Home > Stiga > Lawn Mower > Lawn Mower 8211 0324 02 Stiga Turbo 48S 55S Roller Owners Manual Dutch Version

Lawn Mower 8211 0324 02 Stiga Turbo 48S 55S Roller Owners Manual Dutch Version

    Download as PDF Print this page Share this page

    Have a look at the manual Lawn Mower 8211 0324 02 Stiga Turbo 48S 55S Roller Owners Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

    							STIGA TURBO
    55 S ROLLER
    48 S ROLLER
    8211-0324-02 
    						
    							2
    SVENSKA S
    A
    B
    3
    12
    12
    34
    56
    78 
    						
    							3
    SVENSKAS
    I*
    B* G
    Briggs & Stratton
    FULL/MAX
    ADD/MIN Honda
    0,15 l.
    ADD
    FULL
    Briggs & Stratton
    910
    1112
    1314
    1516 
    						
    							4
    SVENSKA S
    Honda GCVBriggs & Stratton XTE
    YX
    Honda1718
    2019
    2122
    2423 
    						
    							5
    SVENSKAS
    T
    40 Nm
    2526
    27 
    						
    							6
    NEDERLANDSNL
    SYMBOLEN
    Op de machine ziet u de volgende symbolen om u
    eraan te herinneren dat voorzichtigheid en
    oplettendheid bij gebruik geboden is.
    Betekenis van de symbolen:
    Waarschuwing! Lees vóór gebruik van de
    machine de gebruikershandleiding en de
    veiligheidsvoorschriften.
    Waarschuwing! Houd omstanders op
    afstand. Kijk uit voor uit de machine
    weggeslingerde voorwerpen.
    Waarschuwing! Zorg dat uw handen en
    voeten niet onder het maaidek kunnen
    komen als de machine loopt.
    Waarschuwing! Vóór het verrichten van
    reparaties eerst de bougiekabel losmaken
    van de bougie.
    BELANGRIJK
    Onderdelen met sterretje (*) zijn standaard voor
    sommige modellen en landen.
    Sommige modellen hebben geen gashendel. Het
    toerental van de motor is zodanig ingesteld dat de
    motor optimaal draait en de uitstoot van
    uitlaatgassen minimaal is.
    INLEIDING
    1. Gashendel (*)
    2. Koppelingsbeugel
    3. Start/stop-beugel
    4. Elektrische starter (*)
    5. Toerenregelaar
    MONTAGE
    LOSSE ONDERDELEN IN DE DOOS
    1 contactsleutel (*)
    1 acculader (*)
    1 inbussleutel
    2 schroefdopjes
    + Gebruikershandleidingen
    KLEP
    Monteer de klep volgens afb. 1-2.
    1. Plaats de as in de opening aan de rechterkant.
    2. Plaats de klep zo (naar beneden) dat de
    linkerkant van de as zich precies tegenover de
    opening bevindt.
    3. Plaats het linkeruiteinde van de as in de opening
    door tegen het rechteruiteinde van de as te
    duwen. Zorg dat de as mooi in het midden ligt.
    DUWBOOM
    1. Verwijder de achterste schroef, moer en
    afstandsring en klap het onderste gedeelte van
    de duwboom op (afb. 3).
    2. Schroef het onderste gedeelte van duwboom
    aan beide zijden vast (niet te strak vastdraaien).
    Zorg dat het oog voor het startkoord op de juiste
    plaats zit (afb. 4).
    3. Monteer het bovenste gedeelte van de
    duwboom met behulp van de schroeven,
    afstandsringen en afsluitknoppen (afb. 5).
    4. Stel de duwboom zo in dat de handgreep
    horizontaal staat.
    5. Stel de gewenste hoogte voor de duwboom in en
    draai de schroevenAenBgoed vast (afb. 4).
    6. Plaats de schroefdopjes op de voorste
    schroefkoppenB(afb. 6).
    7. Duw de steunveertjes naar beneden, zodat dat
    de klep goed vast zit (afb. 7).
    8. Trek voorzichtig aan de starthendel en duw het
    startkoord door het onderste en bovenste oog.
    Zet het bovenste oog goed vast (afb. 8).
    KABEL MOTORREM
    Bevestig de kabel van de motorrem aan de
    motorrem (afb. 9). De kabel moet in de richting
    van de duwboom gemonteerd worden.
    4
    3
    2
    5
    1 
    						
