Honda Engine GX120 GX160 GX200 Dutch Version Manual
Have a look at the manual Honda Engine GX120 GX160 GX200 Dutch Version Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 328 Honda manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.
1 INSTRUKTIEHANDLEIDING GX120 GX160 GX200 Serienummer en motortype HONDA EUROPE N.V.(EEC)
2 De Honda-motor is gekonstrueerd voor een veilig en betrouwbaar gebruik, wanneer hij overeenkomstig de instruktiehandleiding bediend wordt. Lees deze instruktiehandleiding voor een goed begrip door, voordat U de motor in bedrijf neemt. Het niet in acht nemen van de instrukties kan persoonlijk letsel of beschadiging van de uitrusting tot gevolg hebben.Duidt op mogelijk persoonlijk letsel of schade aan uit- rusting, indien de aanwijzigingen niet opgevolgd worden. Duidt op een grote mogelijkheid van ernstig per- soonlijk letsel of de dood, als de aanwijzigingen niet opgevolgd worden. Duidterop,datbijhetnietinachtnemenvandeinstruk- ties een beschadiging van de machine of andere materiële schade kan optreden. Wij danken U voor de aankoop van een Honda-motor. Dit handboek behandelt de bediening en het onderhoud van de motoren Alle informatie in deze publikatie is gebaseerd op de laatste informatie, die beschikbaar was op het tijdstip van goedkeuring voor druk. Honda Motor Co., Ltd. houdt zich het recht voor op elke moment wijzigingen aan te brengen zonder voorafgaandelijke kennisgeving en zon- der enige verplichting aan te gaan. Indien storingen optreden, of indien U eventuele vragen over uw motor heeft, neem dan kontakt op met uw erkende Honda-verdeler. Geeft bruikbare informatie. Besteed bijzondere aandacht aan de verklaringen, die voorafgegaan wor- den door de volgende woorden: Deze handleiding dient beschouwd te worden als een permanent onderdeel van de motor en dient bij doorverkoop bij de motor te blijven. Geen enkel deel van deze publikatie mag zonder schriftelijke toestemming gekopieerd worden. GX120 GX160 GX200
µ 3 VEILIGHEIDSINSTRUKTIES Om veilig te werkenVoor het begin van het werk altijd een nazicht vóór inbedrijfsname uitvoeren (pag. ). U kunt daardoor een ongeval of een beschadiging van de motor vermijden. Om brandgevaar te voorkomen en om voor voldoende ventilatie te zor- gen de motor bij bedrijf op minstens 1 m afstand van gebouwen en ande- re uitrusting opstellen. Geen brandbare stoffen in de buurt van de motor brengen. Kinderen en huisdieren moet uit de werkzone gehouden worden, omdat de mogelijkheid van verbranding door hete onderdelen van de motor of letsels door andere uitrusting, waarvoor de motor moet dienen, bestaat. U moet weten, hoe U de motor snel kunt uitzetten, bovendien dient U zich vertrouwd te maken met de werking van bedieningselementen. Laat niemand zonder juiste instruktie de motor gebruiken. Geen licht ontvlambare stoffen zoals benzine, lucifers, enz. in de buurt van de motor bewaren, wanneer deze in bedrijf is. Brandstof moet bijgevuld worden in een goed geventileerde ruimte met uitgeschakelde motor. Benzine is uiterst brandgevaarlijk en onder be- paalde omstandigheden explosief. De Honda motor is ontworpen voor veilig en betrouwbaar gebruik indien deze volgens de aan- wijzingen wordt bediend. Lees de gebruiksaanwij- zing alvorens gebruik van de motor zorgvuldig door. Dit nalaten kan persoonlijk letsel of bescha- diging van de apparatuur veroorzaken. Let erop, dat de tankdop goed gesloten is. Indien benzine gemorst is, beslist ervoor zorgen, dat deze plek vóór het starten van de motor volkomen droog is en dat de benzinedampen vervlogen zijn. Bij het tanken of in de ruimte waar brandstof is opgeslagen niet roken of open vuur gebruiken. De uitlaatgassen bevatten giftig koolmonoxidegas; het inademen ervan kan leiden tot bewusteloosheid of zelfs tot de dood. De motor nooit in een afgesloten of te kleine ruimte laten draaien. De motor op een stabiele basis plaatsen. De motor niet meer dan 20° uit de horizontale positie kantelen. Als de motor te scheef staat, bestaat het gevaar dat er brandstof uitloopt. Vul de tank niet tot aan de rand. 6
µ 4 Geen voorwerpen op de motor leggen, aangezien dit een brand kan ver- oorzaken. Voor deze motor is een vonkenvanger als accessoire verkrijgbaar. In veel gebieden is het gebruik van een vonkenvanger wettelijk voorge- schreven. Kontroleer daarom vóór de inbedrijfsname de plaatselijke voorschriften. De geluiddemper wordt tijdens bedrijf zeer heet en blijft ook na het uit- zetten van de motor lang tijd heet. Let erop de geluiddemper niet aan te raken, wanneer deze heet is. Om zware verbrandingen en brandgevaar te vermijden de motor laten afkoelen, alvorens te verplaatsen of in een binnenruimte op te slaan. Om veilig te werken VEILIGHEIDSINSTRUKTIES PLAATS VAN VEILIGHEIDSLABEL LEES GEBRUIKSAANWIJZING Dit label waarschuwt u voor gevaren die mogelijk ernstig letsel tot gevolg hebben. Lees goed door. Raadpleeg uw Honda dealer indien een label niet goed te lezen is of loszit.
