Home > Stiga > Cultivator > Stiga Cultivator 8214-2213-80 Silex 82R2-H Instructions Manual Dutch Version

Stiga Cultivator 8214-2213-80 Silex 82R2-H Instructions Manual Dutch Version

    Download as PDF Print this page Share this page

    Have a look at the manual Stiga Cultivator 8214-2213-80 Silex 82R2-H Instructions Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

    							STIGA
    Silex 82R2-H
    8214-2213-80
    BRUKSANVISNING
    KÄYTTÖOHJEET
    BRUGSANVISNING
    BRUKSANVISNING
    GEBRAUCHSANWEISUNG
    INSTRUCTIONS FOR USE
    MODE D’EMPLOI
    GEBRUIKSAANWIJZING
    ISTRUZIONI PER L’USO
    INSTRUCCIONES DE USO
    INSTRUÇõES DE UTILIZAÇÃO
    INSTRUKCJA OBS£UGI
    »HC“P”K÷»fl œOÀ‹«Œ¬¿“EÀfl
    NÁVOD K POU®ITÍ
    HASZNÁLATI UTASÍTÁS
    NAVODILA ZA UPORABOSV .... 5
    FI ... 12
    DA .. 19
    NO . 26
    DE ... 33
    EN... 41
    FR.... 48
    NL... 55
    IT..... 62
    ES .... 69
    PT ... 77
    PL .... 85
    RU... 92
    CZ 100
    HU 107
    SL ..114 
    						
    							2
    S
    VNO U
    T
    K
    L QF
    P G
    R
    HACDE
    FH
    I
    J
    MNO
    K
    L
    G
    BY
    2
    1W
    XV
    1
    23 
    						
