelijk gevulde brandstoftank bevordert brandstofverslechtering. Erg warme opslagtemperaturen bespoedigen brandstofverslechtering. Brandstofproblemen kunnen zich binnen een paar maanden voordoen en soms sneller als de benzine niet vers was toen de brandstoftank werd gevuld. Schade aan het brandstofsysteem of prestatieproblemen van de motor als gevolg van een verwaarloosde opslagvoorbereiding worden niet gedekt door uw motorgarantie (zie pagina 33). U kunt de levensduur van opgeslagen brandstof verlengen door een bezinestabilisator toe te voegen die voor dat doel is geformuleerd, of u kunt problemen met brandstofverslechtering vermijden door de brandstoftank en de carburateur leeg te laten lopen. EEN BENZINESTABILISATOR TOEVOEGEN OM DE LEVENSDUUR VAN BRANDSTOFOPSLAG TE VERLENGEN Vul de tank met verse benzine wanneer een benzinestabilisator wordt toegevoegd. Lucht in de tank bevordert brandstofverslechtering tijdens opslag als de tank slechts gedeeltelijk is gevuld. Indien u een container met benzine voor het opnieuw voltanken hebt staan, zorg er dan voor dat deze alleen verse benzine bevat. 1. Voeg benzinestabilisator toe volgens de voorschriften van de fabrikant. 2. Laat de motor na het toevoegen van een bezinestabilisator 10 minuten in de openlucht draaien, om er zeker van te zijn dat behandelde benzine de nie-behandelde benzine in de carburateur heeft vervangen. 3. Stop de motor en draai de brandstofklep (kraan) in de stand OFF (UIT) (zie pagina 2). DE BRANDSTOFTANK EN DE CARBURATEUR LEEG LATEN LOPEN 1. Plaats een goedgekeurd benzineblik onder de carburateur en gebruik een trechter om te vorkomen dat brandstof wordt gemorst. 2. Verwijder de afvoerbout en schuif vervolgens de hefboom van de brandstofklep naar de ON (AAN) stand (zie pagina 2). 3. Installer de afvoerbout en de sluitring opnieuw nadat alle brandstof in de container is gelopen. Draai de afvoerbout goed vast. Motorolie 1. Verwissel de motorolie (zie pagina 6). 2. Verwijder de bougie (zie pagina 7). 3. Giet een grote eetlepel (5 – 10 cc) schone motorolie in de cilinder. 4. Trek verscheiden keren aan de terugloopstarter om de olie te distribueren. 5. Installeer de bougie opnieuw. VONKAFLEIDER BESCHERMER GELUIDDEMPER BOUT van 6 mm (3)SPECIALE SCHROEF (2)GELUIDDEMPER WAARSCHUWING Benzine is zeer brand- en ontplofbaar en u kunt brandwonden of ernstig letsel oplopen wanneer benzine wordt gehanteerd. • Stop de motor en houd hitte, vonken en vlammen uit de buurt. • Allen in de openlucht opnieuw voltanken. • Veeg gemorste benzine onmiddellijk op. VLOTTERKAMER AFVOERBOUT SLUITRING
9D Opslag voorzorgsmaatregelen Indien uw motor met benzine in de brandstoftank en in de carburateur wordt opgeslagen, dan is het belangrijk om het gevaar voor de ontbranding van benzinedamp te verminderen. Selecteer een goed geventileerd opslaggebied, weg van alle apparatuur die met een vlam werkt, zoals een oven, boiler of droogtrommel voor kleding. Vermijd eveneens elk gebied met een vonk producerende elektrische motor of waar elektrisch gereedschap wordt bediend. Waar mogelijk, vermijd opslaggebieden met hoge vochtigheid omdat dit roesten en aantasten bevordert. Indien er benzine in de brandstoftank zit, laat dan de brandstofklep (kraan) in de OFF (UIT) stand staan (zie pagina 2). Houd de motor tijdens opslag horizontaal. Kantelen kan het lekken van brandstof of olie veroorzaken. Bedek de motor voor het tegengaan van stof, nadat de motor en de uitlaat zijn afgekoeld. Een hete motor of uitlaatsysteem kan sommige materialen ontbranden of smelten. Gebruik geen dun plastic als een stofhoes. Een bedekking die niet poreus is sluit vocht rond de motor op waardoor roest en aantasting wordt bevorderd. Uit opslag halen Controleer uw motor zoals dit staat beschreven in het deel CONTROLES VÓÓR IN BEDRIJFSTELLING van deze handleiding (zie pagina 2). Indien de brandstof was afgevoerd tijdens de voorbereidingen voor opslag, vul de tank dan met verse benzine. Indien u een benzineblik voor het opnieuw voltanken hebt staan, zorg er