Home
>
Stiga
>
Lawn Mower
>
Lawn Tractor 8211 0276 01 Stiga Park Pro20 Pro18 Pro16 Royal President Senator Operators Manual Dutch Version
Lawn Tractor 8211 0276 01 Stiga Park Pro20 Pro18 Pro16 Royal President Senator Operators Manual Dutch Version
Have a look at the manual Lawn Tractor 8211 0276 01 Stiga Park Pro20 Pro18 Pro16 Royal President Senator Operators Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.
NEDERLANDSNL 7. Zand strooien Met zandstrooier 13-1975. Tevens te gebruiken voor het strooien van zout. Sneeuwkettingen 13-1956 (16”)/13-0902 (17”) en wielgewichten 13-1982 aanbevolen. 8. Onkruidbestrijding op grindpaden Met de frontgemonteerde onkruidschoffel 13- 1944 en achterop gemonteerde hark 13-1969. 9. Kanten snijden van gazons Met graskantensnijder 13-1972/13-0905. 10. Ontmossen Met moskrabber 13-1984. Het trekmechanisme mag worden belast met een verticale kracht van maximaal 100 N. De duwkracht van getrokken accessoires mag, in het trekmechanisme, niet groter zijn dan 500 N. LET OP! Neem vóór het gebruik van een aanhan- ger altijd contact op met uw verzekeringsmaat- schappij. LET OP! Deze machine is niet bedoeld voor rijden op de openbare weg. EN RIJDEN MOTORKAP Om de motor en accu te kunnen inspecteren en on- derhouden moet de motorkap worden verwijderd. Demonteren: 1. Schroef de tankdop/benzinemeter los. 2. Til vervolgens de kap voorzichtig van zijn plaats (afb. 10). Monteren: 1. Let erop dat het voorste deel van de kap in de gleuf in de U-vormige bevestiging van de machine (afb. 11) komt. 2. Plaats de kap over de stops aan weerszijden (afb. 11) 3. Let erop dat de pinnetjes aan de achterkant van de kap in de beide openingen komen (afb. 12). 4. Schroef tenslotte de tankdop/benzinemeter weer vast.Deze machine mag uitsluitend gebruikt worden wanneer de motorkap is gemonteerd. Anders kunt u brandwon- den oplopen of bekneld raken. BENZINE BIJVULLEN Gebruik altijd zuivere loodvrije benzine. Geen met olie gemengde tweetaktbenzine gebruiken. LET OP! Denk erom dat benzine beperkt houdbaar is. Koop niet meer benzine dan u binnen 30 dagen gebruikt. U kunt ook milieuvriendelijke benzine, zgn. al- kylaatbenzine gebruiken. Dit type benzine heeft een samenstelling die minder schadelijk is voor mens en milieu. Benzine is uiterst brandbaar. Bewaar brandstof in een speciaal daarvoor be- stemde tank. Vul alleen buitenshuis benzine bij en rook niet tijdens het bijvullen. Vul ben- zine bij voordat u de motor start. Verw- ijder nooit de tankdop of vul nooit benzine bij wanneer de motor draait of nog warm is. Vul de benzinetank nooit helemaal tot de rand. Laat een zekere ruimte (tenminste de gehele vul- buis plus 1-2 cm bovenin de tank) leeg zodat de benzine, wanneer deze warm wordt, kan uitzetten zonder over te stromen (afb. 28). HET OLIEPEIL VAN DE MOTOR CONTROLEREN Het carter is bij aflevering altijd gevuld met olie SAE 30. Controleer voor gebruik altijd of het oliepeil juist is. De machine moet daarbij vlak staan. Maak de omgeving van de oliepeilstok schoon. Neem hem los en trek hem om- hoog. Veeg de oliepeilstok af. Steek hem weer geheel naar binnen en schroef hem vast. Schroef hem daarna weer los en trek hem omhoog. Lees het oliepeil af. Vul olie bij tot de “FULL”- streep als het oliepeil onder deze markering ligt (afb. 13 - 15).
