Home
>
Stiga
>
Lawn Mower
>
Lawn Tractor 8211 0288 01 Stiga Villa Royal President Senator Comfort Master Operators Manual Dutch Version
Lawn Tractor 8211 0288 01 Stiga Villa Royal President Senator Comfort Master Operators Manual Dutch Version
Have a look at the manual Lawn Tractor 8211 0288 01 Stiga Villa Royal President Senator Comfort Master Operators Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.
8211-0288-01 STIGA VILLA ROYAL PRESIDENT SENATOR COMFORT MASTER
VILLA 1. 3 2 1 6 5 8 72A 1. 2a. Master - Senator - Comfort 1 4 6 5 82B 2b. President - RoyalV-R-REGL 9 3. President - Royal
VILLA 95 N N 2 5 3 4 OPEN N N 4. 9. 8. Royal 10. Master - Senator - Comfort - President 11. Royal5. 6.7. Master - Senator - Comfort - President
VILLA 0.75 mm 850ml 85 UPPER LOWER 12. Master - Senator - Comfort - President13. Royal 15. Master - Senator - Comfort - President 14. 16.17. 18.
6 NEDERLANDSNL ALGEMEEN Dit symbool betekent WAARSCHU- WING. Als u de instructies niet nauw- keurig opvolgt, kan persoonlijk letsel of materiële schade het gevolg zijn. Voordat u deze machine in gebruik neemt, moet u deze gebruiksaanwijzing en de meegeleverde “VEILIGHEIDS- VOORSCHRIFTEN” zorgvuldig door- nemen. SYMBOLEN De volgende symbolen staan op de machine om u eraan te herinneren dat voorzichtigheid en oplet- tendheid bij gebruik vereist zijn. De symbolen betekenen: Waarschuwing! Lees vóór gebruik van de machine eerst het instructieboek en de veiligheidsvoor- schriften. Waarschuwing! Pas op voor het uitwerpen van voorwer- pen. Houd omstanders op afstand. Waarschuwing! Draag altijd gehoorbeschermers. Waarschuwing! Deze machine is niet bedoeld voor rijden op de openbare weg. Waarschuwing! Deze machine mag, met daarop originele accessoires gemonteerd, op een helling met een hoek van maximaal 10° rijden, ongeacht de richting waarin u rijdt. Waarschuwing! Kans op brandwonden. Raak de geluid- demper niet aan. BEDIENING EN INSTRUMENTEN Punt1–9,zieafbeelding1–3. 1. GEREEDSCHAPSLIFT Pedaal om frontgemonteerde accessoires omhoog te brengen in de transportstand.Om het accessoire op te tillen, moet u het pedaal volledig intrappen. Laat het pedaal vervolgens op- komen. De gereedschapslift wordt nu in opgetilde stand geblokkeerd. Om het accessoire te laten zakken, moet u het pe- daal zover intrappen dat de vergrendeling vrij- komt. Laat de gereedschapslift tot in de werkstand zakken door uw voet geleidelijk op te lichten. 2A. BEDRIJFSREM/KOPPELING (Master - Senator - Comfort) Pedaal dat bedrijfsrem en koppeling combineert. Drie standen: 1. Pedaal omhoog – aandrijving aangesloten. De machine be- weegt als er is geschakeld. Be- drijfsrem niet geactiveerd. 2. Pedaal voor de helft ingetrapt – aandrijving ontkoppeld, er kan geschakeld worden. Bedrijfsrem niet geactiveerd. 3. Pedaal volledig ingetrapt – aandrijving ontkoppeld. Be- drijfsrem volledig geactiveerd. NB! Regel de snelheid niet met behulp van de kop- peling door deze te laten slippen. Gebruik in plaats daarvan de juiste versnelling voor de goede snelheid. 2B. BEDRIJFSREM (President – Royal) Pedaal dat het remsysteem van de machine beïn- vloedt. Drie standen: 1. Pedaal omhoog – bedrijfsrem niet geactiveerd. 2. Pedaal voor de helft ingetrapt – aandrijving ontkoppeld. Bedrijfs- rem niet geactiveerd. 3. Pedaal volledig ingetrapt – aandrijving ontkoppeld. Be- drijfsrem volledig geactiveerd. 3. PARKEERREM Vergrendeling die het rempedaal in de ingetrapte positie kan vastzetten. Trap het pedaal volledig in. Duw de hen- del naar rechts en laat daarna het rempe- daal opkomen.