    							3
    A
    B
    C
    DV
    F
    L
    E
    H
    I
    J
    KKI
    R
    4
    6
    85
    7
    9 
    						
    							4
    U
    N OM8 x 45 M8 x 40
    12
    34
    J
    K L
    M
    10
    12
    1411
    13
    15 
    						
    							55
    NEDERLANDSNL
    1 SYMBOLEN
    Op de roterende frees en in deze instructies ziet u 
    de volgende symbolen om u eraan te herinneren 
    dat voorzichtigheid en oplettendheid bij gebruik 
    geboden is. Als een van de symbolen ontbreekt, is 
    beschadigd of onleesbaar is geworden moet dit on-
    middellijk worden vervangen door een nieuw sym-
    bool.
    Betekenis van de symbolen:
    Waarschuwing! Lees de gebruiksaanwijz-
    ing voordat u de machine gaat gebruiken.
    Waarschuwing! Draaiend mes.
    Waarschuwing! Dit symbool geeft belan-
    grijke informatie in deze instructies weer. 
    Als de instructies niet worden opgevolgd, 
    bestaat er risico op lichamelijk letsel of be-
    schadigingen aan de machine.
    2 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT-EN
    2.1 ALGEMEEN• Lees dit instructieboek zorgvuldig door voordat 
    u de grondfrees gebruikt.
    • Gebruik de grondfrees alleen voor grondbew-
    erking. 
    • Laat kinderen niet in aanraking met de grond-
    frees komen. 
    • Kinderen of personen die de gebruiksaanwijz-
    ing niet hebben gelezen, mogen de grondfrees 
    niet gebruiken.
    • De grondfrees is conform geldende normen 
    vervaardigd en mag niet worden veranderd of 
    omgebouwd.
    • Zorg ervoor dat alle symbolen op de grondfrees 
    onbeschadigd zijn. 
    • De gebruiker is verantwoordelijk voor letsel 
    toegebracht aan derden.
    WAARSCHUWING met betrekking tot de ben-
    zine. Benzine is een zeer brandgevaarlijke stof: 
    • Bewaar de benzine in daarvoor bestemde reser-
    voirs. 
    • Tank altijd buitenshuis en schakel de motor 
    daarbij uit. 
    • Rook niet tijdens het tanken. 
    • Houd geen open vuur of andere warmtebronnen 
    in de buurt van de benzine.• Start de motor niet als u benzine heeft gemorst. 
    Verplaats de machine en laat de benzine ver-
    dampen voordat u de machine start.
    • Draai de tankdop er na het tanken goed op. 
    • Zet de gasregelaar in de stand Stop en sluit de 
    benzinekraan als u de machine heeft uitge-
    schakeld.
    • Schakel de motor uit voordat u de machine ver-
    voert. Til de machine nooit alleen op. Til de ma-
    chine met twee personen op, één bij het stuur en 
    één bij de rotoras. Draag veiligheidshandsch-
    oenen en houd de machine bij het optillen rech-
    top.
    • Als de machine op een aanhangwagen of laadv-
    loer wordt geladen, moet u de grondfrees met 
    behulp van het wiel via een oprit omhoogrijden.
    2.2 VOORBEREIDING• Voordat u met de werkzaamheden begint, moet 
    u vreemde voorwerpen zoals stenen, glas, ka-
    bels, metalen voorwerpen en andere losse voor-
    werpen verwijderen.
    • Speelgoed, slangen en andere voorwerpen kun-
    nen beschadigd raken. 
    • Controleer of de grondfrees in goede staat is 
    voordat u deze gebruikt.
    • Controleer of alle schroeven en moeren zijn 
    vastgedraaid.
    2.3 RIJDEN• Rijd altijd met lage snelheid bij werkzaamh-
    eden in een steenachtige grond. 
    • Wijzig de toerentalinstelling van de motor niet. 
    De motor mag geen overtoeren maken.
    • Het werkgebied moet tijdens de werkzaamh-
    eden goed verlicht zijn. 
    • Gebruik de grondfrees niet als andere personen, 
    met name kinderen, in de buurt zijn.
    • Gebruik de grondfrees niet zonder spatlap of 
    beschermkap.
    • Gebruik de grondfrees niet als u ziek bent, 
    medicijnen heeft ingenomen of onder invloed 
    bent van substanties die het reactievermogen 
    verminderen.
    • Gebruik de grondfrees niet op terreinen met 
    hellingen groter dan 20°. 
    • De gebruiker moet alle risicos op het te bew-
    erken terrein evalueren en maatregelen nemen 
    om ongevallen te voorkomen. Dit geldt vooral 
    op hellende, gladde of losse terreinen. 
    						