NEDERLANDSNL CONTROLEER HET OLIEPEIL VAN DE TRANSMISSIE (Pro16 - Pro18 - Pro20) De transmissie is af fabriek gevuld met olie SAE 10W-40. Controleer voor elk gebruik of het oliepeil cor- rect is. De machine moet op een vlak oppervlak staan. Lees het oliepeil af op het reservoir (afb 29). Het peil moet tussen MAX en MIN liggen. Vul in- dien nodig meer olie bij. Gebruik SAE 10W-40 (20W-50) olie. VEILIGHEIDSSYSTEEM Deze machine is uitgerust met een veiligheidssys- teem dat bestaat uit: - een schakelaar bij de versnellingspook (alleen de Senator). - een schakelaar bij het rempedaal. - een schakelaar in de zitting (Senator, President) of in de zittingconsole (overige). - een schakelaar bij de inschakelhendel van de krachtafnemer. Om de machine te kunnen starten moet: - de versnellingspook in de vrijloop staan (geldt voor de Senator). - het rempedaal zijn ingetrapt. - de bestuurder op zijn plek zitten. - de inschakelhendel van de krachtafnemer in de voorste stand staan (= de krachtafnemer is uit- geschakeld). Controleer voor gebruik altijd de werk- ing van het veiligheidssysteem! Doe dit op de volgende wijze (de motor loopt en de bestuurder zit op de stoel): - schakel in een versnelling, til uw lichaam even op van de stoel - de motor moet stoppen (geldt voor de Senator). - trap het aandrijfpedaal in, zodat de machine gaat bewegen, laat het aandrijfpedaal los - de machine moet stoppen (geldt voor de President, Royal, Pro16, Pro18, Pro20). - trap het aandrijfpedaal in, zodat de machine gaat bewegen, schakel de cruise control in, til uw lichaam even op van de stoel - de machine moet stoppen (geldt voor de Royal, Pro16, Pro18, Pro20).- trap het aandrijfpedaal in, zodat de machine gaat bewegen, schakel de cruise control in, trap op het rempedaal - de machine moet stoppen (geldt voor de Royal, Pro16, Pro18, Pro20). - schakel de krachtafnemer in, til uw lichaam even op van de stoel - de motor moet stoppen (geldt voor de Senator, President, Royal, Pro16). - schakel de krachtafnemer in, til uw lichaam even op van de stoel - de krachtafnemer moet worden uitgeschakeld (geldt voor de Pro18, Pro20). Als het veiligheidssysteem niet werkt, mag de machine niet worden gebruikt! Breng de machine voor controle naar een servicewerkplaats. STARTEN 1. Open de benzinekraan (afb. 16). 2. Controleer of de bougiekabel op zijn plaats zit. 3. Controleer of de krachtafnemer uitgeschakeld is. 4a. Senator: Zet de versnellingspook in de vrijloop. 4b. President-Royal-Pro16-Pro18-Pro20: Houd uw voet niet op het aandrijfpedaal. 5a. Senator-President: Koude start - zet de gashendel helemaal in de chokestand. Warme start - zet de gashendel op vol- gas (ca. 1 cm achter de chokestand). 5b. Royal-Pro16-Pro18-Pro20: Zet de gashendel op volgas. Koude start - trek de chokehendel volledig uit. Warme start - raak de chokehendel niet aan. 6. Trap het rempedaal volledig in. 7. Draai de contactsleutel om en start de motor. 8a. Senator-President: Wanneer de motor is gestart, duw de gashendel dan geleidelijk naar volgas als u de choke gebruikt heeft. 8b. Royal-Pro16-Pro18-Pro20: Wanneer de motor is gestart, duw de chokehendel dan geleidelijk in als u deze gebruikt heeft. 9. Belast bij een koude start de machine niet on- middellijk na het starten, maar laat de motor een paar minuten draaien. Dan kan de olie opwarmen. Bij gebruik - laat de motor altijd op volgas draaien.