7 NEDERLANDSNL De parkeerrem wordt uitgeschakeld door een druk op het rempedaal. De vergrendeling met veerbelas- ting glijdt dan opzij. Let erop dat de parkeerrem tijdens het rijden losge- koppeld is. 4. AANDRIJFPEDAAL (President – Royal) Pedaal dat de traploze transmissie beïnvloedt. 1. Druk het pedaal met het voorste gedeelte van uw voet omlaag – de machine verplaatst zich voor- waarts. 2. Pedaal onbelast – de machine staat stil. 3. Druk het pedaal met uw hiel omlaag – de machine rijdt ach- teruit. U kunt de snelheid met het aandrijfpedaal regelen. Hoe dieper u het pedaal intrapt, hoe sneller de ma- chine rijdt. 5. GAS-/CHOKEHENDEL Hendel voor het instellen van het toerental van de motor en om de motor te choken bij een koude start. 1. Choke – voor het starten van een koude motor. De chokepositie bevindt zich voor- aan in de groef. 2. Volgas – bij gebruik van de machine moet u altijd volgas geven. 3. Stationair draaien. 6. CONTACTSLOT Contactslot dat gebruikt wordt om de motor te star- ten en uit te schakelen. Vier standen: 1. Stopstand – de motor is kortgesloten. U kunt de sleutel verwijderen. 2/3. Rijstand.4. Startstand – de elektrische startmotor wordt geactiveerd op het moment dat de sleutel in de veerbelaste startstand wordt gedraaid. Laat de sleutel teruggaan naar rijstand 2/3 wanneer de motor gestart is. 7. VERSNELLINGSPOOK (Master - Senator - Comfort) Pook om één van de vijf versnellingen vooruit (1- 2-3-4-5), neutraal (N) of achteruit (R) te kiezen. Tijdens het schakelen moet het koppelingspedaal ingetrapt zijn. NB! Let erop dat de machine volledig stilstaat voordat u van de achteruit in de vooruit of omge- keerd schakelt. Als u niet meteen in een bepaalde versnelling kunt schakelen, laat het koppelingspe- daal dan opkomen en trap het opnieuw in. Probeer opnieuw in de gewenste versnelling te schakelen. Nooit forceren bij het schakelen! 8. KRACHTAFNEMER Schakelaar voor in- en uitschakelen van de elektro- magnetische krachtafnemer voor aandrijving van frontgemonteerde accessoires. Twee standen: 1. Druk op het rechter deel van de schake- laar – de krachtafnemer wordt ingescha- keld. Het symbool brandt. 2. Druk op het linker deel van de schake- laar – de krachtafnemer wordt uitgescha- keld. 9. ONTKOPPELINGSHENDEL (President – Royal) Hendel om de traploze transmissie uit te schake- len. Hiermee kunt u de machine manueel verplaat- sen zonder de motor te gebruiken. Twee standen: 1. Hendel ingedrukt – transmis- sie ingeschakeld voor normaal gebruik. 2. Hendel uitgetrokken – trans- missie uitgeschakeld. U kunt de machine manueel verplaatsen. U mag de machine niet over langere afstanden of met hoge snelheid slepen. De transmissie kan hier- door namelijk beschadigd raken.
8 NEDERLANDSNL GEBRUIKSTERREINEN De machine mag uitsluitend worden gebruikt bij de volgende werkzaamheden met de aangegeven originele STIGA-accessoires: 1. Grasmaaien Met maaiaggregaat 13-2929 (92M) of 13-2930 (107M). 2. Gras en bladeren verzamelen Met een getrokken opvangbak 13-1978 (30) of 13-1950 (42). 3. Gras- en bladtransport Met transportkar 13-1979 (Standard), 13-1988 (Maxi) of 13-1992 (Combi). Het trekmechanisme mag worden belast met een verticale kracht van maximaal 100 N. De duwkracht van getrokken accessoires mag, in het trekmechanisme, niet groter zijn dan 500 N. NB! Neem vóór gebruik van een aanhanger altijd contact op met uw verzekeringsmaatschappij. NB! Deze machine is niet bedoeld voor rijden op de openbare weg. STARTEN EN RIJDEN MOTORKAP Om de motor en accu te kunnen inspecteren en onderhouden, moet u de motorkap verwijderen. Demonteren: 1. Klap de beide motorkapvergrendelingen aan de achterkant omhoog (fig. 4). 2. Trek de motorkap eerst enigszins naar achteren. Til de kap er vervolgens af. Monteren: 1. Klap de zitting naar voren. 2. Pas de bovenste, voorste pinnen in de uitsparingen in de voorste motorkap (fig. 5). Steek de pinnen er echter nog niet in (zie onderstaand punt 4). 3. Plaats de onderste pinnen van de kap in de groeven in de bumper. 