dan voor dat dit blik alleen verse benzine bevat. Benzine oxideert en verslechtert over tijd waardoor het starten moeilijk wordt. Indien de cilinder tijdens de opslag voorbereidingen met olie was bedekt, dan zal de motor bij het starten kort roken. Dit is normaal. VERVOEREN Houd de motor tijdens het vervoer horizontal om de kans op brandstoflekken te verminderen. Draai de brandstofklep (kraan) in de stand OFF (UIT) (zie pagina 2). ONVERWACHTE PROBLEMEN BEHANDELENTECHNISCH & CONSUMENTENINFORMATIE TECHNISCHE INFORMATIE Serienummer van de motor en type locatie Noteer het serienummer van de motor en het type in de onderstaande ruimte. U hebt deze informatie nodig wanneer onderdelen worden besteld en bij het inwinnen van technische- of garantievragen. Serienummer van de motor: __ __ __ __ – __ __ __ __ __ __ __ Motortype: __ __ __ __ Carburateurbijstellingen voor werking op grote hoogtes Het standaard carburateur lucht-brandstofmengsel is te rijk op grote hoogtes. Prestatie vermindert en brandstofverbruik vermeerdert. Een erg rijk mengsel vervuilt ook de bougie en veroorzaakt slecht starten. Het voor langere tijd werken op een hoogte die verschilt van die waarop de motor was gecertificeerd, kan de uitstotingen verhogen. Prestatie op grote hoogtes kan door specifieke wijzigingen aan de carburateur worden verbeterd. Indien u altijd uw trimmer op hoogtes boven 1.500 meter (5.000 voet) gebruikt, laat dan uw service dealer de wijziging aan de carburateur uitvoeren. Wanneer deze motor op grote hoogte met wijzigingen aan de carburateur wordt gebruikt, dan voldoet deze aan elke norm voor uitstotingen gedurende zijn gebruiksduur. Zelfs met carburateurwijzigingen zullen de paardenkrachten van de motor met ongeveer 3,5% met elke stijging van 300 meter (1.000 voet) verminderen. Het hoogte-effect op paardenkrachten wordt groter dan dit als er geen carburateurwijziging is uitgevoerd. MEDEDELING Wanneer de carburateur voor gebruik op grote hoogtes is gewijzigd, dan is het lucht-brandstofmengsel te arm voor gebruik op lagere hoogtes. Werking op hoogtes onder 1.500 meter (5.000 voet) met een gewijzigde carburateur kan het oververhitten van de motor en ernstige motorschade tot gevolg hebben. Laat uw service dealer de carburateur terugzetten op de oorspronkelijke fabrieksspecificaties voor gebruik op lage hoogtes. MOTOR START NIET Mogelijke oorzaak Correctie 1. Controleer stand bedieningselementen.Brandstofklep (kraan) OFF (UIT).Schuif de hefboom naar ON (AAN). Choke OFF (UIT). Schuif de hefbom van de choke/gasklep, chokestang of chokehefboom naar de CHOKE ON (AAN) stand, behalve als de motor warm is. Ontstekingsschakelaar of motor stopschakelaar OFF (UIT).Schuif de vliegwiel remhefboom naar de RUN stand. (Types 2 & 6: Gasklephefboom in de FAST (SNELLE) stand. Ty p e 5: Motor stopschakelaar op ON (AAN). 2. Brandstof controleren. Geen brandstof. Opnieuw voltanken. Slechte brandstof, motor opgeslagen zonder de benzine te hebben behandeld of afgevoerd, of opnieuw volgetankt met slechte benzine.Laat de brandstoftank en de carburateur leeglopen (p. 8). Opnieuw voltanken met verse benzine. 3. Bougie verwijderen en inspecteren.Bougie is slecht, vuil of heeft onjuiste opening.Vervang de bougie (p. 7). Bougie nat met brandstof (overstroomde motor).Drogen en bougie opnieuw installeren. Start de motor met de choke/gasklephefboom in de FAST (SNELLE) stand. (Types 4 & 5: Choke OFF (UIT) stand.) 4. Breng de motor naar een gevolmachtigde Honda service dealer, of raadpleeg de werkplaatshandleiding. Brandstoffilter verstopt, carburateur defect, ontsteking defect, kleppen zitten vast enz. Vervang of repareer defecte componeneten waar nodig. MOTOR KOMT KRACHT TEKORTMogelijke oorzaak Correctie 1. Luchtfilter controleren. Filter verstopt. Filter reinigen of vervangen (p. 7). 2. Brandstof controleren. Slechte brandstof, motor opgeslagen zonder de benzine te hebben behandeld of afgevoerd, of opnieuw volgetankt met slechte benzine.Laat de brandstoftank en de carburateur leeglopen (p. 8). Opnieuw voltanken met verse benzine. 3. Breng de motor naar een gevolmachtigde Honda service dealer, of raadpleeg de werkplaatshandleiding. Brandstoffilter verstopt, carburateur defect, ontsteking defect, kleppen zitten vast enz. Vervang of repareer defecte componenten waar nodig. SERIENUMMER VAN DE MOTOR EN TYPE LOCATIE SERIENUMMER TYPE