NEDERLANDSNL STOPPEN Schakel de krachtafnemer uit.Trek de parkeerrem aan. Laat de motor 1 - 2 minuten stationair draaien. Zet de motor af door de contactsleutel om te draaien. Sluit de benzinekraan. Dit is vooral belangrijk als de machine op bijv. een aanhanger vervoerd moet worden. Als u de machine zonder toezicht achterlaat, moet u de bougiekabel los- nemen van de bougie. Neem ook de con- tactsleutel uit. Direct na gebruik kan de motor bij- zonder heet zijn. Geluiddemper, cili- nder of koelribben niet aanraken. Anders kunt u brandwonden oplopen. KATALYSATOR (Pro18 - Pro20) De katalysator wordt tijdens het rijden bijzonder heet. Ook na het afzetten van de motor is dit nog een flinke poos het geval. Denk aan brandgevaar. Niet in de omgeving van brandbare voorwerpen parkeren. De machine niet afdekken voordat de katalysator is af- gekoeld. STUURBEKRACHTIGING (Pro20) Ingebouwde functie om het sturen te vergemakke- lijken. De bestuurder hoeft minder kracht te ge- bruiken om het stuur te draaien. De resterende kracht wordt gecreëerd door een hydraulische kop- pelomvormer. In tegenstelling tot een gewone stuurbekrachtiging (bijv. in een auto) heeft deze stuurbekrachtiging een beperkte capaciteit. Dat betekent dat hij be- paalde eigenschappen heeft die als negatief erva- ren kunnen worden: - bij een laag motortoerental of in situaties waarin extra stuurkracht vereist is, kan de bes- turing als “hortend” worden ervaren. - de machine moet altijd in beweging zijn wan- neer de stuurbekrachtiging wordt gebruikt. Draai liever niet aan het stuur wanneer de ma- chine helemaal stilstaat en het accessoire zich in werkstand (beneden) bevindt. De stuurbekrachtiging is ingesteld voor gebruik bij een normale werksnelheid. Dan blijken de grote voordelen ervan.Ook wanneer de motor niet draait, functioneert de stuurbekrachtiging. Draaien is in dit geval echter wel lastiger, als de machine manueel moet worden verplaatst. TIPS BIJ HET RIJDEN Zorg er voor dat bij rijden op hellingen de juiste hoeveelheid olie in de motor aanwezig is (oliepeil op “FULL”). Wees voorzichtig op hellingen. Start of stop niet plotseling wanneer u een hell- ing op- of afrijdt. Rijd nooit dwars over een helling. Rijd van boven naar beneden en van beneden naar boven. Deze machine mag, met daarop origi- nele accessoires gemonteerd, op een helling met een hoek van maximaal 10° rijden, ongeacht de richting waarin u rijdt. Verminder de snelheid op hellingen en bij het nemen van scherpe bochten om te voorkomen dat de machine kantelt of dat u de controle over de machine verli- est. Draai bij rijden in de hoogste versnel- ling en bij volgas het stuur niet volledig naar één kant. Anders kan de machine kantelen. Houd handen en vingers uit de buurt van het midden en de zittingconsole. Anders kunnen ze bekneld raken. Rijd nooit zonder motorkap. SERVICE EN ONDERHOUD SERVICEPROGRAMMA Om de machine voortdurend in goede staat te hou- den en zo de betrouwbaarheid te bevorderen, als- mede vanuit het oogpunt van zorg voor het milieu, moet het onderhoudsprogramma van STIGA wor- den gevolgd. De inhoud van dit programma blijkt uit het bijge- voegde serviceboekje. Wij raden u aan de onderhoudsbeurten uit te laten voeren door een erkende werkplaats. Dat garan- deert dat de werkzaamheden worden verricht door kundig personeel en dat originele reserveonderde- len worden gebruikt.
NEDERLANDSNL Bij elke onderhoudsbeurt krijgt u een stempel in uw serviceboekje. Een boekje dat “volgestempeld” is, wordt een waardevol document dat de tweede- handswaarde van de machine verhoogt. VOORBEREIDINGEN Tenzij anders aangegeven moeten service- en on- derhoudsbeurten uitgevoerd worden bij een stil- staande machine, waarvan de motor niet draait. Voorkom dat de machine gaat rollen door altijd de parkeerrem aan te trekken. Voorkom dat de motor onbedoeld start door altijd de motor uit te zetten, de bougiekabel los te nemen van de bougie en deze te aarden. Neem de minkabel los van de accu. SCHOONMAKEN Om het brandgevaar te verkleinen mo- tor, geluiddemper/katalysator, accu en brandstoftank vrijhouden van gras, bladeren en olie. Om het brandgevaar te verkleinen regelmatig controleren of er sprake is van olie- en/of brandstoflekkage. Als u een hogedrukreiniger gebruikt, richt de straal dan niet rechtstreeks op de transmissie. Geen water over de motor spuiten. Gebruik een borstel of perslucht om deze te reinigen. MOTOROLIE Ververs de motorolie de eerste keer na 8 werkuren (bij de Senator en de President na 5 uur), en daarna om de 50 draaiuren of één keer per seizoen. Ver- vers de olie wanneer de motor warm is. Gebruik olie van goede kwaliteit (serviceklasse SE, SF of SG). Verversdeolievaker,omde25draaiurenofmin- stens één keer per seizoen als de motor extra hard of bij hoge omgevingstemperaturen moet werken. Direct na het stoppen van de machine kan de motorolie erg heet zijn. Laat de motor daarom een paar minuten afkoe- len voordat u de olie aftapt. 