4. Stuur de beide zijpinnen in de groeven in de voorste motorkap. Druk vervolgens de hele kap naar voren.5. Klap tenslotte de beide kapvergrendelingen naar beneden. U mag deze machine uitsluitend gebrui- ken wanneer de motorkap is gemon- teerd. Anders kunt u brandwonden oplopen of bekneld raken. BENZINE BIJVULLEN Gebruik altijd zuivere loodvrije benzine. Gebruik geen met olie gemengde tweetaktbenzine (fig. 6). NB! Let erop dat benzine beperkt houdbaar is. Koop niet meer benzine dan u binnen 30 dagen ge- bruikt. U kunt ook milieuvriendelijke benzine, zgn. al- kylaatbenzine, gebruiken. Dit type benzine heeft een samenstelling die minder schadelijk is voor mens en milieu. Benzine is uiterst brandbaar. Bewaar brandstof in een speciaal daarvoor be- stemde tank. Vul alleen buitenshuis benzine bij en rook niet tijdens het bijvullen. Vul ben- zine bij voordat u de motor start. Ver- wijder nooit de tankdop of vul nooit benzine bij wanneer de motor draait of nog warm is. Vul de benzinetank nooit helemaal tot de rand. Laat een zekere ruimte (tenminste de gehele vul- buisplus1–2cmbovenindetank)leegzodatde benzine, wanneer deze warm wordt, kan uitzetten zonder over te stromen. MOTOROLIEPEIL CONTROLEREN (Master – Senator - Comfort – Presi- dent) Het carter is bij aflevering gevuld met olie SAE 30. Controleer voor gebruik altijd of het oliepeil juist is. De machine moet daarbij vlak staan. Maak de omgeving van de oliepeilstok schoon. Maak de peilstok los en trek deze omhoog. Veeg de oliepeilstok af. Steek de peilstok weer geheelnaar binnen en schroef deze vast. Schroef de peilstok weer los en trek deze omhoog. Lees het oliepeil af. Vul olie bij tot de “FULL”- streep als het oliepeil onder deze markering ligt (fig. 7).
9 NEDERLANDSNL MOTOROLIEPEIL CONTROLEREN (Royal) Het carter is bij aflevering gevuld met olie SAE 10W-40. Controleer voor gebruik altijd of het oliepeil juist is. De machine moet daarbij vlak staan. Maak de omgeving van de oliepeilstok schoon. Maak de peilstok los en trek deze omhoog. Veeg de oliepeilstok af. Steek de peilstok weer geheelnaar binnen zonder deze vast te schroeven. Trek de peilstok weer omhoog en lees het oliepeil af. Vul olie bij tot de “UPPER”-streep als het olie- peil onder deze markering ligt (fig. 8). VEILIGHEIDSSYSTEEM Deze machine is uitgerust met een veiligheidssys- teem dat bestaat uit: - een schakelaar bij de versnellingspook (alleen Master, Senator, Comfort). - een schakelaar bij het rempedaal (alleen President, Royal). - een schakelaar in de zittingconsole (alle). Om de machine te kunnen starten moet: - de versnellingspook in de neutrale stand staan (geldt voor Master, Senator, Comfort). - het rempedaal zijn ingetrapt. - de bestuurder op de zitting zitten. Controleer voor gebruik altijd de wer- king van het veiligheidssysteem! Metde motor draaiendende bestuurder zittendop de zitting voert u de controle op de volgende ma- nier uit: - schakel in een versnelling en til uw lichaam even op van de stoel – de motor moet stoppen (geldt voor Master, Senator, Comfort). - trap het aandrijfpedaal in zodat de machine gaat bewegen en laat het aandrijfpedaal vervolgens los – de machine moet stoppen (geldt voor Pre- sident, Royal). - schakel de krachtafnemer in en til uw lichaam even op van de stoel – de krachtafnemer moet worden uitgeschakeld. Als het veiligheidssysteem niet werkt, mag de machine niet worden gebruikt! Breng de machine voor controle naar een servicewerkplaats. STARTEN 1. Open de benzinekraan (fig. 9). 2. Controleer of de bougiekabel op zijn plaats zit. 3. Controleer of de krachtafnemer uitgeschakeld is. 4a. Master – Senator - Comfort: Zet de versnellingspook in de neutrale stand. 4b. President - Royal: Houd uw voet niet op het aandrijfpedaal. 5. Koude start – zet de gashendel helemaal in de chokestand. Warme start – zet de gashendel op vol- gas (ca. 1 cm achter de chokestand). 6. Trap het rempedaal volledig in. 7. Draai de contactsleutel om en start de motor. 8. Wanneer de motor is gestart, duw de gashendel dan geleidelijk naar volgas als u de choke gebruikt heeft. 