    							56
    NEDERLANDSNL
    • Start de motor voorzichtig volgens de instruc-
    ties in deze handleiding. Zorg dat lichaamsde-
    len niet in contact met de rotors komen.
    • Start de motor nooit in een afgesloten ruimte. 
    De koolmonoxide in de uitlaatgassen van de 
    motor is giftig en kan de dood tot gevolg heb-
    ben.
    • Draag nauwsluitende kleding en stevige sch-
    oenen die de voeten helemaal bedekken.
    • Bij het rijden op hellingen mag de tank slechts 
    voor de helft gevuld zijn. Anders kan er benzine 
    uit lekken.
    • Schakel de motor in de volgende gevallen uit: 
    • Als u de machine onbewaakt achterlaat. 
    • Voordat u gaat tanken. 
    • Zorg altijd voor een goed steunpunt voor de 
    voeten, speciaal op hellingen. 
    • Controleer of niemand zich voor of naast de 
    machine bevindt als u de bladen start. Houd het 
    stuur stevig vast. De machine komt omhoog als 
    u de rotors start. Wees vooral voorzichtig bij het 
    achteruitrijden.
    • Houd tijdens de werkzaamheden altijd een veil-
    ige afstand tot de rotors aan. Door het stuur op 
    de beoogde manier vast te houden, voldoet u 
    aan deze veilige afstand. 
    • Bij werkzaamheden op hellingen moet iedereen 
    op een afstand van 20 m van de machine bli-
    jven. De gebruiker moet het stuur voortdurend 
    met beide handen stevig vasthouden.
    • Let bij werkzaamheden in een steenachtige of 
    harde grond nog beter op. De machine is dan 
    namelijk onstabieler. 
    • Raak de motor tijdens of na het rijden nooit aan. 
    Kans op brandwonden!
    2.4 NA HET RIJDEN• Laat de motor afkoelen voordat u de machine 
    opslaat. Kans op brand! 
    • Verwijder vuil en vreemde materialen voordat u 
    de machine opslaat. Houd het gebied rondom de 
    benzinetank en de geluidsdemper schoon van 
    bladeren, olie, benzine of andere vreemde ma-
    terialen. Kans op brand!
    • Als u de benzinetank wilt legen, doe dat dan 
    buitenshuis en als de motor koud is. Kans op 
    brand!
    • Bewaar de machine op een droge plaats. Sla de 
    machine niet met brandstof in de tank op in 
    ruimtes waar vuur, vonken of sterke warmte-
    bronnen voorkomen.
    2.5 ONDERHOUD• Voer regelmatig onderhoud uit. Zorg ervoor dat 
    alle schroeven en moeren altijd vastgedraaid zi-
    jn.
    • Gebruik altijd goede, originele reserveonderde-
    len. U mag reserveonderdelen niet repareren. 
    Bij gebreken moet u ze vervangen. Inferieure 
    reserveonderdelen kunnen letsel veroorzaken. 
    Als de geluidsdemper beschadigd raakt, moet u 
    deze vervangen.
    • In de volgende gevallen moet u eerst de motor 
    uitschakelen en vervolgens de bougiekabel 
    loskoppelen: 
    Als de rotors moeten worden afgesteld.
    Als de machine moet worden gereinigd of 
    gerepareerd. 
    Bij de controle na een botsing met vaste, harde 
    voorwerpen. Voer de noodzakelijke reparaties 
    uit 
    voordat u met de werkzaamheden doorgaat.
    Als de machine abnormaal begint te trillen. 
    Voer de 
    noodzakelijke reparaties uit voordat u met de 
    werkzaamheden doorgaat.
    • Draag veiligheidshandschoenen bij werkzaam-
    heden aan de rotors.
    3 MONTAGE
    3.1 Dieptepen1. Plaats de bevestigingsarm van de dieptepen 
    (4:B) op de machine en zet deze vast met de pen 
    (4:A) en de borgpen (4:D).
    2. Plaats de dieptepen (4:V) in de bevestigingsarm 
    (4:B) en zet deze op de gewenste hoogte vast 
    met de borgschroef (4:C). Zie ook 4.18.
    3.2 HandgreepsteunMonteer de handgreepsteun (5:E) op de machine. 
    Gebruik de vier bouten, moeren en ringen zoals 
    aangegeven in afb. 5.
    3.3 Handgrepen1. Schuif de verstevigingsplaat (6:F) van onderaf 
    in de handgreepsteun zodat de gaten met elkaar 
    uitgelijnd zijn. 
    						