1a. Olieaftapslang (rubber): Maak de olieaftapslang los van de bevestiging. Buig de slang weg van de motor.1b. Olieaftapleiding (metaal): Schroef de olieaftapplug aan het uiteinde van de leiding los. Vang alle olie op in een vat. Breng dit vervol- gens naar een recyclingsstation. Mors geen olie op de V-snaren. 2a. Buig de olieaftapslang omhoog en druk deze goed vast op de bevestiging. 2b. Schroef de olieaftapplug vast. Let op dat de ve- zelpakking en de o-ring in de plug onbeschadigd zijn en op hun plaats zitten. 3. Neem de oliepeilstok weg en giet nieuwe olie naar binnen. Hoeveelheid olie: Senator, President - 1,4 liter Royal - 1,9 liter (incl. oliefilter) Pro16, Pro18, Pro20 - 1,7 liter (incl. oliefilter) Olietype zomer (> 4º C): SAE-30 (Ook SAE 10W-30 kan gebruikt worden. In dit ge- val kan het olieverbruik echter iets hoger liggen en moet het oliepeil iets vaker gecontroleerd worden.) Olietype winter (< 4º C): SAE 5W-30 (indien niet verkrijgbaar, neem dan SAE 10W-30) Geen additieven aan de olie toevoegen. Niet te veel olie gebruiken. Dan kan de motor te heet worden. Na het bijvullen van olie de motor starten en deze 30 seconden stationair laten draaien. Zet de motor af. Wacht 30 seconden en controleer dan het olie- peil. Check of er olielekkage optreedt. Indien nodig olie bijvullen tot aan de “FULL-aanduiding”. OLIEFILTER - MOTOR (Royal - Pro16 - Pro18 - Pro20) Vervang het oliefilter om de 100 draaiuren of één keer per seizoen. Voordat u het nieuwe filter vastschroeft, moet de filterpakking ingesmeerd worden met motorolie. Schroef het filter manueel vast tot de filterpakking de filterbevestiging raakt. Nog ½ tot ¾ slag verder vastdraaien (afb. 17 - 18). Start de motor en laat deze 30 seconden stationair draaien om te zien of er lekkage optreedt. Zet de motor af. Controleer het oliepeil. Indien nodig olie bijvullen tot aan de “FULL-aanduiding”.
NEDERLANDSNL LUCHTFILTER - MOTOR Reinig het voorfilter om de 3 maanden of om de 25 draaiuren, al naargelang wat het eerst van toepas- sing is. Reinig het papierfilter jaarlijks of om de 100 draai- uren, al naargelang wat het eerst van toepassing is. LET OP! Reinig beide filters vaker indien de ma- chine in stoffige omstandigheden moet werken. 1. Draai de vleugelmoer onder de benzinetank los en verplaats deze naar achteren (afb. 16). Neem te- vens de accu los om makkelijker bij het luchtfilter te kunnen (geldt voor de Pro16-Pro18-Pro20). 2. Neem de luchtfilterkap weg (afb. 19 - 21). 3. Demonteer papieren filter en voorfilter (= schuimplastic filter). Wees voorzichtig om vuil worden van de carburateur te voorkomen. Maak het luchtfilterhuis schoon. 4. Reinig het voorfilter in vloeibaar afwasmiddel en water. Wring het filter uit tot het droog is. Giet een beetje olie op het filter en wrijf dit in. 5. Maak het papieren filter als volgt schoon: klop het lichtjes tegen een vlak oppervlak. Indien het filter erg vuil is, dient het te worden vervangen. 6. Monteer alles weer in omgekeerde volgorde. Bij het schoonmaken van het papieren filter mogen geen op aardolie gebaseerde oplosmiddelen als pe- troleum worden gebruikt. Deze oplosmiddelen be- schadigen het filter onherstelbaar. Gebruik geen perslucht bij het schoonmaken van het papieren filter. Het papieren filter mag niet met olie worden ingesmeerd. LUCHTFILTER - KATALYSATOR (Pro18 - Pro20) Reinig het luchtfilter van de katalysator om de 3 maanden of om de 25 draaiuren, al naargelang wat het eerst van toepassing is. 1. Verwijder het deksel door met een beitel of iets dergelijks een borgknop in te drukken (afb. 22). 