Home > Stiga > Lawn Mower > Lawn Tractor 8211 0210 08 Stiga Villa Senator Classic Operators Manual Dutch Version

Lawn Tractor 8211 0210 08 Stiga Villa Senator Classic Operators Manual Dutch Version

    Download as PDF Print this page Share this page

    Have a look at the manual Lawn Tractor 8211 0210 08 Stiga Villa Senator Classic Operators Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

    							STIGA VILLA
    SENATOR
    CLASSIC
    8211-0210-08 
    						
    							Ty p 1
    Ty p 1
    Ty p 2
    Ty p 2
    1.5. Villa Senator
    6. 2.
    3.
    7.
    4.
    8. 
    						
    							J
    I
    10.9.
    13.
    14.
    11.15.
    12.16. 
    						
    							K
    L
    81
    7
    12
    112
    47
    65
    17.21.
    18.22.
    19.23.
    20.24. 
    						
    							6
    NEDERLANDSNL
    ALGEMEEN
    Dit symbool betekent WAARSCHU-
    WING. Als u de instructies niet nauwkeu-
    rig volgt, kunt u verwondingen oplopen
    of kan dit tot materiële schade leiden.
    SYMBOLEN
    De volgende symbolen staan op de machine om u
    eraan te herinnern dat voorzichtigheid en oplet-
    tendheid bij gebruik vereist zijn.
    De symbolen betekenen:
    Waarschuwing!
    Lees vóór gebruik van de machine eerst
    het instructieboek en de veiligheidsvoor-
    schriften.
    Waarschuwing!
    Pas op voor het uitwerpen van voorwer-
    pen. Houd omstanders op afstand.
    Waarschuwing!
    Draag altijd gehoorbeschermers.
    Waarschuwing!
    Deze machine is niet bedoeld voor rijden
    op de openbare weg.
    MONTAGE
    Om persoonlijke verwondingen en be-
    schadigingen van eigendom te voorko-
    men, mag u niet proberen de motor te
    starten voor u alle maatregelen onder AS-
    SEMBLAGE heeft uitgevoerd.
    ACCESSOIRESZAK
    Bij de machine wordt een plastic zak geleverd die het
    volgende bevat:Pos. Aan Benaming Dimensie
    AC 1 Bougiebus
    AD 1 Draaipen voor bougiebus
    AF 2 Aanpasstuk voor zitje
    AG 2 Vergrendelknop
    AH 4 Schroef 5/16 x 16
    AI 2 Wagenbout 8 x 20
    AJ 2 Platte ring 8.4 x 22 x 1.5
    AK 1 Spanpen 6x36
    AL 1 Pasring 16x38x0.5
    AM 1 Pasring 16x38x1.0
    AP 1 Trekmechanisme (Senator)
    ZITJE
    Schroef de beide aanpasstukken voor het zitje AF op
    de onderkant van het zitje vast met behulp van de
    schroeven AH. Vergeet niet om eerst de wagenbouten
    AI in de vierkante centrumgaten te plaatsen
    (afb 1, 3).
    Afhankelijk van het gebruikte zittype, moeten de aan-
    passtukken zo gedraaid worden dat de afstand tussen
    de wagenbouten altijd 207 mm bedraagt (afb 2, 4).
    Schroef het zitje vast op de machine met behulp van
    de platte ringen AJ en de vergrendelknoppen AG.
    STUUR
    Om een eventuele axiale speling te compenseren,
    moeten de pasringen AL en/of AM gebruikt worden
    tussen de bovenste en onderste stuurstang (afb 6).
    Controleer voor u de spanpen monteert hoeveel rin-
    gen u nodig heeft.
    Het stuurwiel moet zo worden gemonteerd dat de
    wielknop in de stand 10 uur komt (zie afb 5),
    (Senator, President).
    Monteer het stuur op de stuurstang met behulp van
    spanpen AK (afb 6).
    TREKMECHANISME (Senator)
    #1: Monteer trekmechanisme AP onder de geluid-
    demper. Gebruik de aanwezige schroef waarmee
    de geluiddemper vastzit (afb 22).
    #2: Schroef steunplaat K in de twee gaten aan de
    onderzijde van de bumper vast met schroeven L en
    moeren M (afb. 22). Draai de schroeven stevig
    vast.
    MOTORKAP
    Mak de schroef los waarmee het voorste gedeelte van
    de motorkap aan het chassis bevestigd is. 
    						