9. Belast bij een koude start de machine niet on- middellijk na het starten, maar laat de motor een paar minuten draaien. Dan kan de olie opwarmen. Bij gebruik – laat de motor altijd op volgas draaien. STOPPEN Schakel de krachtafnemer uit. Trek de parkeerrem aan. Laat de motor 1 – 2 minuten stationair draaien. Zet de motor af door de contactsleutel om te draaien. Sluit de benzinekraan. Dit is vooral belangrijk als de machine bijv. op een aanhanger vervoerd moet worden. Als u de machine zonder toezicht ach- terlaat, moet u de bougiekabel losne- men van de bougie. Verwijder ook de contactsleutel. Direct na gebruik kan de motor bijzon- der heet zijn. Raak geluiddemper, cilin- der of koelribben niet aan. Anders kunt u brandwonden oplopen. TIPS BIJ HET RIJDEN Zorg ervoor dat bij rijden op hellingen de juiste hoeveelheid olie in de motor aanwezig is (oliepeil op “FULL/UPPER”).
10 NEDERLANDSNL Wees voorzichtig op hellingen. Start of stop niet plotseling wanneer u een hel- ling op- of afrijdt. Rijd nooit dwars over een helling. Rijd van boven naar bene- den en van beneden naar boven. Bij het naar beneden rijden op hellin- gen van meer dan 20º kunnen de ach- terwielen van de grond loskomen. Het maaiaggregaat voorkomt echter dat de machine naar voren kantelt. Deze machine mag, met daarop origine- le accessoires gemonteerd, op een hel- ling met een hoek van maximaal 10° rijden, ongeacht de richting waarin u rijdt. Verminder de snelheid op hellingen en bij het nemen van scherpe bochten om te voorkomen dat de machine kantelt of dat u de controle over de machine ver- liest. Draai bij rijden in de hoogste versnel- ling en bij volgas het stuur niet volledig naar één kant. Anders kan de machine kantelen. Houd handen en vingers uit de buurt van de zittingconsole. Anders kunnen ze bekneld raken. Rijd nooit zonder motorkap. Rijd nooit met het maaiaggregaat in de opgetilde stand. Hierdoor gaat de drij- friem voor het aggregaat kapot. SERVICE EN ONDERHOUD SERVICEPROGRAMMA Om de machine voortdurend in goede staat te hou- den en zo de betrouwbaarheid te bevorderen, als- mede vanuit het oogpunt van zorg voor het milieu, moet het onderhoudsprogramma van STIGA wor- den gevolgd. De inhoud van dit programma blijkt uit het bijge- voegde serviceboekje. Wij raden u aan de onderhoudsbeurten door een er- kende werkplaats uit te laten voeren. Dat garan- deert dat de werkzaamheden door kundig personeel worden verricht en dat originele reser- veonderdelen worden gebruikt.Bij elke onderhoudsbeurt krijgt u een stempel in uw serviceboekje. Een boekje dat is “volgestem- peld”, wordt een waardevol document dat de twee- dehandswaarde van de machine verhoogt. VOORBEREIDINGEN Tenzij anders aangegeven moeten service- en on- derhoudsbeurten uitgevoerd worden bij een stil- staande machine, waarvan de motor niet draait. Voorkom dat de machine gaat rollen door altijd de parkeerrem aan te trek- ken. Voorkom dat de motor onbedoeld start door altijd de motor uit te zetten, de bougiekabel los te nemen vade bougie en deze te aarden. Neem de minkabel los van de accu. SCHOONMAKEN Om het brandgevaar te verkleinen moet u motor, geluiddemper/katalysa- tor, accu en brandstoftank vrijhouden van gras, bladeren en olie. Om het brandgevaar te verkleinen moet u regelmatig controleren of er sprake is van olie- en/of brandstoflek- kage. Als u een hogedrukreiniger gebruikt, richt de straal dan niet rechtstreeks op de transmissie. Geen water over de motor spuiten. Gebruik een borstel of perslucht om deze te reinigen. MOTOROLIE (Master – Senator - Comfort – Presi- dent) Ververs de motorolie de eerste keer na 5 draaiuren en daarna om de 50 draaiuren of één keer per sei- zoen. Ververs de olie vaker, om de 25 draaiuren of min- stens één keer per seizoen, als de motor extra hard of bij hoge omgevingstemperaturen moet werken. Ververs de olie wanneer de motor warm is. Ge- bruik olie van goede kwaliteit (serviceklasse SF, SG of SH). Direct na het stoppen van de machine kan de motorolie erg heet zijn. Laat de motor daarom een paar minuten afkoe- len voordat u de olie aftapt.
