Home
>
Stiga
>
Lawn Mower
>
Lawn Tractor 8211 0210 09 Stiga Villa Senator Classic Operators Manual Dutch Version
Lawn Tractor 8211 0210 09 Stiga Villa Senator Classic Operators Manual Dutch Version
Have a look at the manual Lawn Tractor 8211 0210 09 Stiga Villa Senator Classic Operators Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.
Ty p 1 Ty p 1 Ty p 2 Ty p 2 1.5. Villa Senator 6. 2. 3. 7. 4. 8.
6 NEDERLANDSNL ALGEMEEN Dit symbool betekent WAARSCHU- WING. Als u de instructies niet nauwkeu- rig volgt, kunt u verwondingen oplopen of kan dit tot materiële schade leiden. SYMBOLEN De volgende symbolen staan op de machine om u eraan te herinnern dat voorzichtigheid en oplet- tendheid bij gebruik vereist zijn. De symbolen betekenen: Waarschuwing! Lees vóór gebruik van de machine eerst het instructieboek en de veiligheidsvoor- schriften. Waarschuwing! Pas op voor het uitwerpen van voorwer- pen. Houd omstanders op afstand. Waarschuwing! Draag altijd gehoorbeschermers. Waarschuwing! Deze machine is niet bedoeld voor rijden op de openbare weg. MONTAGE Om persoonlijke verwondingen en be- schadigingen van eigendom te voorko- men, mag u niet proberen de motor te starten voor u alle maatregelen onder AS- SEMBLAGE heeft uitgevoerd. ACCESSOIRESZAK Bij de machine wordt een plastic zak geleverd die het volgende bevat:Pos. Aan Benaming Dimensie AC 1 Bougiebus AD 1 Draaipen voor bougiebus AF 2 Aanpasstuk voor zitje AG 2 Vergrendelknop AH 4 Schroef 5/16 x 16 AI 2 Wagenbout 8 x 20 AJ 2 Platte ring 8.4 x 22 x 1.5 AK 1 Spanpen 6x36 AL 1 Pasring 16x38x0.5 AM 1 Pasring 16x38x1.0 AP 1 Trekmechanisme (Senator) ZITJE Schroef de beide aanpasstukken voor het zitje AF op de onderkant van het zitje vast met behulp van de schroeven AH. Vergeet niet om eerst de wagenbouten AI in de vierkante centrumgaten te plaatsen (afb 1, 3). Afhankelijk van het gebruikte zittype, moeten de aan- passtukken zo gedraaid worden dat de afstand tussen de wagenbouten altijd 207 mm bedraagt (afb 2, 4). Schroef het zitje vast op de machine met behulp van de platte ringen AJ en de vergrendelknoppen AG. STUUR Om een eventuele axiale speling te compenseren, moeten de pasringen AL en/of AM gebruikt worden tussen de bovenste en onderste stuurstang (afb 6). Controleer voor u de spanpen monteert hoeveel rin- gen u nodig heeft. Het stuurwiel moet zo worden gemonteerd dat de wielknop in de stand 10 uur komt (zie afb 5), (Senator, President). Monteer het stuur op de stuurstang met behulp van spanpen AK (afb 6). TREKMECHANISME (Senator) #1: Monteer trekmechanisme AP onder de geluid- demper. Gebruik de aanwezige schroef waarmee de geluiddemper vastzit (afb 22). #2: Schroef steunplaat K in de twee gaten aan de onderzijde van de bumper vast met schroeven L en moeren M (afb. 22). Draai de schroeven stevig vast. MOTORKAP Mak de schroef los waarmee het voorste gedeelte van de motorkap aan het chassis bevestigd is.