    							57
    NEDERLANDSNL
    2. Monteer de handgrepen met de doorgaande 
    bouten (7:H) met twee ringen en moeren en de 
    knop (7:1) met vier ringen en de bout (7:J). De 
    kartelringen (7:K) moeten met de gekartelde zi-
    jde naar binnen worden geplaatst. Let erop dat 
    de bouten ook door de verstevigingsplaat (6:F) 
    gaan.
    3. Monteer de dwarsverbinding van de handgre-
    pen (8:L) met de meegeleverde bouten en mo-
    eren.
    4. Monteer de afdekking (1:I) met vier bouten van 
    onderaf.
    3.4 Kap Monteer de afdekking (1:I) met de meegeleverde 
    bouten van onderaf.
    3.5 Gaskabel1. Bevestig de gaskabel aan de motor (als dit nog 
    niet is gebeurd). Zie de gebruiksaanwijzing van 
    de motorleverancier.
    2. Leid de kabel omhoog onder het bovenste deel 
    van de steun (5:E) en over de bouten in afb. 7.
    3. Bevestig de kabel aan de gasregeling. Zie afb. 
    11.
    3.6 KabelsLeid de kabels omhoog onder de afdekkap onder 
    het bovenste deel van de steun (5:E) en over de 
    bouten in afb. 7. Bevestig vervolgens de kabelu-
    iteinden aan de toepasselijke regelingen op de vol-
    gende manier:
    1. Bevestig de kabeluiteinden aan de toepasselijke 
    regelingen. De kabel met de aanduiding (R) 
    moet aan de achteruithendel worden bevestigd. 
    Zie afb. 9.
    2. Bevestig de stelhulzen van de kabel in de ope-
    ningen in de hendelsteunen. Zie afb. 10.
    3. Schuif de elektrische kabel op de platte pen van 
    de stopregeling. Zie afb. 11.
    3.7 VersnellingshendelMonteer de versnellingshendel (1:U) als volgt:
    1. Steek de versnellingshendel (12:U) door de 
    ovalen opening in de machine.
    2. Plaats de ring (13:J) op het tapeind op de ver-
    snellingshendel.
    3. Druk de kogel op de versnellingshendel in de 
    kom voor de hendel.
    4. Plaats de borgclip (13:K) zodat de versnelling-
    shendel in de kom wordt vergrendeld.
    5. Plaats de moer met de ring (13:L) en zet deze 
    vast.
    3.8 RotorMonteer de buitenste rotors (14:N) en de snijschi-
    jven (14:O). 
    Let erop dat de gaten in de assen en bussen moeten 
    zijn uitgelijnd voordat de bouten worden aange-
    bracht.
    Plaats de bouten met de juiste lengtes zoals aange-
    geven in afb. 14.
    3.9 SpatschermenMonteer de buitenste spatschermen (15:M) met de 
    bouten, moeren en ringen zoals aangegeven in afb. 
    15.
    4 BESCHRIJVING
    De frees wordt aangedreven door een viertaktmo-
    tor en is bedoeld voor het frezen van tuingrond. Hi-
    eronder worden de belangrijkste onderdelen en 
    bedieningselementen van de frees beschreven.
    4.1 Achteruithendel (1:A)De hendel wordt gebruikt om de rotor in de achter-
    uitstand te zetten terwijl de motor loopt.
    Hendel in stationairstand (vrij)
    : Geen aandrijving.
    Hendel ingeknepen: De machine beweegt achter-
    uit.
    4.2 Aandrijfregeling (1:B)De regeling bestaat uit een draadhendel tussen de 
    linker en rechter handgreep.
    De hendel wordt gebruikt om de rotor in de 
    vooruitstand te zetten terwijl de motor loopt.
    Hendel in stationairstand (omlaag)
    : Geen aandrijv-
    ing.
    Hendel ingeknepen
    : Aandrijving in de vooruitrich-
    ting.
    4.3 Stopregeling (1:C)De stopregeling bevindt zich midden op de gas-
    regeling en heeft twee standen:
    ON
    : De motor kan worden gestart en bediend.
    OFF: De motor stopt en kan niet worden gestart.
    4.4 Gasregeling (1:D)Met de gasregeling wordt het motortoerental in-
    gesteld.
    Stationair
    : Regeling in de achterste stand.
    Volgas en starten: Regeling in de voorste stand. 
    						
