Home
>
Stiga
>
Cultivator
>
Stiga Cultivator 8214-2213-80 Silex 82R2-H Instructions Manual Dutch Version
Stiga Cultivator 8214-2213-80 Silex 82R2-H Instructions Manual Dutch Version
Have a look at the manual Stiga Cultivator 8214-2213-80 Silex 82R2-H Instructions Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.
STIGA Silex 82R2-H 8214-2213-80 BRUKSANVISNING KÄYTTÖOHJEET BRUGSANVISNING BRUKSANVISNING GEBRAUCHSANWEISUNG INSTRUCTIONS FOR USE MODE D’EMPLOI GEBRUIKSAANWIJZING ISTRUZIONI PER L’USO INSTRUCCIONES DE USO INSTRUÇõES DE UTILIZAÇÃO INSTRUKCJA OBS£UGI »HC“P”K÷»fl œOÀ‹«Œ¬¿“EÀfl NÁVOD K POU®ITÍ HASZNÁLATI UTASÍTÁS NAVODILA ZA UPORABOSV .... 5 FI ... 12 DA .. 19 NO . 26 DE ... 33 EN... 41 FR.... 48 NL... 55 IT..... 62 ES .... 69 PT ... 77 PL .... 85 RU... 92 CZ 100 HU 107 SL ..114
2 S VNO U T K L QF P G R HACDE FH I J MNO K L G BY 2 1W XV 1 23
4 U N OM8 x 45 M8 x 40 12 34 J K L M 10 12 1411 13 15
55 NEDERLANDSNL 1 SYMBOLEN Op de roterende frees en in deze instructies ziet u de volgende symbolen om u eraan te herinneren dat voorzichtigheid en oplettendheid bij gebruik geboden is. Als een van de symbolen ontbreekt, is beschadigd of onleesbaar is geworden moet dit on- middellijk worden vervangen door een nieuw sym- bool. Betekenis van de symbolen: Waarschuwing! Lees de gebruiksaanwijz- ing voordat u de machine gaat gebruiken. Waarschuwing! Draaiend mes. Waarschuwing! Dit symbool geeft belan- grijke informatie in deze instructies weer. Als de instructies niet worden opgevolgd, bestaat er risico op lichamelijk letsel of be- schadigingen aan de machine. 2 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT-EN 2.1 ALGEMEEN• Lees dit instructieboek zorgvuldig door voordat u de grondfrees gebruikt. • Gebruik de grondfrees alleen voor grondbew- erking. • Laat kinderen niet in aanraking met de grond- frees komen. • Kinderen of personen die de gebruiksaanwijz- ing niet hebben gelezen, mogen de grondfrees niet gebruiken. • De grondfrees is conform geldende normen vervaardigd en mag niet worden veranderd of omgebouwd. • Zorg ervoor dat alle symbolen op de grondfrees onbeschadigd zijn. • De gebruiker is verantwoordelijk voor letsel toegebracht aan derden. WAARSCHUWING met betrekking tot de ben- zine. Benzine is een zeer brandgevaarlijke stof: • Bewaar de benzine in daarvoor bestemde reser- voirs. • Tank altijd buitenshuis en schakel de motor daarbij uit. • Rook niet tijdens het tanken. • Houd geen open vuur of andere warmtebronnen in de buurt van de benzine.• Start de motor niet als u benzine heeft gemorst. Verplaats de machine en laat de benzine ver- dampen voordat u de machine start. • Draai de tankdop er na het tanken goed op. • Zet de gasregelaar in de stand Stop en sluit de benzinekraan als u de machine heeft uitge- schakeld. • Schakel de motor uit voordat u de machine ver- voert. Til de machine nooit alleen op. Til de ma- chine met twee personen op, één bij het stuur en één bij de rotoras. Draag veiligheidshandsch- oenen en houd de machine bij het optillen rech- top. • Als de machine op een aanhangwagen of laadv- loer wordt geladen, moet u de grondfrees met behulp van het wiel via een oprit omhoogrijden. 2.2 VOORBEREIDING• Voordat u met de werkzaamheden begint, moet u vreemde voorwerpen zoals stenen, glas, ka- bels, metalen voorwerpen en andere losse voor- werpen verwijderen. • Speelgoed, slangen en andere voorwerpen kun- nen beschadigd raken. • Controleer of de grondfrees in goede staat is voordat u deze gebruikt. • Controleer of alle schroeven en moeren zijn vastgedraaid. 