7 NEDERLANDSNL Haak daarna de drie rubberen lussen D en E los (afb 7). Verwijder de motorkap schuin omhoog/naar achte- ren. Voor gebruik - monteer de zwarte motorplaat op de motorkap. De machine mag uitsluitend worden ge- bruikt wanneer de motorkap is gemon- teerd. Er bestaat anders risico op letsel door brand of beklemming. ACCU De accu wordt gereguleerd door kleppen en geeft eenuitgangsspanningvan12V.Deaccuisonder- houdsvrij. U hoeft het electrolytniveau niet te con- troleren of te verhogen. U vindt de accu bij aflevering in de doos met ac- cessoires. De accu moet volledig zijn opgeladen voordat u deze voor de eerste keer gaat gebruiken. De accu moet altijd volledig opgeladen worden bewaard. Als de accu langer dan 10 dagen onopgeladen wordt bewaard, kan deze beschadigd raken. Als de machine voor langere tijd (meer dan 1 maand) niet wordt gebruikt, moet de accu worden opgeladen, worden verwijderd en dan worden be- waard op een koele, droge en veilige plaats. Laad de accu helemaal op voordat u hem terug plaatst. De accu kan op 2 manieren worden opgeladen: 1. Met een acculader (aanbevolen). De oplader moet een constante spanning hebben. De accu kan beschadigd raken als er een standaard op- lader (voor zure accus) wordt gebruikt. Stiga raadt de acculader met artikelnummer 1136-0602-01 aan, die u kunt bestellen bij een erkende leverancier. 2. U kunt de accu ook via de motor opladen. In dit geval is het heel belangrijk dat wanneer u de machine voor de eerste keer start en wanneer hij lange tijd niet gebruikt werd, de motor ten min- ste 45 minuten ononderbroken loopt.Zorg dat de accu geen kortsluiting maakt. Dan kunnen er vonken en brand ontstaan. Zorg dat metalen sieraden niet in contact kunnen komen met de contactpunten van de accu. Als er schade is ontstaan aan de behui- zing, het deksel of de contactpunten van de accu of als er interferentie optreedt bij de strip die over de kleppen ligt, moet de accu vervangen worden. Indien de accupolen geoxideerd zijn, moeten deze schoongemaakt worden. Reinig de accupolen met een staalborstel en smeer ze in met vet. Plaats de accu in de geschikte plaats onder de mo- torkap (afb. 8) en sluit de kabels van de accu aan. Opmerking! Om schade aan de motor en de accu te voorkomen, moet altijd eerst de positieve kabel (+) op de accu worden aangesloten. Start de motor niet als de accu niet is aangeslo- ten. BANDENDRUK Controleer de luchtdruk in de banden. De juiste luchtdruk: Vooraan: 0,4 bar (6 psi) Achteraan: 1,2 bar (17 psi) ACCESSOIRES Voor montage van het maai-aggregaat/accessoi- res, zie afzonderlijke montage-instructies die bij het accessoire in kwestie worden meegeleverd. HENDELS Zie afb. 23 - 24. 1. GEREEDSCHAPSLIFT Hendel om frontgemonteerde accessoires omhoog in de transportstand te brengen. 2. BEDRIJFSREM/KOPPELING Pedaal dat de bedrijfsrem en de koppeling combi- neert. Drie posities:
8 NEDERLANDSNL 1. Pedaal omhoog - voor- aandrijving ingeschakeld. De machine beweegt wanneer er een versnelling ingeschakeld is. De bedrijfsrem is niet geac- tiveerd. 2. Pedaal voor de helft inge- drukt - vooraandrijving ont- koppeld, er kan geschakeld worden. De bedrijfsrem is niet geactiveerd. 3. Pedaal volledig ingedrukt - vooraandrijving ontkoppeld. Bedrijfsrem volledig geacti- veerd. 4. PARKEERREM Hendel om de mechanische parkeerrem te active- ren. Trap het koppelingspedaal tot op de bo- dem. Breng de parkeerrem naar rechts en laat daarna het pedaal los. De parkeerrem wordt ontkoppeld door licht op het koppelingspedaal te drukken. De geveerde rem- hendel gaat dan automatisch zijwaarts. 5. KRACHTAFNEMER (IN) Hendel voor inschakelen van de krachtafnemer voor aandrijving van frontgemonteerde accessoi- res. Twee posities: 1. Hendel in de onderste positie - krachtaf- nemer uitgeschakeld. 2. Hendel in de bovenste positie - kracht- afnemer ingeschakeld. De hendel wordt in deze positie vergrendeld als een persoon die meer dan 30 kg weegt, op het zitje gaat zitten. 