    							7
    NEDERLANDSNL
    Haak daarna de drie rubberen lussen D en E los
    (afb 7).
    Verwijder de motorkap schuin omhoog/naar achte-
    ren.
    Voor gebruik - monteer de zwarte motorplaat op de
    motorkap.
    De machine mag uitsluitend worden ge-
    bruikt wanneer de motorkap is gemon-
    teerd. Er bestaat anders risico op letsel
    door brand of beklemming.
    ACCU
    De accu wordt gereguleerd door kleppen en geeft
    eenuitgangsspanningvan12V.Deaccuisonder-
    houdsvrij. U hoeft het electrolytniveau niet te con-
    troleren of te verhogen.
    U vindt de accu bij aflevering in de doos met ac-
    cessoires.
    De accu moet volledig zijn opgeladen
    voordat u deze voor de eerste keer gaat
    gebruiken. De accu moet altijd volledig
    opgeladen worden bewaard. Als de
    accu langer dan 10 dagen onopgeladen
    wordt bewaard, kan deze beschadigd
    raken.
    Als de machine voor langere tijd (meer dan 1
    maand) niet wordt gebruikt, moet de accu worden
    opgeladen, worden verwijderd en dan worden be-
    waard op een koele, droge en veilige plaats. Laad
    de accu helemaal op voordat u hem terug plaatst.
    De accu kan op 2 manieren worden opgeladen:
    1. Met een acculader (aanbevolen). De oplader
    moet een constante spanning hebben. De accu
    kan beschadigd raken als er een standaard op-
    lader (voor zure accus) wordt gebruikt.
    Stiga raadt de acculader met artikelnummer
    1136-0602-01 aan, die u kunt bestellen bij een
    erkende leverancier.
    2. U kunt de accu ook via de motor opladen. In dit
    geval is het heel belangrijk dat wanneer u de
    machine voor de eerste keer start en wanneer hij
    lange tijd niet gebruikt werd, de motor ten min-
    ste 45 minuten ononderbroken loopt.Zorg dat de accu geen kortsluiting
    maakt. Dan kunnen er vonken en brand
    ontstaan. Zorg dat metalen sieraden
    niet in contact kunnen komen met de
    contactpunten van de accu.
    Als er schade is ontstaan aan de behui-
    zing, het deksel of de contactpunten van
    de accu of als er interferentie optreedt
    bij de strip die over de kleppen ligt,
    moet de accu vervangen worden.
    Indien de accupolen geoxideerd zijn, moeten deze
    schoongemaakt worden. Reinig de accupolen met
    een staalborstel en smeer ze in met vet.
    Plaats de accu in de geschikte plaats onder de mo-
    torkap (afb. 8) en sluit de kabels van de accu aan.
    Opmerking! Om schade aan de motor en de accu te
    voorkomen, moet altijd eerst de positieve kabel (+)
    op de accu worden aangesloten.
    Start de motor niet als de accu niet is aangeslo-
    ten.
    BANDENDRUK
    Controleer de luchtdruk in de banden. De juiste
    luchtdruk:
    Vooraan: 0,4 bar (6 psi)
    Achteraan: 1,2 bar (17 psi)
    ACCESSOIRES
    Voor montage van het maai-aggregaat/accessoi-
    res, zie afzonderlijke montage-instructies die bij
    het accessoire in kwestie worden meegeleverd.
    HENDELS
    Zie afb. 23 - 24.
    1. GEREEDSCHAPSLIFT
    Hendel om frontgemonteerde accessoires omhoog
    in de transportstand te brengen.
    2. BEDRIJFSREM/KOPPELING
    Pedaal dat de bedrijfsrem en de koppeling combi-
    neert. Drie posities: 
    						