2.3 RIJDEN• Rijd altijd met lage snelheid bij werkzaamh- eden in een steenachtige grond. • Wijzig de toerentalinstelling van de motor niet. De motor mag geen overtoeren maken. • Het werkgebied moet tijdens de werkzaamh- eden goed verlicht zijn. • Gebruik de grondfrees niet als andere personen, met name kinderen, in de buurt zijn. • Gebruik de grondfrees niet zonder spatlap of beschermkap. • Gebruik de grondfrees niet als u ziek bent, medicijnen heeft ingenomen of onder invloed bent van substanties die het reactievermogen verminderen. • Gebruik de grondfrees niet op terreinen met hellingen groter dan 20°. • De gebruiker moet alle risicos op het te bew- erken terrein evalueren en maatregelen nemen om ongevallen te voorkomen. Dit geldt vooral op hellende, gladde of losse terreinen.
56 NEDERLANDSNL • Start de motor voorzichtig volgens de instruc- ties in deze handleiding. Zorg dat lichaamsde- len niet in contact met de rotors komen. • Start de motor nooit in een afgesloten ruimte. De koolmonoxide in de uitlaatgassen van de motor is giftig en kan de dood tot gevolg heb- ben. • Draag nauwsluitende kleding en stevige sch- oenen die de voeten helemaal bedekken. • Bij het rijden op hellingen mag de tank slechts voor de helft gevuld zijn. Anders kan er benzine uit lekken. • Schakel de motor in de volgende gevallen uit: • Als u de machine onbewaakt achterlaat. • Voordat u gaat tanken. • Zorg altijd voor een goed steunpunt voor de voeten, speciaal op hellingen. • Controleer of niemand zich voor of naast de machine bevindt als u de bladen start. Houd het stuur stevig vast. De machine komt omhoog als u de rotors start. Wees vooral voorzichtig bij het achteruitrijden. • Houd tijdens de werkzaamheden altijd een veil- ige afstand tot de rotors aan. Door het stuur op de beoogde manier vast te houden, voldoet u aan deze veilige afstand. • Bij werkzaamheden op hellingen moet iedereen op een afstand van 20 m van de machine bli- jven. De gebruiker moet het stuur voortdurend met beide handen stevig vasthouden. • Let bij werkzaamheden in een steenachtige of harde grond nog beter op. De machine is dan namelijk onstabieler. • Raak de motor tijdens of na het rijden nooit aan. Kans op brandwonden! 2.4 NA HET RIJDEN• Laat de motor afkoelen voordat u de machine opslaat. Kans op brand! • Verwijder vuil en vreemde materialen voordat u de machine opslaat. Houd het gebied rondom de benzinetank en de geluidsdemper schoon van bladeren, olie, benzine of andere vreemde ma- terialen. Kans op brand! • Als u de benzinetank wilt legen, doe dat dan buitenshuis en als de motor koud is. Kans op brand! • Bewaar de machine op een droge plaats. Sla de machine niet met brandstof in de tank op in ruimtes waar vuur, vonken of sterke warmte- bronnen voorkomen. 2.5 ONDERHOUD• Voer regelmatig onderhoud uit. Zorg ervoor dat alle schroeven en moeren altijd vastgedraaid zi- jn. • Gebruik altijd goede, originele reserveonderde- len. U mag reserveonderdelen niet repareren. Bij gebreken moet u ze vervangen. Inferieure reserveonderdelen kunnen letsel veroorzaken. Als de geluidsdemper beschadigd raakt, moet u deze vervangen. • In de volgende gevallen moet u eerst de motor uitschakelen en vervolgens de bougiekabel loskoppelen: Als de rotors moeten worden afgesteld. Als de machine moet worden gereinigd of gerepareerd. Bij de controle na een botsing met vaste, harde voorwerpen. Voer de noodzakelijke reparaties uit voordat u met de werkzaamheden doorgaat. Als de machine abnormaal begint te trillen. Voer de noodzakelijke reparaties uit voordat u met de werkzaamheden doorgaat. • Draag veiligheidshandschoenen bij werkzaam- heden aan de rotors. 