6. KRACHTAFNEMER (UIT) Hendel met veerbelasting om de krachtafnemer uit te schakelen. Druk de knop in om de krachtafnemer uit te schakelen. 7. VERING VAN HET ZITJE Draaiknop voor traploos instellen van de vering van het zitje. Wordt aangepast aan het gewicht van de chauffeur.1. Naar links draaien - de ve- ring wordt zachter. 2. Naar rechts draaien - de ve- ring wordt harder. Een te hard aangehaalde vering kan ertoe leiden dat de hendel voor het inschakelen van de kracht- afnemer (5) niet in de bovenste positie vergrendeld kan worden. Opm. De boutverbindingen in de zittingvering mogen nooit zo strak worden aangehaald, dat de beweegbaarheid van de werking verloren gaat. 8. VERSNELLINGSPOOK Pook om één van de vijf versnellingen vooruit (1- 2-3-4-5), neutraal (N) of achteruit (R) te kiezen. Bij het schakelen vanuit de neutrale stand naar vooruit alt. achteruit moet de versnellingshefboom opgelicht worden. Het pedaal moet ingedrukt zijn tijdens het schake- len. N.B.! Zorg ervoor dat de machine volledig stilstaat voor u van de achteruit in zijn vooruit schakelt of omgekeerd. Als u niet meteen in een bepaalde ver- snelling kunt schakelen, laat het pedaal dan om- hoog komen en druk het opnieuw in. Probeer opnieuw in de gewenste versnelling te schakelen. Forceer nooit bij het schakelen! 11. GAS-/CHOKEHENDEL Hendel om het toerental van de motor in te stellen en om de motor te choken bij koudestart. 1. Stationair draaien. 2. Volgas - als men de machine gebruikt, moet men altijd vol gas geven. De volgas- positie bevindt zich 1 - 1.5 cm van de on- derkant van de groef. 3. Choke - voor het starten van een koude motor. De chokepositie bevindt zich on- deraan in de groef. 12. STARTSLEUTEL Contactslot dat gebruikt wordt om de motor te star- ten en uit te schakelen. Drie posities: 1. Stoppositie - de motor is kortgesloten. De sleutel kan verwijderd worden. STOP
9 NEDERLANDSNL 2. Rijpositie (zonder symbool) 3. Startpositie - de elektrische startmotor wordt geactiveerd wanneer de sleutel in de startpositie met veerbelasting wordt ge- draaid. Laat de sleutel terug naar de rij- stand gaan wanneer de motor gestart is. GEBRUIK VAN DE MACHINE TOEPASSINGSGEBIEDEN - VILLA De machine mag uitsluitend worden gebruikt bij de volgende werkzaamheden met de aangegeven originele STIGA-accessoires: 1. Grasmaaien Met maaiaggregaat 13-2916 (85M) of 13-2910 (102M). 2. Vegen Met veegmachine 13-0920. Stofbeschermer 13-1937 aanbevolen. 3. Sneeuwruimen Met sneeuwschuif 13-1917. Sneeuwkettingen 13-1947 en wielgewichten 13-1982 aanbevo- len. 4. Gras en bladeren vegen Met een getrokken grasvangbak 13-1978 (30) of 13-1950 (42). 5. Gras- en bladtransport Met transportkar 13-1979, 13-1992. Het trekmechanisme mag worden belast met een verticale kracht van maximaal 100 N. De duwkracht van getrokken accessoires mag, in het trekmechanisme, niet groter zijn dan 500 N. VOOR HET STARTEN Voor u de machine in gebruik neemt, moet u deze gebruiksaanwijzing en de meegeleverde VEILIGHEIDSVOOR- SCHRIFTEN grondig doornemen. TANKVULLING Gebruik normaal benzine, indien voorra- dig loodvrij. Gebruik nooit tweetakt. N.B.! Vergeet niet dat benzine slecht kan worden, koop nooit meer benzine dan u binnen de 30 dagen gebruikt.Benzine is erg brandbaar. Bewaar de benzine in een speciaal daarvoor be- stemde tank o.d. Vul alleen benzine bij in open lucht en rook niet tijdens het bijvullen. Verwij- der nooit de vuldop of vul nooit benzine bij wanneer de motor draait of nog warm is. OLIEPEIL VAN DE MOTOR CON- TROLEREN Het carter is bij aflevering altijd met olie SAE 30 gevuld. Controleer voor elk gebruik of het oliepeil cor- rect is. De machine moet op een vlak oppervlak staan. Maak de oliepeilstok los en droog hem af. Weer geheel neersteken en vastschroeven. Daarna losschroeven en optrekken. Het oliepeil af- lezen. Olie bijvullen tot de “FULL” streep, als het oliepeil daar