    							8
    NEDERLANDSNL
    1. Pedaal omhoog - voor-
    aandrijving ingeschakeld. De
    machine beweegt wanneer er
    een versnelling ingeschakeld
    is. De bedrijfsrem is niet geac-
    tiveerd.
    2. Pedaal voor de helft inge-
    drukt - vooraandrijving ont-
    koppeld, er kan geschakeld
    worden. De bedrijfsrem is niet
    geactiveerd.
    3. Pedaal volledig ingedrukt -
    vooraandrijving ontkoppeld.
    Bedrijfsrem volledig geacti-
    veerd.
    4. PARKEERREM
    Hendel om de mechanische parkeerrem te active-
    ren.
    Trap het koppelingspedaal tot op de bo-
    dem. Breng de parkeerrem naar rechts en
    laat daarna het pedaal los.
    De parkeerrem wordt ontkoppeld door licht op het
    koppelingspedaal te drukken. De geveerde rem-
    hendel gaat dan automatisch zijwaarts.
    5. KRACHTAFNEMER (IN)
    Hendel voor inschakelen van de krachtafnemer
    voor aandrijving van frontgemonteerde accessoi-
    res. Twee posities:
    1. Hendel in de onderste positie - krachtaf-
    nemer uitgeschakeld.
    2. Hendel in de bovenste positie - kracht-
    afnemer ingeschakeld. De hendel wordt in
    deze positie vergrendeld als een persoon
    die meer dan 30 kg weegt, op het zitje gaat
    zitten.
    6. KRACHTAFNEMER (UIT)
    Hendel met veerbelasting om de krachtafnemer uit
    te schakelen.
    Druk de knop in om de krachtafnemer uit
    te schakelen.
    7. VERING VAN HET ZITJE
    Draaiknop voor traploos instellen van de vering
    van het zitje. Wordt aangepast aan het gewicht van
    de chauffeur.1. Naar links draaien - de ve-
    ring wordt zachter.
    2. Naar rechts draaien - de ve-
    ring wordt harder.
    Een te hard aangehaalde vering kan ertoe leiden
    dat de hendel voor het inschakelen van de kracht-
    afnemer (5) niet in de bovenste positie vergrendeld
    kan worden.
    Opm. De boutverbindingen in de zittingvering
    mogen nooit zo strak worden aangehaald, dat
    de beweegbaarheid van de werking verloren
    gaat.
    8. VERSNELLINGSPOOK
    Pook om één van de vijf versnellingen vooruit (1-
    2-3-4-5), neutraal (N) of achteruit (R) te kiezen.
    Bij het schakelen vanuit de neutrale stand naar
    vooruit alt. achteruit moet de versnellingshefboom
    opgelicht worden.
    Het pedaal moet ingedrukt zijn tijdens het schake-
    len.
    N.B.! Zorg ervoor dat de machine volledig stilstaat
    voor u van de achteruit in zijn vooruit schakelt of
    omgekeerd. Als u niet meteen in een bepaalde ver-
    snelling kunt schakelen, laat het pedaal dan om-
    hoog komen en druk het opnieuw in. Probeer
    opnieuw in de gewenste versnelling te schakelen.
    Forceer nooit bij het schakelen!
    11. GAS-/CHOKEHENDEL
    Hendel om het toerental van de motor in te stellen
    en om de motor te choken bij koudestart.
    1. Stationair draaien.
    2. Volgas - als men de machine gebruikt,
    moet men altijd vol gas geven. De volgas-
    positie bevindt zich 1 - 1.5 cm van de on-
    derkant van de groef.
    3. Choke - voor het starten van een koude
    motor. De chokepositie bevindt zich on-
    deraan in de groef.
    12. STARTSLEUTEL
    Contactslot dat gebruikt wordt om de motor te star-
    ten en uit te schakelen. Drie posities:
    1. Stoppositie - de motor is kortgesloten.
    De sleutel kan verwijderd worden.
    STOP 
    						