    							58
    NEDERLANDSNL
    4.5 Handgrepen (1:E)De handgrepen zijn voorzien van handvatten 
    waarmee de frees over het te frezen oppervlak 
    wordt geleid.
    De handgrepen kunnen als volgt worden afgesteld:
    • Lateraal (hoek) door de hendel te ontgrendelen 
    (1:J).
    • Verticaal door de knoppen terug te draaien 
    (1:S).
    4.6 Brandstoftankdop (1:F)Verwijder de tankdop om benzine bij te vullen. Ti-
    jdens het frezen moet de tankdop altijd gesloten zi-
    jn.
    4.7 Beschermrooster (1:H)Het beschermrooster moet tijdens het gebruik alti-
    jd gemonteerd zijn. Onder het rooster bevinden 
    zich oppervlakken die tijdens het gebruik zeer heet 
    worden en bij aanraking brandwonden kunnen 
    veroorzaken.
    4.8 Afdekking (1:I)De afdekking beschermt de kabels en het stel-
    mechanisme van de handgrepen.
    4.9 Olie bijvullen (1:K)Controleer altijd het olieniveau alvorens 
    de motor te starten.
    Dop voor het controleren van het olieniveau en het 
    bijvullen van olie.
    4.10 Olieaftapplug (1:L)De olieaftapplug wordt verwijderd als de afgew-
    erkte motorolie moet worden afgetapt.
    4.11 Steunwiel (1:M)Het steunwiel vergemakkelijkt het transport van de 
    machine en heeft twee standen.
    Voor het uitvoeren van werkzaamheden 
    moet het steunwiel worden opgeklapt.
    Bij transport van de machine moet het ste-
    unwiel omlaag staan.
    Het steunwiel wordt als volgt omhoog en omlaag 
    gebracht:
    1. Trek de steunwielsteun naar links in de frees-
    richting van de machine. Zie afb. 2.2. Beweeg het steunwiel omhoog zodat het gren-
    delmechanisme zich onder het chassis van de 
    machine bevindt.
    3. Ontgrendel de steunwielsteun zodat het gren-
    delmechanisme vastklikt onder het chassis van 
    de machine.
    4. Omlaagbrengen gebeurt in de omgekeerde 
    volgorde.
    4.12 Rotors (1:N)Zorg dat tijdens het gebruik niemand in 
    de buurt van de rotors komt.
    De rotors zijn gemaakt van speciaal staal en zorgen 
    zowel voor de freeswerking als voor de voortbe-
    weging van de machine. 
    4.13 Snijschijf (1:O).Zorg dat tijdens het gebruik niemand in 
    de buurt van de snijschijven komt.
    De snijschijven bevinden zich aan de beide 
    rotorassen en dienen ervoor om het werkgebied af 
    te bakenen en de machine beter bestuurbaar te 
    maken.
    4.14 Choke (1:P)De choke mag tijdens het gebruik nooit 
    worden geactiveerd. Hierdoor raakt de 
    motor beschadigd.
    De choke mag alleen worden geactiveerd bij koude 
    starts.
    De brandstofkraan heeft de volgende standen:
    Naar voren:
     Open. Wordt gebruikt voor warme 
    starts en bedrijf.
    Naar achteren
    : Gesloten. Wordt gebruik voor 
    koude starts.
    4.15 Brandstofkraan (1:Q)De brandstofkraan moet tijdens het gebruik open-
    staan en worden gesloten als de machine niet 
    wordt gebruikt.
    De brandstofkraan heeft de volgende standen:
    Naar voren:
    Open
    Naar achteren: Gesloten
    4.16 Startkoord (1:R)
    Koord voor het starten van de motor.
    4.17 Versnellingsregeling (1:U)
    Kies tussen twee versnellingen en de vrijstand met 
    de versnellingshendel op de volgende manier: 
    						