    							7
    NEDERLANDSNL
    KABELGELEIDERS
    Zet de kabels vast in de kabelgeleiders (afb. 10):
    TOERENREGELAAR
    Bij aflevering is de kabel van de toerenregelaar zo
    ingesteld dat de transmissie niet beschadigd kan
    raken. De kabel moet misschien worden bijgesteld.
    Kijk hiervoor bij KABEL TOERENREGELAAR
    AFSTELLEN in het gedeelte ONDERHOUD.
    GRASOPVANGBAK
    Plaats de stoffen zak over het stalen frame en klik
    de zak dan vast op het plastic deksel (afb. 11).
    Klap het deksel omhoog en bevestig de
    grasopvangbak op de houders (afb. 12).
    LET OP! U kunt de grasmaaier zonder
    grasopvangbak gebruiken. Het gras komt dan in
    een lijn achter uit de machine.
    ACCU (*)
    De accuvloeistof is giftig en bijtend.
    Vermijd contact met huid, ogen en
    kleding.
    Laad de accu 24 uur op voordat u deze de eerste
    keer gaat gebruiken. Meer informatie vindt u onder
    ONDERHOUD, ACCU.
    Steek de contactsleutel (*) in het slot.
    GEBRUIK VAN DE
    GRASMAAIER
    Tijdens het maaien wordt het gras in de bak
    opgevangen. Leeg de bak op de composthoop of
    verspreid het gras over de borders als voeding. De
    machine is ook zeer geschikt voor het verzamelen
    van herfstbladeren.
    VOOR HET STARTEN
    VUL HET CARTER MET OLIE
    De grasmaaier wordt geleverd zonder
    olie in het motorcarter. Voordat de
    motordeeerstekeerwordtgestart,
    moet het carter met olie worden
    bijgevuld.
    Verwijder de oliepeilstok (afb. 13, 14). Vul het
    carter van de motor met 0,55 liter olie van goede
    kwaliteit (serviceklasse SE, SF of SG). Gebruik
    SAE 30 of SAE 10W-30 olie.Vul voorzichtig tot ‘FULL/MAX’. Overvul niet.
    CONTROLEER HET OLIEPEIL
    Controleer voor gebruik op de oliepeilstok of het
    oliepeil tussen “FULL/MAX“ en “ADD/MIN“
    staat.
    Verwijderdeoliepeilstokenveeghemschoon
    (afb. 13, 14). Breng de stok weer aan en draai hem
    vast. Trek de stok er weer uit. Lees het oliepeil af.
    Als het peil te laag is, vul dan olie bij tot de
    markering “FULL/MAX“.
    DE BENZINETANK VULLEN
    Verwijder nooit de vuldop en vul de
    machine nooit met benzine als de motor
    looptofnogwarmis.
    Vul de benzinetank nooit helemaal tot
    de rand. Laat wat ruimte over zodat de
    benzine nog wat kan uitzetten.
    Gebruik bij voorkeur milieuvriendelijke benzine,
    d.w.z. gealkyleerde benzine. Dit type benzine
    heeft een samenstelling die minder schadelijk is
    voor mens en milieu. Deze benzine bevat geen
    toevoegingen als lood, oxygenatoren (alcohol en
    ethers), alkenen en benzeen.
    LET OP! Als u overstapt op
    milieuvriendelijke brandstof met een
    motor die altijd op gewone loodvrije
    benzine heeft gelopen (octaangehalte
    95), moeten de aanwijzingen van de
    brandstoffabrikant zorgvuldig worden
    opgevolgd.
    Er kan ook gewone loodvrije benzine met
    octaangehalte 95 worden gebruikt. Gebruik nooit
    brandstof voor tweetaktmotoren. LET OP! Denk
    erom dat benzine beperkt houdbaar is. Koop niet
    meer benzine dan u binnen 30 dagen gebruikt.
    DE MOTOR STARTEN
    (Briggs & Stratton)
    1. Zet de grasmaaier op een vlakke en vaste
    ondergrond. Start niet in lang gras.
    2. Zorg ervoor dat de bougiekabel is aangesloten
    op de bougie.
    3. Koude motor starten: Druk de pompballon 6
    keer goed in (afb. 15). 
    						