    							9
    NEDERLANDSNL
    2. Rijpositie (zonder symbool)
    3. Startpositie - de elektrische startmotor
    wordt geactiveerd wanneer de sleutel in de
    startpositie met veerbelasting wordt ge-
    draaid. Laat de sleutel terug naar de rij-
    stand gaan wanneer de motor gestart is.
    GEBRUIK VAN DE MACHINE
    TOEPASSINGSGEBIEDEN - VILLA
    De machine mag uitsluitend worden gebruikt bij
    de volgende werkzaamheden met de aangegeven
    originele STIGA-accessoires:
    1. Grasmaaien
    Met maaiaggregaat 13-2916 (85M) of 13-2910
    (102M).
    2. Vegen
    Met veegmachine 13-0920. Stofbeschermer
    13-1937 aanbevolen.
    3. Sneeuwruimen
    Met sneeuwschuif 13-1917. Sneeuwkettingen
    13-1947 en wielgewichten 13-1982 aanbevo-
    len.
    4. Gras en bladeren vegen
    Met een getrokken grasvangbak 13-1978 (30)
    of 13-1950 (42).
    5. Gras- en bladtransport
    Met transportkar 13-1979, 13-1992.
    Het trekmechanisme mag worden belast met een
    verticale kracht van maximaal 100 N.
    De duwkracht van getrokken accessoires mag, in
    het trekmechanisme, niet groter zijn dan 500 N.
    VOOR HET STARTEN
    Voor u de machine in gebruik neemt,
    moet u deze gebruiksaanwijzing en de
    meegeleverde VEILIGHEIDSVOOR-
    SCHRIFTEN grondig doornemen.
    TANKVULLING
    Gebruik normaal benzine, indien voorra-
    dig loodvrij. Gebruik nooit tweetakt.
    N.B.! Vergeet niet dat benzine slecht kan worden,
    koop nooit meer benzine dan u binnen de 30 dagen
    gebruikt.Benzine is erg brandbaar. Bewaar de
    benzine in een speciaal daarvoor be-
    stemde tank o.d.
    Vul alleen benzine bij in open lucht en
    rook niet tijdens het bijvullen. Verwij-
    der nooit de vuldop of vul nooit benzine
    bij wanneer de motor draait of nog
    warm is.
    OLIEPEIL VAN DE MOTOR CON-
    TROLEREN
    Het carter is bij aflevering altijd met olie SAE 30
    gevuld.
    Controleer voor elk gebruik of het oliepeil cor-
    rect is. De machine moet op een vlak oppervlak
    staan.
    Maak de oliepeilstok los en droog hem af.
    Weer geheel neersteken en vastschroeven.
    Daarna losschroeven en optrekken. Het oliepeil af-
    lezen. Olie bijvullen tot de “FULL” streep, als het
    oliepeil daar onder ligt (afb 9).
    VEILIGHEIDSSYSTEEM
    Deze machine is uitgerust met een veiligheidssys-
    teem dat bestaat uit:
    - een stroomonderbreker op de drijfwerkkast.
    - een stroomonderbreker in de stoelbevestiging
    - een vervangbare, elektronische veiligheids-
    module die het systeem stuurt
    Om de machine te starten moet:
    - de versnellingspook in de vrijloop staan
    - de bestuurder op de stoel zitten
    - de inschakelhendel van de krachtafnemer
    zich in de onderste stand bevinden (= de
    krachtafnemer is uitgeschakeld)
    Voor ieder gebruik moet de werking
    van het veiligheidssysteem worden ge-
    controleerd!
    Controleer dit op de volgende wijze:
    - start de motor, ga op de stoel zitten, zet de
    versnellingspook in de eerste versnelling, til
    uw lichaam even op van de stoel - de motor
    moet stoppen)
    - start de motor opnieuw, ga op de stoel zitten,
    schakel de krachtafnemer in, til uw lichaam
    even op van de stoel - de krachtafnemer moet
    worden uitgeschakeld
    START 
    						