3 MONTAGE 3.1 Dieptepen1. Plaats de bevestigingsarm van de dieptepen (4:B) op de machine en zet deze vast met de pen (4:A) en de borgpen (4:D). 2. Plaats de dieptepen (4:V) in de bevestigingsarm (4:B) en zet deze op de gewenste hoogte vast met de borgschroef (4:C). Zie ook 4.18. 3.2 HandgreepsteunMonteer de handgreepsteun (5:E) op de machine. Gebruik de vier bouten, moeren en ringen zoals aangegeven in afb. 5. 3.3 Handgrepen1. Schuif de verstevigingsplaat (6:F) van onderaf in de handgreepsteun zodat de gaten met elkaar uitgelijnd zijn.
57 NEDERLANDSNL 2. Monteer de handgrepen met de doorgaande bouten (7:H) met twee ringen en moeren en de knop (7:1) met vier ringen en de bout (7:J). De kartelringen (7:K) moeten met de gekartelde zi- jde naar binnen worden geplaatst. Let erop dat de bouten ook door de verstevigingsplaat (6:F) gaan. 3. Monteer de dwarsverbinding van de handgre- pen (8:L) met de meegeleverde bouten en mo- eren. 4. Monteer de afdekking (1:I) met vier bouten van onderaf. 3.4 Kap Monteer de afdekking (1:I) met de meegeleverde bouten van onderaf. 3.5 Gaskabel1. Bevestig de gaskabel aan de motor (als dit nog niet is gebeurd). Zie de gebruiksaanwijzing van de motorleverancier. 2. Leid de kabel omhoog onder het bovenste deel van de steun (5:E) en over de bouten in afb. 7. 3. Bevestig de kabel aan de gasregeling. Zie afb. 11. 3.6 KabelsLeid de kabels omhoog onder de afdekkap onder het bovenste deel van de steun (5:E) en over de bouten in afb. 7. Bevestig vervolgens de kabelu- iteinden aan de toepasselijke regelingen op de vol- gende manier: 1. Bevestig de kabeluiteinden aan de toepasselijke regelingen. De kabel met de aanduiding (R) moet aan de achteruithendel worden bevestigd. Zie afb. 9. 2. Bevestig de stelhulzen van de kabel in de ope- ningen in de hendelsteunen. Zie afb. 10. 3. Schuif de elektrische kabel op de platte pen van de stopregeling. Zie afb. 11. 3.7 VersnellingshendelMonteer de versnellingshendel (1:U) als volgt: 1. Steek de versnellingshendel (12:U) door de ovalen opening in de machine. 2. Plaats de ring (13:J) op het tapeind op de ver- snellingshendel. 3. Druk de kogel op de versnellingshendel in de kom voor de hendel. 4. Plaats de borgclip (13:K) zodat de versnelling- shendel in de kom wordt vergrendeld. 5. Plaats de moer met de ring (13:L) en zet deze vast. 3.8 RotorMonteer de buitenste rotors (14:N) en de snijschi- jven (14:O). Let erop dat de gaten in de assen en bussen moeten zijn uitgelijnd voordat de bouten worden aange- bracht. Plaats de bouten met de juiste lengtes zoals aange- geven in afb. 14. 3.9 SpatschermenMonteer de buitenste spatschermen (15:M) met de bouten, moeren en ringen zoals aangegeven in afb. 15. 4 BESCHRIJVING De frees wordt aangedreven door een viertaktmo- tor en is bedoeld voor het frezen van tuingrond. Hi- eronder worden de belangrijkste onderdelen en bedieningselementen van de frees beschreven. 