    							8
    NEDERLANDSNL
    Bij het starten van een warme motor hoeft u de
    pompballon niet in te drukken. Als de motor
    gestopt is door gebrek aan brandstof, vul dan
    nieuwe brandstof bij en druk de pompballon 3
    keer in.
    5. Knijp de start/stop-beugelGtegen de
    duwboom. LET OP! De start/stop-beugelG
    ingedrukt houden, zodat de motor niet afslaat
    (afb. 16).
    6a Handmatige start: Pak de starthendel vast en
    start de motor door een snelle ruk aan het
    startkoord.
    6b Elektrische start (*): Start de motor door de
    contactsleutel rechtsom te draaien. Laat de
    sleutel los wanneer de motor start. Houd de
    startpogingen altijd kort, om de accu niet uit te
    putten.
    Om gemakkelijker te kunnen starten de
    duwboom naar beneden drukken, zodat de
    voorste wielen iets omhoog komen. Start niet in
    lang gras.
    7. Voor de beste maairesultaten de motor altijd op
    volgas gebruiken.
    Houd handen en voeten uit de buurt van
    het roterende mes. Steek uw handen of
    voeten nooit onder de meskap of in de
    uitwerpopening wanneer de motor
    draait.
    DE MOTOR STARTEN (Honda)
    1. Zet de grasmaaier op een vlakke en vaste
    ondergrond. Start niet in lang gras.
    2. Zorg ervoor dat de bougiekabel is aangesloten
    op de bougie.
    3. Open de benzinekraan (afb. 17).
    4. Zet de gashendelBin de chokestand . LET
    OP! De choke hoeft niet gebruikt te worden als
    de motor warm is (afb. 16).
    5. Knijp de start/stop-beugelGtegen de
    duwboom. LET OP! De start/stop-beugelG
    ingedrukt houden, zodat de motor niet afslaat
    (afb. 16).
    6. Pak de starthendel vast en start de motor door
    een snelle ruk aan het startkoord.7. Als de motor loopt, de gashendel naar achteren
    bewegen tot volle kracht. LET OP! De motor
    altijd op volle kracht gebruiken om abnormale
    trillingen van de machine te voorkomen.
    Houd handen en voeten uit de buurt van
    het roterende mes. Steek uw handen of
    voeten nooit onder de meskap of in de
    uitwerpopening wanneer de motor
    draait.
    DE MOTOR STOPPEN
    Direct na gebruik kan de motor
    bijzonder heet zijn. Raak de demper, de
    cilinder of de koelribben niet aan. Dit
    kan ernstige brandwonden
    veroorzaken.
    1. Laat de start/stop-beugelGlos (afb. 16) om de
    motor te laten stoppen. Deze beugel niet
    losmaken (bijv. door deze in de ingedrukte
    positie tegen de duwboom vast de zetten),
    omdat u de motor zo niet kunt uitzetten.
    Honda: Sluit de brandstofkraan.
    2. Als u de machine zonder toezicht achterlaat,
    moet u de bougiekabel losmaken van de bougie.
    Trek ook de sleutel uit het contactslot (*).
    Wanneer de start/stopbeugel niet meer
    werkt, stop dan de motor door de
    bougiekabel los te maken van de bougie.
    Breng de grasmaaier onmiddellijk naar
    een erkende werkplaats voor reparatie.
    AANDRIJVING
    Schakel de aandrijving in door de
    koppelingsbeugelItegen de duwboom te drukken.
    Ontkoppel de aandrijving door de
    koppelingsbeugelIlos te laten (afb. 16).
    SNELHEID
    De toerenregelaar niet aanraken als de
    motor loopt. Dit kan de werking van de
    toerenregelaar aantasten.
    Op een geschikte snelheid zetten door de
    toerenregelaar in een van de 4 standen te plaatsen
    (afb. 18).
    De verschillende standen corresponderen met de
    volgende snelheid: 
    						