µ´ µ µ µ µ ´ 5 Wanneer akkuzuur ingeslikt wordt, overvloedig water of melk drinken, dan magnesiummelk of slaolie innemen en onmiddellijk een arts raadplegen. Akkuzuur is giftig. Wanneer akkuzuur op de huid komt onmiddellijk met water afwassen. Wanneer dit in de ogen komt minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts raadplegen. De akku bevat zwavelzuur (elektroliet); aanraking met de huid of de ogen kan zware verbrandingen veroorzaken. Beschermkleding en een gelaatmasker dragen. De akku produceert een explosief gasmengsel; vonken, open vuur en si- garetten uit de buurt van de akku houden. Zorg bij het laden of gebruik van akku’s in een afgesloten ruimte voor een goede ventilatie. BUITEN BEREIK VAN KINDEREN HOUDEN. Voor het bijvullen alleen gedistilleerd water gebruiken. Normaal leidingwater verkort de levensduur van de akku. De akku niet boven het merkteken UPPER vullen, aangezien dit kan lei- den tot overlopen en daardoor korrosieschade aan de motor of onderde- len in de buurt kan veroorzaken. Gemorst akkuzuur onmiddellijk met wa- ter afwassen. Let erop, dat de akku met de juiste polariteit aangesloten wordt. Door een onjuiste aansluiting kan in het laadsysteem een kortsluiting ont- staan, waardoor de circuitbreker uitschakelt. AKKUAANSLUITINGEN (voor elektrische startmotor) (naar motorbak) NEGATIEVE( ) AKKUKABEL POSITIEVE( ) AKKUKABEL SOLENOIDSCHAKELAAR VAN DE STARTMOTOR Zorg ervoor, dat de aansluitingen van de akkukabels goed bevestigd en niet gekorrodeerd zijn. Evtl. sporen van korrosie verwijderen en de aansluitingen en uiteinden van de kabels met een laag vet insmeren. De negatieve ( ) akkukabel aan een bevestigingsbout van de motor, bout van het chassis of een andere geschikte plaats van de motor met massa aansluiten. Sluit de positieve ( ) accukabel aan op de solenoid-aansluiting van de starter, zoals aangegeven. Gebruik een akku van 12 Volt met een kapaciteit van minstens 18 AH.
6 NAZICHT VOOR DE INBEDRIJFSNAME Motoroliepeil Zorg ervoor, de motor op een vlakke ondergrond met uitgeschakelde motornatezien. Wanneer de motor werkt met te weinig olie, kan dit ernstige motorschade tot gevolg hebben. Het gebruik van niet-oplosbare olie of 2-takt olie zou de levensduur van de motor kunnen verkorten. 1. Ambient temperature OLIEVULDOP/PEILSTOK OLIEPEIL SINGLE VISCOSITY MULTI VISCOSITY De olievuldop verwijderen en de oliepeilstaat schoon vegen. Steek de peilstok in de olievulpijp maar draai hem niet in. Controleer het olieniveau op de peilstok. Bij laag oliepeil de aanbevolen olie tot aan de rand van de olievulopening bijvullen. Honda-viertakt-motorolie of een gelijk- waardige, top kwaliteit motorolie met een hoog detergentgehalte gebruiken, dat overeenstemt met de kwaliteitsklasse SG,SF van de Amerikaanse auto mobielfabrikanten of deze overtreft. De houders van motorolie van de kwaliteitsklasse SG, SF zijn over- eenkomstig gekenmerkt. SAE 10W-30 wordt aanbevolen voor de algemene toepassing bij alle temperatu- ren. Wanneer single grade-olie gebruikt wordt, dan moet de geschikte viskositeit voor de gemiddelde temperatuur van het gebied, waar de motor gebruikt wordt, gekozen worden. 1. 2. 3.