4.1 Achteruithendel (1:A)De hendel wordt gebruikt om de rotor in de achter- uitstand te zetten terwijl de motor loopt. Hendel in stationairstand (vrij) : Geen aandrijving. Hendel ingeknepen: De machine beweegt achter- uit. 4.2 Aandrijfregeling (1:B)De regeling bestaat uit een draadhendel tussen de linker en rechter handgreep. De hendel wordt gebruikt om de rotor in de vooruitstand te zetten terwijl de motor loopt. Hendel in stationairstand (omlaag) : Geen aandrijv- ing. Hendel ingeknepen : Aandrijving in de vooruitrich- ting. 4.3 Stopregeling (1:C)De stopregeling bevindt zich midden op de gas- regeling en heeft twee standen: ON : De motor kan worden gestart en bediend. OFF: De motor stopt en kan niet worden gestart. 4.4 Gasregeling (1:D)Met de gasregeling wordt het motortoerental in- gesteld. Stationair : Regeling in de achterste stand. Volgas en starten: Regeling in de voorste stand.
58 NEDERLANDSNL 4.5 Handgrepen (1:E)De handgrepen zijn voorzien van handvatten waarmee de frees over het te frezen oppervlak wordt geleid. De handgrepen kunnen als volgt worden afgesteld: • Lateraal (hoek) door de hendel te ontgrendelen (1:J). • Verticaal door de knoppen terug te draaien (1:S). 4.6 Brandstoftankdop (1:F)Verwijder de tankdop om benzine bij te vullen. Ti- jdens het frezen moet de tankdop altijd gesloten zi- jn. 4.7 Beschermrooster (1:H)Het beschermrooster moet tijdens het gebruik alti- jd gemonteerd zijn. Onder het rooster bevinden zich oppervlakken die tijdens het gebruik zeer heet worden en bij aanraking brandwonden kunnen veroorzaken. 4.8 Afdekking (1:I)De afdekking beschermt de kabels en het stel- mechanisme van de handgrepen. 4.9 Olie bijvullen (1:K)Controleer altijd het olieniveau alvorens de motor te starten. Dop voor het controleren van het olieniveau en het bijvullen van olie. 4.10 Olieaftapplug (1:L)De olieaftapplug wordt verwijderd als de afgew- erkte motorolie moet worden afgetapt. 4.11 Steunwiel (1:M)Het steunwiel vergemakkelijkt het transport van de machine en heeft twee standen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden moet het steunwiel worden opgeklapt. Bij transport van de machine moet het ste- unwiel omlaag staan. Het steunwiel wordt als volgt omhoog en omlaag gebracht: 1. Trek de steunwielsteun naar links in de frees- richting van de machine. Zie afb. 2.2. Beweeg het steunwiel omhoog zodat het gren- delmechanisme zich onder het chassis van de machine bevindt. 3. Ontgrendel de steunwielsteun zodat het gren- delmechanisme vastklikt onder het chassis van de machine. 4. Omlaagbrengen gebeurt in de omgekeerde volgorde. 4.12 Rotors (1:N)Zorg dat tijdens het gebruik niemand in de buurt van de rotors komt. De rotors zijn gemaakt van speciaal staal en zorgen zowel voor de freeswerking als voor de voortbe- weging van de machine. 4.13 Snijschijf (1:O).Zorg dat tijdens het gebruik niemand in de buurt van de snijschijven komt. De snijschijven bevinden zich aan de beide rotorassen en dienen ervoor om het werkgebied af te bakenen en de machine beter bestuurbaar te maken. 4.14 Choke (1:P)De choke mag tijdens het gebruik nooit worden geactiveerd. Hierdoor raakt de motor beschadigd. De choke mag alleen worden geactiveerd bij koude starts. De brandstofkraan heeft de volgende standen: Naar voren: Open. Wordt gebruikt voor warme starts en bedrijf. Naar achteren : Gesloten. Wordt gebruik voor koude starts. 4.15 Brandstofkraan (1:Q)De brandstofkraan moet tijdens het gebruik open- staan en worden gesloten als de machine niet wordt gebruikt. De brandstofkraan heeft de volgende standen: Naar voren: Open Naar achteren: Gesloten 4.16 Startkoord (1:R) Koord voor het starten van de motor. 4.17 Versnellingsregeling (1:U) Kies tussen twee versnellingen en de vrijstand met de versnellingshendel op de volgende manier:
59 NEDERLANDSNL Stand 1:De rotor draait langzamer maar met meer vermogen. Kies deze stand voor harde bo- dems. Stand 2:De rotor draait met normale snelheid. Stand N:Geen aandrijving. 4.18 Dieptepen (1:S)De dieptepen heeft als taak de machine stabiel te houden, zodat de grond kan worden gefreesd. De dieptepen kan zijdelings worden ingesteld en vergrendeld met een bout (3:W) aan beide kanten. In de volgende tabel zijn de verschillende standen toegelicht: Stel de dieptepen verticaal in door de bout (3:X) terug te draaien, de dieptepen in de gewenste stand te zetten en vervolgens de bout weer aan te halen. Verwijder de dieptepen met de bevestigingsarm door de pen (1:T) omhoog te trekken. De pen is vergrendeld met een borgpen aan de onderzijde. 5 GEBRUIK 5.1 Brandstof Lees alle veiligheidsinstructies zorgvuldig door. Rook niet en vermijd open vuur in de buurt van benzine. Gebruik loodvrije benzine met een octaangetal van 92-95. Voeg nooit mengsmering voor tweetaktmotoren aan de benzine toe. Vu l l e n Lees alle veiligheidsinstructies zorgvuldig door. Als de motor heeft gelopen, laat deze dan enkele minuten afkoelen alvorens benzine bij te vullen. Ga bij het vullen voorzichtig te werk om morsen van brandstof te voorkomen.Zet de frees minstens 3 meter van de plaats waar u de tank hebt bijgevuld alvorens deze te starten. Zo gaat u te werk: 1. Maak het gebied rond de tankdop schoon. 2. Draai de tankdop los. 3. Vul de tank met behulp van een trechter of gebruik een jerrycan met een tuit om morsen te voorkomen. 4. Draai de tankdop vast. 5. Zet de frees minstens 3 meter van de plaats waar u de tank hebt bijgevuld alvorens deze te starten. Zet de frees minstens 3 meter van de plaats waar u de tank hebt bijgevuld alvorens deze te starten. 5.2 Motorolie Controleer altijd het olieniveau alvorens de frees te starten. Anders is er een risi- co op ernstige motorschade. Zie ook 4.9 en 4.10. Controleer het olieniveau als volgt: 1. Plaats de machine zo dat de motor horizontaal staat. 2. Draai de olievuldop los en controleer of de olie ter hoogte van de onderzijde van de vuldop- schroefdraad staat. 3. Vul zo nodig olie bij. Gebruik normale motoro- lie met de aanduiding SAE 10W-30. 4. Draai de olievuldop weer vast. Zet de frees minstens 3 meter van de plaats waar u de tank hebt bijgevuld al- vorens deze te starten. 5.2.1 Koude motor starten 1. Open de benzinekraan. Zie 4.15. 2. Zet de choke in de stand CHOKE. Zie 4.14. 3. Zet de gasregeling (1:D) in de stand START. 4. Houd met één hand de handgreep vast en trek met uw andere hand langzaam aan het startk- oord. Zie 4.16. Als het startmechanisme aangr- ijpt, trekt u het startkoord snel en krachtig uit totdat de motor start. LET OP! Trek het koord niet hard tot aan de aanslag en laat het niet los in de uitgetrokken stand. Hierdoor kan het startmechanisme be- schadigd raken. 5. Zet de choke na 3-5 seconden uit. Richting Eigenschap Links De machine werkt zich naar voren en helt daarbij naar links over. Midden De machine werkt zich naar voren en helt naar geen van beide zijden over. Rechts De machine werkt zich naar voren en helt daarbij naar rechts over.