    							9
    NEDERLANDSNL
    Stand : ong. 2,8 km/u
    Stand 2: ong. 3,1 km/u
    Stand 3: ong. 3,6 km/u
    Stand : ong. 4,5 km/u
    MAAIHOOGTE
    Schakel de motor uit voordat u de
    maaihoogte instelt.
    Stel de maaihoogte niet zo laag in dat de
    messen in contact komen met
    oneffenheden op de grond.
    De grasmaaier heeft een hendel voor het instellen
    van de maaihoogte. Trek de hendel naar buiten en
    stel de maaihoogte in op een van de negen standen
    die het best geschikt is voor uw gazon (afb. 19).
    ONDERHOUD
    Er mag geen onderhoud aan de motor of
    grasmaaier worden uitgevoerd voordat
    de bougiekabel van de bougie is gehaald.
    Schakel de motor uit en trek de
    bougiekabel los voordat u de
    grasmaaier optilt, bijv. om hem te
    transporteren.
    Als de grasmaaier gekanteld moet
    worden,moetudatzodoendatde
    bougie naar boven gericht is. De
    grasmaaier alleen kantelen als de
    benzinetank leeg is.
    SCHOONMAKEN
    Na ieder gebruik de grasmaaier schoonmaken.
    Vooral de onderkant van de kap is belangrijk. Met
    de tuinslang schoonspoelen. Dit verlengt de
    levensduur van de maaimachine. U mag geen
    hogedrukreiniger gebruiken.
    Als het gras ingedroogd is, kunt u de maaikap
    schoonschrapen. Indien noodzakelijk kunt u de
    onderzijde bijlakken om roest te voorkomen.
    Maak de geluiddemper en de directe
    omgeving regelmatig schoon en
    verwijder gras, vuil en brandbaar
    materiaal.
    Verwijder de kap van de transmissie door de
    schroevenS(afb. 20) te verwijderen en maak het
    gebied rond de transmissie en de aandrijfriemen
    een of twee keer per jaar schoon met een borstel of
    perslucht.De aandrijfketting moet één keer per seizoen
    worden gesmeerd. Verwijder de rechterafdekking
    van de roller en spuit een beetje kettingspray op de
    ketting.
    KOELSYSTEEM
    Het koelsysteem van de motor dient alvorens de
    maaier wordt gebruikt telkens te worden
    schoongemaakt. Verwijder gras, vuil e.d. van de
    koelribben en de luchtinlaat van de cilinder.
    OLIE VERVERSEN
    Vervang de olie wanneer de motor
    warm is en de benzinetank leeg is. Ter
    voorkoming van brandwonden goed
    opletten bij het aftappen van hete olie.
    Vervangdeoliedeeerstekeerna5uurgebruik,
    daarna om de 50 werkuren of één keer per seizoen.
    Verwijder de oliepeilstok, laat de grasmaaier
    voorover hellen en laat de olie uit de maaier in een
    emmer lopen. Zorg ervoor dat de olie niet op het
    gras loopt.
    Vul nieuwe olie bij: Gebruik SAE 30 of SAE 10W-
    30 olie. Het carter heeft een inhoud van 0,55 liter.
    Vul olie bij tot de markering FULL/MAX op de
    oliepeilstok.
    LUCHTFILTER
    Een vervuild luchtfilter vermindert het
    motorvermogen en veroorzaakt slijtage aan de
    motor.
    Briggs & Stratton LS 45 (afb. 21):
    Draai de schroef los en klap het deksel van de
    luchtreiniger open. Verwijder voorzichtig het
    filter. Klop het voorzichtig tegen een vlak
    oppervlak. Vervang het filter als het nog steeds
    vuil is.
    Reinig het filter eens in de drie maanden of steeds
    na 25 werkuren, al naar gelang wat zich het eerste
    voordoet. Vaker als u de grasmaaier op een
    stoffige ondergrond gebruikt.
    Honda (afb. 22):Verwijder het deksel en neem het
    filter uit. Controleer het filter zorgvuldig op gaten of
    beschadigingen. Een defect of beschadigd filter moet
    vervangen worden.
    Om vuil te verwijderen, klopt u het filter
    verscheidene malen tegen een hard oppervlak of
    blaast u met perslucht vanaf de achterzijde van het 
    						