    							10
    NEDERLANDSNL
    Als het veiligheidssysteem niet werkt,
    mag de machine niet worden gebruikt!
    Breng de machine voor controle naar
    een servicewerkplaats.
    STARTEN VAN DE MOTOR
    1. Open de benzinekraan (afb 13).
    2. Controleer dat de bougiekabel op zijn plaats zit.
    3. Controleer of de krachtafnemer uitgeschakeld
    is.
    4. Zet de versnellingspook in de neutrale stand.
    5. Koudestart - zet de gashendel in de chokestand.
    Warme start - zet de gashendel in volgas (1 - 1,5
    cm boven de chokestand).
    6. Trap het pedaal tot op de bodem in.
    7. Draai de startsleutel om en start de motor.
    8. Wanneer de motor gestart is, duw de gashendel
    dan geleidelijk naar volgas als u de choke gebruikt
    heeft.
    9. Belast bij een koude start de machine niet on-
    middellijk na het starten maar laat de motor een
    paar minuten draaien. Dan wordt de olie opge-
    warmd.
    STOPPEN
    Zet de krachtaansluiting vrij. Trek de parkeerrem
    aan. Laat de motor 1 - 2 minuten stationnair lopen.
    De motor afzetten door de startsleutel om te
    draaien.
    Sluit de benzinekraan. Dit is vooral belangrijk
    wanneer de machine op b.v. een aanhanger wordt
    vervoerd.
    Als u de machine onbeheerd achterlaat,
    moet u de bougiekabel losmaken van de
    bougie. Neem ook de sleutel uit het
    startslot.
    Na het maaien is de motor erg warm.
    Raak de geluiddemper, de cylinders of
    de koelribben niet aan. Anders kunt u
    brandwonden oplopen.
    RIJDEN
    Zorg er altijd voor dat er voldoende olie in de mo-
    tor is bij het rijden van hellingen (oliepeil op
    “FULL”).Wees voorzichtig op hellingen. Stop of
    start niet plotseling wanneer u een hel-
    ling op- of afrijdt. Rijd nooit dwars over
    een helling. Rijd van boven naar bene-
    den en beneden naar boven.
    Bij het naar beneden rijden langs een
    helling met een hoek groter dan 20°
    kunnen de achterwielen van de grond
    komen. Het maaiaggregaat verhindert
    echter dat de machine voorover kiept.
    De machine mag, met daarop originele
    accessoires gemonteerd, op een helling
    met een hoek van maximaal 10° rijden,
    ongeacht de richting.
    Rijd langzamer op hellingen en bij het
    nemen van een bocht om te voorkomen
    dat de machine kantelt of dat u controle
    over de machine verliest.
    Draai het stuurwiel niet compleet rond
    tijdens het rijden met hoge snelheid en
    vol gas. De machine kan kantelen.
    Houd handen en vingers uit de buurt
    van de ketting en de zitconsole. Anders
    kunnen ze beklemd raken. Gebruik de
    machine nooit zonder motorkap.
    Als u de machine gebruikt - geef altijd vol gas.
    ONDERHOUD
    Voer nooit service uit aan de machine
    zonder eerst:
    -de motor uit te schakelen
    -de startsleutel uit het contact te halen
    -de bougiekabel los te koppelen van de
    bougie
    -de parkeerrem in te schakelen
    -de krachtafnemer te ontkoppelen
    SCHOONMAKEN
    Om brandgevaar te voorkomen:
    -houd de motor, geluiddemper, accu en
    brandstoftank vrij van gras, blad en
    olie.
    -controleer regelmatig of de machine
    olie en/of brandstof lekt.
    N.B.! Als u schoonmaakt m.b.v. een hogedruk-
    spuit, richt de straal dan niet rechtstreeks op de
    transmissie. 
    						