onder ligt (afb 9). VEILIGHEIDSSYSTEEM Deze machine is uitgerust met een veiligheidssys- teem dat bestaat uit: - een stroomonderbreker op de drijfwerkkast. - een stroomonderbreker in de stoelbevestiging - een vervangbare, elektronische veiligheids- module die het systeem stuurt Om de machine te starten moet: - de versnellingspook in de vrijloop staan - de bestuurder op de stoel zitten - de inschakelhendel van de krachtafnemer zich in de onderste stand bevinden (= de krachtafnemer is uitgeschakeld) Voor ieder gebruik moet de werking van het veiligheidssysteem worden ge- controleerd! Controleer dit op de volgende wijze: - start de motor, ga op de stoel zitten, zet de versnellingspook in de eerste versnelling, til uw lichaam even op van de stoel - de motor moet stoppen) - start de motor opnieuw, ga op de stoel zitten, schakel de krachtafnemer in, til uw lichaam even op van de stoel - de krachtafnemer moet worden uitgeschakeld START
10 NEDERLANDSNL Als het veiligheidssysteem niet werkt, mag de machine niet worden gebruikt! Breng de machine voor controle naar een servicewerkplaats. STARTEN VAN DE MOTOR 1. Open de benzinekraan (afb 13). 2. Controleer dat de bougiekabel op zijn plaats zit. 3. Controleer of de krachtafnemer uitgeschakeld is. 4. Zet de versnellingspook in de neutrale stand. 5. Koudestart - zet de gashendel in de chokestand. Warme start - zet de gashendel in volgas (1 - 1,5 cm boven de chokestand). 6. Trap het pedaal tot op de bodem in. 7. Draai de startsleutel om en start de motor. 8. Wanneer de motor gestart is, duw de gashendel dan geleidelijk naar volgas als u de choke gebruikt heeft. 9. Belast bij een koude start de machine niet on- middellijk na het starten maar laat de motor een paar minuten draaien. Dan wordt de olie opge- warmd. STOPPEN Zet de krachtaansluiting vrij. Trek de parkeerrem aan. Laat de motor 1 - 2 minuten stationnair lopen. De motor afzetten door de startsleutel om te draaien. Sluit de benzinekraan. Dit is vooral belangrijk wanneer de machine op b.v. een aanhanger wordt vervoerd. Als u de machine onbeheerd achterlaat, moet u de bougiekabel losmaken van de bougie. Neem ook de sleutel uit het startslot. Na het maaien is de motor erg warm. Raak de geluiddemper, de cylinders of de koelribben niet aan. Anders kunt u brandwonden oplopen. RIJDEN Zorg er altijd voor dat er voldoende olie in de mo- tor is bij het rijden van hellingen (oliepeil op “FULL”).Wees voorzichtig op hellingen. Stop of start niet plotseling wanneer u een hel- ling op- of afrijdt. Rijd nooit dwars over een helling. Rijd van boven naar bene- den en beneden naar boven. Bij het naar beneden rijden langs een helling met een hoek groter dan 20° kunnen de achterwielen van de grond komen. Het maaiaggregaat verhindert echter dat de machine voorover kiept. De machine mag, met daarop originele accessoires gemonteerd, op een helling met een hoek van maximaal 10° rijden, ongeacht de richting. Rijd langzamer op hellingen en bij het nemen van een bocht om te voorkomen dat de machine kantelt of dat u controle over de machine verliest. Draai het stuurwiel niet compleet rond tijdens het rijden met hoge snelheid en vol gas. De machine kan kantelen. Houd handen en vingers uit de buurt van de ketting en de zitconsole. Anders kunnen ze beklemd raken. Gebruik de machine nooit zonder motorkap. Als u de machine gebruikt - geef altijd vol gas. ONDERHOUD Voer nooit service uit aan de machine zonder eerst: -de motor uit te schakelen -de startsleutel uit het contact te halen -de bougiekabel los te koppelen van de bougie -de parkeerrem in te schakelen -de krachtafnemer te ontkoppelen SCHOONMAKEN Om brandgevaar te voorkomen: -houd de motor, geluiddemper, accu en brandstoftank vrij van gras, blad en olie. -controleer regelmatig of de machine olie en/of brandstof lekt. N.B.! Als u schoonmaakt m.b.v. een hogedruk- spuit, richt de straal dan niet rechtstreeks op de transmissie.