ª« ª« 7 Olie van de reduktiekast Olie-inhoud: 1/6 reduktie 1/2 reduktie met automatische centrifugale koppeling Olie-inhoud: 2. OLIEPEILSTOP BOVENSTE PEIL VULDOP/PEILSTOK AFTAPSTOP VULSTOP Kontroleer het oliepeil van de reduktiekast. Indien nodig motorolie van de klasse SG, SF bijvullen. 0,15 Installeer de oliepeilstop en vulstop. Draai ze stevig vast. Verwijder de oliepeilstop. De olievuldop verwijderen en de oliepeilstaat schoon vegen. Kontroleer het oliepil; het dient aan de rand van het gat van de oliepeilstop te staan. Als het peil te laag is, verwijder de olievulstop en vul olie bij, tot deze uit het gat van de oliepeilstop begint te lopen. Gebruik dezelfde olie als voorgeschreven voor de motor (zie motorolieaanbevelingen op pagina ). Steek de peilstok in de vulpijp maar draai hem niet in. Controleer het olieniveau op de peilstok. Wanneer het oliepeil te laag is, met de aanbevolen motorolie tot aan het bovenste merkteken opvullen (zie motorolie-aanbevelingen op pag. ).0,50 1. 2. 3. 6 1. 2. 3. 6
ª« ª« 8 Luchtfilter Cycloon-type De motor nooit zonder luchtfilter laten draaien, aangezien dit tot een versnelde slijtage van de motor leidt. Uitvoering met dubbel element 3. ELEMENTEN ELEMENTEN CYCLOON (GX120/160) (GX120/160/200) Kontroleer of de elementen van de lucht- filter vuil of verstopt zijn. Het cycloonhuis op vuilaanslag kontrole- ren. Zo nodig reinigen (pag. ). De elementen van de luchtfilter kontrole- ren om er zeker van te zijn, dat deze proper en in goede staat zijn. De elementen, indien nodig, reinigen of vervangen (pag. ). 1. 2. 1. 2. 22 21
ª« ª« 9 Half droog-type Oliebad-uitvoering De motor nooit zonder luchtfilter laten draaien, aangezien dit tot een versnelde slijtage van de motor leidt. OLIEPEIL ELEMENT Kontroleer of het element van de luchtfilter vuil of verstopt is (pag. ). Het luchtfilterelement kontroleren en U ervan overtuigen, dat dit proper en in goede staat is. Eventueel het element reinigen of vervangen (pag. ). Controleer het oliepeil en de toestand van de olie. 23 23 1. 2.
10 Brandstof Vermijd herhaaldelijk of langdurig kontakt met de huid of het inademen van dampen. BUITEN BEREIK VAN KINDEREN HOUDEN. Wees voorzichtig dat u geen brandstof morst wanneer u aan het tanken bent. Gemorste brandstof of brandstofdampen kunnen ontvlammen. Als er eventueel brandstof gemorst is, moet u ervoor zorgen dat dit opgeruimd is voor u de motor weer gaat starten. Benzine is uiterst brandbaar en onder bepaalde omstandigheden explosief. Tank in een goed geventileerde ruimte met stilstaande motor. Bij het tanken en op plaatsen, waar benzine is opgeslagen, niet roken en open vuur en vonken uit de buurt houden. 4. 25 mm MAXIMUMNIVEAU BRANDSTOF MAXIMUMNIVEAU BRANDSTOF (zeeftype) (niet-zeeftype) BOVENRAND BRANDSTOFTANK Benzine voor auto’s gebruiken (bij voorkeur loodvrije of benzine met een laag loodgehalte gebruiken, om aanslag in de verbrandingskamer tot een minimum te beperken). Nooit een olie-benzine-mengsel of verontreinigde benzine gebruiken. Ver- mijd, dat vuil, stof of water in de brandstoftank terecht komen. Controleer na bijvullen of de tankdop deugdelijk en stevig is afgesloten. Vul de tank niet tot aan de rand. Vul de tank tot ca. 25 mm onder de bovenrand van de brandstoftank, zodat de brandstof nog ruimte heeft om uit te zetten. Eventueel moet u het brandstofniveau iets verlagen, dat hangt af van de gebruiksomstandigheden. Vul de tank bij als het brandstofniveau laag staat. Parkeer op een vlakke ondergrond, zet de motor af, verwijder de brandstoftankdop en controleer het brandstofniveau.