2. Neem het schuimplastic filter uit en reinig het in vloeibaar afwasmiddel en water. Wring het filter uit tot het droog is. Olie het filter niet in. 3. Zet het filter terug en klik het deksel vast. BOUGIE Gebruik uitsluitend een Briggs & Stratton ontste- kingstester teneinde de vonk bij de bougie/bougies te controleren (afb. 23). Vervang de bougie om de 100 draaiuren of een- maal per seizoen. Voor het vervangen van bougies zit in de accessoirezak bougiebus A en draaipen B. De motorfabrikant beveelt het volgende aan: Senator-President: Champion J19LM. Royal-Pro16-Pro18-Pro20: Champion RC12YC. Die bougie elektrode-afstand moet 0,75 mm zijn. KOELLUCHTINLAAT - MOTOR De motor is luchtgekoeld. Door een verstopt koel- systeem raakt de motor beschadigd. De motor moet om de 100 draaiuren of tenminste eenmaal per jaar schoongemaakt worden. Demonteer de ventilatorkap. Maak de koelribben van de cilinder, de ventilator en het draaiende roos- ter schoon (afb. 24 - 25). Vaker schoonmaken als u droog gras maait. ACCU Controleer het zuurpeil regelmatig. Het zuurpeil moet tussen de “UPPER” en “LO- WER”-aanduidingen op de accu liggen. Gebruik uitsluitend gedestilleerd water om het zuurpeil te corrigeren. Het accuzuur is erg bijtend en kan hui- dletsel veroorzaken en uw kleding be- schadigen.Draag rubber handschoenen en een veiligheidsbril. Adem de zuur- dampen niet in. Houd de accu rechtop, zodat het accuz- uur niet over uw handen en kleding kan lopen. Als dat toch gebeurt, moet u ri- jkelijk spoelen met water. Indien de accupolen geoxideerd zijn, moeten deze schoongemaakt worden. Reinig de accupolen met een staalborstel en smeer ze in met vet. SMEREN - CHASSIS Het gelede midden van de machine heeft vier smeernippels die om de 25 draaiuren gesmeerd moeten worden met universeel vet (afb. 26).
NEDERLANDSNL Opm. De vierde smeernippel is niet zichtbaar op de afbeelding. Deze zit aan de onderzijde, bij de voor- ste onderlegring van de rotatie-as. Senator-President-Royal: Smeer de stuurkabels en de stuurketting een paar keer per seizoen met universeel vet. Pro16-Pro18-Pro20: Smeer de stuurkettingen een paar keer per seizoen met universeel vet. Indien de stuurkettingen erg vuil zijn de kettingen demonteren, wassen en ver- volgens opnieuw smeren. Alle kunststof lagers moeten een paar keer per sei- zoen gesmeerd worden met universeel vet. De verbindingen van de spanarm moeten een paar keer per seizoen gesmeerd worden met motorolie. Laat een paar maal per seizoen een paar druppels motorolie in beide einden van de bedieningskabels lopen. Senator: De transmissie is bij aflevering van de fabriek ge- vuld met olie (SAE 80W-90). Als hij niet geopend wordt (mag uitsluitend door een vakman gebeu- ren), hoeft men in de regel geen olie bij te vullen. STUURKABELS (Senator - President -Royal) Stel de stuurkabels de eerste keer na 2 - 3 uur rijden bij, vervolgens om de 25 draaiuren. Zet de machine in de “recht vooruit”-stand. Span de stuurkabels door de moeren aan de onderkant van het gelede midden (afb. 27) aan te draaien. De schroefuiteinden van de stuurkabels moeten tijdens het bijstellen worden vastgehouden, zodat de kabels niet draaien. Pak de schroefuiteinden beet met een Engelse sleutel of iets dergelijks. Stel bij totdat er geen speling meer is. Stel de beide moeren evenveel bij, zodat de stand van het stuur niet verandert. Als het bijstellen klaar is, draai dan het stuur in bei- de richtingen zover u kunt. Let erop dat de ketting niet in de kabelwielen loopt en dat de kabels niet in de stuuraandrijving lopen. Span de stuurkabels niet te strak. Daarmee wordt het sturen zwaarder, terwijl de slijtage van de ka- bels toeneemt. STUURKETTINGEN (Pro16 - Pro18 - Pro20) Stel de stuurkabels om de 50 draaiuren bij. Zet de machine in de “recht vooruit”-stand. Span de stuurkettingen door de moeren aan de on- derkant van het gelede midden (afb. 27) aan te draaien.Stel bij totdat er geen speling meer is. Stel de beide moeren evenveel bij, zodat de stand van het stuur niet verandert. Span de stuurkettingen niet te strak. Daarmee wordt het sturen zwaarder, terwijl de slijtage van de kabels toeneemt. OCTROOI - BESCHERMING MODELLEN Deze machine of delen daarvan vallen onder de volgende octrooien en modelbescherming: MODELAANVRAAG Zweden nr. 99 1095 OCTROOIAANVRAAG Zweden nr. 9900627-2 9901091-0 9901730-3 Stiga behoudt zich het recht voor om de producten te wijzigen zonder aankondiging vooraf.