11 NEDERLANDSNL MOTOR - OLIE VERVERSEN De eerste keer olie verversen na 5 draaiuren, daar- na iedere 50 draaiuren of één keer per seizoen. Olie verversen als de motor warm is. Gebruik olie van goede kwaliteit (serviceklas SE, SF of SG). Na het maaien is de motorolie erg warm. Laat de motor daarom eerst een paar minuten afkoelen voor u de olie af- tapt. 1. De machine naar links hellen. 2. De olieaftapplug F losschroeven (afb 11). Deze zit aan de linkerzijde van de motor, (van de achter- zijde van de machine gezien). Laat de olie in een bak lopen. Zorg ervoor dat er geen olie op de V- riemen komt. 3. De olieplug weer monteren. 4. De oliepeilstok wegnemen en nieuwe olie vul- len. Hoeveelheid olie: Classic - 1,1 Liter Senator-1,4Liter Olietype zomer: SAE-30 (Ook SAE 10W-30 kan gebruikt worden. In dit laatste geval kan het olieverbruik echter iets hoger liggen en moet het oliepeil iets vaker gecontroleerd worden). Olietype winter: SAE 5W-30 (Ook SAE 10W-30 kan gebruikt worden). Geen toevoegsles bij de olie gebruiken. Niet te veel olie vullen. Dan kan de motor te warm worden. Het oliepeil na iedere keer bijvullen controleren. Hetpeilmoettot“FULL”reiken. SMERING De machine heeft drie smeernippels G op de ach- teras die iedere 25 uur met universeel vet gesmeerd moeten worden (afb 12 - 13). Alle kunststoflagers (achterwiel-, stuurschijf-, pe- daal- en stuurstangslagers en de kabelrollen) wor- den een paar maal per seizoen met universeel vet gesmeerd. De draaipunten van de spanarmen van krachtaan- sluiting en koppeling worden een paar maal per seizoen met universeel vet gesmeerd.Vet de stuurkabel regelmatig in. Dit is belangrijk voor de levensduur van de kabel. De aandrijfketting H en de overige beweegbare draaipunten worden een paar maal per seizoen met olie gesmeerd (afb 18). De versnellingsbak en het differentieel worden in de fabriek met vet gevuld. Als ze niet geopend worden (mag uitsluitend door een vakman gedaan worden) hoeven ze normaal niet bijgevuld te wor- den. LUCHTFILTER Belangrijk! Laat de motor alleen draaien wanneer het luchtfilter gemonteerd is. Reinig het voorfilter I om de 3 maanden of om de 25 werkuren, afhankelijk van wat het eerst van toe- passing is (afb 14). Reinig het papierfilter J één keer per jaar of om de 100 werkuren, afhankelijk van wat het eerst van toepassing is (afb 14). NB! Reinig vaker indien de machine in stoffige omstandigheden moet werken. 1. Verwijder de beschermkap van de luchtfilter en de schuimplastic filter. 2. Reinig de schuimplastic filter in een vloeibaar afwasmiddel en water. Wring de filter uit tot deze droog is. Giet wat olie op de filter en wrijf de olie erin. 3. Draai de moer die de papieren filter vasthouden, los en verwijder ze. Haal de papieren filter eruit en maak het luchtfilthuis zorgvuldig schoon om vuil worden van de carburateur te voorkomen. 4. Maak de papieren filter als volgt schoon. Klop deze licht tegen een glad oppervlak. Als de filter erg vuil is, dient deze te worden vervangen. 5. Monteer in omgekeerde volgorde. Bij het schoonmaken van de papieren filter mogen geen petroleum oplosmiddelen worden gebruikt. Deze oplosmiddelen vernielen de filter. Gebruik geen perslucht bij het schoonmaken van de papieren filter. De papieren filter mag niet wor- den ingeölied. KOELLUCHTINLAAT De motor is luchtgekoeld. Als het koelsysteem verstopt is gaat de motor kapot. tenminste één maal per jaar of iedere 100 draaiuren moet de motor