    							59
    NEDERLANDSNL
    Stand 1:De rotor draait langzamer maar met meer 
    vermogen. Kies deze stand voor harde bo-
    dems.
    Stand 2:De rotor draait met normale snelheid.
    Stand N:Geen aandrijving.
    4.18 Dieptepen (1:S)De dieptepen heeft als taak de machine stabiel te 
    houden, zodat de grond kan worden gefreesd.
    De dieptepen kan zijdelings worden ingesteld en 
    vergrendeld met een bout (3:W) aan beide kanten.
    In de volgende tabel zijn de verschillende standen 
    toegelicht:
    Stel de dieptepen verticaal in door de bout (3:X) 
    terug te draaien, de dieptepen in de gewenste stand 
    te zetten en vervolgens de bout weer aan te halen.
    Verwijder de dieptepen met de bevestigingsarm 
    door de pen (1:T) omhoog te trekken. De pen is 
    vergrendeld met een borgpen aan de onderzijde.
    5 GEBRUIK
    5.1 Brandstof
    Lees alle veiligheidsinstructies 
    zorgvuldig door.
    Rook niet en vermijd open vuur in de 
    buurt van benzine.
    Gebruik loodvrije benzine met een octaangetal van 
    92-95. 
    Voeg nooit mengsmering voor tweetaktmotoren 
    aan de benzine toe.
    Vu l l e n
    Lees alle veiligheidsinstructies 
    zorgvuldig door.
    Als de motor heeft gelopen, laat deze 
    dan enkele minuten afkoelen alvorens benzine 
    bij te vullen.
    Ga bij het vullen voorzichtig te werk om 
    morsen van brandstof te voorkomen.Zet de frees minstens 3 meter van de plaats 
    waar u de tank hebt bijgevuld alvorens deze te 
    starten.
    Zo gaat u te werk:
    1. Maak het gebied rond de tankdop schoon.
    2. Draai de tankdop los.
    3. Vul de tank met behulp van een trechter of 
    gebruik een jerrycan met een tuit om morsen te 
    voorkomen.
    4. Draai de tankdop vast.
    5. Zet de frees minstens 3 meter van de plaats waar 
    u de tank hebt bijgevuld alvorens deze te 
    starten.
    Zet de frees minstens 3 meter van de 
    plaats waar u de tank hebt bijgevuld 
    alvorens deze te starten.
    5.2 Motorolie
    Controleer altijd het olieniveau alvorens 
    de frees te starten. Anders is er een risi-
    co op ernstige motorschade.
    Zie ook 4.9 en 4.10. Controleer het olieniveau als 
    volgt:
    1. Plaats de machine zo dat de motor horizontaal 
    staat.
    2. Draai de olievuldop los en controleer of de olie 
    ter hoogte van de onderzijde van de vuldop-
    schroefdraad staat.
    3. Vul zo nodig olie bij. Gebruik normale motoro-
    lie met de aanduiding SAE 10W-30.
    4. Draai de olievuldop weer vast.
    Zet de frees minstens 3 meter van de 
    plaats waar u de tank hebt bijgevuld al-
    vorens deze te starten.
    5.2.1 Koude motor starten
    1. Open de benzinekraan. Zie 4.15.
    2. Zet de choke in de stand CHOKE. Zie 4.14.
    3. Zet de gasregeling (1:D) in de stand START.
    4. Houd met één hand de handgreep vast en trek 
    met uw andere hand langzaam aan het startk-
    oord. Zie 4.16. Als het startmechanisme aangr-
    ijpt, trekt u het startkoord snel en krachtig uit 
    totdat de motor start.
    LET OP! Trek het koord niet hard tot aan de 
    aanslag en laat het niet los in de uitgetrokken 
    stand. Hierdoor kan het startmechanisme be-
    schadigd raken.
    5. Zet de choke na 3-5 seconden uit. Richting Eigenschap
    Links De machine werkt zich naar 
    voren en helt daarbij naar links 
    over.
    Midden De machine werkt zich naar 
    voren en helt naar geen van 
    beide zijden over.
    Rechts De machine werkt zich naar 
    voren en helt daarbij naar rechts 
    over. 
    						