10D Met zuurstof vermengde brandstoffen Sommige conventionele benzinesoorten worden gemengd met alcohol of een ethersamenstelling. Aan deze benzinesoorten wordt collectief gerefereerd als met zuurstof vermengde brandstoffen. Sommige gebieden in de Verenigde Staten en Canada gebruiken met zuurstof vermengde brandstoffen om te helpen uitstotingen te verminderen en aan normen voor schone lucht te voldoen. Indien u met zuurstof vermengde brandstof gebruikt, wees er dan zeker van dat het loodvrij is en aan de minimumeisen van het octaanpercentage voldoet. Probeer de inhoud van de brandstof te bepalen alvorens een met zuurstof vermengde brandstof te gebruiken. Sommige staten/ provincies eisen dat deze informatie op de pomp staat vermeld. De volgende zijn de door de EPA goedgekeurde percentages voor met zuurstof vermengde brandstof: Indien u enige ongewenste werk ingssymptomen opmerkt, probeer dan een ander benzinestation of g ebruik een ander merk benzine. Schade aan het brandstofsysteem of prestatieproblemen als gevolg van het gebruik van met zuurstof vermengde brandstof met hogere percentages van met zuurstof ve rmengde brandstoffen dan hierboven weergegeven, worden niet gedekt door uw motorgarantie (zie pagina 33). Specificaties – GCV160 Specificaties – GCV190 Afstellingsspecificaties Bedradingsschema CONSUMENTENINFORMATIE Honda-uitgaven Deze uitgaven geven u aanvullende informatie over het onderhouden en repareren van uw motor. U kunt ze bestellen bij uw gevolmachtigde Honda motor service dealer. ETHANOL —(ethyl of graanalcohol) 10% bij volume U mag benzine gebruiken met tot 10% ethanol bij volume. Benzine met ethanol kan op de markt worden gebracht onder de naam Gasohol. MTBE —(methyl tertiary butyl ether) 15% bij volume U mag benzine met tot 15% MTBE gebruiken bij volume. METHANOL —(methyl- of houtalcohol) 5% bij volume U mag benzne gebruiken met tot 5% methanol bij volume, zolang het ook cosolvents en corrosievertragers bevat om het branfstof systeem te beschermen. Benzine met meer dan 5% methanol bij volume kan start- of prestatiep roblemen veroorzaken. Het kan ook metalen, rubberen en plastic onderdelen van uw brandstofsysteem beschadigen. Lengte x Breedte x Hoogte 367 x 331 x 360 mm Droog gewicht 9,8 kg Motortype Viertakt, bovenliggende nokkenas, enkele cilinder Cilinderinhoud [Boring x Slag] 160 cm 3 64 x 50 mm Maximale output 3,3 kW (4,5 PS) bij 3.600 rpm Maximale koppel 9,4 N•m (0,96 kg/m) bij 2.500 rpm Inhoud brandstoftank 0,91 Brandstofverbruik 1,1 l /h bij 3.000 rpm Koelsysteem Gestuwde lucht Ontstekingssysteem Getransis toriseerd magneetapparaat PTO-asrotatie Tegen de klok in Lengte x Breedte x Hoogte 367 x 331 x 368 mm Droog gewicht 12,3 kg Motortype Viertakt, bovenliggende nokkenas, enkele cilinder Cilinderinhoud [Boring x Slag] 187 cm 3 69 x 50 mm Maximale output 3,8 kW (5,2 PS) op 3.600 rpm Maximale koppel 11,3 N•m (1,15 kg/m) bij 2.500 rpm Inhoud brandstoftank 0,91 Brandstofverbruik 1,3 l /h bij 3.000 rpm Koelsysteem Gestuwde lucht Ontstekingssysteem Getransis toriseerd magneetapparaat PTO-asrotatie Tegen de klok in ITEM SPECIFICATIE ONDERHOUD Bougie-opening 0,7 – 0,8 mm Raadpleeg pagina 7. Klepspeling (koud) IN: 0,15 ± 0,04 mm EX: 0,20 ± 0,04 mm Zie uw gevolmachtigde Honda-dealer Overige specificaties Geen overige bijstellingen nodig. Werkplaatsha ndleidingDeze handleiding behandelt volledige onderhoud- en revisieprocedures. Deze handleiding is bedoeld om door een vakkundig monteur te worden gebruikt. Onderdelenc atalogusDeze handleiding voorziet in een volledige, geïllustreerde onderdelenlijst. ONTSTEKING- SSPOEL BOUGIE MOTOR STOPSCHAKELAAR MOTOR SCHAKELCONTACT DRAAIEN OPEN STOP SLUITEN UNIT ZWART