    							10
    NEDERLANDSNL
    filter. Probeer het filter niet schoon te borstelen,
    aangezien hierdoor vuil in de vezels komt. Een
    sterk vervuild filter dient te worden vervangen.
    Reinig het luchtfilter na 25 werkuren of één keer
    per seizoen. Vaker als u de grasmaaier op een
    stoffige ondergrond gebruikt.
    BOUGIE
    De bougie of bougiekabel niet
    verwijderen als u wilt zien of er een
    vonk optreedt. Gebruik altijd een
    goedgekeurd testgereedschap.
    Maak met regelmatige tussenpozen de bougie
    schoon (iedere 100 bedrijfsuren). Gebruik een
    staalborstel voor het schoonmaken.
    Verwissel de bougie als de elektroden al te veel
    verbrand zijn of als de bougie beschadigd is. De
    aanbevelingen van de motorfabrikant:
    Briggs & Stratton:Champion J19LM (RJ19LM),
    elektrodeafstand 0,76 mm.
    Honda:NGK BPR6ES,
    Elektrodeafstand 0,7-0,8 mm.
    ACCU (*)
    De accuvloeistof is giftig en bijtend.
    Vermijd contact met huid, ogen en
    kleding.
    Bij normaal gebruik in het maaiseizoen wordt de
    accu opgeladen door de motor. Als de motor niet
    gestart kan worden met de contactsleutel, kan de
    oorzaak een lege accu zijn.
    Verwijder de accu door het accudeksel te openen,
    de contactpunten met de motor los te maken en de
    accu uit te nemen (afb. 23). Sluit de accu aan op de
    acculader (bijgeleverd), sluit de acculader daarna
    aan op een stopcontact. Laat de accu 24 uur
    opladen (afb. 24).
    Na opladen de accu weer plaatsen en aansluiten op
    de motor (afb. 25).
    De acculader mag niet direct op het aansluitcontact
    van de motor worden aangesloten. Het is niet
    mogelijk de motor te starten met de acculader. De
    motor en acculader kunnen beschadigd raken.WINTERSEIZOEN
    Verwijder de accu en bewaar deze volledig
    opgeladen (zie boven) op een droge en koele plaats
    (tussen de 0°C en +15°C). De accu moet minimaal
    één keer per winterseizoen worden opgeladen.
    Vóór het begin van het seizoen de accu nogmaals 24
    uur opladen.
    KOPPELINGSKABEL AFSTELLEN
    Wanneer de aandrijving niet wordt ingeschakeld
    als de koppelingsbeugel tegen de duwboom wordt
    geknepen, of wanneer de maaier als traag of
    langzaam wordt ervaren, kan de oorzaak zijn dat
    de koppeling in de transmissie slipt. Om dit te
    herstellen, stelt u de koppelingskabel als volgt af:
    1. Wanneer de koppelingsbeugel is losgelaten
    moet de machine zonder weerstand kunnen
    rollen. Is dit niet het geval, schroef dan
    stelnippelTin totdat de machine kan rollen
    (afb. 26).
    2. Als de koppelingsbeugel
    ong. 2 cm (stand 1) wordt
    ingedrukt, moet er weerstand
    zijn als de grasmaaier vooruit
    wordt geduwd. Met de beugel
    geheel ingedrukt (stand 2) zou
    rollen niet moeten gaan.
    Schroef de stelnippelT
    helemaal uit tot deze stand is
    bereikt.
    KABEL TOERENREGELAAR
    AFSTELLEN
    Als het verschil tussen de instellingen in de
    toerenregelaar met de hoogste snelheid (stand 3 en
    ) niet groot is of als er geen verschil is, moet de
    kabel van de toerenregelaar misschien strakker
    worden ingesteld (afb. 18).
    1. Laat de grasmaaier enkele minuten in stand
    lopen.
    2. Als de toerenregelaarkabel speling laat zien in
    nippelYmoet deze strakker gezet worden.
    Draai de moerXlos en zet de kabel strakker
    door de nippelYlos te draaien totdat de kabel
    geen speling meer heeft.
    3. Draai moerXweer aan.
    LET OP! Zet de kabel nooit zo strak dat de nippelY
    geen speling meer heeft. Als de kabel te strak wordt
    afgesteld kan de aandrijfriem knappen of kunnen 
    						
    All Stiga manuals Comments (0)

    Related Manuals for Lawn Mower 8211 0324 02 Stiga Turbo 48S 55S Roller Owners Manual Dutch Version