11 NEDERLANDSNL Schroef de olieaftapplug los (fig. 10). Deze is aan de linkerzijde van de motor gemonteerd (machine van achteren gezien). Vang de olie op in een vat. Breng dit vervolgens naar een recyclingstation. Mors geen olie op de V- s n a re n . Schroef de olieaftapplug vast. Verwijder de oliepeilstok en vul nieuwe olie bij tot de “FULL”-markering. Hoeveelheid olie: Master - 1,1 liter Senator, Comfort, President - 1,4 liter Olietype zomer (> 4° C): SAE-30 (U kunt ook SAE 10W-30 gebruiken. In dit geval kan het olieverbruik echter iets hoger liggen. Con- troleer het oliepeil dus iets vaker als u dit type olie gebruikt). Olietype winter (< 4° C): SAE 5W-30 (indien niet verkrijgbaar, gebruik dan SAE 10W-30) Geen additieven aan de olie toevoegen. Niet te veel olie bijvullen. Dan kan de motor te heet worden. MOTOROLIE (Royal) Ververs de motorolie de eerste keer na 20 draaiuren (of tijdens de eerste maand) en daarna om de 100 draaiuren of elk halfjaar. Ververs de olie wanneer de motor warm is. Ge- bruik olie van goede kwaliteit (serviceklasse SF, SG of SH). Direct na het stoppen van de machine kan de motorolie erg heet zijn. Laat de motor daarom een paar minuten afkoe- len voordat u de olie aftapt. Schroef de olieaftapplug aan het uiteinde van de leiding los (fig. 11). Vang de olie op in een vat. Breng dit vervolgens naar een recyclingstation. Mors geen olie op de V- s n a re n . Schroef de olieaftapplug vast. Let erop dat de ve- zelpakking en de o-ring in de plug onbeschadigd zijn en op hun plaats zitten. Verwijder de oliepeilstok en vul nieuwe olie bij tot de “UPPER”-markering.Hoeveelheid olie: Royal - 0,9 liter (= hoeveelheid olie bij verversen. In totaal bevat de motor 1,15 liter). Olietype voor alle jaargetijden: SAE 10W-40. Te veel lage temperaturen (< -20° C), gebruik SAE 5W-30. Geen additieven aan de olie toevoegen. Niet te veel olie bijvullen. Dan kan de motor te heet worden. LUCHTFILTER - MOTOR Master-Senator-Comfort-President: Reinig het voorfilter jaarlijks of om de 25 draaiu- ren, al naargelang wat het eerst van toepassing is. Reinig het papierfilter jaarlijks of om de 100 draaiuren, al naargelang wat het eerst van toepas- sing is. Royal: Reinig het luchtfilter (voorfilter en papierfilter) om de 3 maanden of om de 50 draaiuren, al naargelang wat het eerst van toepassing is. Vervang het papier- filter jaarlijks of om de 200 draaiuren. Alle modellen: NB! Reinig beide filters vaker indien de machine in stoffige omstandigheden moet werken. 1. Verwijder de luchtfilterkap (fig. 12 – 13). 2. Demonteer papierfilter en voorfilter (= schuim- plastic filter). Wees voorzichtig om vuil worden van de carburateur te voorkomen. Maak het lucht- filterhuis schoon. 3. Reinig het voorfilter in vloeibaar afwasmiddel en water. Wring het filter uit tot het droog is. Giet een beetje olie op het filter en wrijf dit in. 4. Maak het papierfilter als volgt schoon: Klop het lichtjes tegen een vlak oppervlak. Als het filter erg vuil is, moet u dit vervangen. 5. Monteer alles weer in omgekeerde volgorde. Bij het schoonmaken van het papierfilter mogen geen op aardolie gebaseerde oplosmiddelen zoals petroleum worden gebruikt. Deze oplosmiddelen beschadigen het filter onherstelbaar. Gebruik geen perslucht bij het schoonmaken van het papierfilter. Het papierfilter mag niet met olie worden ingesmeerd.