    							60
    NEDERLANDSNL
    5.2.2 Warme motor starten
    Volg de voorgaande stappen 1, 3 en 4 om een 
    warme motor te starten. Gebruik geen choke.
    5.3 Bedrijf
    1. Kantel de frees iets achterover zodat de rotor 
    boven de grond is.
    2. Activeer de aandrijfhendel (1:B).
    3. Laat de frees voorover zakken zodat deze zich 
    in de grond kan werken.
    4.  Activeer de achteruithendel (1:A) om achteruit 
    te gaan.
    5.4 Stoppen1. Stop de frees door de gasregeling (1:C) op 
    OFF te zetten.
    2. Sluit de brandstofkraan. Zie 4.15.
    5.5 BedieningstipsDe rotors trekken de machine naar voren. De 
    snelheid van de rotors wordt geregeld met de 
    gasregeling (1:D).
    Blijf met handen en voeten uit de buurt 
    van draaiende onderdelen (1:N).
    De optimale freesdiepte is afhankelijk van de 
    toestand van de grond. De freesdiepte wordt 
    bepaald door de druk waarmee de dieptepen 
    tijdens het frezen omlaag wordt gedrukt. 
    Bediening en test.
    Frees voor de beste resultaten 2-3 banen in 
    verschillende richtingen.
    Gebruik de machine nooit in natte grond. Hierdoor 
    ontstaan kluiten die vervolgens moeilijk fijn te 
    krijgen zijn. Harde en droge grond vereist een 
    extra freesbeurt, dwars op de eerste.
    WAARSCHUWING! Overbelast een 
    nieuwe machine niet. Gebruik de 
    machine de eerste vijf uur voorzichtig.
    6 STALLING
    Stal de frees op een droge plaats. Zie ook de 
    paragraaf Veiligheidsinstructies. 
    Start na het aftappen van de benzine de motor en 
    laat deze draaien totdat de brandstof op is.
    7 ONDERHOUD
    WAARSCHUWING!Reparaties moeten 
    worden uitgevoerd door de dealer. 
    Anders wordt de garantie ongeldig.
    WAARSCHUWING!Maak voordat u 
    reparaties of onderhoud uitvoert de 
    bougieverbinding los.
    7.1 Periodiek onderhoudVoor ieder gebruik
    • Controleren op benzinelekkages.
    • Controleren of alle schroeven zijn aangedraaid.
    Na ieder gebruik
    • Frees schoonmaken.
    • Controleren op benzinelekkages.
    Elke 25 bedrijfsuren en elke 3 maanden
    • Luchtfilter controleren, schoonmaken of 
    vervangen.
    • Controleren of alle schroeven en moeren zijn 
    aangedraaid.
    7.2 Luchtfilter (1:G)
    Gebruik voor de reiniging geen 
    ontvlambare vloeistoffen.
    Het gebruik van de machine met een 
    defect of verstopt luchtfilter kan 
    resulteren in ernstige motorschade.
    Het papierfilter mag niet met 
    vloeistoffen worden gereinigd.
    De machine is voorzien van een voorfilter 
    (schuimrubber) en een hoofdfilter (papier).
    Reinig/vervang het luchtfilter elke 3 maanden of 
    elke 25 bedrijfsuren. Bij gebruik in droge en 
    stoffige omgevingen moet het luchtfilter elke dag 
    worden gereinigd/vervangen.
    Reinig/vervang het luchtfilter als volgt:
    1. Maak de schroeven of vergrendelingen los en 
    verwijder het filterhuis.
    2. Verwijder het hoofdfilter (papier) en tik er 
    enkele malen mee tegen een hard oppervlak of 
    blaas het van binnenuit schoon met perslucht.
    3. Was het voorfilter (schuimrubber) in water met 
    een vloeibaar reinigingsmiddel. Wring het filter 
    vervolgens voorzichtig uit en laat het drogen.
    4. Plaats de filters in de omgekeerde volgorde van 
    het verwijderen als het voorfilter droog is.
    Als de filters erg vuil of defect zijn, moeten deze 
    worden vervangen. 
    						
    All Stiga manuals Comments (0)

    Related Manuals for Stiga Cultivator 8214-2213-80 Silex 82R2-H Instructions Manual Dutch Version