60 NEDERLANDSNL 5.2.2 Warme motor starten Volg de voorgaande stappen 1, 3 en 4 om een warme motor te starten. Gebruik geen choke. 5.3 Bedrijf 1. Kantel de frees iets achterover zodat de rotor boven de grond is. 2. Activeer de aandrijfhendel (1:B). 3. Laat de frees voorover zakken zodat deze zich in de grond kan werken. 4. Activeer de achteruithendel (1:A) om achteruit te gaan. 5.4 Stoppen1. Stop de frees door de gasregeling (1:C) op OFF te zetten. 2. Sluit de brandstofkraan. Zie 4.15. 5.5 BedieningstipsDe rotors trekken de machine naar voren. De snelheid van de rotors wordt geregeld met de gasregeling (1:D). Blijf met handen en voeten uit de buurt van draaiende onderdelen (1:N). De optimale freesdiepte is afhankelijk van de toestand van de grond. De freesdiepte wordt bepaald door de druk waarmee de dieptepen tijdens het frezen omlaag wordt gedrukt. Bediening en test. Frees voor de beste resultaten 2-3 banen in verschillende richtingen. Gebruik de machine nooit in natte grond. Hierdoor ontstaan kluiten die vervolgens moeilijk fijn te krijgen zijn. Harde en droge grond vereist een extra freesbeurt, dwars op de eerste. WAARSCHUWING! Overbelast een nieuwe machine niet. Gebruik de machine de eerste vijf uur voorzichtig. 6 STALLING Stal de frees op een droge plaats. Zie ook de paragraaf Veiligheidsinstructies. Start na het aftappen van de benzine de motor en laat deze draaien totdat de brandstof op is. 7 ONDERHOUD WAARSCHUWING!Reparaties moeten worden uitgevoerd door de dealer. Anders wordt de garantie ongeldig. WAARSCHUWING!Maak voordat u reparaties of onderhoud uitvoert de bougieverbinding los. 7.1 Periodiek onderhoudVoor ieder gebruik • Controleren op benzinelekkages. • Controleren of alle schroeven zijn aangedraaid. Na ieder gebruik • Frees schoonmaken. • Controleren op benzinelekkages. Elke 25 bedrijfsuren en elke 3 maanden • Luchtfilter controleren, schoonmaken of vervangen. • Controleren of alle schroeven en moeren zijn aangedraaid. 7.2 Luchtfilter (1:G) Gebruik voor de reiniging geen ontvlambare vloeistoffen. Het gebruik van de machine met een defect of verstopt luchtfilter kan resulteren in ernstige motorschade. Het papierfilter mag niet met vloeistoffen worden gereinigd. De machine is voorzien van een voorfilter (schuimrubber) en een hoofdfilter (papier). Reinig/vervang het luchtfilter elke 3 maanden of elke 25 bedrijfsuren. Bij gebruik in droge en stoffige omgevingen moet het luchtfilter elke dag worden gereinigd/vervangen. Reinig/vervang het luchtfilter als volgt: 1. Maak de schroeven of vergrendelingen los en verwijder het filterhuis. 2. Verwijder het hoofdfilter (papier) en tik er enkele malen mee tegen een hard oppervlak of blaas het van binnenuit schoon met perslucht. 3. Was het voorfilter (schuimrubber) in water met een vloeibaar reinigingsmiddel. Wring het filter vervolgens voorzichtig uit en laat het drogen. 4. Plaats de filters in de omgekeerde volgorde van het verwijderen als het voorfilter droog is. Als de filters erg vuil of defect zijn, moeten deze worden vervangen.