    							11
    NEDERLANDSNL
    MOTOR - OLIE VERVERSEN
    De eerste keer olie verversen na 5 draaiuren, daar-
    na iedere 50 draaiuren of één keer per seizoen. Olie
    verversen als de motor warm is.
    Gebruik olie van goede kwaliteit (serviceklas SE,
    SF of SG).
    Na het maaien is de motorolie erg
    warm. Laat de motor daarom eerst een
    paar minuten afkoelen voor u de olie af-
    tapt.
    1. De machine naar links hellen.
    2. De olieaftapplug F losschroeven (afb 11). Deze
    zit aan de linkerzijde van de motor, (van de achter-
    zijde van de machine gezien). Laat de olie in een
    bak lopen. Zorg ervoor dat er geen olie op de V-
    riemen komt.
    3. De olieplug weer monteren.
    4. De oliepeilstok wegnemen en nieuwe olie vul-
    len.
    Hoeveelheid olie:
    Classic - 1,1 Liter
    Senator-1,4Liter
    Olietype zomer: SAE-30
    (Ook SAE 10W-30 kan gebruikt worden. In dit
    laatste geval kan het olieverbruik echter iets hoger
    liggen en moet het oliepeil iets vaker gecontroleerd
    worden).
    Olietype winter: SAE 5W-30
    (Ook SAE 10W-30 kan gebruikt worden).
    Geen toevoegsles bij de olie gebruiken.
    Niet te veel olie vullen. Dan kan de motor te warm
    worden.
    Het oliepeil na iedere keer bijvullen controleren.
    Hetpeilmoettot“FULL”reiken.
    SMERING
    De machine heeft drie smeernippels G op de ach-
    teras die iedere 25 uur met universeel vet gesmeerd
    moeten worden (afb 12 - 13).
    Alle kunststoflagers (achterwiel-, stuurschijf-, pe-
    daal- en stuurstangslagers en de kabelrollen) wor-
    den een paar maal per seizoen met universeel vet
    gesmeerd.
    De draaipunten van de spanarmen van krachtaan-
    sluiting en koppeling worden een paar maal per
    seizoen met universeel vet gesmeerd.Vet de stuurkabel regelmatig in. Dit is belangrijk
    voor de levensduur van de kabel.
    De aandrijfketting H en de overige beweegbare
    draaipunten worden een paar maal per seizoen met
    olie gesmeerd (afb 18).
    De versnellingsbak en het differentieel worden in
    de fabriek met vet gevuld. Als ze niet geopend
    worden (mag uitsluitend door een vakman gedaan
    worden) hoeven ze normaal niet bijgevuld te wor-
    den.
    LUCHTFILTER
    Belangrijk! Laat de motor alleen draaien wanneer
    het luchtfilter gemonteerd is.
    Reinig het voorfilter I om de 3 maanden of om de
    25 werkuren, afhankelijk van wat het eerst van toe-
    passing is (afb 14).
    Reinig het papierfilter J één keer per jaar of om de
    100 werkuren, afhankelijk van wat het eerst van
    toepassing is (afb 14).
    NB! Reinig vaker indien de machine in stoffige
    omstandigheden moet werken.
    1. Verwijder de beschermkap van de luchtfilter en
    de schuimplastic filter.
    2. Reinig de schuimplastic filter in een vloeibaar
    afwasmiddel en water. Wring de filter uit tot deze
    droog is. Giet wat olie op de filter en wrijf de olie
    erin.
    3. Draai de moer die de papieren filter vasthouden,
    los en verwijder ze. Haal de papieren filter eruit en
    maak het luchtfilthuis zorgvuldig schoon om vuil
    worden van de carburateur te voorkomen.
    4. Maak de papieren filter als volgt schoon. Klop
    deze licht tegen een glad oppervlak. Als de filter
    erg vuil is, dient deze te worden vervangen.
    5. Monteer in omgekeerde volgorde.
    Bij het schoonmaken van de papieren filter mogen
    geen petroleum oplosmiddelen worden gebruikt.
    Deze oplosmiddelen vernielen de filter.
    Gebruik geen perslucht bij het schoonmaken van
    de papieren filter. De papieren filter mag niet wor-
    den ingeölied.
    KOELLUCHTINLAAT
    De motor is luchtgekoeld. Als het koelsysteem
    verstopt is gaat de motor kapot. tenminste één maal
    per jaar of iedere 100 draaiuren moet de motor 
    						
    All Stiga manuals Comments (0)

    Related Manuals for Lawn Tractor 8211 0210 08 Stiga Villa Senator Classic Operators Manual Dutch Version